HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/2

Vergelijkbare documenten
ARREST van 19 december 1996 in de zaak A 95/

HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/1

ARREST van 12 mei 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 12 mai 1997 dans l affaire A 96/

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/

Arrest van 25 september 2000 in de zaak A 97/

~ A 2003/1/13. Arrest van 25 juni 2004 in de zaak A 2003/1. Arrêt du 25 juin 2004 dans l'affaire A 2003/1. UNILEVER N.V. et IGLO-MORA GROEP B.V.

Arrest van 15 december 2003 in de zaak A 2002/2 BENELUX-MERKENBUREAU VLAAMSE TOERISTENBOND. Procestaal : Nederlands

Arrest van 28 februari 2003 in de zaak A 2001/

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2015/1/6 ARREST. Inzake: Naam : BVBA Upper At Home. Tegen: Naam : BVBA The Works. Procestaal: Nederlands ARRET

ARREST van 6 december 1999 in de zaak A 98/ ARRÊT du 6 décembre 1999 dans l affaire A 98/

BENELUX. ~ A 2005/3/11 (Executive) COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. ARRÊT du 29 juin En cause : S.A. D'IETEREN. contre BUREAU BENELUX DES MARQUES

Arrest van 12 februari 1996 in de zaak A 94/

BENELUX ~ A 2003/2/7 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF ARRET. du 24 mai En cause : TEXACO BELGIUM SA. contre COUCKY SPRL

Arrest van 2 oktober 2000 in de zaak A 98/ Arrêt du 2 octobre 2000 dans l affaire A 98/

ARREST van 20 oktober 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 20 octobre 1997 dans l affaire A 96/

2. Overwegende dat uit het vonnis de navolgende feiten blijken: - de bromfiets van Patricia Jooris stond geparkeerd op de openbare weg;

A 94/4/9. Arrest van 12 februari 1996 in de zaak A 94/ Inzake : OPENBAAR MINISTERIE. tegen

Arrest van 25 juni 2002 in de zaak A 2000/ Arrêt du 25 juin 2002 dans l affaire A 2000/

ARREST van 17 december 1998 in de zaak A 97/ College van Burgemeester en Schepenen van de stad Gent 2.

BENELUX ~ A 2003/3/7 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF ARRET. du 24 mai En cause : COMMERZBANK A.G. contre SABENA INTERSERVICE CENTER

2. Overwegende dat de feiten waarop de door het Hof te geven uitleg moet worden toegepast, als volgt zijn samen te vatten :

~ A 98/2/21. Arrest van 1 december 2004 in de zaak A 98/2 BENELUX MERKENBUREAU. Arrêt du 1 er décembre 2004 dans l'affaire A 98/2

ARRET Dans l affaire A 2012/1. En cause: ESPAL S.A. contre: SYNDICAT DES COPROPRIETAIRES ILOT DU NORD. Langue de la procédure : le français

Instantie. Onderwerp. Datum

ARREST. Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom. Procestaal: Nederlands ARRET. Organisation Benelux de la Propriété intellectuelle

BENELUX ~ A 2004/2/6 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Arrest van 30 juni 2005 in de zaak A 2004/2. Inzake : OPENBAAR MINISTERIE. tegen.

~ A 2005/1/16. ARREST van 28 juni Procestaal : Nederlands. ARRET du 28 juin 2007 BOVEMIJ VERZEKERINGEN N.V.

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

COUR DE JUSTICE BENELUX

BENELUX ~ A 2009/1/10 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Arrest van 20 april 2010 in de zaak A 2009/1. Inzake. BOUSSE-GOVAERTS e.a. tegen COLORA BOELAAR

Arrêt du 25 mai 1999 dans l affaire A 97/

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2009/2/6 ARRET. En cause : FAUCON B. c.s. contre BRAINE-L ALLEUD SABLIERE S. A.

