ECLI:NL:GHSHE:2015:4179

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8528

ECLI:NL:GHSHE:2013:3446

ECLI:NL:GHDHA:2016:3495

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2016:5670

ECLI:NL:GHSHE:2016:3591

ECLI:NL:GHSHE:2017:317

ECLI:NL:GHAMS:2015:3846 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:361 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer HD /01. arrest van 22 september 2015.

ECLI:NL:GHSHE:2016:3252

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2016:3604

ECLI:NL:GHSHE:2014:5358 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2016:2030

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2013:3645

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:4775

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9935

ECLI:NL:GHSHE:2014:1412

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0395 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01

ECLI:NL:GHSHE:2010:BN2822

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHAMS:2009:BI4930 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119

ECLI:NL:GHSHE:2015:613

ECLI:NL:GHSHE:2016:746

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHAMS:2014:649 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2014:2181

ECLI:NL:GHSHE:2012:BY6442

ECLI:NL:GHSGR:2008:BH2220

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C BR

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN8776 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHSHE:2017:2508

ECLI:NL:GHSHE:2015:5427

ECLI:NL:GHSHE:2015:2888

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:3576 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2009:BK8185

ECLI:NL:GHARL:2014:10207

ECLI:NL:GHARL:2014:3568 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2015:300 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Uitspraak. Bijzondere kenmerken Hoger beroep kort geding Inhoudsindicatie Kort geding. Spoedeisend belang. Overeenkomst tot stand gekomen?

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHAMS:2014:3056 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/01/ / FA RK

ECLI:NL:GHSHE:2014:81

ECLI:NL:RBOBR:2016:1526

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:GHSHE:2014:3900

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:2219

ECLI:NL:GHSGR:2005:AU8542

ECLI:NL:GHSHE:2017:232

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:GHSHE:2016:5419

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHSGR:2004:AR5351 Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C03/1510 KA KG

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch Afdeling civiel recht. zaaknummer HD /01. arrest van 22 april 2014.

Het geding in hoger beroep Bij exploot van 26 oktober 2006 is door [Afbouw Noord B.V.] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d.

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:GHAMS:2013:CA1764

ECLI:NL:GHLEE:2012:BY7476 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:528 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2014:513

ECLI:NL:GHSHE:2015:2189

ECLI:NL:GHARL:2017:6623 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2015:1015 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARL:2015:350

ECLI:NL:GHSGR:2006:AX1046

ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2010:BP0257 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:RBONE:2013:BZ1535

ECLI:NL:GHSHE:2017:1845

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9996 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2015:1276 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

'141 SEP 201. de Rechtspraak. Gerechtshof Amsterdam. Afdeling civielrecht en belastingrecht. mr. L.C.J. Sprengers Postbus SC Utrecht

Uitspraak. Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie grondruil zonder levering; verkoop geruilde grond; voortgezet bezit.

Transcriptie:

ECLI:NL:GHSHE:2015:4179 Instantie Datum uitspraak 20-10-2015 Datum publicatie 21-10-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch HD 200.151.359_01 Einduitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2016:3080 Arbeidsrecht Hoger beroep Toelating werknemer tot bewijs van (vermoeden) van een arbeidsovereenkomst dan wel situatie als bedoeld in artikel 7:658 lid 4 BW. Wetsverwijzingen Burgerlijk Wetboek Boek 7 658, geldigheid: 2015-10-21 Vindplaatsen Uitspraak Rechtspraak.nl AR-Updates.nl 2015-1045 AR 2015/1979 GERECHTSHOF s-hertogenbosch Afdeling civiel recht zaaknummer HD 200.151.359/01 arrest van 20 oktober 2015 in de zaak van [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna aan te duiden als [appellant], advocaat: mr. S.G.M. van Veldhuizen te Woerden, tegen

1 [meubelen] Meubelen B.V., gevestigd te Boekel, 2. [geïntimeerde 2], wonende te [woonplaats], geïntimeerden, hierna aan te duiden als (gezamenlijk:) [geïntimeerden] c.s., (afzonderlijk:) respectievelijk [meubelen] B.V. en [geïntimeerde 2], advocaat: mr. H.Th.A. Nijkamp te Uden, op het bij exploot van dagvaarding van 13 juni 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, kanton, zittingsplaats s-hertogenbosch van 13 maart 2014, gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerden] c.s. als gedaagden. 1 Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 2207042/141 rolnr. 6708/13) Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis. 2 Het geding in hoger beroep Het verloop van de procedure blijkt uit: - - - de dagvaarding in hoger beroep; de memorie van grieven met producties; de memorie van antwoord. Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg. 3 De beoordeling 3.1. In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten. 3.1.1. [appellant] (geboren op [geboortedatum] 1987) is op enig moment werkzaam geweest voor [meubelen] B.V. op zaterdagen van 8.30 uur tot 17.00 uur, tegen betaling van 4,50 per uur (productie 8 bij inleidende dagvaarding). Een schriftelijke arbeidsovereenkomst is niet opgesteld. 3.1.2. In het kader van zijn opleiding tot meubelmaker heeft [appellant] stage gelopen bij [meubelen] B.V. van 1 februari 2007 tot 13 april 2007.

