Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Vergelijkbare documenten
ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

Hof van Cassatie van België

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 30/06/2016

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 20 juni 2002 *

Hof van Cassatie van België

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988*

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 *

Hof van Cassatie van België

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 8 juni 2006 *

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 11/09/2012

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 6 oktober 2005 * betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG, ingesteld op 14 mei 2003,

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

ARREST VAN HET HOF 21 september 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

ARREST VAN HET HOF. 29 juni 1999 (1)

ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 *

Date de réception : 01/03/2012

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 oktober 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 oktober 1993 *

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 *

Datum van inontvangstneming : 22/07/2016

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 juli 1992 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 20 januari 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 *

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*)

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 14 juni 2007 *

Datum van inontvangstneming : 10/03/2015

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 27 september 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 juli 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 mei 2003 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997*

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 *

ARREST VAN HET HOF 7 september 1999 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 november 2001 *

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 december 2000 (1)

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

Datum van inontvangstne ming : 23/03/2012

ARREST VAN ZAAK C-215/94. ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 februari 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. SAGGIO van 13 april 2000 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 *

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

ARRET Dans l affaire A 2012/1. En cause: ESPAL S.A. contre: SYNDICAT DES COPROPRIETAIRES ILOT DU NORD. Langue de la procédure : le français

Date de réception : 16/12/2011

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 17 juli 1997 *

Vertaling C-346/13-1. Zaak C-346/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 mei 1989 *

Datum van inontvangstneming : 19/06/2012

Datum van inontvangstneming : 02/04/2018

Datum van inontvangstneming : 04/02/2016

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 24 januari 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 1 december 2005 *

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 04/06/2015

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016

ARREST VAN HET HOF 17 november 1993 "

Hof van Cassatie van België

( Richtlijnen van de Raad 77/388, artikel 13, B, sub d, punt 1, en 78/583, artikel 1 )

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 21 maart 2002 *

Fiscaal Portaal Gemeenten

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 27 oktober 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 12 februari 1998 *

Fiscaal Portaal Gemeenten

Vertaling C-291/13-1. Zaak C-291/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Eparchiako Dikastirio Lefkosias (Cyprus)

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 februari 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 oktober 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 7 mei 1998 *

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 08/05/2017

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Vertaling C-334/14-1 Zaak C-334/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 juli 2014 Verwijzende rechter: Hof van beroep te Bergen (België) Datum van de verwijzingsbeslissing: 27 juni 2014 Appelant: Belgische Staat Geïntimeerde: Nathalie DE FRUYTIER Hof van beroep te Bergen Arrest IN DE ZAAK: BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën appellant, ; Nathalie DE FRUYTIER. geïntimeerde, ; TEGEN: wijst het Hof, het volgende arrest: NL

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 27. 6. 2014 ZAAK C-334/14 1. Feiten en voorgeschiedenis van het geding N. DE FRUYTIER vervoert als zelfstandige voor verschillende ziekenhuizen en laboratoria menselijke organen en bij mensen afgenomen monsters. Bij verzoekschrift van 13 mei 2005 heeft DE FRUYTIER een fiscale beroepsprocedure ingesteld bij de Rechtbank van eerste aanleg te Namen met het verzoek om haar activiteit overeenkomstig artikel 44 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: WBTW ), dat artikel 13, A, lid 1, van de Zesde btw-richtlijn (77/388/EEG) van 17 mei 1977 in Belgisch recht omzet, vrij te stellen van btw en de dwangbevelen die de btw-administratie tegen haar heeft uitgevaardigd, nietig te verklaren. Bij vonnis van 1 juni 2006 heeft [de] Rechtbank van eerste aanleg te Namen haar vordering gegrond verklaard en de litigieuze dwangbevelen nietig verklaard. In de door de Belgische Staat ingestelde beroepsprocedure heeft het Hof van beroep te Luik het bestreden vonnis bij arrest van 26 oktober 2007 bevestigd. Daarop heeft de Belgische Staat een beroep in cassatie ingesteld en heeft het Hof van Cassatie bij arrest van 18 juni 2009 het Hof van Justitie de volgende prejudiciële vraag gesteld: Vormt het vervoer als zelfstandige voor ziekenhuizen en laboratoria van menselijke organen en bij personen afgenomen monsters een levering van menselijke organen, menselijk bloed en moedermelk, die bij artikel 13, A, lid 1, sub d, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, van belasting over de toegevoegde waarde is vrijgesteld? Bij arrest van 3 juni 2010 heeft de Derde kamer van het Hof van Justitie van de Europese Unie als volgt geoordeeld: Artikel 13, A, lid 1, sub d, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, dat de levering van menselijke organen, menselijk bloed en moedermelk vrijstelt van belasting over de toegevoegde waarde, moet aldus worden uitgelegd dat het niet van toepassing is op een zelfstandige activiteit van vervoer voor ziekenhuizen en laboratoria van menselijke organen en bij 2