ARREST In de zaak A 2012/3. Inzake: Leunis Fr. tegen: Gewestelijk Stedenbouwkundige Inspecteur. ARRET Dans l affaire A 2012/3

BENELUX A 96/2/12. Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Inzake : BEAPHAR. tegen NEDERMA. Procestaal : Nederlands

BENELUX ~ A 2004/4/11 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. ARRET du 24 octobre En cause. Etat belge. contre. De La Fuente

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/1 GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR. Arrêt du 11 février 2011 dans l affaire A 2010/1

~ A 2007/2/11. ARREST van 27 juni 2008 BVBA OOSTERBOSCH RENE ELITE VLOER-TUINSHOP. ARRET du 27 juin 2008 SPRL OOSTERBOSCH RENE ELITE VLOER-TUINSHOP

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/6 GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR. Arrêt du 11 février 2011 dans l affaire A 2010/2

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2010/8/10 ARREST. Inzake: Naam : Benelux Organisatie voor de Intellectuele Eigendom. Tegen:

HET BENELUX-GERECHTSHOF. In de zaak A 98/5

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/4. Inzake: GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR Tegen: SILECI Procestaal: Nederlands

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2006/5/12. ARREST van 29 april Inzake PET CENTER BVBA. tegen. Willem SCHOUTEN. Procestaal : Nederlands

ARREST van 16 december 1998 in de zaak A 95/ ARRET du 16 décembre 1998 dans l affaire A 95/

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/5 GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR VANDERPERREN - JACQUEMAR

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 2005/1 - Bovémij Verzekeringen N.V. / Benelux-Merkenbureau

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2004/5/12. ARRET du 24 octobre En cause : DELHAIZE. contre DIOR. Langue de la procédure : le français

~ A 2005/1/9. ARREST van 29 juni Procestaal : Nederlands. ARRÊT du 29 juin 2006 BOVEMIJ VERZEKERINGEN N.V.

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Vertaling 1 A 2012/2/5 ARRET. En cause : BELGACOM. Contre: ALPHACOM. Langue de la procédure : le français ARREST

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

Het Benelux-Gerechtshof heeft in de zaak A 2006/4 het volgende arrest gewezen.

A 2000/2/12. ARRET du 16 décembre 2002 dans l'affaire A 2000/2

ARREST van 22 juni MULTIMEDIAMAATSCHAPPIJ VAN DE AUTEURS VAN DE VISUELE KUNSTEN, afgekort SOFAM CVBA, Procestaal : Nederlands

[gedaagde], h.o.d.n. VISIEMAKELAARS, wonende te Almere, gedaagde, verschenen in persoon.

BENELUX ~ A 2004/1/11 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Arrest van 16 december Inzake. Polygon Insurance Company Limited. tegen

Vonnis van de president in kort geding in de zaak van:

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 september 2006 *

ARREST In de zaak A 2011/3. Inzake: Mercator Verzekeringen N.V. e.a. tegen: Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds e.a. ARRET Dans l affaire A 2011/3

~ A 2008/3/11. Arrest van 17 december 2009 in de zaak A 2008/3 STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR VLAAMS GEWEST

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

[gedaagde]. Wonende te Voorburg en aldaar zaak doende onder de naam 'E-Motion Internet Services'. Gedaagde, procureur mr. A. Vijftigschild.

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 *

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 2005/2 D'IETEREN / B.B.M. (Shop & Service) Zaak A 2005/3 D'IETEREN / B.B.M.

[verweerder], handelend onder de naam Bob Romeo Software, kantoorhoudende te Amsterdam, gedaagde, in persoon verschenen.

BENELUX ~ A 2006/2/11 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. ARREST van 19 maart Inzake METABOUW BOUWBEDRIJF B.V. tegen BELGISCHE STAAT

Arrest van 29 november 2001 in de zaak A 99/

Arrest van 26 juni 2000 in de zaak A 98/

[gedaagde], wonende te 's-gravenhage, gedaagde, procureur: mr E. Grabandt, gemachtigde: mr M. Schabbing te Amsterdam.

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

ARREST VAN HET HOF 4 februari 1988 *

Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen

~ A 2009/3/14. Arrest van 23 december 2010 in de zaak A 2009/3 GMBH DAEWOO ELECTRONICS EUROPE. Arrêt du 23 décembre 2010 dans l affaire A 2009/3

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 *

1. Aangifte, bezwaar en geding voor het Hof

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

Arrêt du 28 avril 2003 dans l affaire B 2001/ Langue de la procédure : le français

1. de naamloze vennootschap Amsterdam Exchanges N.V., gevestigd te Amsterdam, eiseres bij dagvaarding van 7 oktober 1999, verweerster in reconventie,

Conclusie Intergro heeft tegen dat arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. het verwijzingsarrest.

