A. Oosterbaan C.A. van den Berg M.J. Schelhaas. Alterra-rapport 1510, ISSN

Vergelijkbare documenten
5 Kansen en knelpunten voor de houtsector en boseigenaren

Ontwikkelingen in vraag en aanbod van rondhout in Nederland en aangrenzend gebied en mogelijke knelpunten en kansen voor de bos- en houtsector in de

Kerngegevens Bos en Hout in Nederland

Kerngegevens Bos en Hout in Nederland

BOS+ Is er vraag naar, en aanbod van kwaliteitshout; nu en in de toekomst? Stichting Probos. Inleiding

Kerngegevens Bos en Hout in Nederland

Het Nederlandse bos in cijfers

Het Nederlandse bos in cijfers

Te Dik Hout? Een onderzoek naar het toekomstige aanbod van dik hout in relatie tot de verwerking

Kerngegevens Bos en Hout in Nederland

Dik hout vraagt kwaliteitsbeheer

Kerngegevens Bos en Hout in Nederland

Kerngegevens Bos en Hout in Nederland

Kerngegevens Bos en Hout in Nederland

Kerngegevens Bos en Hout in Nederland

Nederlands bos. Nederlands bos: hoeveel bos is er?

Kerngegevens Bos en Hout in Nederland

Staatsbosbeheer - hout en biomassa-

Hoeveel houtige biomassa komt er (in potentie) uit bos, landschap en de bebouwde omgeving?

De markt voor houtige biomassa

Kennisdag eco2eco vraag en aanbod op de houtmarkt Welkom

Balans van tropisch hout en houtproducten voor Nederland,

Biomassaverbruik en beschikbaarheid in Nederland

Nederlands bosbeheer in Europese context

DE VERWERKING VAN RONDHOUT IN NEDERLAND

Visie op de houtoogst. Platform Hout in Nederland

Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden

Bosbeheerplanning in Vlaanderen

Beschikbaarheid houtige biomassa uit bos en landschap

Houtoogst en nutriënten op zandgronden Resultaten van het onderzoek, opzet van het adviessysteem en toepassing in de praktijk.

Vegetatie van loof- en gemengde bossen,

FSC-boscertificering in Vlaanderen: stand van zaken eind 2017

Houtige biomassa: markt, kenmerken en aandachtspunten

De ontwikkeling van massatabellen voor eik, beuk, es en berk

Bos en Hout Berichten

Vijftien jaar lang inventariseren met Woodstock en Syhi

HOUTOOGST: VAN PLAN TOT PLANK

Internationale handel visproducten

Afzetmarkten van gezaagd hout en plaatmateriaal op de Nederlandse markt in 2013

Nederlandse rondhoutvervverking in 1991

Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden

Kostenefficiënte en verantwoorde oogst van tak- en tophout

Balans voor hout en houtproducten voor Nederland,

Meet- en rekenprincipes

Terugblik Praktijknetwerk Boerenbos NO NL Wat hebben we in de bijeenkomsten gedaan / geleerd 8 mei 2015

De betekenis van de bedrijfskolom bos- en hout voor de Nederlandse economie

METEN = WETEN Onderbouwing Duurzaam Bosbeheer

Beschikbaarheid en duurzaamheid in EU

De Nederlandse rondhoutvervverkende industrie in 1990 (2)

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Verbruik, duurzaamheid en beschikbaarheid biomassa

5 Meting van hout op stam

Klimaatslim bosbeheer

Resultaten VVNH monitoring rapportageformulier 2013

BEPLANTINGSPLAN LANDGOED NIEUW HOLTHUIZEN

CO 2 -uitstootrapportage 2011

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

Rondhoutstromen in Vlaanderen

Nederlandse houtstromen in beeld. Jan Oldenburger, Casper de Groot en Annemieke Winterink

Resultaten VVNH monitoring rapportageformulier geheel 2014

Woningmarktrapport 4e kwartaal Gemeente Amsterdam

Gecertificeerd hout op de Belgische markt in Jan Oldenburger Nico Leek Lut Draye (De&D Consult)

Algemene Vereniging Inlands Hout

Duurzaam geproduceerd hout op de Nederlandse markt in Jan Oldenburger Annemieke Winterink Nico Leek

Biomassa uit natuur en landschap Wat is het potentieel?

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

WMO-huishoudelijke hulp in natura Ontwikkelingen in Nijmegen. Analyse en vooruitblik

Energieprijzen in vergelijk

Houtproductie in domeinen van het Agentschap voor Natuur en Bos

Beuk in perspectief. Ervaringen met beuk in het beheer op. Kroondomein Het Loo

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

Meetnet Functievervulling bos Het Nederlandse bos G.M. Dirkse W.P. Daamen H. Schoonderwoerd J.M. Paasman

Flora van naaldbossen,

Douglas: niet alles goud dat er blinkt

Potentieel van houtige biomassa in Gelderland

FSC-boscertificering in Vlaanderen: stand van zaken eind 2014

Potentieel van houtige biomassa in Gelderland

Rucphen. Achtmaalsebaan 22. Inrichtingsplan ir. J.J. van den Berg. auteur(s):

Vincent Kint Studiedag over houtbevoorrading in Vlaanderen 12 Oktober 2011

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

Duurzaam geproduceerd hout op de Nederlandse markt in 2013

Aantoonbaar duurzaam geproduceerd hout op de Belgische markt in 2012

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg

Beheerstrategie. Golfclub Driene. Opgesteld door: Bosgroep Noord-Oost Nederland Balkerweg 48a 7737 PB Witharen Tel:

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

Laboratorium voor geo-informatiekunde en remote sensing

Woningmarktrapport 3e kwartaal Gemeente Rotterdam

Sectorrapport Bos- en haagplantsoen

MONITOR TOEKOMSTSCENARIO S LELYSTAD Onderzoek & Statistiek Gemeente Lelystad

PRAKTIJKNETWERK BOERENBOS NOORD-OOST NEDERLAND

Duurzaam geproduceerd hout op de Nederlandse markt in Jan Oldenburger Nico Leek

Resultaten Conjunctuurenquete 2014

PRAKTIJKNETWERK BOERENBOS NOORD-OOST NEDERLAND

Bijlage 1 Uitgangspunten van geïntegreerd bosbeheer

Marktobservatie in de Europese binnenvaart Conjunctuurrapport 2 oktober 2010 Bron: Secretariaat van de CCR 5 oktober 2010)

Structuuronderzoek 22 Samenvatting. De handel in grind, industriezand en aanverwante materialen in Nederland

Energie besparingsmonitor

Optimalisatie van CO2-vastlegging in door essentaksterfte aangetaste bossen

Ontwikkeling R&D-uitgaven industrie 2009 en 2010

Transcriptie:

Ontwikkelingen in vraag en aanbod van rondhout in Nederland en aangrenzend gebied en mogelijke knelpunten en kansen voor de bos- en houtsector in de periode 25-225 A. Oosterbaan C.A. van den Berg M.J. Schelhaas Alterra-rapport 151, ISSN 1566-7197

Ontwikkelingen in vraag en aanbod van rondhout in Nederland en aangrenzend gebied en mogelijke knelpunten en kansen voor de bos- en houtsector in de periode 25-225

In opdracht van Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2 Alterra-rapport 151

Ontwikkelingen in vraag en aanbod van rondhout in Nederland en aangrenzend gebied en mogelijke knelpunten en kansen voor de bos- en houtsector in de periode 25-225 A. Oosterbaan, C.A. van den Berg en M.J. Schelhaas (Alterra, Wageningen UR) Alterra-rapport 151 Alterra, Wageningen, 27

REFERAAT A. Oosterbaan, C.A. van den Berg en M.J. Schelhaas (Alterra, Wageningen UR), 27. Ontwikkelingen in vraag en aanbod van rondhout in Nederland en aangrenzend gebied en mogelijke knelpunten en kansen voor de bos- en houtsector in de periode 25-225. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 151. 18 blz.; 35 fig.; 21 tab.; 67 ref. In opdracht van het Ministerie voor LNV is een verkennende studie uitgevoerd naar de vraag en het aanbod van rondhout in de komende 2 jaar in ons land en het aangrenzende gebied van België, Nordrhein Westfalen en Niedersachsen. Als eerste stap is gekeken naar ontwikkelingen in vraag en aanbod gedurende de afgelopen 2 jaar. Vervolgens zijn voor verschillende scenario s berekeningen gemaakt voor de te verwachten vraag en het te verwachten aanbod in de komende 2 jaar. De mogelijke kansen en knelpunten, die verschillen in verwachte vraag en aanbod kunnen opleveren voor zowel de bossector als de houtsector, worden besproken. Trefwoorden: rondhout, houtmarkt, vraag, aanbod, houtoogst, toekomst, zaaghout, papierhout, energiehout, houtplaten, grensstreek ISSN 1566-7197 Dit rapport is digitaal beschikbaar via www.alterra.wur.nl. Een gedrukte versie van dit rapport, evenals van alle andere Alterra-rapporten, kunt u verkrijgen bij Uitgeverij Cereales te Wageningen (317 46 66 66). Voor informatie over voorwaarden, prijzen en snelste bestelwijze: zie www.boomblad.nl/rapportenservice. 27 Alterra Postbus 47; 67 AA Wageningen; Nederland Tel.: (317) 4747; fax: (317) 419; e-mail: info.alterra@wur.nl Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Alterra. Alterra aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. 4 Alterra-rapport 151 [Alterra-rapport 151/juni/27]

