AMS 1 Schiphol-Rijk Akoestische- en bouwfysische aspecten ontwerpfase Rapportnummer G 18007-7-RA d.d. 22 maart 2017
AMS 1 Schiphol-Rijk Akoestische- en bouwfysische aspecten ontwerpfase opdrachtgever DC AMS1 Development BV te Zeist rapportnummer G 1 8 0 0 7-7- R A datum 22 maart 2017 referentie M N / D I / / G 1 8 0 0 7-7- R A verantwoordelijke ing. M.H. Noordermeer opsteller ing. M.H. Noordermeer +31 79 3470347 m.noordermeer@peutz.nl peutz bv, postbus 696, 2700 ar zoetermeer, +31 79 347 03 47, zoetermeer@peutz.nl, www.peutz.nl kvk 12028033, opdrachten volgens DNR 2011, lid NLingenieurs, btw NL.004933837B01, ISO-9001:2008 mook zoetermeer groningen düsseldorf dortmund berlijn leuven parijs lyon G 18007-7-RA 2
Inhoudsopgave 1 Inleiding 4 2 Akoestische aspecten 5 Geluidwering gevels 5 2.1.1 2.1 Geluidbelasting 5 2.1.2 Streefwaarden 5 2.1.3 Berekening geluidwering 5 Interne geluidisolatie 6 Streefwaarden 6 2.2 2.2.1 2.2.2 Benodigde voorzieningen 7 Ruimteakoestiek 8 2.3.1 Streefwaarden 8 2.3.2 Benodigde voorzieningen 8 Geluid van installaties 9 Streefwaarden 9 2.3 2.4 2.4.1 3 Bouwfysische aspecten 10 3.1 Luchtdoorlatendgheid en waterdichtheid 10 3.2 Thermische isolatie 11 3.3 Koudebruggen 11 3.4 Daglichttoetreding 12 G 18007-7-RA 3
1 Inleiding Het voornemen bestaat om ter hoogte van de Beechavenue het datacenter AMS1 SchipholRijk te realiseren. Het voorgenomen datacenter zal bestaan uit 7 bouwdelen te weten 3 kantoorgebouw (gebouw W, T en E, met een kantoor- en bijeenkomstfunctie) en 4 'datagebouwen' (industriefunctie) welke gefaseerd (1 e en 2e fase) zullen worden gerealiseerd. In onderstaande figuur f1 is de situatietekening van fase 1 weergegeven. f1 Situatie fase 1 In voorliggend rapport wordt voor het kantoorgebouw W en E ingegaan op diverse akoestische- en bouwfysische aspecten in de DO-fase. Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van de tekeningen van Architectenbureau Van den Hoeven b.v. BNA te Harmelen d.d. 28 februari 2017. G 18007-7-RA 4
2 Akoestische aspecten 2.1 G e l u i d w e r i n g g e v e l s In notitie G 18007-2-NO d.d. 14 februari 2017 wordt ingegaan op de geluidwering van de gevels van de kantoor- en bijeenkomstfuncties in relatie tot het vliegverkeer van luchthaven Schiphol. In dit hoofdstuk worden de bevindingen uit deze notitie samengevat. Daarnaast ondervindt kantoorgebouw W een geluidbelasting ten gevolge van de technische installaties op het dak van bouwdeel A t/m D van het datacentrum. In rapport G 18007-6-RA d.d. 7 maart 2017 zijn de resultaten gegeven van een onderzoek naar het geluid in de omgeving van het geplande datacentrum. Met behulp van het rekenmodel voor dat onderzoek is berekend welke geluidbelasting kantoorgebouw W ondervindt ten gevolge van de technische installaties ter plaatse van bouwdeel A t/m D. 2.1.1 G e l u i d b e l a s t i n g Kantoorgebouw W ondervindt een geluidbelasting ten gevolge van vliegverkeer van circa Lden = 64 db. Piekniveaus tot circa 74 db zijn in deze situatie zeer goed mogelijk. De maximale geluidbelasting, ten gevolge van de technische installaties bij bouwdeel A t/m D, ter hoogte van gebouw W bedraagt L Aeq = circa 48 db(a). 2.1.2 S t r e e f w a a r d e n Ten aanzien van het binnenniveau in ruimten met een kantoor en/of bijeenkomstfunctie wordt geadviseerd te streven naar een geluidniveau van circa 35 db(a) en voor piekgeluiden van circa 45 db(a). De benodigde geluidwering ten aanzien van vliegverkeer is maatgevend. Op basis van de te verwachten geluidniveaus ten gevolge van vliegverkeer wordt derhalve geadviseerd een geluidwering te realiseren van minimaal G A > 29 db(a). 2.1.3 B e r e k e n i n g g e l u i d w e r i n g Op basis van het voorliggende ontwerp is de geluidwering van een aantal maatgevende ruimten berekend. Hierbij zijn de navolgende uitgangspunten gehanteerd (geluidisolatiewaarden R A,luchtverkeer conform geluidspectrum Schiphol, starten): dichte geveldelen: RA,luchtverkeer >51 db(a): steenachtig binnenspouwblad thermische isolatie 'lichte' gevelbekleding G 18007-7-RA 5
