NL 2014. Hoe berekenen, verminderen en verrekenen de EU instellingen en -organen hun uitstoot van broeikasgassen? Speciaal verslag EUROPESE REKENKAMER



Vergelijkbare documenten
ANNEX BIJLAGE. bij de. Verordening van de Commissie

Rapportage van broeikasgasemissies veroorzaakt door gekochte elektriciteit

(Voor de EER relevante tekst) (3) Verordening (EG) nr. 1221/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

CO2-voetafdruk van beleggingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Advies nr. 7/2014. Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 houdende toepassing van

VERSLAG. over de jaarrekening van de Europese Politiedienst betreffende het begrotingsjaar 2016, vergezeld van het antwoord van de Dienst

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2013

Advies nr. 6/2014. (uitgebracht krachtens artikel 325 VWEU)

Verslag over de jaarrekening van het Spoorwegbureau van de Europese Unie betreffende het begrotingsjaar 2016

2010/06 Structuur van het Publicatieblad - Aanpassing ingevolge de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon Publicatieblad, L-serie

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 januari 2015 (OR. en)

VERSLAG (2017/C 417/26)

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Publicatieblad van de Europese Unie L 98/1. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

AANGENOMEN TEKSTEN DEEL III. van de vergadering van. donderdag 23 april 2009 P6_TA-PROV(2009)04-23 VOORLOPIGE UITGAVE PE

Energiebeleidsverklaring

INHOUD INLEIDING BETROUWBAARHEIDSVERKLARING OPMERKINGEN OVER HET BUDGETTAIR EN FINANCIEEL BEHEER

Advies nr. 7/2015. (uitgebracht krachtens artikel 287, lid 4, tweede alinea, en artikel 322, lid 2, van het VWEU)

ONTWERP VAN TWEEDE VERSLAG

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL KLIMAAT

Curaçao Carbon Footprint 2015

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 213,

CO2-voetafdruk van beleggingen

VERSLAG (2017/C 417/20)

CO2-voetafdruk van beleggingen

BIJLAGEN. bij het. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 31 augustus 2010 (OR. en) 13033/10 ENV 547 ENT 102

Emissie-inventaris 2018

(Voor de EER relevante tekst)

VERSLAG (2017/C 417/35)

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 januari 2003 (28.01) (OR. en) 15528/02 ADD 1. Interinstitutioneel dossier: 2001/0077 (COD) ENER 315 CODEC 1640

EBA-richtsnoeren. inzake de benchmarkexercitie voor beloningen EBA/GL/2012/4

VERSLAG (2017/C 417/33)

vergezeld van het antwoord van het Agentschap

VERSLAG (2017/C 417/28)

VERSLAG. over de jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding betreffende het begrotingsjaar 2015 vergezeld van het antwoord van de Stichting

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 12 september 2011 (OR. en) 10765/1/11 REV 1. Interinstitutioneel dossier: 2009/0035 (COD)

VERSLAG (2017/C 417/07)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 10 december 2003 (16.12) (OR. fr) 15598/03 FIN 577

VERSLAG (2016/C 449/25)

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2014

CO 2 -uitstootrapportage 2011

vergezeld van het antwoord van het Bureau

De nieuwe energie-efficiëntierichtlijn - Uitdagingen & oplossingen -

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

WASA KOMT OP VOOR DE PLANEET

CO-2 Rapportage Electrotechnische Industrie ETI bv Vierde Broekdijk JD Aalten Kamer van koophandel Arnhem

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 augustus 2016 (OR. en)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 februari 2010 (OR. en) 6056/10 Interinstitutioneel dossier: 2010/0028 (NLE) ANTIDUMPING 8 COMER 16

10819/03 Interinstitutioneel dossier: 2001/0245 (COD)

VERSLAG (2016/C 449/23)

Verslag over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk betreffende het begrotingsjaar 2016

Jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen wat micro-entiteiten betreft ***I

VERSLAG. over de jaarrekening van de Europese Politiedienst betreffende het begrotingsjaar 2015 vergezeld van het antwoord van de Dienst

Emissiekentallen elektriciteit. Kentallen voor grijze en niet-geoormerkte stroom inclusief upstream-emissies

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Samenvatting

ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2014/2111(DEC)

vergezeld van het antwoord van het Bureau

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

VERSLAG (2017/C 417/32)

VERSLAG (2016/C 449/19)

38,6. CO 2 (ton/jr) 2014

VERSLAG (2016/C 449/35)

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2003) 1127 def.

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

VERSLAG (2016/C 449/02)

VERSLAG (2016/C 449/20)

Rapport. Klimaatvoetafdruk 2010 van Van Vessem & Le Patichou. (openbare versie)

CO2 prestatieladder. Het CO2-verbruik reduceren binnen de gehele organisatie. Inzicht. Doelstelling CO2-reductie

Verslag over de jaarrekening van de Europese Autoriteit voor effecten en markten betreffende het begrotingsjaar 2016

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2016

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Voortgangsrapportage CO 2 emissies ProRail Scope 1 en 2, eigen energiegebruik

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

452 ( ) Nr juli 2015 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 2013

Periodieke rapportage 2014

ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2014/2104(DEC)

VERSLAG (2016/C 449/29)

KLIMAATTRANSPARANTIE

CO 2 Reductie doelstellingen

Voortgangsrapportage CO 2 - reductiedoelstellingen scope 1 & 2 -emissies

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 2.9, vijfde lid, van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging;

KLIMAATTRANSPARANTIE

Publicatieblad van de Europese Unie C 396. Voorbereidende handelingen. 61e jaargang Mededelingen en bekendmakingen 31 oktober 2018

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

VERSLAG (2017/C 417/40)

Erdi Holding B.V. Voortgangsrapportage 2017

Transcriptie:

NL 2014 nr. 14 Speciaal verslag Hoe berekenen, verminderen en verrekenen de EU instellingen en -organen hun uitstoot van broeikasgassen? EUROPESE REKENKAMER