Inhoud Woord vooraf...7 Samenvatting...9 1 Inleiding...13 2 Methodiek en uitvoering van het onderzoek...15 3 Ontwikkeling van vraag en aanbod in de afgelopen 2 jaar...19 3.1 Het potentiële aanbod van hout 19 3.2 De oogst 25 3.3 De vraag naar hout 31 3.3.1 Het totale houtverbruik 31 3.3.2 De rondhoutsector 32 3.3.3 Markttaxaties uit de rondhoutsector 35 3.3.4 Trends in het buitenland 37 3.4 Achtergronden van de trends 4 3.5 Discussie 45 3.6 Conclusies 45 4 Verwachte vraag en aanbod van rondhout in de komende 2 jaar...47 4.1 De vraag 47 4.1.1 Definiëring van de vraag 47 4.1.2 Scenario s voor de vraag naar rondhout in de komende 2 jaar 47 4.1.3 De verwachte vraag naar rondhout in Nederland 48 4.1.4 De verwachte vraag naar rondhout in Nederland en de grensstreek 49 4.2 Het aanbod 5 4.2.1 Berekening 5 4.2.2 Het verwachte aanbod van hout in Nederland 54 4.2.3 Het verwachte aanbod van hout in de grensstreek 56 4.3 Vergelijking van vraag en aanbod 57 4.3.1 Totale hoeveelheid rondhout 57 4.3.2 Naaldhout en loofhout 6 4.3.3 Soort en diameter 63 5 Kansen en knelpunten voor de houtsector en boseigenaren...77 6 Aanbevelingen...81 Literatuur...83 Bijlage 1 Bos (x 1 ha) met productiecomponent per eigendomscategorie en diameterklasse...89 Alterra-rapport 151 5

Bijlage 2 Ontwikkeling van de oppervlakte, voorraad en oogst (met schors) in vier perioden...91 Bijlage 3 Overzicht van beplantingen buiten bosverband...93 Bijlage 4 Bevraagde vertegenwoordigers uit de rondhout verwerkende sector...95 Bijlage 5 Capaciteit van de Duitse zaagindustrie...97 Bijlage 6 Capaciteit van de papier- en pulpfabrieken in Duitsland...99 Bijlage 7 Overzicht van de vraag naar rondhout in de verschillende sectoren in het jaar 25...11 Bijlage 8 Kalibratie resultaten van ForGEM op opbrengsttabellen...15 6 Alterra-rapport 151

Woord vooraf De uitvoering van dit project, dat werd uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van LNV, is begeleid door een klankbordgroep, bestaande uit de volgende personen: de heer C. Boon (namens AVIH en als vervanger voor de heer R. Jacobs voor VNP), de heer R. Jans (namens Unie van Bosgroepen) en de heer N. Leek (namens PHN). Namens de projectgroep wil ik hen hartelijk bedanken voor het kritisch meedenken bij deze pittige opgave om in een relatief kort tijdsbestek vraag en aanbod van Nederland en de grensstreek in beeld te krijgen, een voorspelling te geven van te verwachten ontwikkelingen hierin en vervolgens knelpunten en kansen voor de bosen houtsector te signaleren. Anne Oosterbaan (projectleider) Alterra-rapport 151 7

8 Alterra-rapport 151

Samenvatting In dit rapport worden vraag en aanbod van rondhout uit het Nederlandse bos en het Duitse grensgebied en België tegen elkaar aan gelegd om na te gaan welke knelpunten en kansen voor Nederlandse boseigenaren en voor de Nederlandse houtverwerkende industrie daarbij op kunnen treden in de komende 1-2 jaar. Als eerste stap is gekeken wat de ontwikkelingen in vraag en aanbod van het Nederlandse rondhout de afgelopen 2 jaar waren en welke factoren hierbij een rol speelden. Daarna zijn voor verschillende scenario s vraag en aanbod van rondhout uit Nederland en aangrenzend Duits gebied en België met elkaar vergeleken. Vervolgens zijn mogelijke knelpunten en kansen besproken. De houtvoorraad in het Nederlandse bos is sinds 199 fors toegenomen van 48 miljoen tot 6 miljoen m 3 spilhout met schors. Het oppervlakteaandeel loofhout is sinds 1984 gegroeid van 29 naar 45%. Ook neemt het aandeel dik hout toe. Het aandeel rechte stammen zonder gebreken en met minder dan 3 takken of zichtbare noesten > 2 cm is i.h.a. laag. Naast het bos is ook een aanzienlijke voorraad (7-1 miljoen m 3 ) aanwezig in beplantingen buiten bosverband. Hier is in deze studie een schatting voor gemaakt. Niet bekend is hoeveel hout uit beplantingen buiten bosverband werd en wordt geoogst. In de jaren negentig werd jaarlijks ongeveer 1,25 miljoen m 3 werkhout uit ons bos (grotendeels grove den, lariks en spar) geoogst, maar dat is sindsdien ongeveer met een vierde deel gedaald. De oogst is bij particuliere boseigenaren het sterkst gedaald. Belangrijkste oorzaken hiervan zijn vermoedelijk de weggevallen herbebossingsubsidie en de lage netto houtopbrengsten. Met het toenemen van de welvaart wordt steeds meer hout verbruikt, tegenwoordig ca. 14 miljoen m 3 (in rondhout equivalenten). Dit komt vooral door toepassingen waarbij houtvezels nodig zijn (papier en karton). De Nederlandse papierindustrie draait echter voornamelijk op oud papier en geïmporteerde celstof. Twee houtverbruikende fabrieken gebruiken ca. 1. m 3 hout (fijnspar en populier). Evenals voor gezaagd hout en plaatmaterialen het geval is bestaat het grootste deel van het papier en kartonverbruik uit geïmporteerd product. De rondhouthandel en -verwerkende industrie in ons land heeft het meest behoefte aan naaldhout (fijnspar, douglas, grove den en lariks) voor zaaghout en plaatmateriaal (ca. 1 miljoen m 3 ). Daarnaast is er momenteel een sterk groeiende vraag naar hout voor bio-energie. Tenslotte is er een kleine markt voor specifieke producten. Als we de tendensen in vraag en aanbod van de afgelopen 1-2 jaar tegenover elkaar zetten, dan komt als belangrijkste feit naar voren, dat de oogst is afgenomen, terwijl de vraag toenam. Het Nederlandse bos zou ongeveer anderhalf keer zoveel hout kunnen leveren als het momenteel doet. Volgens de houtverwerkende sector is de Alterra-rapport 151 9