beglazing: RA,luchtverkeer >29 db(a), RA,wegverkeer >30 db(a) opbouw beglazing bijvoorbeeld 4-16-8 mm, glaspercentage 40-60 % kierdichting en meerpuntsluitingen (kierterm 40 db(a)). Op basis van bovenstaande uitgangspunten kan bij een adequate uitvoering een geluidwering gerealiseerd worden van G A > 29 db(a) op basis van een glaspercentage van circa 60% en een GA > 30 db(a) op basis van een glaspercentage van circa 40% in de gevel. Uit de berekeningsresultaten volgt dat met de beschreven gevelopbouw voldaan wordt worden aan de streefwaarde ten aanzien van de geluidwering (G A) van de gevels van GA > 29 db(a). 2.2 I n t e r n e g e l u i d i s o l a t i e 2.2.1 S t r e e f w a a r d e n Wanneer de geluidisolatie van een constructie (wand, deur, vloer) tussen twee afgesloten ruimten, zoals kantoren, vergaderkamers of cockpits, onvoldoende is, kunnen gesprekken, die gevoerd worden in een aangrenzende ruimte, verstaanbaar zijn (onvoldoende "speech privacy ). Daarnaast kan het rustverstoring in een ruimte tot gevolg hebben. Welke geluidisolatie gewenst is, is afhankelijk van de bestemmingen van de aan elkaar grenzende ruimten, het in de ruimten heersende achtergrondgeluidniveau en de ruimteakoestiek. In tabel 1 wordt voor verschillende ruimten aangegeven welke luchtgeluidisolatiewaarden nagestreefd dienen te worden tussen deze ruimten, uitgaande van de achtergrondgeluidniveaus ten gevolge van installaties, zoals aangegeven in hoofdstuk 2.4. De in deze tabel weergegeven waarden (R' W-waarden) zijn de in de praktijk te realiseren geluidisolatiewaarden inclusief alle flankerende en andere overdrachtswegen, zoals bijvoorbeeld via het plafond. t2.1 Streefwaarden luchtgeluidisolatie ruimtesoort luchtgeluidisolatie R'W [db] naar gelijksoortige ruimte of naar verkeersgebied, inclusief deur verblijfsruimte kantoorruimten 38 28 spreekruimten 42 32 Het voldoen aan de streefwaarden betekent niet dat de geluiden uit andere ruimten niet waarneembaar zijn, maar dat naar verwachting weinig of geen hinder ervan ondervonden wordt. Normale gesprekken kunnen waarneembaar zijn, maar zijn niet verstaanbaar. Bij het formuleren van de streefwaarden wordt uitgegaan van gelijktijdig gebruik. G 18007-7-RA 6
Ten aanzien van contactgeluid wordt geadviseerd een streefwaarde voor de isolatie na te streven van Ico >0 db. 2.2.2 B e n o d i g d e v o o r z i e n i n g e n Wa n d e n De wanden worden uitgevoerd in metalstud en geplaatst van constructieve vloer tot constructieve vloer. Er is derhalve geen sprake van geluidoverdracht via een plafond- of vloerplenum. De vereiste geluidisolatie tussen ruimten kan bereikt worden met de volgende wandconstructies: gangwanden: metalstudwanden met een opbouw van 1x 12,5 mm gipskarton, 50 mm stijl- en regelwerk gevuld met 40 mm minerale wol, 1x 12,5 mm gipskarton; wand tussen kantoorruimten: metalstudwanden met een opbouw van 2x 12,5 mm gipskarton, 50 mm stijl- en regelwerk gevuld met 40 mm minerale wol, 2x 12,5 mm gipskarton; wand tussen spreekruimte en kantoorruimte: metalstudwanden met een opbouw van 2x 12,5 mm gipskarton, 75 mm stijl- en regelwerk gevuld met 60 mm minerale wol, 2x 12,5 mm gipskarton. Doorvoeren van installaties dienen de geluidisolatie niet negatief te beïnvloeden. Hiertoe dienen voldoende geluiddempende voorzieningen te zijn toegepast in of om de kanalen/leidingen. Deuren Voor deuren van de verblijfsruimten dienen de volgende eigenschappen gehanteerd te worden: deur kantoorruimte: deurblad circa 25 kg/m 2, driezijdige kierdichting, spleet van