3.1.3. Op maandag 25 juni 2007 is [appellant] een ongeval overkomen tijdens de uitvoering van werkzaamheden in de werkplaats van [meubelen] B.V. Tijdens het vlakken van stukjes hout op een gecombineerde vlakbank - vandiktebank is [appellant] met zijn linkerhand in aanraking gekomen met het draaiende beitelblok van de vlakbank, waarbij hij verwondingen aan deze hand heeft opgelopen. Direct na het ongeval is [appellant] in het ziekenhuis geopereerd. Daarbij is het eerste kootje van zijn linkerpink, ring- en middelvinger geamputeerd. 3.1.4. Met betrekking tot het ongeval heeft de Arbeidsinspectie, kantoor [kantoorplaats], een ongevallenboeterapport opgemaakt (productie 2 bij inleidende dagvaarding). Daarin constateert de Arbeidsinspectie dat de beschermkap over het beitelblok van de vlakbank te wijd stond ingesteld, waardoor het gevaar te worden getroffen door onderdelen van de vlakbank (het beitelblok) niet zoveel mogelijk was voorkomen. Dit levert een overtreding van art. 16 lid 10 van de Arbeidsomstandighedenwet juncto art. 7.4 lid 3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit op, zijnde een beboetbaar feit als bedoeld in art. 9.9 c lid 1 onder punt g van datzelfde besluit. 3.1.5. De minister van sociale zaken en werkgelegenheid heeft na kennisneming van het ongevallenboeterapport besloten aan [meubelen] B.V. geen boete op te leggen. In de beschikking van de minister van 28 juni 2013 (productie 3 bij inleidende dagvaarding) is onder het kopje Overwegingen vermeld: Alles overwegende ben ik van mening dat het in het ongevallenboeterapport vermelde beboetbare feit [meubelen] Meubelen B.V. niet aan te rekenen is. Uit het onderzoek van de inspecteur van de Arbeidsinspectie is niet gebleken dat er met het slachtoffer een arbeidsovereenkomst was gesloten dan wel dat er sprake was van een ingeleende- of onder gezag werkende werknemer. Bovendien was het slachtoffer kennelijk, met uw toestemming, voor zichzelf aan het werk. Hij had daartoe geen opdracht van u gekregen. 3.1.6. Op 12 april 2012 heeft op verzoek van [appellant] een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden. Daarbij zijn onder meer [appellant] en diens ouders en [geïntimeerde 2] als getuigen gehoord. Van dit verhoor is proces-verbaal opgemaakt (productie 1 bij inleidende dagvaarding). 3.2.1. In eerste aanleg heeft [appellant] [geïntimeerden] c.s. gedagvaard en gevorderd: a. primair: een verklaring voor recht dat [meubelen] B.V. en/of [geïntimeerde 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gevolgen van het door [appellant] op 25 juni 2007 overkomen ongeval; b. subsidiair: hoofdelijke veroordeling van [meubelen] B.V. en/of [geïntimeerde 2] tot betaling van alle door [appellant] als gevolg van het ongeval geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover; c. meer subsidiair: hoofdelijke veroordeling van [meubelen] B.V. en/of [geïntimeerde 2] tot betaling van een voorschot van 10.000,00 op alle door [appellant] als gevolg van het ongeval geleden en te lijden schade; d. hoofdelijke veroordeling van [meubelen] B.V. en/of [geïntimeerde 2] tot betaling van de proceskosten. 3.2.2. Aan deze vordering heeft [appellant], kort samengevat, ten grondslag gelegd een schending van de zorgverplichting door [geïntimeerden] c.s., primair als werkgever op grond van het bepaalde in het eerste en tweede lid van art. 7:658 BW en subsidiair voor het geval geen dienstverband tussen partijen mocht komen vast te staan op grond van het