kwaliteit van hout uit het Nederlandse bos hiervoor geen belemmering (uitgezonderd specifieke doeleinden). Desondanks kopen de Nederlandse rondhoutverwerkende bedrijven, om aan de vraag te voldoen, steeds meer grondstoffen in Duitsland en België, maar ook in Luxemburg en Frankrijk. Deze bedrijven kunnen momenteel onvoldoende of niet snel genoeg hout uit het Nederlandse bos krijgen. Als oorzaken voeren zij o.a. aan dat het bosbeheer in ons land teveel op natuur is gericht waardoor o.a. de oogstkosten toenemen, dat er door flora- en faunawetgeving moeilijker geoogst kan worden en dat het aanbod te versnipperd is. Door het gemiddeld ouder worden van het bos komt er steeds meer aanbod van dik hout. De vezelindustrie en de zagerijen, die naaldhout verwerken, vragen echter hout van hooguit 5 cm doorsnee. Populier mag iets dikker en voor eik en beuk maakt het niet veel uit. In het aangrenzende land van de Duitse deelstaten Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen en België (overigens ook in veel andere Europese landen) is de houtvoorraad ook aan het groeien en ook met een toenemend aandeel loofhout en dik hout. In Duitsland wordt ca. 37 miljoen m 3 rondhout, dat voor 98% uit het eigen bos komt, verzaagd. De Duitse bedrijven verzagen hoofdzakelijk naaldhout (fijnspar, grove den, Abies, douglas en lariks); slechts 7% is loofhout (vooral beuk en eik). Voor de papier- en kartonproductie wordt ca. 6 miljoen ton hout verbruikt. In België wordt jaarlijks 2 miljoen m 3 naaldhout per jaar en ca. 78. m 3 loofhout (32. m 3 populier, 21. m 3 eik en 175. m 3 beuk) verwerkt tot zaaghout. Voor de papierproductie wordt ca. 1,5 miljoen m 3 hout gebruikt, waarvan 1,3 miljoen loofhout en de rest naaldhout. In België wordt jaarlijks 2,5 miljoen m 3 en in de Duitse deelstaten Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen samen 2 miljoen m 3 rondhout verwerkt in de platenindustrie (spaan-, OSB- en MDF-platen). Het aanbod van rondhout uit het Nederlandse bos in de komende 2 jaar is berekend met de modellen ForGEM (voor het Nederlandse bos met een productiecomponent) en EFISCEN (voor het bos van Niedersachsen, Nordrhein-Westfalen en België; ter ondersteuning ook voor het Nederlandse bos). Deze modellen verschillen van elkaar in de mate van detail bij simuleren en gebruiken verschillende invoergegevens. Door het gebruik van twee modellen kan meer inzicht worden verkregen in de doorwerking van de afzonderlijke voor- en nadelen. ForGEM simuleert afzonderlijk iedere boom van een bepaalde opstand, waardoor op gedetailleerde wijze verschillende mengingen en beheersvormen gesimuleerd kunnen worden. Dit kan echter niet voor het gehele Nederlandse bosoppervlak afzonderlijk gedaan worden, waardoor opschaling nodig is. EFISCEN is een leeftijdsklassen model, geschikt voor het simuleren van grote oppervlaktes gelijkjarig bos. Ongelijkjarige en gemengde bossen zijn met EFISCEN niet goed te simuleren. De bijgroei in EFISCEN is afgeleid van redelijk recente HOSP metingen (1995-1999), terwijl de bijgroei in ForGEM afgeleid is van (oudere) opbrengsttabellen. Het gevolg is dat de bijgroei in EFISCEN over het algemeen hoger ligt, en dus ook hogere oogst prognoses geeft. Veel landen in Europa rapporteren een toegenomen bijgroei, dus de resultaten van EFISCEN lijken realistischer dan die van ForGEM. De berekeningen van het te verwachten aanbod 1 Alterra-rapport 151

zijn uitgevoerd voor een laag en een hoog oogstpercentage (4 en 8% van de bijgroei). Uit de Nederlandse bossen en beplantingen buiten bosverband tezamen kan in de periode 25-225 volgens ForGEM tussen de.99 en 1.85 miljoen m 3 per jaar geoogst worden, terwijl dit volgens EFISCEN tussen de 1.42 en 1.97 miljoen m 3 per jaar ligt. De oogst uit het huidige productieve areaal zou volgens EFISCEN tussen de 1.11 en 1.35 miljoen m 3 bedragen. Als de huidige oogst van 1-1.25 miljoen m 3 alleen afkomstig is uit dit areaal betekent dat, dat het huidige oogstniveau in dit areaal niet veel verder opgevoerd zou kunnen worden. Het is echter niet bekend hoeveel van het geoogste hout afkomstig is uit dit deel van het bos. Voor een aanzienlijke verhoging van de oogst zou in elk geval nadrukkelijk gekeken moeten worden naar bossen en overige beplantingen buiten het huidige productieve areaal. Het verwachte aanbod is tegenover de vraag geplaatst. Onder de vraag wordt in dit kader verstaan: de verwerkingscapaciteit van de huidige rondhoutverwerkende bedrijven. Deze is bepaald door onderzoek in literatuur, op websites en navragen bij medewerkers uit de verschillende verwerkingssectoren. Ondanks onzekerheden die er bestaan over de hoeveelheden rondhout die van bepaalde soorten worden verwerkt, kan de conclusie worden getrokken dat de rondhoutverwerkende sector, die de laatste jaren al klaagt over tekort aan beschikbaar hout uit het Nederlandse bos, bij zowel een hoog als laag oogstscenario een blijvend tekort te verwachten staat. Bij een gelijkblijvend oogstpercentage en een stabiele vraag zijn aanbod en vraag in totaal voor Nederland nog wel ongeveer in evenwicht. Hierbinnen is er een klein tekort bij verschillende verwerkingssectoren (bijv. zagerijen) dat door import wordt aangevuld en is er export van sortimenten waarvoor in ons land geen verwerkingscapaciteit is (bijv. voor de platenindustrie). Maar bij het meer voor de hand liggende scenario voor een groeiende vraag zijn tekorten zowel voor Nederland als het aangrenzende gebied waarschijnlijker. Vooral voor populier en fijnspar worden flinke tekorten voorzien. Deze kunnen misschien deels opgevangen worden door andere soorten te gebruiken, bijvoorbeeld in de palletindustrie. Een krapte in Nederlands aanbod kan normaliter gecompenseerd worden door verhoogde import. Maar als het aanbod, zoals het zich laat aanzien, bij onze directe buren ook kleiner is dan de vraag, bestaat de kans dat het hout nog verder weg moet komen. De snelle ontwikkelingen in de energiemarkt kunnen de schaarste nog vergroten. Voor de Nederlandse boseigenaren geven de verwachte ontwikkelingen in vraag en aanbod de komende 2 jaar goede kansen. Er is ruimschoots vraag en er lijken in het algemeen geen problemen te zijn met de kwaliteit voor de meest gevraagde toepassingen. In deze studie is echter verder niet ingegaan op vraag en aanbod van verschillende sortimenten en kwaliteiten binnen de soorten. Wat de soorten betreft is er grote vraag naar naaldhout, en dat lijkt de komende 2 jaar zo te blijven. Er is dus goede afzetmarkt voor naaldhoutsoorten, inclusief de in ons land resterende fijnsparren (voor zaaghout, palen, karton en platen). Ook voor loofhout zijn er goede afzetmogelijkheden. In Noord-Duitsland zijn veel loofhout- Alterra-rapport 151 11

zagerijen (die soms met krap aanbod zitten), het kan worden ingezet voor de productie van MDF-platen en de opkomende energiemarkt biedt ook mogelijkheden voor het kwalitatief slechtere loofhout. Het al aanwezige, maar de komende 2 jaar fors groeiende tekort aan populier, kan een stimulans zijn om weer meer populier aan te planten. 12 Alterra-rapport 151

1 Inleiding LNV heeft in het kader van de uitwerking van de visie op de houtoogst Alterra verzocht een studie te verrichten naar de knelpunten en kansen in de te verwachten ontwikkelingen in vraag en aanbod gedurende de komende 1 tot 2 jaar. Het betreft een brede overall marktstudie voor alle houtsoorten, sortimenten en producten in de komende 1 tot 2 jaar. De vraag komt in het kort neer op een analyse van de houtmarkt: welke ontwikkelingen zijn er gaande en wat is er te verwachten kijkende naar het aanbod (soorten, afmetingen en kwaliteiten onder invloed van veranderend bos en bosbeheer) en de vraag (soorten en producten onder invloed van marktontwikkelingen) in ons land en in het aangrenzend gebied van Duitsland en België. En wat kunnen deze ontwikkelingen voor knelpunten of kansen opleveren voor de Nederlandse bos- en houtketen? In de eerste fase van dit project is een overzicht gemaakt van trends in aanbod en vraag over de afgelopen 1-2 jaar op basis van bestaande gegevens en publicaties. Daarnaast is gekeken naar de onderliggende factoren en achtergronden, i.h.b. welke factoren bepalend zijn voor de huidige vraag en aanbod, hoe deze in de tijd zijn verlopen en hoe de huidige match is tussen vraag en aanbod. Hierbij is niet alleen gekeken naar ontwikkelingen in ons eigen land, maar ook naar het grensgebied in onze buurlanden, (ca. 2 km) neerkomend op de deelstaten Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen en België. In de tweede fase is voor verschillende scenario s een inschatting gemaakt van de te verwachten hoeveelheden rondhout en diameters die de komende 1 tot 2 jaar op de markt zullen worden gebracht. Deze worden vervolgens vergeleken met de ingeschatte vraag en hierbij wordt gekeken welke kansen en knelpunten voor de bosen houtsector verschillen tussen vraag en aanbod op kunnen leveren. Alterra-rapport 151 13