EUROPESE REKENKAMER 12, rue Alcide De Gasperi 1615 Luxembourg LUXEMBOURG Tel. +352 4398-1 E-mail: eca-info@eca.europa.eu Internet: http://eca.europa.eu Twitter: @EUAuditorsECA YouTube: EUAuditorsECA Meer gegevens over de Europese Unie vindt u op internet via de Europaserver (http://europa.eu). Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2014 ISBN 978-92-872-0873-6 doi:10.2865/68883 Europese Unie, 2014 Overneming met bronvermelding toegestaan. Printed in Luxembourg

NL 2014 nr. 14 Speciaal verslag Hoe berekenen, verminderen en verrekenen de EU instellingen en -organen hun uitstoot van broeikasgassen? (uitgebracht krachtens artikel 287, lid 4, tweede alinea, VWEU)

Inhoud 02 Paragraaf Lijst van termen I VII Samenvatting 1 7 Inleiding 1 2 Met het beleid van de Europese Unie op milieugebied wordt een hoog beschermingsniveau nagestreefd 3 4 Het voorkomen van gevaarlijke klimaatverandering is een prioriteit van de Europese Unie 5 7 Overheidsinstellingen spelen een belangrijke rol bij het behalen van klimaatdoelstellingen 8 11 Reikwijdte en aanpak van de controle 12 101 Opmerkingen 12 61 De EU instellingen en -organen hebben geen gemeenschappelijk beleid ten aanzien van het controleren en matigen van hun uitstoot van broeikasgassen 12 29 De volledige CO 2 -voetafdruk van de EU instellingen en -organen is niet bekend en de fragmentarische informatie die beschikbaar is, dreigt de geloofwaardigheid van de rapportage te ondermijnen 30 43 Er bestaat bewijs dat de uitstoot van de EU instellingen en -organen als geheel aan het afnemen is, maar alleen met betrekking tot het energieverbruik in gebouwen 44 51 Meer dan de helft van de gecontroleerde EU instellingen en -organen had geen gekwantificeerde streefdoelen voor het verlagen van haar uitstoot vastgesteld en slechts twee hadden voor 2020 gekwantificeerde streefdoelen opgesteld 52 61 Verrekening ter compensatie van de restuitstoot wordt slechts beperkt toegepast en de EU instellingen en -organen hebben geen gezamenlijke aanpak 62 101 De EU instellingen en -organen maken niet ten volle gebruik van de milieubeheersinstrumenten die door de Commissie worden gepropageerd 62 76 Het invoeren van het milieubeheer- en milieuauditsysteem EMAS vertoont trage vooruitgang 77 89 Volgens de huidige regels zijn groene overheidsopdrachten optioneel en niet verplicht, en slechts weinigen maken er systematisch gebruik van 90 101 De normen voor groene gebouwen ter verbetering van de energieprestatie worden niet systematisch toegepast op nieuwe gebouwen en grootschalige renovatieprojecten

Inhoud 03 102 114 Conclusies en aanbevelingen Bijlage Controleaanpak voor het beoordelen van groene overheidsopdrachten Antwoorden van De Europese Raad en de Raad van de Europese Unie De Europese Commissie Het Hof van Justitie van de Europese Unie De Europese Centrale Bank De Europese Rekenkamer De Europese Dienst voor extern optreden Het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio s van de Europese Unie De Europese Investeringsbank Het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart Het Europees Milieuagentschap Het Europees Geneesmiddelenbureau Het Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Lijst van termen 04 Aardopwarmingsvermogen (GWP): Dit geeft de impact weer die een broeikasgas zal hebben op de opwarming van de aarde in vergelijking met de impact van kooldioxide. Bijna energieneutraal gebouw: Wordt in Richtlijn 2010/31/EU over de energieprestaties van gebouwen gedefinieerd als een gebouw dat een zeer hoge energieprestatie heeft. De dichtbij nul liggende of zeer lage hoeveelheid energie die is vereist, dient in zeer aanzienlijke mate te worden geleverd uit hernieuwbare bronnen en dient energie te bevatten die ter plaatse of dichtbij uit hernieuwbare bronnen wordt geproduceerd. BKG protocol: Een wijdverbreide, vrijwillige norm die wordt gehanteerd bij het controleren en rapporteren van de uitstoot van broeikasgassen en die is ontwikkeld door het initiatief inzake een broeikasgassenprotocol. Dit initiatief is een partnerschap tussen meerdere belanghebbenden van bedrijven, non gouvernementele organisaties, overheden en anderen die zijn bijeengeroepen door het World Resources Institute, een milieu ngo met hoofdkantoor in Washington, en de World Business Council for Sustainable Development, een coalitie van internationale bedrijven die zetelt in Genève. Broeikaseffect: De cumulatieve warmteontwikkeling in de atmosfeer bij het aardoppervlak (troposfeer) die wordt veroorzaakt door broeikasgassen. Net zoals de glazen wanden van een broeikas de temperatuur van de lucht binnen doen stijgen, warmt het broeikaseffect de oppervlakte van de planeet op. Zonder het natuurlijke broeikaseffect zou de temperatuur onder het vriespunt liggen. Menselijke activiteiten hebben het natuurlijke broeikaseffect echter zeer versterkt, waardoor aardopwarming en klimaatverandering worden veroorzaakt. Broeikasgassen (BKG): Kooldioxide (CO 2 ), methaan (CH 4 ), distikstofoxide (N 2 O) en fluorkoolwaterstoffen (HFK s) zijn voorbeelden van broeikasgassen waarvan de opname van zonnestraling verantwoordelijk is voor het broeikaseffect. Om rekening te houden met hun verschillende aardopwarmingsvermogen wordt de uitstoot van broeikasgassen meestal berekend en gerapporteerd in CO 2 -equivalenten (CO 2 e). CO 2 -equivalent (CO 2 e): Een universele meeteenheid voor de uitstoot van broeikasgassen die de verschillen in aardopwarmingsvermogen weergeeft. CO 2 -neutraliteit: Een toestand waarbij de netto CO 2 -uitstoot van een product of activiteit, na het verrekenen van de onvermijdbare uitstoot, gelijkstaat aan nul. CO 2 -voetafdruk: Een term die algemeen wordt gebruikt om te verwijzen naar de totale hoeveelheid uitstoot van CO 2 en andere broeikasgassen die direct en indirect wordt veroorzaakt door een product of activiteit of geassocieerd wordt met de activiteiten van een individu of een organisatie. Er bestaan geen bindende EU-regels voor het berekenen van CO 2 -voetafdrukken. Duurzame ontwikkeling: Volgens het Brundlandt verslag uit 1987 voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is duurzame ontwikkeling een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van het heden zonder de mogelijkheid van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien aan te tasten.