DE FRUYTIER mensen afgenomen monsters (zaak C-237/09 Belgische Staat/Nathalie DE FRUYTIER). Bij arrest van 16 september 2010 heeft de eerste kamer van het Hof van Cassatie het bestreden arrest van het Hof van Beroep te Luik vernietigd en de zaak naar dit Hof verwezen.. Bij arrest van 15 februari 2013 heeft de zesde kamer van dit Hof het beroep ontvankelijk verklaard en, alvorens uitspraak ten gronde te doen, de heropening van de debatten gelast teneinde DE FRUYTIER de gelegenheid te geven om te antwoorden op de middelen van de Belgische Staat inzake haar vordering tot terugbetaling van alle btw die de Belgische Staat had geheven op het door haar uitgevoerde vervoer van menselijke organen en bij mensen afgenomen monsters, en teneinde de Belgische Staat toe te laten om daar in voorkomend geval op te antwoorden. II. Beroepsgrond bespreking DE FRUYTIER, geïntimeerde, voert aan dat indien haar activiteiten niet kunnen worden vrijgesteld op basis van artikel 44, lid 2, 1 ter, WBTW, dat artikel 13, A, lid 1, sub d, van de Zesde richtlijn in het Belgisch recht omzet, zij wel moeten worden vrijgesteld op basis van artikel 13, A, lid 1, sub b, van deze richtlijn en artikel 44, lid 2, 1, WBTW. Zij baseert haar redenering op een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 11 januari 2001 waarin wordt vastgesteld dat hoewel de in artikel 13 van de Zesde richtlijn bedoelde vrijstellingen strikt moeten worden uitgelegd, die vrijstellingen autonome begrippen van gemeenschapsrecht zijn, die tot doel hebben verschillen in de toepassing van het btw-stelsel tussen de lidstaten te voorkomen, en voorts dat artikel 13, A, lid 1, sub b, van de Zesde richtlijn geen omschrijving bevat van het begrip handelingen die nauw samenhangen met ziekenhuisverpleging en medische verzorging (zaak C-76/99, Commissie/Frankrijk en overeenstemmende conclusie van advocaat-generaal FENNELLY). Met betrekking tot het feit dat de overdracht van medische monsters bijkomstig is aan of nauw samenhangt met de analyse, motiveert het Hof zijn beslissing als volgt: 25. De Franse regering betoogt echter, dat de overdracht van monsters voor de btw-heffing niet als bijkomend of als noodzakelijk deel uitmakend van de analyse kan worden beschouwd voor zover die overdracht kan worden aangemerkt als aanbrenging van werk aan het laboratorium dat de analyse verricht. Daar de monsterneming en de analyse afzonderlijke handelingen zijn en afzonderlijk 3