14 Alterra-rapport 151

2 Methodiek en uitvoering van het onderzoek Vraag en aanbod in de afgelopen 2 jaar Voor het vaststellen van trends in aanbod en vraag over de afgelopen 1-2 jaar zijn eerst op basis van bestaande publicaties en gegevens de relevante cijfers op een rij gezet. Eerst is gekeken naar het aanbod van hout uit ons bos. Helaas wordt er de laatste jaren geen landelijke oogststatistiek meer bijgehouden, zodat gevaren moet worden op schattingen aan de hand van met bedrijfsenquêtes verzamelde gegevens van Probos en verouderde HOSP-cijfers. Getracht is nu de schattingen betrekking te laten hebben op het bos, waar daadwerkelijk hout wordt gehaald; dit is het bos met uitsluiting van bos waarin volgens het Meetnet Functievervulling (MFV) geen productiecomponent aanwezig is. Gekeken is naar de hoeveelheid die geoogst zou kunnen worden zonder de duurzaamheid geweld aan te doen, dus met de randvoorwaarde dat er niet meer dan de bijgroei wordt geoogst. Daarna is gekeken naar wat er daadwerkelijk geoogst is. Vervolgens is gekeken naar de vraag naar hout. Hierbij zijn cijfers gebruikt uit verschillende statistieken. Daarnaast zijn 7 telefonische gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers uit de verschillende segmenten (papier, karton, zaaghout en rondhout) van de houtverwerkende industrie. Hierbij is gevraagd naar hoeveel hout men verwerkt, hoeveel hiervan uit het Nederlandse bos komt, waar de rest vandaan komt, naar veranderingen die optreden, of men momenteel knelpunten ervaart, wat hiervan de oorzaken kunnen zijn en of men voor de nabije toekomst knelpunten en/of kansen ziet. Omdat vraag en aanbod in ons land mede samenhangen met wat er in de ons omringende landen gebeurt, is ook gekeken naar ontwikkelingen aldaar. Hierbij is vooral aandacht besteed aan het aangrenzende grondgebied van Duitsland en België. Tenslotte is gekeken naar de onderliggende factoren voor de geconstateerde tendensen. Hierbij is getracht te analyseren welke factoren bepalend zijn voor de tendensen in vraag en aanbod. Dit moet mede basis vormen voor het opstellen van verschillende scenario s voor een prognose van vraag en aanbod in de komende 1-2 jaar. Vraag en aanbod in de komende 2 jaar Op basis van ontwikkelingen in de afgelopen 2 jaar en de onderliggende factoren zijn inschattingen gemaakt van de mogelijke toekomstige vraag en het mogelijk toekomstige aanbod. Voor de vraagzijde is een 2% groeiscenario aangehouden. Voor de aanbodzijde zijn er geen bestaande gedetailleerde studies beschikbaar, hooguit een geschat toekomstig landelijk totaal oogstvolume. Dit probleem is aangepakt door een koppeling van bestaande gegevens (Meetnet Functievervulling, MFV) met een simulatie model (ForGEM). Dit model geeft een projectie van de houtoogst en Alterra-rapport 151 15

bosontwikkeling op opstandsniveau onder verschillende beheersscenario s. Een uitgebreide beschrijving van ForGEM is te vinden in Kramer (24). Voor België, Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen is gebruik gemaakt van het model EFISCEN (Pussinen et al. 21) dat is toegepast op bestaande gegevens (Schelhaas et al. 27). Dit model rekent ontwikkelingen per bostype door op regionale of nationale schaal. Ter ondersteuning en vergelijking is ook voor het Nederlandse bos het aanbod berekend met het simulatiemodel EFISCEN. Voor Nederland is een nieuwe set gegevens gemaakt, gebaseerd op de resultaten van het MFV. De gebruikte modellen ForGEM en EFISCEN verschillen aanzienlijk van elkaar en hebben beide hun sterke en zwakke kanten. In ForGEM worden alle individuele bomen van een bepaalde opstand (meestal ter grootte van een hectare) gesimuleerd. De bomen concurreren met elkaar om licht te kunnen onderscheppen. Daarbij spelen positie, hoogte, kroonomvang en -dichtheid een belangrijke rol. Sterfte treedt op door ouderdom, of doordat niet voldoende licht opgevangen kan worden. Verjonging wordt expliciet gesimuleerd doordat bomen zaad produceren en verspreiden. Doordat van alle bomen veel kenmerken beschikbaar zijn (zoals soort, diameter, hoogte en plaats), is het mogelijk om het beheer gedetailleerd te beschrijven en te simuleren. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om een schermkap uit te voeren, of om toekomstbomen aan te wijzen en vrij te stellen. Daarbij wordt onder andere rekening gehouden met de gewenste boomsoortensamenstelling. Ook van de geoogste bomen wordt de soort, de hoeveelheid en de diameterklasse bijgehouden. Tegelijkertijd is deze gedetailleerdheid een nadeel, omdat van de te simuleren opstand heel veel gegevens nodig zijn. Vooral boomposities en kroonomvang zijn vaak niet beschikbaar. Ook zijn veel parameters nodig voor de verschillende processen in het model. Sommige parameters moeten gekalibreerd worden op meetgegevens of opbrengsttabellen. Omdat niet voldoende meetgegevens beschikbaar zijn, is de kalibratie hier uitgevoerd op de opbrengsttabellen, waarbij totale productie en gemiddelde diameter als belangrijkste criterium golden. Bijlage 8 geeft een vergelijking van de door ForGEM gesimuleerde waardes met die van de opbrengsttabellen voor de gebruikte boomsoorten. Een heel belangrijke parameter is de aangenomen groeiklasse per boomsoort, omdat dit de concurrentieverhoudingen tussen soorten bepaalt. Verder vergt het gedetailleerd simuleren van alle processen veel rekentijd. Om de rekentijd te bekorten, hebben we binnen deze studie gekozen om het bos in te delen in verschillende types. Voor elk type is een representatieve uitgangssituatie gecreëerd, met twee alternatieve beheersstrategieën. De ontwikkeling van de houtoogst over de leeftijd kan dan vervolgens gekoppeld worden aan de huidige leeftijdsklassenverdeling. In EFISCEN wordt het bos weergegeven als een verdeling van areaal over een matrix van leeftijd- en volumeklassen. Groei wordt gesimuleerd door areaal naar een hogere volumeklasse te verplaatsen, terwijl bij een dunning het areaal juist naar een lagere volumeklasse gaat. Bij kaalkap wordt een deel van het areaal uit de matrix gehaald en naar de categorie kapvlakte verplaatst, waarna verjong plaats vindt. De gebruiker kan bepalen in welke leeftijdsklassen dunning en eindkap plaats kan vinden. EFISCEN is bij uitstek geschikt voor het simuleren van gelijkjarig bos over 16 Alterra-rapport 151

grote oppervlaktes. Voor andere beheersvormen zoals schermkap en ongelijkjarig beheer geeft EFISCEN minder goede resultaten. Het verjongen van bos door het maken van gaten is tot op zekere hoogte op te vatten als een soort gelijkjarig beheer, waardoor de resultaten van EFISCEN nog redelijk betrouwbaar zouden moeten zijn. EFISCEN houdt echter geen rekening met boomsoortensamenstelling en alternatieve vormen van dunning (zoals laag- of hoogdunning). Knelpunten-kansen-analyse Tot slot zijn het aanbod en de vraag in de komende 2 jaar met elkaar vergeleken, en mede in relatie tot onderliggende factoren, verschillen en mogelijke knelpunten en kansen voor de bos- en houtsector op een rij gezet. Omdat het niet mogelijk is het aanbod in te delen naar kwaliteiten en sortimenten, wordt hier verder niet op in gegaan. Alterra-rapport 151 17