Lijst van termen 05 EMAS: Het vrijwillige milieubeheer- en milieuauditsysteem van de Europese Unie. Dit systeem is verenigbaar met ISO 14001, maar gaat verder wat betreft de voorschriften waaraan dient te worden voldaan. Emissies hoger in de keten: Volgens het BKG protocol zijn emissies hoger in de keten indirecte BKG emissies die gerelateerd zijn aan gekochte of verworven goederen en diensten. Deze komen voor tot de plaats van ontvangst door de verslagleggende organisatie en worden daarom ook wel wieg tot poortemissies genoemd. Energie uit hernieuwbare bronnen: Wordt in Richtlijn 2009/28/EG over het bevorderen van energie uit hernieuwbare bronnen beschreven als energie uit niet fossiele bronnen, namelijk: wind, zon, aerothermische, geothermische en hydrothermische energie, energie uit de oceanen, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogassen. Energie efficiëntie: Iets is energie efficiënter wanneer het meer oplevert bij dezelfde energie input of hetzelfde oplevert bij een lagere energie input. Het verbeteren van de energie efficiëntie is een manier om het energieverbruik te verlagen of de groei ervan te beperken. Europese gedragscode inzake energie efficiëntie in gegevenscentra: Een vrijwillige gedragscode die door de Europese Commissie wordt gepropageerd en betrekking heeft op energieverbruik in gegevenscentra en de noodzaak om de gerelateerde gevolgen voor de veiligheid van het milieu, de economie en het energieverbruik te verminderen. Groene overheidsopdrachten (GPP): Een proces in het kader waarvan overheidsdiensten goederen, diensten en werken beogen te verkrijgen die gedurende de volledige levenscyclus ervan een minder belastend milieueffect hebben dan vergelijkbare goederen, diensten en werken met dezelfde primaire functie. Instrumentarium voor groene overheidsopdrachten (GPP): Praktische begeleiding van het directoraat generaal Milieu van de Europese Commissie inzake het verwerken van groene voorschriften in aanbestedingsstukken als onderdeel van de technische specificaties, de selectie- en/of gunningscriteria en de uitvoeringsclausules. ISO 14001: Deze norm, die werd ontwikkeld door de Internationale Organisatie voor normalisatie, beschrijft de criteria voor een milieubeheersysteem en kan tevens worden gecertificeerd. De norm legt geen voorschriften op voor milieuprestaties, maar vormt een kader dat een bedrijf of organisatie kan volgen om een effectief milieubeheersysteem op te zetten. Klimaatverandering: Volgens het raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering betekent dit een verandering van het klimaat die direct of indirect kan worden toegeschreven aan menselijke activiteit en die de samenstelling van de mondiale atmosfeer verandert. Deze wordt samen met de natuurlijke schommelingen van het klimaat over vergelijkbare perioden gemeten.

Lijst van termen 06 Kooldioxide (CO 2 ): Een natuurlijk voorkomend gas en tevens een neveneffect van het verbranden van fossiele brandstoffen, zoals olie, gas en kolen, het verbranden van biomassa, veranderingen in het grondgebruik en industriële processen (bijv. cementproductie). Het is het belangrijkste antropogene broeikasgas en het referentiepunt voor het meten van de impact van andere broeikasgassen. Methode van de milieuvoetafdruk van een organisatie (OEF): Een methode die wordt aanbevolen door de Europese Commissie, waarbij de milieuprestatie van een organisatie gedurende de levenscyclus wordt gemeten en bekendgemaakt. Zij omvat de verslaglegging van de uitstoot van broeikasgassen, maar blijft hiertoe niet beperkt. Mitigatie: Pogingen om de uitstoot te verminderen of de broeikasgasputten te vergroten. Voorbeelden hiervan zijn het efficiënter gebruiken van fossiele brandstoffen, het overstappen op energie uit hernieuwbare bronnen, het verbeteren van de isolatie van gebouwen en het vergroten van putten, zoals bossen, om grotere hoeveelheden kooldioxide uit de atmosfeer te halen. Programma voor groene gebouwen (GBP): Een vrijwillig programma van de Europese Commissie dat kosteneffectieve maatregelen steunt ter verbetering van de energie efficiëntie en ter introductie van hernieuwbare energiebronnen in de utiliteitsbouw. Verrekening: CO 2 -verrekening is een mechanisme waarbij individuen of organisaties hun eigen BKG uitstoot, of een gedeelte daarvan, compenseren door te betalen voor een BKG vermindering elders in de wereld, bijv. uitstootverminderingen waarbij kolencentrales door windmolenparken worden vervangen. Verrekeningen worden berekend ten opzichte van een referentieniveau dat staat voor een hypothetisch scenario voor het niveau waarop de uitstoot zou zijn uitgekomen zonder de mitigatieprojecten die de compensatie bewerkstelligen. Voltijdsequivalent (VTE): Een eenheid voor het meten van het aantal personen op een dusdanige manier dat ze met elkaar te vergelijken zijn, ook al werken ze een verschillend aantal uren per week. Weglekken: Dat deel van de teruggedrongen broeikasgasemissies in landen die aan de voorgeschreven limieten proberen te voldoen, dat in andere landen die zich niet aan deze limieten hoeven te houden weer kan opduiken. Zo kunnen bedrijven de productie van ontwikkelde landen naar ontwikkelingslanden verplaatsen om op deze wijze te ontkomen aan beperkingen op de uitstoot.