bepaalde in het vierde lid van art. 7:658 BW. [appellant] stelt dat [geïntimeerde 2] ook in persoon aansprakelijk is op grond van art. 6:162 BW. 3.2.3. In het vonnis van 13 maart 2014 heeft de kantonrechter [appellant] niet in de bewijslevering omtrent het bestaan van een arbeidsovereenkomst geslaagd geacht en geoordeeld dat aansprakelijkheid van [meubelen] B.V. wegens schending van de zorgplichten die zij op grond van artikel 7:658 BW als werkgeefster in acht heeft te nemen derhalve niet kan worden aangenomen. Op grond daarvan heeft de kantonrechter, alvorens nader te beslissen, vastgesteld dat in rechte niet is gebleken dat het ongeval dat [appellant] op 25 juni 2007 is overkomen heeft plaatsgevonden terwijl [appellant] op grond van een daartoe gesloten arbeidsovereenkomst in dienst was van [meubelen] B.V. en/of [geïntimeerde 2] en iedere verdere beslissing aangehouden. Van dit vonnis is hoger beroep opengesteld. 3.3. Nu het hoger beroep van [appellant] zich richt tegen de vaststelling door de kantonrechter dat in rechte niet is gebleken dat het ongeval heeft plaatsgevonden terwijl [appellant] op grond van een daartoe gesloten arbeidsovereenkomst in dienst was van [meubelen] B.V. en/of [geïntimeerde 2], dient het door [geïntimeerden] c.s. gevoerde preliminaire verweer dat [appellant] ten onrechte [geïntimeerde 2] in deze appelprocedure heeft betrokken, te worden verworpen. 3.4. [appellant] heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen. 3.5. Met de eerste grief stelt [appellant] dat enerzijds feiten niet juist zijn vastgesteld (mvg onder B 54-56) en anderzijds de kantonrechter ten onrechte feiten niet heeft vastgesteld (mvg onder A 27-53). Het hof overweegt dat geen rechtsregel een rechter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet (voldoende) weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat een rechter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten die selectie te maken die hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt. Overigens presenteert [appellant] een groot aantal feiten als vaststaand, die - in elk geval nog - niet vaststaan. Derhalve faalt de grief. Niettemin heeft het hof de feiten in r.o. 3.1. opnieuw vastgesteld, waarbij het laatste door de kantonrechter vastgestelde feit omtrent de opleiding, voorlichting en instructie van [appellant] vooralsnog achterwege is gelaten. Voor zover daartoe aanleiding is, zal het hof de stellingen in de toelichting op de grief alsnog bij de beoordeling van de overige grieven betrekken. 3.6. [appellant] voert - samengevat - in de (toelichting op de) grieven II en III primair aan dat tussen hem en [meubelen] B.V. een arbeidsovereenkomst van kracht was ten tijde van het ongeval op maandag 25 juni 2007. [appellant] heeft hierbij een beroep gedaan op het rechtsvermoeden van artikel 7:610a BW. [appellant] stelt subsidiair dat artikel 7:658 lid 4 BW van toepassing is. [appellant] heeft daartoe onder meer - kort samengevat - gesteld: - ten tijde van het ongeval was sprake van een arbeidsovereenkomst tussen hem en [meubelen] B.V.; - hij heeft fulltime als vakantiekracht bij [meubelen] B.V. gewerkt van 18 juni 2007 tot de datum van het ongeval en die week - ook ten tijde van het ongeval - gewerkt aan zijn eerste opdracht, een slaapkamerkastje; die week heeft hij contant uitbetaald gekregen ( 4,50 netto per uur); de bedoeling was dat het vakantiewerk tot 16 juli 2007, het begin van de bouwvak, zou duren. 3.7. Het hof overweegt als volgt. 3.7.1. De stelplicht en de bewijslast dat ten tijde van het ongeval tussen [appellant] en [meubelen] B.V. een arbeidsovereenkomst van kracht was, rust ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv op [appellant]. Dit zelfde geldt voor feiten en omstandigheden waaruit het

rechtsvermoeden als bedoeld in artikel 610a BW zou kunnen worden afgeleid dan wel waaruit een situatie als bedoeld in artikel 7:658 lid 4 BW zou kunnen worden afgeleid. Naar het oordeel van het hof vloeit uit de eisen van redelijkheid en billijkheid geen andere verdeling van de bewijslast voort. 3.7.2. Op grond van de stellingen van [appellant] is, mede gelet op het verweer van [geïntimeerden] c.s., niet (voorshands) bewezen te achten dat sprake is van (een rechtsvermoeden van) een arbeidsovereenkomst tussen [appellant] enerzijds en [meubelen] B.V. anderzijds ten tijde van het ongeval, dan wel dat toen sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 7:685 lid 4 BW. Het hof zal [appellant] dan ook overeenkomstig zijn expliciete aanbod en verzoek daartoe tot bewijslevering toelaten van feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot de conclusie dat ten tijde van het ongeval op 27 juni 2007 sprake was van (het rechtsvermoeden van) een arbeidsovereenkomst dan wel van een situatie als bedoeld in artikel 7:658 lid 4 BW. Bij de bewijslevering zal onder meer aan de orde komen wanneer [appellant] als zaterdaghulp bij [meubelen] B.V. heeft gewerkt, wat zijn werkzaamheden als zaterdaghulp inhielden en welke betaling hij voor zijn werkzaamheden als zaterdaghulp ontving. 3.8. In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden. 4 De uitspraak Het hof: laat [appellant] toe tot bewijs van feiten en omstandigheden als omschreven in r.o. 3.7.2.; bepaalt, voor het geval [appellant] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te s-hertogenbosch op een door deze te bepalen datum; verwijst de zaak naar de rolzitting van 3 november 2015 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest; bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde rolzitting dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen; bepaalt dat de advocaat van [appellant] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie; houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden, O.G.H. Milar en P.P.M. Rousseau en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 20 oktober 2015. griffier rolraadsheer