18 Alterra-rapport 151

3 Ontwikkeling van vraag en aanbod in de afgelopen 2 jaar 3.1 Het potentiële aanbod van hout Bosareaal en boomsoorten Het potentiële aanbod van hout is o.a. afhankelijk van het areaal bos. De totale bosoppervlakte is de laatste 25 jaar toegenomen van 34. naar 36. ha. De uitbreiding was in de jaren 198-2 gemiddeld meer (1. ha per jaar) dan in de jaren na 2 (3 ha per jaar). Niet alle bos levert echter hout. Er zijn strikte bosreservaten, sommige bossen hebben hoofdzakelijk een natuurfunctie, er zijn parken enz. waar geen hout uit geoogst wordt. Volgens Probos (25) is de totale oppervlakte natuurbos 83.6 ha (= 24%) waarvan 3. ha (1%) strikt bosreservaat, 24.2 ha (7%) nationaal park en 56.4 ha (16%) overig beschermd bos. Het overige bos (276. ha) is volgens het CBS grotendeels aan te merken als productiebos (deze cijfers zijn weer afkomstig van MFV 22 en CBS). Omdat uit bijvoorbeeld de nationale parken wel hout wordt geoogst, is dit niet een sluitende definiëring voor bossen, die hout leveren. Volgens de laatste opname van Meetnet Functievervulling (Dirkse et al. 25) is de oppervlakte bos met productiecomponent nog kleiner, nl. ongeveer 24. ha. Hierbij worden de volgende bossen niet meegerekend: - bossen met een duidelijke behoud -component (bijv. malebos, boombos, strubbenbos; - bossen met een component natuurontwikkeling (bijv. spontaan bos, struweel); - bos met een bijzondere beheersvorm (bijv. laan, houtwal, singel enz). Ook deze definitie dekt echter niet precies het bos, waar niet uit geoogst wordt. Een deel van bovenstaande categorieën zal wel bijdragen. Daarnaast is er binnen de categorie bos met productiecomponent aanzienlijk verschil in de mate waaraan houtoogst wordt bijgedragen. Hierbinnen zijn bossen waar nauwelijks uit geoogst wordt (hoofdfunctie natuur; veel kleine eigenaren) en bossen waar normaal uit geoogst wordt. Omdat niet precies bekend uit welke bossen wel/hoeveel en niet geoogst wordt, is de totale oppervlakte bos, dat meedoet aan daadwerkelijk houtaanbod niet exact aan te geven. Daarom wordt in deze oriënterende studie over de afgelopen en komende 1-2 jaar uitgegaan van de MFV-cijfers met de bijbehorende definities. Deze komen neer op ca. 24. ha bos, waar houtoogst in meerdere of minder mate aan de orde is of zal zijn (zie bijlage 1). Van deze oppervlakte is bekend hoe de soortenverdeling, de leeftijdsverdeling, de diameterverdeling en de verdeling over de eigenaarscategorieën zijn. Deze gegevens zullen, zoals in paragraaf 3.6 zal blijken, nodig zijn voor de berekening van het aanbod in de komende 2 jaar. Tabel 3.1 geeft een overzicht van het areaal en aandeel opgaand bos per hoofdboomsoort op twee tijdstippen. Alterra-rapport 151 19

Wat de boomsoorten betreft valt op dat de loofboomsoorten zomereik, berk, es, els en esdoorn fors zijn toegenomen. Het aandeel van alle naaldboomsoorten is behoorlijk afgenomen, hoewel grove den en douglas wel in oppervlakte toegenomen zijn. Het aandeel populier en wilg is ongeveer gelijk gebleven, maar de oppervlakte is wel toegenomen. De aanplant van nieuw bos, die voor een groot deel met loofboomsoorten plaatsvindt, is een van de factoren die heeft gezorgd voor de toename van de oppervlakte loofhout. Daarnaast speelt vermoedelijk in het bestaande bos de verschuivende aandacht van de eerder veel aangeplante naaldboomsoorten naar inheemse boomsoorten een rol. Tabel 3.1 Bosareaal naar hoofdboomsoort in 1982 en 25 Hoofdboomsoort Bosstatistiek 1984 MFV 25 Areaal (ha) Aandeel Bos(%) Areaal (ha) Aandeel Bos(%) Grove den 98.213 41.8 14.9 33.2 Overige den 18.46 7.8 15.6 4.9 Douglas 15.722 6.7 17.8 5.6 Lariks 18.15 7.7 17.7 5.6 Spar 15.792 6.7 13.5 4.3 Overig naald 1.195.5 1.6.5 Eik 27.84 11.5 58.3 18.5 Beuk 7.15 3 12. 3.8 Berk 5.56 2.3 19.1 6. Es 3.411 1.5 9.8 3.1 Esdoorn 1.178.5 2.9.9 Els 967.4 6.8 2.2 Ov.inh.loof 1.455.6 3.2 1. Am.eik 5.124 2.2 8.4 2.7 pop/wilg 15.28 6.5 21.7 6.9 Ov.uith. loof 467.2 1.3.4 Geen boomsoort 1.1.3 Totaal 234.965 1 315.8 1 Bron: CBS1985, MFV 25 Eigendomscategorieën De laatste 2 jaar is er verschuiving opgetreden in eigendomscategorieën. LNV (waarvoor Staatsbosbeheer als beheerder optreedt) heeft meer bos gekregen (vooral nieuwe aanplant) en de particuliere natuurbeschermingsorganisaties hebben meer bos gekregen door overname van particuliere boseigenaren. Daarnaast is er ook overdracht van door LNV aangekochte EHS-gronden, waarop bos is aangelegd, naar de natuurbeschermingsorganisaties geweest. Particulieren hebben ongeveer een derde van het Nederlandse bos in bezit. Hun houtvoorraad bedraagt thans ongeveer 2 miljoen m 3. LNV (SBB) heeft 16.7 miljoen m 3, NM en de Provinciale landschappen samen 1 miljoen m 3 en de gemeenten 8 miljoen m 3 (Dirkse et al. 25). 2 Alterra-rapport 151

Leeftijd Het Nederlandse bos wordt gemiddeld steeds ouder. In figuur 3.1 staat de procentuele verdeling van het bos over de leeftijdsklassen. In 198 (gem. leeftijd ca. 4 jaar) was de leeftijdsverdeling van het bos nog onevenwichtig met veel bos in de jonge leeftijdscategorieën. Ook in 25 (gem. leeftijd ca. 55 jaar) is meer dan de helft van het Nederlandse bos nog jonger dan 6 jaar, maar zit er slechts weinig meer in de jongste leeftijdsklasse. 35 3 25 % bos 2 15 1 198 2 25 5-2 2-4 4-6 6-8 8-1 1-12 12-14 >14 leeftijd Figuur 3.1 Verdeling leeftijd bossen naar leeftijdsklassen (%) Bron: CBS 1985, Schoonderwoerd en Daamen 1999, MFV25 Staande houtvoorraad De totale staande houtvoorraad (zie figuur 3.4) is de laatste 2 jaar fors toegenomen tot ca. 6 miljoen m 3 (gemiddeld 19-2 m 3 /ha). De staande houtvoorraad in de bossen tot 4 jaar is afgenomen en die van de bossen ouder dan 4 jaar is toegenomen. In figuur 3.2 is de totale staande voorraad per leeftijdsklasse weergegeven. Alterra-rapport 151 21

Staande voorraad per leeftijdklasse (m 3 X 1) m3 X 1 18 16 14 12 1 8 6 4 2-2 2-4 4-6 6-8 8-1 1-12 12-14 > 14 198 1995 24 leeftijdsklasse Figuur 3.2 Staande voorraad per leeftijdsklasse Bron: CBS1985, HOSP, MFV25 Afmetingen Met het toenemen van de leeftijd nemen ook de afmetingen van de stammen toe. In tabel 3.2, die de oppervlakte bos met dikke bomen weergeeft, is te zien dat de oppervlakte met hogere diameterklassen aanzienlijk is toegenomen. Tabel 3.2 Areaal bos met dikke bomen in de periode 1984-25 1984 199 1994 22 25 Opp. (ha) met 52.382 64.175 75.26 13.326 13.7 bomen > 4 cm > 6 cm 7.91 9.48 11.747 2.69 21.4 Bron: CBS1985, Schoonderwoerd en Daamen 1999 en 2 en MFV25 Tabel 3.3 geeft een overzicht van de staande houtvoorraad per boomsoort en diameterklasse (zonder de klasse < 2 cm). Bij de douglas, de beuk en de populier/ wilg zit momenteel een relatief groot deel (ca. 5%) van de staande voorraad in de hoogste diameterklassen (> 4 cm). Van de totale voorraad is 21% dunner dan 2 cm en iets meer dan de helft (53%) 2-4 cm. Bijna een derde deel is den. Loofhout neemt bijna de helft (47%) in van de totale houtvoorraad. 22 Alterra-rapport 151