Samenvatting 07 I Voor een geloofwaardig klimaatbeleid van de EU is het van belang dat de EU instellingen en -organen een voortrekkersrol spelen bij het ontwerpen en toepassen van beleid voor het terugdringen van hun uitstoot van broeikasgassen (CO 2 -voetafdruk) als overheidsinstellingen. Vanaf 2005 zijn de EU instellingen en -organen erin geslaagd de trend van de toenemende uit stoot door hun gebouwen te keren. Ze hebben echter de kans gemist om een gezamenlijk beleid op te stellen en uit te voeren om bij te dragen aan het doel van de Unie om in 2020 de uitstoot met 20 % te hebben verminderd ten opzichte van 1990. II Zes van de 15 gecontroleerde EU instellingen en -organen hebben hun uitstoot in 2012 niet gemeld en die welke dit wel hebben gedaan hebben de volledige uitstoot niet berekend of prijsgegeven. Dientengevolge is de volledige CO 2 -voetafdruk niet bekend en de fragmentarische informatie die beschikbaar is, dreigt de geloofwaardigheid van de rapportage en de pogingen tot mitigatie te ondermijnen. III Bewijs dat de totale uitstoot van de EU instellingen en -organen als geheel aan het afnemen is, bestaat alleen voor het energieverbruik in gebouwen. De gegevens die beschikbaar zijn over andere uitstoot, met name de uitstoot die wordt veroorzaakt door vervoer, laten geen duidelijke trend zien. IV De totale dalingen tot op heden zijn grotendeels toe te schrijven aan de aankoop van elektriciteit afkomstig van hernieuwbare bronnen, die bij berekeningen van de CO 2 -voetafdruk als geen uitstoot telt. V De EU instellingen en -organen maken niet volledig gebruik van de milieubeheersinstrumenten die door de Commissie worden gepropageerd. De voortgang bij het invoeren van het milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) verloopt langzaam. Vanaf 2001 is het voor overheidsinstellingen mogelijk om zich voor EMAS te registreren en in juni 2014 waren 7 van de 15 EU instellingen en -organen ingeschreven. Groene aanbestedingen worden gezien als een optie en niet zozeer als een verplichting, en slechts weinig instellingen en organen maken er systematisch gebruik van. VI De aankomende EU doelstelling voor 2030 voor het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen geeft de EU instellingen en -organen een nieuwe kans om een gemeenschappelijk beleid te ontwikkelen en uit te voeren. VII De Rekenkamer raadt de Commissie aan om een gemeenschappelijk beleid voor te stellen voor het terugdringen van de CO 2 -voetafdruk van de EU instellingen en -organen. Dergelijk beleid zou een gekwantificeerd totaal reductiestreefcijfer moeten bevatten voor de broeikasgasemissies voor het jaar 2030. De EU instellingen en -organen moeten: a) een geharmoniseerde aanpak invoeren voor de verslaglegging van hun uitstoot en ook van alle relevante indirecte uitstoot; b) een gezamenlijke aanpak ontwikkelen ter vrijwillige compensatie van de broeikasgasemissies die onvermijdelijk zijn; c) ten volle gebruikmaken van de milieubeheersinstrumenten die door de Commissie worden gepropageerd, vooral op het gebied van groene overheidsopdrachten.

Inleiding 08 Met het beleid van de Europese Unie op milieugebied wordt een hoog beschermingsniveau nagestreefd 01 Artikel 11 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat milieubeschermingsvoorschriften geïntegreerd dienen te worden in het beleid en de activiteiten van de Unie, vooral met het oog op de bevordering van duurzame ontwikkeling. 02 Met het beleid van de Unie op milieugebied wordt een hoog beschermingsniveau nagestreefd. Haar beleid berust op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuschade bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt 1. Het voorkomen van gevaarlijke klimaatverandering is een prioriteit van de Europese Unie 03 Voor 2020 heeft de EU het vaste voornemen uitgesproken 2 om haar uitstoot van broeikasgassen (BKG) met ten minste 20 % te verminderen ten opzichte van 1990 3. 04 Voor 2030 heeft de Europese Commissie voorgesteld een BKG emissiereductiestreefcijfer te formuleren van 40 % voor binnenlandse EU uitstoot ten opzichte van de uitstoot in 1990 4. Het Europees Parlement heeft opgeroepen tot een vermindering van ten minste 40 % 5. Overheidsinstellingen spelen een belangrijke rol bij het behalen van klimaatdoelstellingen 05 De belangrijkste bron van BKG uitstoot in Europa is de energieproductie door brandstofverbranding en vervoer 6. Overheidsinstellingen op elk niveau kunnen de omvang van deze en andere uitstoot beïnvloeden door anders te werk te gaan. Door middel van overheidsopdrachten kunnen zij duurzame oplossingen bevorderen voor de benodigde werken, goederen en diensten. 06 Voor een geloofwaardig klimaatbeleid van de Europese Unie is het van belang dat de EU instellingen, -organen, -bureaus en -agentschappen (hierna EU instellingen en -organen genoemd) het goede voorbeeld geven en een voortrekkersrol spelen bij het ontwerpen en toepassen van strategieën voor het matigen van de CO 2 - voetafdruk van overheidsinstellingen. Tekstvak 1 geeft enige informatie over de wijze van berekening van de CO 2 - voetafdruk van een organisatie. 07 In het licht van de beginselen die zijn vastgelegd in het Verdrag bestaan er twee aanvullende manieren om de impact van de BKG uitstoot van de EU instellingen en -organen op het milieu te matigen: a) bij voorrang door deze uitstoot te verminderen; b) door de restuitstoot te compenseren door middel van verrekening. 1 Zie artikel 191 VWEU. 2 Conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 8/9 maart 2007, paragraaf 32. 3 De Europese Raad heeft aangeboden deze toezegging te verhogen naar een absolute uitstootreductie van 30 % indien de andere grote economieën beloven hun aandeel in een mondiale uitstootreductiepoging te leveren. 4 COM(2014) 15 final van 22 januari 2014 een beleidskader voor klimaat en energie in de periode van 2020 tot 2030. 5 Resolutie van het Europees Parlement van 5 februari 2014 over een kader voor klimaat- en energiebeleid voor 2030 (2013/2135(INI)). 6 Eurostat Pocketbook, Energy, transport and environment indicators, uitgave 2013.