maximaal 5 mm onder de deur, R W-waarde (lab-waarde) deur in afgehangen toestand 29 db (dus inclusief het effect van kierdichting); deur spreekruimte: deurblad circa 30 kg/m 2, vierzijdige kierdichting (valdorpel onder de deur), RW-waarde (lab-waarde) deur in afgehangen toestand 37 db (dus inclusief het effect van kierdichting). Vloeren De verdiepingsvloeren worden opgebouwd uit 200 mm kanaalplaat voorzien van een afwerkvloer met een dikte van 50 mm. Hierop wordt een computervloer geplaatst. Uitgaande van deze opbouw kan vanuit akoestisch oogpunt gesteld worden dat voldaan kan worden aan de gestelde streefwaarde van I co >0 db. G 18007-7-RA 7
2.3 R u i m t e a k o e s t i e k 2.3.1 S t r e e f w a a r d e n Nagalmtijden zijn geen doel op zich, maar geven, in relatie tot de vorm en afmetingen van de ruimte een richtlijn voor de na te streven akoestiek. Een overzicht van de streefwaarden wordt gegeven in tabel 2.2. De in deze tabel aangegeven nagalmtijden zijn het gemiddelde van de nagalmtijden in de octaafbanden van 250 t/m 2000 Hz. t2.2 Streefwaarden nagalmtijd ruimte nagalmtijd onbezette ruimte [s] kantoorruimten 0,5 0,7 spreekruimten 0,6 0,8 entree/verkeersruimten 1,0 kantine/keuken 0,8 technische ruimte 1,0 2.3.2 B e n o d i g d e v o o r z i e n i n g e n Het plafond is de aangewezen plaats voor het aanbrengen van het benodigde geluidabsorberende materiaal. Om de gewenste nagalmtijden te kunnen realiseren, dient een plafond geselecteerd te worden met een absorptiecoëfficiënt van αw > 0,60, bijvoorbeeld: systeemplafond met minerale wol of mineraalvezel plafondplaten; klimaatplafond van geperforeerd staal met minerale wol erop; houtwolcementplafond. G 18007-7-RA 8
2.4 G e l u i d v a n i n s t a l l a t i e s 2.4.1 S t r e e f w a a r d e n Geadviseerd wordt de maximale geluidniveaus in de diverse ruimten ten gevolge van de technische installaties in het gebouw na te streven, zoals weergegeven in tabel 2.3. t2.3 Maximale achtergrondgeluidniveaus ten gevolge van installaties ruimte maximaal achtergrondgeluidniveau t.g.v. installaties LAeq [db(a)] kantoorruimten, vergaderruimten, concentratieruimten 35 kantine/keuken 40 entree/verkeersruimten 40 sanitaire ruimten 45 technische ruimten 75 Hinderlijke trillingen ten gevolge van installaties dienen voorkomen te worden. Zoals bekend dient de realisatie van de geadviseerde streefwaarden voor het geluid van de installaties door Homij verder uitgewerkt te worden. G 18007-7-RA 9
3 Bouwfysische aspec ten 3.1 L u c h t d o o r l a t e n d g h e i d e n w a t e r d i c h t h e i d De luchtdoorlatendheid en waterdichtheid van de gebouwomhulling van het nieuw te realiseren data-center dient te voldoen aan de eisen zoals gesteld in het Bouwbesluit; ten behoeve van de energieprestatie (rapport G18007-3-RA-002 d.d.28-02-2017) wordt voor kantoorgebouw W en E een eis gesteld aan de luchtdoorlatendheid van q v,10 0,2 dm3/sm2.. Om aan voornoemde eis van qv,10 0,2 dm3/sm2. te voldoen wordt ten aanzien van de dicht gevelconstructies alsmede ten aanzien van de te openen delen van de gevelcontructies het volgende geadviseerd. Luchtdoorlatendheid De luchtdoorlatendheid van de gebouwschil dient maximaal 1,5 m 3/hm2 te bedragen bij de toetsingsdruk, met uitzondering van de te openen ramen of deuren waarvan de luchtdoorlatendheid ten hoogste 10 m 3/hm2 dient te bedragen bij een toetsingsdruk van 600 Pa, overeenkomend met klasse 4 in de NEN-EN 12207. De maximaal toelaatbare luchtdoorlatendheid van naden is afhankelijk van de wijze van afdichten van de naad. Bij toepassing van aluminium glaslatten wordt uitgegaan van 0,5 m3/hm1 bij een toetsingsdruk van 600 Pa, bij alle overige afdichtingen (kit, tape of flexibele pur) wordt uitgegaan van 0,18 m 3/hm1 bij de toetsingsdruk. Bij kieren wordt uitgegaan