Tabel 3.3 Verdeling van de staande voorraad levend hout (1 m 3 ) over de diameterklassen per 25 Diameterklasse in cm <2 2-3 3-4 4-6 >6 Totaal Grove den 2.756 5.788 4.899 2.353 123 14.17 Overige den 717 1.237 99 525 22 2.99 Douglas 53 786 1.23 1.972 524 3.76 Lariks 357 146 1.396 64 56 2.953 Spar 785 1153 792 292 2.793 Overig naald 95 132 268 292 55 655 Eik 1.9 2.74 2.499 2.44 914 8.938 Beuk 256 386 562 1.19 874 2.544 Pop/wilg 377 748 717 1.153 535 2.923 Berk 1.75 971 47 112 3.151 Es 578 355 223 125 34 123 Els 674 354 73 2 11 Ov.inh.loof 178 179 127 143 48 587 Am.eik 377 491 591 742 178 1.986 Esdoorn 248 223 116 79 8 69 Ov.uith.loof 114 89 87 85 56 366 Totaal 11.691 16.676 14.869 12.45 3.436 58.717 Bron:MFV 25 Kwaliteit Omdat geen landelijke gegevens voorhanden zijn over de kwaliteit van de stammen in het Nederlandse bos van 1-15 jaar geleden, kan geen uitspraak worden gedaan over een tendens in de kwaliteit. Uit de resultaten van de opname van het Meetnet Functievervulling 22 blijkt dat in het huidige bos de douglas en lariks de beste kwaliteit hebben: ongeveer 4% van de stammen dikker dan 18 cm hebben een goede kwaliteit, d.w.z. hebben een rechte stam tot 6 m hoogte, zonder gebreken en met minder dan 3 takken of zichtbare noesten van dikker dan 2 cm. De kwaliteit van grove den is minder (2% goed). Het aandeel goede kwaliteitsstammen van eik is gering (ongeveer 1%). In figuur 3.3 is een procentuele verdeling gemaakt van de kwaliteit per boomsoortgroep (MFV). Alterra-rapport 151 23

% Verdeling voorraad naar boomsoort en zaaghoutkwaliteit 1% 8% 6% 4% Slecht Matig Goed 2% % Groveden Overige den Douglas Lariks Spar Overig naaldhout Eik Beuk Populier Overig inheems Overig uitheems Totaal Figuur 3.3 Verdeling kwaliteitsklasse (goed = 6 m recht, zonder gebreken en met minder dan 3 takken of zichtbare noesten > 2 cm, matig = tussengroep, slecht = krom, met gebreken en meer dan 5 takken of noesten) per boomsoortgroep (%) Bron: MFV 25 Duurzaam bosbeheer en hout In de jaren negentig is de certificering voor duurzaam bosbeheer begonnen. In 1999 hadden was er in Nederland al 8. ha volgens FSC-certificeringsnormen beheerd bos (Kuiper en Jans 21). In 26 bedraagt de oppervlakte gecertificeerd bos in ons land reeds 16. ha (www.fscnl.org 26), met SBB als grootste bosbeheerder (92. ha). Ruw gerekend staat in het Nederlandse bos een voorraad van 25 miljoen m 3 duurzaam geproduceerd hout. Er is dus ook een aanzienlijk potentieel aanbod van duurzaam hout. Ter vergelijk: in België is 6 ha en in Duitsland 58. ha bos FSC-gecertificeerd. Maar daarnaast is in België en Duitsland een grote oppervlakte PEFC-gecertificeerd (Programme for Endorsement of Forest Certification), resp. 25. en 7,2 miljoen ha. Beplantingen buiten bosverband In ons land komt ook een aanzienlijke hoeveelheid beplantingen buiten bosverband voor; wegbeplantingen, kleine bosjes, boomrijen langs sloten en percelen, houtwallen, boomgroepen, solitaire bomen enz. Ook deze produceren hout. Bijlage 3 geeft een overzicht van aantallen, lengtes en oppervlakten solitaire bomen, bomenrijen (weg- en perceelsbeplantingen), houtwallen, heggen en kleine bosjes. In totaal gaat het volgens bestaande gegevens (Burger 1987, Dijkstra et al. 21) om een kwart miljoen solitaire bomen, 37. km boomrijen, houtwallen en heggen en 3. ha kleine bosjes (<,5 ha). Dit is exclusief het groen in de bebouwde kom en exclusief de erfbeplantingen in het landelijk gebied. Wanneer voor solitaire bomen en 24 Alterra-rapport 151

lijnvormige beplantingen 2 bomen per ha worden gerekend, gaat het met de kleine bosjes om een oppervlak van 7. ha. Bij een gemiddelde voorraad van 1-15 m 3 per ha betekent dit een voorraad van 7-1 miljoen m 3. Bij een gemiddelde groei van 7.5 m 3 per ha zou dit ook ongeveer een half miljoen m 3 houtoogst op kunnen leveren. Conclusies In het potentiële aanbod van hout zitten enkele duidelijke trends. In de eerste plaats is de totale hoeveelheid hout in het bos de laatste 2 jaar fors toegenomen. De totale voorraad bedraagt thans ongeveer 6 miljoen m 3 (waarvan ongeveer een derde deel is FSCgecertificeerd). Daarnaast staat 7-1 miljoen m 3 hout in beplantingen buiten bosverband. Een andere trend is dat het aandeel loofhout (oppervlakte en voorraad) in ons bos toeneemt. Verder neemt het aandeel dik hout in de staande voorraad toe. Het aandeel rechte, foutvrije stammen in het staande volume is i.h.a. laag. Veel hout valt daardoor in de kwaliteitklasse matig. LNV en de natuurbeschermingsorganisaties hebben de laatste jaren meer bos gekregen, particulieren minder. 3.2 De oogst Totaal In figuur 3.4 is voor de periode van 1995 tot 24 de ontwikkeling van de staande voorraad weergegeven (volgens HOSP- en MFV-gegevens). Er is een duidelijke trend te bespeuren: de staande voorraad groeit jaarlijks met ongeveer 1 miljoen m 3. De totale bijgroei van het Nederlandse bos ligt op ca. 2 miljoen m 3 (MFV), dus er wordt maar ongeveer de helft van de bijgroei geoogst. In bijlage 2 is te zien dat in de periode 1995-1999 vanuit de HOSP-gegevens al een daling van de totale houtoogst werd geconstateerd ten opzichte van de periode 1993-1997 (Schoonderwoerd en Daamen 2). Over het percentage dat van de lopende bijgroei wordt geoogst zijn voor de laatste jaren alleen maar schattingen (op basis van door Probos uitgevoerde enquête-inventarisaties van door de industrie verwerkt inlands hout), omdat MFV geen oogsthoeveelheden en bijgroei registreert. De door Probos geschatte percentages (Probos 25) liggen met 55% lager dan die van de begin jaren negentig. Ook de oogstcijfers van particulieren met meer dan 5 ha bos laten een dalende tendens zien in wat er jaarlijks per ha geoogst wordt (zie figuur 3.5). Ook de LEI-bedrijfscijfers laten zien dat de oogst minder is geworden (LEI 25). Dit verschijnsel doet zich overigens in veel Europese landen voor. Gemiddeld bedraagt het oogstpercentage in de EU-landen 55% (Meuleman, Kuiper en Nabuurs 25). Overigens is met het aantrekken van de economie de oogst in 26 weer toegenomen (LEI 26). Alterra-rapport 151 25

staande voorraad (x1.. m3) 6 59 58 57 56 55 54 53 staande voorraad % oogst 1% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% % oogst 52 % 1994 1996 1998 2 22 24 26 jaar Figuur 3.4 Ontwikkeling van de staande houtvoorraad en het percentage oogst (spilhout) van de bijgroei Bron: Schoonderwoerd en Daamen 1999 en 2, MFV 25 6 5 m3 per ha bos 4 3 2 1 1988 199 1992 1994 1996 1998 2 22 24 jaar Figuur 3.5 Ontwikkeling van het geoogste volume hout per ha in particulier bos Bron: Berger et al. 24 Boomsoorten Van het uit het Nederlandse bos geoogste hout bestaat ongeveer driekwart uit naaldhout en hiervan de helft uit grove den (Schoonderwoerd en Daamen 2). 26 Alterra-rapport 151

Ontwikkeling van de hoeveelheid geoogst hout per boomsoort 6 5 m3 X 1 4 3 2 88-92 93-97 95-99 24 1 Lariks Douglas Spar Grove d zomereik populier Figuur 3.6 De hoeveelheid geoogst hout per boomsoort Bron: Zie tekst De oogsthoeveelheden per boomsoort in de tijd zijn vermeld in bijlage 2. Omdat de cijfers zijn gebaseerd op verschillende opnamen zijn ook de oppervlakten erbij vermeld met de voorraden. De oogstcijfers vanaf 2 zijn gebaseerd op de schatting die Probos doet aan de hand van een enquête onder de houtverwerkende bedrijven (Oldenburger 25). Figuur 3.6 geeft voor de belangrijkste soorten de ontwikkeling van de jaarlijkse oogst weer. Er zijn trendverschillen tussen de soorten. Sinds 199 is de geoogste hoeveelheid larikshout ongeveer gelijk gebleven, van douglas is dit gestegen en nu vrij constant. Bij de spar treden grote fluctuaties op. De geoogste hoeveelheid grove den is eerst gestegen, maar daarna sterk afgenomen. De hoeveelheid geoogst zomereik lag ongeveer op 9-1 m 3, maar is ook enorm gedaald. Populier is vrij constant gebleven. In tabel 3.4 is voor de belangrijkste soorten de gemiddelde jaarlijkse bijgroei weergegeven en het percentage dat hiervan is geoogst. Dit percentage is berekend aan de hand van de totale oogst per jaar, het aantal hectares in dat jaar en de gemiddelde bijgroei in dat jaar. Alterra-rapport 151 27