ECLI:NL:RBMID:2001:AC6640

Rolnummer Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

Hoge Raad der Nederlanden

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 10 februari 1988 *

~ A 2008/2/11. Arrest van 17 december 2009 in de zaak A 2008/2 STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR VLAAMS GEWEST

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2009/5/10. ARREST van 24 juni Inzake. VAN HILST B.V. e.a. tegen THE JAGUAR COLLECTION LTD

Rolnummer Arrest nr. 135/2014 van 25 september 2014 A R R E S T

IN NAAM DER KONINGIN

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 18 maart 1986

1 de besloten vennootschap Algemeen Dagblad B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam en

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid JAN ZANDBERGEN B.V., gevestigd te Veenendaal, gedaagde, advocaat: mr. A.A. Bart.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Transcriptie:

2 HET BENELUX-GERECHTSHOF in de zaak A 94/2 1. Gelet op het vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 8 september 1994 in de zaak rolnummer H 136/93 van Rivel Rijwielfabriek B.V., gevestigd te Surhuisterveen, Nederland - verder te noemen : Rivel Rijwielfabriek - tegen Constructie- en Verkoop van Gehandicapten Voorzieningen Heerenveen B.V., gevestigd te Oudehaske, Nederland - verder te noemen : CVGV - waarbij overeenkomstig artikel 6 van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof aan dit Hof vragen van uitleg van de Eenvormige Beneluxwet op de merken (BMW) worden gesteld ; TEN AANZIEN VAN DE FEITEN : 2. Overwegende dat de door de Rechtbank als vaststaand aangemerkte feiten waarop zij kennelijk de door het Hof te geven uitleg toegepast wil zien, als volgt kunnen worden omschreven : (i) Voorafgaand aan haar faillissement heeft de besloten vennootschap Rijwielfabriek Rivel B.V. - hierna aan te duiden als : Rijwielfabriek Rivel (oud) - in het Beneluxgebied het teken RIVEL gebruikt ter onderscheiding van door haar vervaardigde rijwielen en onderdelen daarvan ; (ii) Op 23 december 1991 heeft CVGV, wier directeur, Van Buuren, tot in 1991 in dienst was bij Rijwielfabriek Rivel (oud), het woordmerk RIVEL gedeponeerd bij het Benelux-Merkenbureau onder depotnummer 773640, voor de waren : fietsen (klasse 12), kleding (klasse 25) en speelgoed(-fietsen), hometrainers (klasse 28) ; (iii) Op 24 december 1991 heeft de curator van Rijwielfabriek Rivel (oud) alle activa van de gefailleerde vennootschap verkocht aan G.H. van der Mei B.V. Artikel 1 onder f van de overeenkomst luidt : "In de koop worden begrepen alle rechten op industriële eigendom bestaande uit octrooien, merkrechten, handelsnaam, licenties e.d.". Naar het oordeel van de Rechtbank is onder de in deze bepaling genoemde rechten het door artikel 4, lid 6, onder a, BMW bedoelde recht van de voorgebruiker begrepen ; (iv) Op 1 januari 1992 heeft G.H. van der Mei B.V. haar naam gewijzigd in Rivel Rijwielfabriek B.V. ; (v) Op 30 januari 1992 heeft Rivel Rijwielfabriek het woordmerk RIVEL bij het Benelux-Merkenbureau gedeponeerd onder depotnummer 775162, voor de waren : rijwielen en samenstellende onderdelen (klasse 12) ;