Inleiding 09 Tekstvak 1 Het berekenen van de CO 2 -voetafdruk van een organisatie De CO 2 -voetafdruk geeft de totale hoeveelheid uitstoot van broeikasgassen (BKG) weer die direct en indirect verband houdt met de activiteiten van een organisatie. De bronnen van deze uitstoot zijn bijvoorbeeld de elektriciteitsproductie in elektriciteitscentrales, verwarming door middel van fossiele brandstoffen en vervoer. Broeikasgassen zoals kooldioxide (CO 2 ), methaan (CH 4 ), distikstofoxide (N 2 O) en fluorkoolwaterstoffen (HFK s) hebben een verschillend aardopwarmingsvermogen. Zo staat een ton methaan gelijk aan 25 ton CO 2. Om dit in de berekeningen mee te nemen wordt de hoeveelheid van elk gas omgezet naar CO 2 -equivalenten (CO 2 e), zodat de totale impact van alle bronnen tot één cijfer kan worden samengevoegd. Het wijdverbreide BKG protocol maakt een onderscheid tussen drie categorieën uitstootbronnen ( groepen ). Het figuur hieronder laat enkele bronnen zien die het meest relevant zijn voor de overheidsinstellingen. Broeikasgassen Groep 1 directe uitstoot Groep 2 indirecte uitstoot Groep 3 indirecte uitstoot Pendelverkeer Eigen verbranding van brandstoffen Eigen voertuigen Aankoop van elektriciteit Stadsverwarming en koeling Zakenreizen Voorraden en diensten Vaste activa Aanvankelijk lag de nadruk bij de verslaglegging door de organisaties op groep 1 en 2 van de uitstoot. De uitstoot van groep 3 wordt echter steeds vaker in aanmerking genomen om de BKG gerelateerde risico s en kansen uitvoerig te kunnen beheren. Bron: Europese Rekenkamer.

Reikwijdte en aanpak van de controle 10 08 Alle EU instellingen en -organen met meer dan 500 personeelsleden in 2012 werden door de controle bestreken. Daarnaast werd het Europees Milieuagentschap gecontroleerd vanwege zijn specifieke taken die rechtstreeks verband houden met de reikwijdte van de controle. Tabel 1 noemt de 15 EU instellingen en -organen waarop de controle betrekking had. Ten behoeve van de controle zijn de Europese Raad en de Raad van de Europese Unie (hierna de Raad genoemd) behandeld als één entiteit omdat de Europese Raad geen eigen secretariaat heeft maar wordt bijgestaan door het secretariaat generaal van de Raad van de EU. Evenzo werden het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio s (hierna de Comités genoemd) behandeld als één entiteit, omdat zij gebouwen en logistiek en vertaaldiensten delen en deze gezamenlijk beheren. Bij de controle werd bijzondere aandacht besteed aan de Europese Commissie, niet alleen vanwege haar omvang, maar ook vanwege haar rol als de EU instelling met initiatiefrecht. 10 De controle was gebaseerd op vragenlijsten, interviews en een analyse van documenten en statistieken die door de gecontroleerde EU instellingen en -organen zijn gepubliceerd dan wel opgesteld. Tevens was de controle gebaseerd op een steekproef van aanbestedingsprocedures. 11 De controle was geen CO 2 -controle, d.w.z. het doel was niet om de CO 2 -uitstoot van de gecontroleerde EU instellingen en -organen te berekenen of te herberekenen of om de juistheid van de onderliggende gegevens te verifiëren. Tenzij anders vermeld, hebben de gegevens in dit verslag betrekking op het jaar 2012. 09 Bij de controle van de Rekenkamer werd nagegaan of de EU instellingen en -organen een beleid hadden om de impact van hun administratieve werkzaamheden op het milieu te verminderen, en of dit beleid doeltreffend was ingevoerd. De Rekenkamer onderzocht of de EU instellingen en -organen: a) hun uitstoot van broeikasgassen hadden berekend, deze hadden verminderd en de restuitstoot hadden gecompenseerd door middel van verrekening; b) ten volle gebruik hadden gemaakt van de milieubeheersinstrumenten die door de Commissie worden gepropageerd om de uitstoot te verminderen.

Reikwijdte en aanpak van de controle 11 Tabel 1 De 15 EU instellingen en -organen waarop de controle betrekking had Europese Commissie Europees Parlement Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten voor 2012 25 065 (24 901) 6 684 (6 773) Europese Raad 1 3 153 Raad van de Europese Unie (3 101) Locaties Brussel, Luxemburg, Ispra, Geel, Karlsruhe, Petten, Sevilla, Grange, vertegenwoordigingen in lidstaten Brussel, Luxemburg, Straatsburg, informatiekantoren in lidstaten Brussel Brussel, Luxemburg Europese Investeringsbank 2 2 185 3 (2 369) 3 Luxemburg Hof van Justitie van de Europese Unie Europese Dienst voor extern optreden Europese Centrale Bank 1 952 (1 991) 1 670 (1 661) 1 448 (2 602) Europees Economisch en Sociaal Comité 5 1 255 Comité van de Regio s van de Europese Unie 5 (1 252) Europese Rekenkamer 6 887 (882) Harmonisatiebureau voor de interne markt Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart Europees Geneesmiddelenbureau Europees Milieuagentschap 775 (861) 634 (685) 590 (599) 136 (135) Luxemburg Brussel 4 Frankfurt am Main Brussel Luxemburg Alicante Keulen Londen Kopenhagen 1 De Europese Raad wordt bijgestaan door het secretariaat generaal van de Raad van de EU. 2 De EIB heeft op vrijwillige basis deelgenomen aan de controle. 3 Het aantal ambten heeft betrekking op het einde van 2012 en het einde van 2013. 4 Hoofdkantoren. 5 De comités delen hun gebouwen en logistiek en beheren deze gezamenlijk. 6 De bevindingen over de Europese Rekenkamer zijn niet extern geverifieerd.