Tabel 3.4 Ontwikkeling van de jaarlijkse bijgroei en de oogst in procenten van de bijgroei Gem bijgroei Gem bijgroei Gem bijgroei % oogst van % oogst van de % oogst van de (m 3 /ha) (m 3 /ha) (m 3 /ha) de bijgroei bijgroei bijgroei 88-92 93-97 95-99 88-92 93-97 95-99 Lariks 1.9 1.4 1.2 71 7 81 Douglas 12.1 13.6 13.8 45 65 67 Spar 12.9 11.9 11.4 43 83 87 Grove den 6 6 5.9 67 9 81 Zomereik 6.2 6.3 6.5 34 37 29 Populier 11 12.2 12 86 66 65 Beuk 8.7 9.8 1 48 26 19 Bron: Schoonderwoerd en Daamen 1999, 2 Over het geheel zijn de oogstpercentages bij de naaldboomsoorten toegenomen en bij de loofboomsoorten afgenomen. Er zijn echter ook verschillen tussen de boomsoorten. Het percentage dat van de bijgroei wordt geoogst is bij lariks steeds redelijk hoog geweest. Bij spar was dit eind jaren tachtig nog laag terwijl het eind jaren negentig hoog is. Bij douglas begon het ook relatief laag maar steeg het later. Bij grove den was het eerst 67% maar steeg in de jaren negentig tot 8-9% Bij de eik en de beuk ligt het oogstpercentage steeds laag. Bij de populier is het van boven de 8% gedaald naar ca. 65%. Het lage percentage bij de eik wordt mede veroorzaakt door de relatief grote oppervlakte jong bos; 8% van de eiken is nog dunner dan 3 cm (zie bijlage 1). Ook hier blijkt weer de enorme daling van de absolute oogsthoeveelheid van grove dennenhout. Dit is ook in de later jaren op een lager niveau gebleven (zie bijlage 2). Diameters In figuur 3.7 wordt voor een aantal belangrijke soorten voor een aantal jaren (voor latere jaren is dit niet bekend) weergegeven welk deel van het geoogste hout in de grotere diameters (hiervoor is indertijd > 3 cm aangehouden) zit. Duidelijk is dat een steeds groter aandeel dik hout wordt geoogst. Omdat de oogst nu niet meer wordt opgenomen in het MFV, is landelijk niet precies bekend hoe de diameterverdeling van het geoogste hout is. Gezien de verdeling van de voorraad over de diameterklassen en het feit dat een groot deel zaaghout is, zal tegenwoordig naar schatting wel 5-7% van de oogst bestaan uit bomen dikker dan 3 cm. 28 Alterra-rapport 151

Figuur 3.7 Ontwikkeling oogstaandeel (% van het volume ) van de bomen met dbh>3 cm per boomsoort Bron: HOSP Kwaliteit Over de kwaliteit van het geoogste hout is iets te zeggen in de zin van de gebruiksdoeleinden waarvoor het verkocht is. Hiervan kunnen slechts indicaties worden gegeven. Tabel 3.5 geeft een overzicht voor 25 (tabel 7 geeft een volledig overzicht per soort). Dit is gebaseerd op schattingen aan de hand van de inventarisatie van de hoeveelheden hout die worden verwerkt tot verschillende producten, die Probos elk jaar uitvoert (Oldenburger 25). Tabel 3.5 Verdeling van de houtoogst over de belangrijkste gebruiksdoeleinden (in 25) Gebruiksdoel Hoeveelheid x 1 m 3 % Zaaghout 537 54 Plaat 315 32 Papier 82 8 Palen 21 2 Heipalen 14 1 Klomp 13 1 Energie 1 1 verduurzaming 4.5 Totaal 995 1 Bron: Probos 25 Uit tabel 3.5 blijkt dat van het geoogste hout het grootste deel wordt verzaagd. In 25 was dat iets meer dan de helft. Een derde deel werd verwerkt in de plaatindustrie en ongeveer een tiende deel voor papier. Een klein percentage wordt voor Alterra-rapport 151 29

kleine palen, heipalen en klompen gebruikt. De laatste jaren wordt ook een kleine hoeveelheid (max. 1. m 3 ) rondhout gebruikt voor energieopwekking. Eigendomscategorieën Het percentage dat van de bijgroei wordt geoogst verschilt voor de verschillende eigenaarscategorieën van het bos. Seubring (1997) vond dat de particuliere boseigenaren in de periode 1991-1997 meer van de bijgroei oogstten dan SBB en overige eigenaren. In figuur 3.8 is het oogstpercentage voor 4 eigendomscategorieën voor die periode weergegeven. Ontwikkeling oogstpercentage per eigendomssituatie 8 oogstpercentage 7 6 5 4 3 2 1 Particulier Natuurbeschermings organisatie SBB Lagere overheden Ov. Staatseigendom 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 jaar Figuur 3.8 Ontwikkeling oogstpercentage per eigenaarcategorie Bron: Seubring 1997 Seubring vond toen dus nog geen afname van de oogst, bij particulieren zelfs nog toename. Volgens de LEI-cijfers is na de periode 1991-1997 het oogstpercentage (als percentage van de bijgroei) bij particuliere bosbedrijven afgenomen tot ca. 3% in 22 en in 23 en 24 is het weer iets toegenomen tot ca. 4% (Berger et al. 25, Dirkse et al. 23). Opm.: Helaas geven niet alle bronnen aan of het spilhout betreft of werkhout. Meestal betreft het werkhout dat wordt geoogst t.o.v. spilhout waarin de bijgroei wordt uitgedrukt. Beplantingen buiten bosverband Ook uit beplantingen buiten bosverband wordt hout geoogst. Om welke hoeveelheden het landelijk gaat is echter niet bekend. Op basis van de veronderstelling dat 2% van de bijgroei (zie bijlage 3) geoogst wordt, zou dit 8-1. m 3 betekenen. 3 Alterra-rapport 151

Conclusies Uit de cijfers, waarbij moet worden opgemerkt dat deze deels zijn gebaseerd op schattingen en voor de verschillende jaren uit verschillende bronnen afkomstig zijn, blijkt dat de totale oogsthoeveelheid uit bos èn niet-bos de laatste 15 jaar is gedaald. Wordt de oogst gerelateerd aan de bijgroei en de staande voorraad, dan kan worden gesproken van een enorme daling. Vooral de hoeveelheid geoogste grove den is de laatste 1 jaar sterk gedaald. De oogst uit bos bestaat voor het grootste deel uit grove den, lariks en spar. Er wordt steeds meer dik hout geoogst. Van het geoogste hout wordt meer dan de helft verzaagd. Het verbruik van rondhout voor bio-energie is nog zeer beperkt. In de eerste helft van de jaren negentig oogstten de particuliere boseigenaren per hectare meer dan de andere eigenaren, zoals SBB en NM. Daarna is de oogst bij particulieren sterk afgenomen. 3.3 De vraag naar hout 3.3.1 Het totale houtverbruik Samenhangend o.a. met het verloop van de economie, zitten er aanzienlijke schommelingen in het houtverbruik (Kuiper en Jans 21). In grote lijnen is het totale houtverbruik in ons land vanaf 197 toegenomen van ongeveer 1 naar 14 miljoen m 3 rondhout equivalenten. Nederland importeert ca. 2 miljoen m 3, waarvan weer 7 miljoen m 3 wordt geëxporteerd en de eigen oogst bedraagt ongeveer 1 miljoen m 3. De laatste 4 jaar is, als gevolg van slechtere economie, sprake van afname van het totale verbruik). De grote toename sinds de jaren 7 komt vooral door het toegenomen verbruik van papier (naar bijna 8 miljoen m 3 ). Het verbruik van gezaagd hout is gemiddeld redelijk stabiel (totaal ca. 3.3 miljoen m 3 ), van spaan- en vezelplaat is toegenomen (naar ca. 1 miljoen m 3 ), triplex en fineer stabiel (,6 miljoen m 3 ), papierpulp stabiel (,7 miljoen ton) en tropisch hout stabiel (totaal ca. 1,5 miljoen m 3 ) (Kuiper en Jans 21). Van de ca. 14 miljoen m 3 r.e. hout die in ons land worden verbruikt, wordt meer dan de helft gebruikt voor de productie van papier en karton, 3% voor gezaagd hout, 15% voor diverse plaatmaterialen en 6% voor overige houtproducten. Grote verbruikers van hout zijn de bouw, de tuinsector, de pallets/emballage-industrie, de doe-hetzelf-sector, de meubelindustrie en de grond- en waterwerken. Het gebruik van hout voor opwekking van energie is in opkomst. Om de vraag naar hout naar belangrijkste verwerkingscategorieën inzichtelijk te maken is in tabel 3.6 het verbruik weergegeven met daarnaast de huidige bronnen (de cijfers zijn hierbij ruw afgerond). Zet men de eigen oogst af tegen het totale verbruik, dan valt op dat de eigen oogst slechts 1% bijdraagt aan de eigen papier behoefte en voor ca. 2% aan het verbruik van zaaghout en plaatmateriaal en fineer. Potentieel lijken er dus voor alle categorieën mogelijkheden voor vergroting van de afzet. De werkelijke mogelijkheden worden uiteraard mede bepaald door de kwaliteit van het hout t.o.v. wat de industrie vraagt, de mogelijke tijdstippen van levering en prijs. Alterra-rapport 151 31