van maximaal 2,5 m 3/hm1 bij 600 Pa. Plaatselijk geconcentreerde lekken zijn slechts toegestaan indien de luchtdoorlatendheid niet meer bedraagt dan 1,8 m 3/h per 100 mm. De luchtdoorlatendheid van ramen en deuren dient beproefd te worden volgens de NEN-EN 1026. De betreffende elementen dienen ten minste te voldoen aan klasse 4 volgens de NEN-EN 12207. De luchtdoorlatendheid van vliesgevels en alle overige geveldelen zonder te openen delen dient beproefd te worden volgens de NEN-EN 12153 en te voldoen aan klasse A4 (1,5 m 3/h.m2 bij 600 Pa) van de NEN-EN 12152. Aan alle bovengenoemde eisen dient gelijktijdig te worden voldaan. De strengste eis is bepalend. Voor alle duidelijkheid wordt hieronder aangegeven wat bedoeld wordt met kieren en naden. Kier (sluitnaad): de ruimte tussen delen die bedoeld zijn om ten opzichte van elkaar te bewegen, zoals bijvoorbeeld bij ramen en deuren. Naad:de ruimte tussen delen die niet bedoeld zijn om ten opzichte van elkaar te bewegen, anders dan door thermische lengteveranderingen, zettingen, kruip, krimp, verandering in vochtgehalte e.d. Bij buitenbeglazing bedraagt de naadlengte 1x de glasomtrek; bij binnenbeglazing 2x de glasomtrek. G 18007-7-RA 10
Geadviseerd wordt voornoemde eis ten aanzien van de luchtdichtheid ten tijde van de opleveringsfase door middel van met metingen te laten aantonen waarbij in overleg met de directie een representatief geveldeel wordt bepaald. Waterdichtheid De gebouwschil dient waterdicht te zijn bij een toetsingsdruk die volgt uit tabel 2 van de NEN 2778. Bij een beproeving die zoveel als mogelijk overeenkomt met de testmethode omschreven in de NEN-EN 1027 of NEN-EN 12155 wordt de waterdichtheid van een deel van de gebouwomhulling beproefd, inclusief alle onderlinge aansluitingen (dus ook aansluitingen tussen bijvoorbeeld ramen c.q. puien en bouwkundige constructies of tussen bouwkundige constructies onderling). Er mag geen water worden aangetroffen op of in constructies die droog behoren te blijven. Ruiten, panelen, kozijnen en raamprofielen mogen aan de binnenzijde niet nat worden. Eventueel in sponningen doordringend water dient op adequate wijze naar buiten afgevoerd te worden. Er mag geen water worden aangetroffen bij constructies welke droog behoren te blijven. Geadviseerd wordt voornoemde eis ten aanzien van de waterdichtheid ten tijde van de opleveringsfase door middel van metingen aan te laten tonen waarbij in overleg met de directie een representatief geveldeel wordt bepaald. 3.2 T h e r m i s c h e i s o l a t i e Ten behoeve van de energieprestatie (rapport G18007-2-RA d.d. 28-02-2017) worden eisen gesteld aan de thermische isolatie. Conform de berekeningen van de energieprestatie dienen de volgende R c en U-waarden te worden aangehouden: gevels: Rc 4,5 m2k/w; vloer boven lucht/buiten: Rc 4,5 m2k/w; dak: Rc 6,0 m2k/w); beglazing: U 1,65 W/m2K (HR++ glas, inclusief kozijn). 3.3 K o u d e b r u g g e n Indien een constructie in zijn geheel of plaatselijk minder goed is geïsoleerd (koudebrug) zal dit, naast een toename van de warmteverliezen, leiden tot een (plaatselijk) relatief lage oppervlaktetemperatuur aan de binnenzijde. Dit kan een verhoogd risico op oppervlaktecondensatie veroorzaken. Het effect van een koudebrug en het gevaar voor oppervlaktecondensatie kan worden beoordeeld aan de hand van de temperatuurfactor of f-waarde. Conform het Bouwbesluit dient G 18007-7-RA 11
ten minste een f-waarde van 0,5 gehaald te worden (deze eis geldt niet voor o.a. kozijnen e.d.). In het verder uit te werken ontwerp dienen de bouwkundige details hierop te worden ontworpen. 3.4 Daglichttoetreding Wat betreft het aspect daglichttoetreding wordt verwezen naar rapport G18007-4-Ra-001 d.d. 28-02-2017. Zoetermeer, Dit rapport bevat 12 pagina's G 18007-7-RA 12