Opmerkingen 12 De EU instellingen en -organen hebben geen gemeenschappelijk beleid ten aanzien van het controleren en matigen van hun uitstoot van broeikasgassen De volledige CO 2 -voetafdruk van de EU instellingen en -organen is niet bekend en de fragmentarische informatie die beschikbaar is, dreigt de geloofwaardigheid van de rapportage te ondermijnen 12 Naar het oordeel van de Rekenkamer is betrouwbare en uitvoerige informatie over de feitelijke omvang van de CO 2 - voetafdruk van de EU instellingen en -organen een essentiële voorwaarde voor het opstellen en uitvoeren van doeltreffende mitigatiestrategieën die geloofwaardig en overtuigend zijn als een na te volgen voorbeeld. Zulke informatie is thans voor de meeste EU instellingen en -organen niet beschikbaar. Er bestaat geen gemeenschappelijke aanpak voor het berekenen van de CO 2 -voetafdruk van de EU instellingen en -organen. 13 Bindende EU wetgeving over het berekenen van de CO 2 -voetafdruk van overheidsinstellingen bestaat niet. In principe zijn de EU instellingen en organen dan ook vrij om te beslissen of zij de door hun activiteiten veroorzaakte uitstoot willen melden en zo ja, hoe ze deze willen berekenen en controleren. Het kan echter zo zijn dat zij in hun respectieve gastlanden blootgesteld zijn aan bepaalde rapportageverplichtingen, bijvoorbeeld wat betreft de energieprestatie van hun gebouwen. Zulke rapportageverplichtingen worden echter niet in de gehele EU geharmoniseerd. 14 In tegenstelling tot een groeiende praktijk in de particuliere sector 7 vereist het Financieel Reglement van de EU (FR) 8 geen opneming van milieuinformatie in de verslagen die moeten worden ingediend krachtens titel IX ervan ( rekening en verantwoording en boekhouding ) 9. Interinstitutionele overeenkomsten op dit gebied bestaan ook niet. 15 Organisaties die deelnemen aan het vrijwillige Europees milieubeheer- en milieuauditsysteem EMAS 10 dienen te rapporteren over een kernindicator uitstoot, die de totale BKG uitstoot bevat, uitgedrukt in tonnen CO 2 equivalent. Volgens de beslissing van de Commissie aangaande de leidraad over de deelname aan EMAS 11 behoeft de aanpak voor het kwantificeren van uitstoot echter verduidelijking. In ieder geval bevat de leidraad de aanbeveling dat organisaties niet alleen directe, maar ook significante indirecte BKG uitstoot rapporteren (zie tekstvak 1). 7 De Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op grond van artikel 54, lid 3, onder g) van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11) bepaalt dat een jaarverslag, waar passend en voor zover noodzakelijk voor het begrijpen van de ontwikkeling, prestatie of positie van de vennootschap, tevens niet financiële informatie, waaronder milieugerelateerde informatie, dient te bevatten. In april 2013 heeft de Commissie een wetgevingsvoorstel ingediend (COM(2013) 207 final van 16 april 2013) om dergelijke rapportage verplicht te stellen voor ondernemingen met gemiddeld meer dan 500 werknemers. 8 Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1). De verordening geldt niet voor de Europese Centrale Bank en de Europese Investeringsbank. De EU-agentschappen hebben financiële regels die de regels volgen welke van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie. 9 Het jaarverslag van de Europese Centrale Bank bevat een deel over milieukwesties. De Europese Investeringsbank doet verslag van milieukwesties in haar Corporate Responsibility - verslag dat deel uitmaakt van het jaarverslag 2009 van de EIB Groep. 10 Voor nadere bijzonderheden over EMAS, zie de paragrafen 62-78. 11 Zie blz. 25 en 26 van Besluit 2013/131/EU van de Commissie van 4 maart 2013 tot vaststelling van een leidraad waarin de noodzakelijke stappen voor deelname aan EMAS worden uitgelegd, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) (PB L 76 van 19.3.2013, blz. 1).

Opmerkingen 13 16 In een op 9 april 2013 12 aangenomen aanbeveling bevordert de Commissie het gebruik van de methode van de milieuvoetafdruk van een organisatie (OEF) voor het meten en bekendmaken van de milieuprestatie van overheidsorganisaties gedurende de levenscyclus, waartoe ook de rapportage van BKG uitstoot behoort. OEF werd ontwikkeld door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie, rekening houdend met de aanbevelingen van bestaande en algemeen aanvaarde methoden en leidraden voor milieuverantwoording door organisaties. 17 Volgens de Commissie is de ontwikkeling van de OEF methode in gang gezet door het feit dat de huidige wildgroei aan methoden en initiatieven om de milieuprestatie te beoordelen en bekend te maken tot verwarring en wantrouwen tegenover milieuprestatie informatie leidt 13. Zoals bleek uit de controle van de Rekenkamer heeft deze analyse ook betrekking op de rapportages van de EU instellingen en -organen over hun eigen CO 2 -afdruk. Zes van de 15 gecontroleerde EU instellingen en -organen hebben hun BKG uitstoot in 2012 niet gerapporteerd en degenen die dit wel hebben gedaan hebben niet alle elementen berekend of prijsgegeven. 18 Bij de controle werd de informatie onderzocht die bij de EU instellingen en -organen direct beschikbaar was over hun respectieve BKG uitstoot in 2012. De Europese Raad en de Raad van de Europese Unie, de Europese Dienst voor extern optreden, het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart en het Europees Geneesmiddelenbureau hebben geen informatie gepubliceerd over hun uitstoot in 2012. De andere instellingen en organen hebben slechts onvolledige informatie verstrekt. 19 Bij gebreke van bindende regels voor het berekenen van de CO 2 -afdruk van een organisatie is de controle de CO 2 -voetafdruk van het Europees Parlement als benchmark gehanteerd vanwege de ruime reikwijdte. Tabel 2 toont ter vergelijking een uitsplitsing van de uitstootbronnen die al dan niet in aanmerking zijn genomen, en van het gemelde uitstootniveau. 12 Aanbeveling 2013/197/EU van de Commissie van 9 april 2013 betreffende het gebruik van gemeenschappelijke methoden voor het meten en bekendmaken van de milieuprestatie van producten en organisaties gedurende de levenscyclus (PB L 124 van 4.5.2013, blz. 1). 13 Zie de tweede overweging van Aanbeveling 2013/197/EU van de Commissie.