Tabel 3.6 Het verbruik van hout in ons land en de herkomst (x miljoen m 3 r.e.) Categorie Totale verbruik Import Export *) Eigen oogst Papier 8 12 4,1 Zaaghout 3,3 3,3,5,6 Vezel- en spaanplaat 1 1,5,5,3 Triplex en fineer,6??? Tropisch hout 1,5 1,5? energiehout.8**??? Totaal 14,4 2 7 1 * Van de export is een deel van eigen oogst ** Hiervan komt slechts een beperkt deel uit het bos; het belangrijkste deel is resthout van zagerijen e.d. Bron: Kuiper en Jans 21, data afgeleid van Probos-cijfers 3.3.2 De rondhoutsector Figuur 3.9 geeft een overzicht van de rondhout verwerkende bedrijven in ons land. Ze zijn hierbij ingedeeld naar hoofdproduct (gezaagd hout, papier- en karton, klompen en paalhout) en naar verwerkingscapaciteit. Hierbij gaat het om de totale verwerkingscapaciteit, dus inclusief de verwerking van geïmporteerd hout. In de bijbehorende cijfers van tabel 3.7 is te zien welk deel van het verwerkt hout uit het Nederlandse bos afkomstig is. Figuur 3.9 Overzicht van de rondhoutverwerkende bedrijven in ons land, ingedeeld naar verwerkingscapaciteit Bron: Probos 26 32 Alterra-rapport 151

Tabel 3.7 Overzicht van het in ons land verwerkte rondhout in 25 (m 3 met schors) Zagerijen Boomsoort Grootteklasse Grenen Vuren Lariks Douglas Eik Am. Beuk Populier Es Overig Totaal Eik <1 NL bos 215 25 1,854 3,191 1,394 294 582 549 221 1,141 9,466 Totaal 265 25 2,65 3,591 4,51 79 757 549 421 1,246 14,129 1-4999 NL bos 1,849 25 2,75 5,326 3,17 3,935 16 9,75 134 1,144 27,46 Totaal 1,924 1,76 2,876 5,46 1,933 6,213 3,715 13,684 546 2,34 49,361 5-9999 NL bos 917 917 5,183 6,83 5 2,61 16,21 Totaal 917 917 5,183 6,83 8,5 6, 5,628 2 2 33,628 1-24999 NL bos 15,12 2,383 4,7 6,1 846 3 1, 19,341 2 49,989 Totaal 15,12 2,383 4,7 6,1 1,646 1,1 4, 26,159 2 61,48 25-5 NL bos 1,154 37,489 38,643 Totaal 5 3 1,654 1, 2 1, 95,216 99,87 >5 NL bos 115,861 44,91 52,299 71,236 284,36 Totaal 138,685 57,92 62,894 77,77 336,558 Totaal NL bos 133,962 48,26 66,741 93,9 5,847 4,529 1,742 69,64 355 2,485 426,74 Totaal 157,411 62,987 78,18 99,911 26,58 8,222 15,472 141,236 1,167 3,95 594,954 Klompen Boomsoort Grootteklasse Populier Wilg Totaal <1 NL bos 1,278 1,55 2,333 Totaal 1,335 1,55 2,39 1-4999 NL bos 1,136 227 1,363 Totaal 1,477 227 1,74 1-24999 NL bos 8,466 1,23 9,489 Totaal 9,313 1,23 1,336 Totaal NL bos 1,88 2,35 13,185 Totaal 12,125 2,35 14,43 Alterra-rapport 151 33

Zagerijen Papier Boomsoort Grootteklasse Vuren Populier Totaal >5 NL bos 31,85 5, 81,85 Totaal 53,95 64,773 118,723 Verduurzaamde en onbehandelde palen (incl. heipalen) Boomsoort Grootteklasse Grenen Vuren Douglas Lariks Eik Overig Totaal <1 NL bos 2 25 225 Totaal 782 1,274 25 385 2,466 1-4999 NL bos 361 1 1 1,563 2,124 Totaal 625 1,338 292 318 2,84 4,722 18,379 1-24999 NL bos 12,61 2,436 3,25 471 18,713 Totaal 6,63 56,272 2,436 3,25 1,53 69,56 Totaal NL bos 13,162 2,536 3,33 1,563 471 21,62 Totaal 7,47 67,884 2,728 3,548 2,84 6,637 9,351 *) Dit is inclusief beplantingen buiten bosverband Bron: Probos 26 34 Alterra-rapport 151

Uit tabel 3.7 is af te leiden dat de vraag van Nederlandse rondhoutverwerkende bedrijven vooral bestaat uit naaldhout. Hiervoor wordt fijnspar, grove den, douglas en lariks gebruikt, in het algemeen met diameters tot 5 cm. Meer dan driekwart van de totale hoeveelheid rondhout dat door de bedrijven wordt verwerkt, bestaat hieruit. Ruim 7% hiervan komt uit het Nederlandse bos. Een klein deel wordt tot klompen verwerkt. Hiervoor worden populieren en wilgen gebruikt. Aan populier voor klompen komt 1.88 m 3 van de totaal 12.125 m 3 (9%) uit Nederlandse opstanden. Voor de productie van papier wordt tegenwoordig fijnspar en populier gebruikt (bij voorkeur tot een diameter van 5 cm, anders moeten de stammen voor verwerking worden gespleten). Van de 118 m 3 komt 69% uit Nederlands bos en Nederlandse beplantingen. Eerder werd ook grove den gebruikt voor de papierproductie. Dit deel, dat nu niet meer voor papier wordt gebruikt, is opgenomen in de productie van OSBplaten en pallets. Voor het produceren van palen is fijnspar de belangrijkste soort. Driekwart van het benodigde hout bestaat uit vuren. Slechts een kwart hiervan komt uit het Nederlandse bos. Van het vurenhout slechts 2%. 3.3.3 Markttaxaties uit de rondhoutsector Uit gesprekken met vertegenwoordigers (zie bijlage 5) uit de belangrijkste delen van de rondhout verwerkende sector (rondhouthandel, zagerijen, papierindustrie, kartonindustrie) zijn enkele indicaties te halen over ontwikkelingen in de vraag. De rondhouthandel en zaaghoutverwerkers denken vooral naaldhout (de grootste rondhoutverwerker verwerkt alleen al 3. m 3 per jaar) nodig te hebben, hoofdzakelijk grove den, douglas, lariks en spar, maar ook populier. Daarnaast worden ook soorten als eik en es gevraagd. De kwaliteit van hout uit het Nederlandse bos acht men in het algemeen voldoende (voor speciale doeleinden, bijvoorbeeld constructies, heeft men specifieke kwaliteiten nodig, die elders gehaald moeten worden). Desondanks gebruiken de houtverwerkende bedrijven steeds minder hout uit het Nederlandse bos (sommigen nog 9%, anderen nog maar 1%). Omdat men steeds meer moeite ondervindt om voldoende snel, voldoende hout in Nederland te krijgen, wordt steeds meer hout uit Duitsland en België, maar ook uit Luxemburg en Frankrijk gehaald. De vouwkartonindustrie gebruikt thans populier van 2-6 cm met voldoende rechtheid. Er zijn plannen om ook fijnspar te gebruiken. De vraag van de Nederlandse papierindustrie is door de jaren heen enorm veranderd zowel in volume, als in boomsoort als in grondstof. Hout als grondstof is langzamerhand vervangen door oud papier. Voor het inbrengen van nieuwe vezels blijft echter nog steeds hout nodig. Enkele Nederlandse fabrieken kopen daartoe Alterra-rapport 151 35