3 3. Overwegende dat de Rechtbank de volgende vragen van uitleg van de BMW heeft gesteld : 1. Verzet de Benelux Merkenwet zich ertegen dat de positie van derde, die binnen de laatste drie jaren binnen het Beneluxgebied een overeenstemmend merk voor soortgelijke waren te goeder trouw en op normale wijze heeft gebruikt, als bedoeld in artikel 4, lid 6, onder a, wordt overgedragen aan een ander? 2. Maakt het voor de beantwoording van vraag 1 verschil of de overdracht geschiedt tezamen met de overdracht van andere activa dan wel een gehele onderneming? 3. Maakt het voor de beantwoording van vraag 1 verschil of de overdracht geschiedt in het kader van de afwikkeling van een faillissement? 4. Indien vraag 1 ontkennend wordt beantwoord, betekent dit dan dat degene aan wie de positie van (het Hof voegt in : voorgebruiker) is overgedragen, de nietigheid van het depot kan inroepen zonder dat de overdrager - de oorspronkelijke derde - aan het geding deelneemt? 5. Maakt het voor de beantwoording van vraag 4 verschil of de overdrager nog bestaat, dan wel geliquideerd is, in staat van faillissement is verklaard of zijn onderneming heeft gestaakt? TEN AANZIEN VAN HET VERLOOP VAN HET GEDING : 4. Overwegende dat het Hof, overeenkomstig artikel 6, lid 5, van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof, een door de Griffier gewaarmerkt afschrift van het vonnis van de Rechtbank heeft gezonden aan de Ministers van Justitie van België, Nederland en Luxemburg ; 5. Overwegende dat de partijen de gelegenheid hebben gekregen schriftelijke opmerkingen te maken over de aan het Hof gestelde vragen, doch zij daarvan geen gebruik hebben gemaakt ; 6. Overwegende dat de Advocaat-Generaal Th.B. ten Kate op 28 maart 1995 schriftelijk conclusie heeft genomen ; TEN AANZIEN VAN HET RECHT : 7. Overwegende dat de Rechtbank ervan is uitgegaan dat Rijwielfabriek Rivel (oud), indien zij nog zou hebben bestaan, op grond van artikel 4, lid 6, BMW de nietigheid van het door CVGV verrichte depot van het woordmerk RIVEL zou

4 hebben kunnen inroepen, nu Rijwielfabriek Rivel (oud) binnen drie jaar vóór dit depot in het Beneluxgebied het - door haar niet als merk gedeponeerde - teken RIVEL normaal en te goeder trouw heeft gebruikt als merk voor soortgelijke waren en CVGV van dat gebruik op de hoogte was, zodat CVGV jegens Rijwielfabriek Rivel (oud) als deposante te kwader trouw zou moeten gelden ; 8. Overwegende dat de Rechtbank met haar eerste vraag wenst te vernemen of de BMW eraan in de weg staat dat deze aan Rijwielfabriek Rivel (oud) toekomende bevoegdheid zich tegen het depot te verzetten, ingevolge de tussen de curator in haar faillissement en Rivel Rijwielfabriek gesloten overeenkomst op deze laatste overgaat ; 9. Overwegende dat geen bepaling van de BMW zich ertegen verzet dat een gebruiker van een - niet gedeponeerd - merk met een ander een overeenkomst sluit die ertoe strekt dat hij het gebruik van dat merk staakt en ermee instemt dat de opvolgende gebruiker het gebruik op dezelfde voet voortzet ; 10. Overwegende dat voor de beoordeling van de vraag of een depot te kwader trouw is geschied, in de woorden van het gemeenschappelijk commentaar der Regeringen, rekening moet worden gehouden met alle aan het geval eigen omstandigheden, en dat geen grond bestaat waarom daartoe niet ook zou behoren de omstandigheid dat degene die zich op de nietigheid van het depot beroept, het merk gebruikt of voornemens is te gaan gebruiken op grond van een overeenkomst als onder 9 bedoeld met een eerdere gebruiker die zelf aan artikel 4, lid 6, onder a, BMW de bevoegdheid zou ontlenen op grond van zijn gebruik de nietigheid van het depot in te roepen, maar ingevolge die overeenkomst het gebruik ten behoeve van de opvolgende gebruiker heeft gestaakt ; 11. Overwegende dat daarom, teneinde de bescherming welke artikel 4, lid 6, onder a, BMW aan de gebruiker van een niet gedeponeerd merk beoogt te geven, volledig tot haar recht te doen komen, moet worden aanvaard dat een overeenkomst als hiervoor onder 9 bedoeld in de regel ertoe strekt dat de bevoegdheid zich op grond van het bepaalde in artikel 4, lid 6, onder a, BMW tegen een depot te verzetten, in die zin overgaat op de opvolgende gebruiker dat deze zich tegenover de deposant mede mag beroepen op het gebruik dat de oorspronkelijke gebruiker van het merk heeft gemaakt ; 12. Overwegende dat zulks niet in strijd is met enige bepaling van de BMW, met name niet met artikel 11C BMW, welke bepaling, voor zover hier van belang, slechts ziet op de overdracht van het uitsluitend recht op een merk ;