Opmerkingen 14 Tabel 2 Rapportage van de CO 2 e uitstoot in 2012 (uitsluitend informatie die reeds gepubliceerd is of nog gepubliceerd gaat worden, reikwijdte van de rapportage van het Europees Parlement als benchmark gebruikt) Europees Geneesmiddelenbureau Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart Europese Dienst voor extern optreden Europese Rekenkamer Europese Raad en Raad van de EU De Comités (EESC en CvdR) Europese Commissie Europees Milieuagentschap Harmonisatiebureau voor de interne markt Europese Centrale Bank Europese Investeringsbank Hof van Justitie Europees Parlement Legenda Behandeld ( ) Bestreken door een schatting Gedeeltelijk behandeld x Niet behandeld n.v.t. Niet beschikbaar Uitstoot in 2012 (tonnen CO 2 e) 91 893 18 801 16 441 17 793 2 145 704 42 911 1 066 N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. REIKWIJDTE VAN DE RAPPORTAGE omvat uitstoot van: Energieverbruik in gebouwen 1 2 2 x x x x x Weglekken van koelgassen x x x x x x x x x x Goederenvervoer ( ) x x x x x x x x x x x Personenvervoer Pendelen x x x x x x x x x x Zakenreizen 3 4 x x x x x x Bezoekers x x x x x x x x x Aankoop van voorraden en diensten ( ) 5 5 x x x x x x x x x Afval x x x x x x x x x x Vaste activa 6 Oprichting van gebouwen ( ) x x x x x x x x x x x Kantoormeubilair ( ) x x x x x x x x x x x ICT apparatuur ( ) x x x x x x x x x x x Andere apparatuur ( ) x x x x x x x x x x x 1 Geen jaarcijfer gepubliceerd, alleen totaalcijfer voor 2010-2012. 2 Uitsluitend gebouwen binnen de reikwijdte van het milieubeheersysteem EMAS. 3 Reizen van leden van het Parlement om vergaderingen in Brussel en Straatsburg bij te wonen zijn niet meegerekend. 4 Alleen dienstauto s zijn inbegrepen. 5 Alleen papier is inbegrepen. 6 Uitstoot ontstaan tijdens de bouw of de vervaardiging van duurzame goederen. NB: De meeste gegevens over de uitstoot zijn afkomstig van de verschillende jaarlijkse milieuverklaringen van de verslagleggende EU instellingen. In het geval van het Hof van Justitie zijn de gegevens afkomstig van een extern onderzoek naar de CO 2 -voetafdruk. In het geval van de EIB zijn de gegevens afkomstig van haar verslag over de CO 2 -voetafdruk van 2012.

Opmerkingen 15 20 Zoals in tabel 2 te zien is, heeft het Europees Parlement voor zijn jaarlijkse totale uitstootrapportage een grote reeks aan uitstootbronnen meegerekend. Ten gevolge van deze brede reikwijdte is de hoeveelheid door het Parlement gerapporteerde emissies bijna zo hoog als de hoeveelheid emissies die door alle EU instellingen en -organen samen zijn gerapporteerd. Hoewel de in aanmerking genomen categorieën van uitstootbronnen in principe alomvattend zijn, laat het Europees Parlement bij de reikwijdte van haar rapportage de uitstoot buiten beschouwing die wordt veroorzaakt door het reizen van zijn leden van hun thuisland naar vergaderingen in Brussel en Straatsburg. 21 De rapportage door de Commissie van de BKG uitstoot in termen van CO 2 - equivalenten in haar jaarlijkse milieuverklaring van 2013 bleef beperkt tot informatie over uitstoot die was veroorzaakt door energieverbruik in gebouwen binnen de reikwijdte van EMAS in Brussel, Luxemburg en Petten 14 en door op deze locaties gebruikte dienstauto s. 22 Het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio s hebben alleen uitstoot gerapporteerd die werd veroorzaakt door energieverbruik in gebouwen. De Comités legden uit dat ze bereid waren te heroverwegen of zij al dan niet een alomvattende milieu afdruk zouden berekenen zodra er een geharmoniseerde methodologie gereed is die overeenkomt met een EU standaard gebaseerd op de OEF aanpak. Drie EU instellingen en -organen streefden naar een verbeterde verslaglegging 23 De reikwijdte van de verslaglegging door de Europese Centrale Bank is sinds 2008 geleidelijk uitgebreid. De uitstoot die werd veroorzaakt door personeelsleden die pendelden van huis naar het werk en de uitstoot als gevolg van de bouw van nieuwe kantoren werden echter niet meegerekend. 24 Sinds de exercitie uit 2012 heeft de Europese Investeringsbank de methodologie van het BKG protocol toegepast 15. De uitstoot die werd veroorzaakt door de vervaardiging van gekochte goederen (behalve papier), de uitstoot als gevolg van gekochte diensten, en de uitstoot ten gevolge van de of vervaardiging van kapitaalgoederen (zoals apparatuur en voertuigen) zijn echter niet meegenomen in de reikwijdte van de rapportage. 25 Het Harmonisatiebureau voor de interne markt is voornemens zijn verslaglegging vanaf 2013 uit te breiden op basis van een onderzoek van een externe consultant. De reikwijdte van dit onderzoek omvatte echter niet de emissies hoger in de keten van gekochte goederen en diensten en van kapitaalgoederen. Bovendien bestreek het slechts de uitstoot van vluchten en niet van andere zakenreizen of van het bezoek van personeelsleden van de nationale autoriteiten aan het OHIM. 14 Zie tabel 6. 15 World Resources Institute, The Corporate Value Chain (Scope 3) Accounting & Reporting Standard http://www. ghgprotocol.org/standards/ scope-3-standard