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 27. 6. 2014 ZAAK C-334/14 worden gefactureerd, zouden zij in juridisch en economisch opzicht scheidbaar zijn, waardoor de overdracht aan btw moet worden onderworpen. 26. Dienaangaande zij er in de eerste plaats aan herinnerd, dat volgens vaste rechtspraak, hoewel ingevolge de aanhef van artikel 13, A, lid 1, van de Zesde richtlijn de lidstaten de voorwaarden voor de vrijstellingen vaststellen om een juiste en eenvoudige toepassing daarvan te verzekeren en alle fraude, ontwijking en misbruik te voorkomen, deze voorwaarden niet de materiële omschrijving van die vrijstellingen kunnen betreffen (zie, met name, arrest van 7 mei 1998, Commissie/Spanje, C-124/96, Jurispr. blz. I-2501, punten 11 en 12). In dat licht kan het aan btw onderwerpen of van btw vrijstellen van een bepaalde handeling niet afhankelijk zijn van de kwalificatie van die handeling in het nationale recht. 27. In de tweede plaats heeft het Hof geoordeeld, dat een dienst als bijkomend bij een hoofddienst moet worden beschouwd, wanneer hij voor de klanten geen doel op zich is, doch een middel om de hoofddienst van de dienstverrichter zo aantrekkelijk mogelijk te maken (zie arrest CPP, reeds aangehaald, punt 30). 28. In het onderhavige geval maakt het voor de patiënt evenwel geen verschil, of het laboratorium dat het monster neemt, ook de analyse uitvoert of die uitbesteedt aan een ander laboratorium maar wel verantwoordelijk blijft jegens de patiënt, of dat het laboratorium, gelet op de aard van de te verrichten analyse, verplicht is het monster aan een gespecialiseerd laboratorium over te dragen. De verplichting om in dit laatste geval het monster aan een gespecialiseerd laboratorium over te dragen, is noodzakelijk om de patiënt de grootst mogelijke betrouwbaarheid van de analyse te waarborgen. 29. Dat volgens de Franse regering de overdracht van het monster een afzonderlijke handeling is, sluit overigens niet uit, dat zij als nauw samenhangend met de analyse in de zin van de Zesde richtlijn wordt beschouwd. 30. In die omstandigheden zijn de monsterneming en de overdracht van het monster aan een gespecialiseerd laboratorium handelingen die nauw samenhangen met de analyse, zodat zij onder dezelfde belastingregeling moeten vallen als de analyse en derhalve niet aan btw mogen worden onderworpen. 31. Mitsdien moet worden vastgesteld dat de Franse Republiek, door btw te heffen over de vaste vergoedingen voor de overdracht van monsters voor medische analyse, de krachtens artikel 13, A, lid 1, sub b, van de Zesde richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen. Gelet op dit arrest, rijst een vraag over de uitlegging van artikel 13, A, lid 1, sub b, van de Zesde richtlijn en dient het Hof van Justitie van de Europese Unie te worden verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:. 4

DE FRUYTIER VERZOEKT HET HOF, OM DEZE REDENEN, het Hof van Justitie van de Europese Unie om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen: 1) Verzet artikel 13, A, lid 1, sub b en c, van de Zesde btw-richtlijn zich ertegen dat vervoer van monsters en organen voor medische analyse of medische of therapeutische zorgen dat is uitgevoerd door een zelfstandige derde wiens prestaties in aanmerking komen voor de terugbetaling die de sociale zekerheid verricht ten voordele van ziekenhuizen en laboratoria, wordt vrijgesteld van btw als een handeling die nauw samenhangt met medische handelingen, dit wil zeggen als een handeling die ertoe strekt om ziektes of gezondheidsproblemen te diagnosticeren, te verzorgen en, voor zover mogelijk, te genezen? 2) Kan vervoer van monsters en organen voor medische analyse of medische of therapeutische zorgen dat is uitgevoerd door een zelfstandige derde wiens prestaties in aanmerking komen voor de terugbetaling die de sociale zekerheid verricht ten voordele van ziekenhuizen en laboratoria, worden vrijgesteld van btw overeenkomstig artikel 13, A, lid 1, punten b en c, van de Zesde btw-richtlijn? 3) Dient het begrip naar behoren erkende inrichtingen van dezelfde aard in artikel 13, A, lid 1, sub b, van de Zesde btw-richtlijn aldus te worden uitgelegd dat daaronder privéondernemingen vallen die het vervoer organiseren van bij mensen afgenomen monsters met het oog op een medische analyse die noodzakelijk is ter verwezenlijking van de therapeutische doelstellingen die ziekenhuizen en centra voor medische zorg nastreven? Schorst de behandeling van de zaak totdat het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak heeft gedaan over de prejudiciële vragen; 5