5 13. Overwegende dat de onder 11 aanvaarde regel evenmin in strijd is met artikel 14B BMW, maar veeleer strookt met het stelsel van deze bepaling ; 14. dat immers ingevolge deze bepaling in beginsel iedere belanghebbende de nietigheid van een te kwader trouw verricht depot kan inroepen, mits, voor zover hier van belang, de in artikel 4, lid 6, onder a, BMW bedoelde derde aan het geding deelneemt, maar deze eis, die is gesteld opdat de merkhouder niet genoopt zou zijn zijn merk te verdedigen tegen de rechten van derden die niet in het geding zijn, geen zin heeft en daaraan dus niet behoeft te zijn voldaan, ingeval deze derde ingevolge een overeenkomst als onder 9 bedoeld geen belang meer bij het gebruik van het merk heeft ; 15. Overwegende dat geen grond bestaat voor beperking van voormelde regel, in die zin dat de bevoegdheid zich tegen een depot te verzetten slechts overgaat indien de overeenkomst wordt gesloten tezamen met overdracht van andere activa of een gehele onderneming of in het kader van de afwikkeling van een faillissement ; TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN : 16. Overwegende dat het Hof volgens artikel 13 van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof de kosten moet vaststellen, welke op de behandeling voor het Hof zijn gevallen, welke kosten omvatten de honoraria van de raadslieden van partijen, voor zover dit in overeenstemming is met de wetgeving van het land waar het bodemgeschil aanhangig is ; 17. dat volgens de Nederlandse wetgeving het salaris van de raadslieden wordt begrepen in de kosten welke aan de in het ongelijk gestelde partij in rekening worden gebracht ; 18. dat gelet op het vorenstaande de kosten op de behandeling voor het Hof gevallen, voor elk van beide partijen moeten worden bepaald op nihil ; 19. Gelet op de conclusie van de Advocaat-Generaal Th.B. ten Kate ; 20. Uitspraak doende op de door de Rechtbank te Leeuwarden bij vonnis van 8 september 1994 gestelde vragen ;

6 VERKLAART VOOR RECHT : Ten aanzien van vraag 1 : 21. De BMW verzet zich niet ertegen dat bij een overeenkomst waarbij de gebruiker van een - niet gedeponeerd - merk het gebruik van dat merk staakt en ermede instemt dat de opvolgende gebruiker het gebruik op dezelfde voet voortzet, tevens de aan de oorspronkelijke gebruiker ingevolge artikel 4, lid 6, onder a, BMW toekomende bevoegdheid zich tegen een depot te verzetten, in die zin op de opvolgende gebruiker overgaat dat deze zich tegenover de deposant mede mag beroepen op het gebruik dat de oorspronkelijke gebruiker van het merk heeft gemaakt ; Ten aanzien van de vragen 2 en 3 : 22. Daarbij maakt het geen verschil of die overeenkomst wordt gesloten tezamen met de overdracht van andere activa of de gehele onderneming, dan wel in het kader van de afwikkeling van een faillissement ; Ten aanzien van de vragen 4 en 5 : 23. Indien degene die op grond van een zodanige overeenkomst het gebruik van het merk voortzet, de nietigheid van een door een derde verricht depot inroept, behoeft hij niet de vorige gebruiker van het merk in het geding te roepen, waarbij het geen verschil maakt of de vorige gebruiker nog bestaat, dan wel is geliquideerd, in staat van faillissement is verklaard of zijn onderneming heeft gestaakt. Aldus gewezen door de heren O. Stranard, president, S.K. Martens, eerste vice-president, F. Hess, tweede vice-president, P. Kayser, R. Everling, C.H. Beekhuis, P. Marchal, rechters, P. Neleman en I. Verougstraete, plaatsvervangende rechters, en uitgesproken ter openbare zitting te 's-gravenhage op 16 juni 1995, door de heer S.K. Martens, voornoemd, in aanwezigheid van de heren Th.B. ten Kate, advocaat-generaal, en C. Dejonge, waarnemend hoofdgriffier. C. DEJONGE S.K. MARTENS