Opmerkingen 16 Drie EU instellingen moeten zich voorbereiden op het melden van hun uitstoot, aangezien zij het proces voor aanmelding bij EMAS zijn ingegaan 26 Het secretariaat generaal van de Raad (SGR) is voornemens een onderzoek te starten om de CO 2 -uitstoot van de Raad vast te stellen. Dit onderzoek zal alleen activiteiten in Brussel behandelen. De reikwijdte van het geplande onderzoek omvat niet de uitstoot die werd veroorzaakt door het pendelen van de vertegenwoordigers van de lidstaten van en naar hun thuislanden om vergaderingen bij te wonen die werden georganiseerd door het GSC. Vergaderingen van de Raad in Luxemburg of in andere lidstaten zullen evenmin in aanmerking worden genomen. 27 In 2010 werd de CO 2 -voetafdruk van het Hof van Justitie uitvoerig extern onderzocht. De aanpak voor het berekenen van de voetafdruk was dezelfde als die voor het Parlement. In 2011 en 2012 zijn grote uitstootbronnen geactualiseerd. De gegevens zijn in juni 2014 gepubliceerd. 28 In november 2013 heeft de Europese Rekenkamer ter voorbereiding op EMAS een contract gesloten met een externe consultant. Ten tijde van de controle was een beslissing over de toekomst van de uitstootrapportage hangende. De Commissie weet nog niet of zij voor haar verslaglegging de methode van de milieuvoetafdruk van een organisatie zal gaan gebruiken 29 Een studie van de OEF methode die werd uitgevoerd op de vestiging van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek in Ispra heeft aangetoond dat de methode op overheidsinstellingen kan worden toegepast. De Commissie is echter nog niet het proces gestart tot opstelling van meer gedetailleerde sectorvoorschriften voor de OEF (OEFSR s) voor overheidsinstellingen. Een mogelijke lancering van de methode was ten tijde van de controle echter nog onzeker en dient volgens de Commissie nog verder te worden geanalyseerd, met name met het oog op de middelen die nodig zijn om de methode toe te passen. Er bestaat bewijs dat de uitstoot van de EU instellingen en -organen als geheel aan het afnemen is, maar alleen met betrekking tot het energieverbruik in gebouwen 30 Bij gebrek aan alomvattende en betrouwbare informatie over de feitelijke omvang van de CO 2 -voetafdruk van de EU instellingen en -organen is het moeilijk om algemene trends in hun BKG uitstoot vast te stellen. Om deze trends te kunnen vaststellen, moest bij de controle soms gebruik worden gemaakt van veronderstellingen die plausibel zijn maar die slechts op beperkt bewijs berusten.

Opmerkingen 17 31 Bij de EU beslissingen die worden genomen of voorgesteld om de uitstoot te verlagen, wordt 1990 als referentiejaar gehanteerd (zie de paragrafen 3 en 4). Specifieke gegevens over de uitstoot van de EU instellingen en -organen uit het jaar 1990 zijn echter niet beschikbaar. Bijgevolg is het niet mogelijk om hun huidige prestatie te vergelijken met hun feitelijke uitstoot in 1990. 32 Desalniettemin bestaat er enig bewijs dat suggereert dat hun algehele uitstoot na 1990 tot ten minste 2005 aanzienlijk is toegenomen 16. Deze toename werd veroorzaakt door de uitbreiding van de EU, de groeiende activiteiten van de bestaande instellingen en organen en de oprichting van nieuwe instellingen en organen. 33 In 2006 zijn op grotere schaal pogingen tot mitigatie van de BKG-uitstoot ondernomen. Bij de kentering was men gericht op de uitstoot die werd veroorzaakt door het energieverbruik in gebouwen. De omvang van deze uitstoot is afhankelijk van het algehele niveau van energieverbruik voor opwarming, afkoeling, verlichting, voedselbereiding, elektrische en elektronische apparatuur en gegevenscentra 17, en van het gedeelte van het energieverbruik dat wordt geproduceerd met weinig tot geen BKG uitstoot. Het gebruik van groene elektriciteit heeft geholpen de trend te keren van een toenemende uitstoot als gevolg van energieverbruik in gebouwen. 34 In 2007 zijn de EU instellingen en -organen begonnen met het kopen van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen ( groene elektriciteit 18 ) voor dat deel van hun energievraag dat niet door hun eigen productie werd gedekt. Alle gecontroleerde EU instellingen en -organen voorzien nu in alle, of minstens een aanzienlijk deel van hun externe elektriciteitsbehoefte met groene elektriciteit. 35 Bij het berekenen van CO 2 -voetafdrukken wordt groene elektriciteit meestal gelijkgesteld met een uitstoot van nul 19. Het mitigerende effect van groene elektriciteit op de algehele voetafdruk wordt geschat op ongeveer 20 %, mits alle elektriciteit afkomstig is van hernieuwbare bronnen en er een uitgebreid rapportagekader voor BKG uitstoot wordt toegepast. Overstappen op groene elektriciteit vermindert daardoor de algehele uitstoot, tenzij er daarnaast sprake is van een dusdanige stijging in het algehele energieverbruik van niet hernieuwbare bronnen, dat deze stijging niet kan worden opgevangen door groene elektriciteit. Een dergelijk scenario werd echter niet waargenomen bij de gecontroleerde EU instellingen en -organen. 16 Zo was het totale energieverbruik in de gebouwen van de Commissie in Brussel in 2005 ongeveer 60 % hoger dan in 2000, het jaar waarvoor voor het eerst gegevens aan de Rekenkamer zijn verstrekt. 17 Het algehele niveau van energieverbruik in gebouwen wordt beïnvloed door verschillende factoren, met name door: de hoeveelheid en grootte van de gebouwen, de intensiteit van hun bezetting in termen van het aantal werknemers en de perioden van gebruik, hun energieprestatie in technische termen, de efficiëntie van het gebouwbeheer en de temperatuurschommelingen. 18 Groene elektriciteit moet voldoen aan de criteria voor de garantie van oorsprong die zijn vastgelegd in Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 over de bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 2001/77/EG en 2003/30/EG (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16). 19 In de jaarlijkse milieuverklaring van de Commissie over gebouwen in Brussel wordt groene elektriciteit niet gelijkgesteld met geen uitstoot.

Opmerkingen 18...maar groene elektriciteit van externe leveranciers heeft haar beperkingen als middel om de BKG uitstoot terug te dringen 36 De meeste groene elektriciteit die door de EU instellingen en -organen wordt verbruikt, wordt verkregen via externe leveranciers, in Brussel en Luxemburg door middel van interinstitutionele contracten. Groene elektriciteit van externe leveranciers kent echter twee significante beperkingen wat betreft de afname van BKG uitstoot: zij is thans niet voor iedereen beschikbaar en is geen middel om de energieprestatie blijvend te verbeteren. 37 De hoeveelheid groene elektriciteit op de markt is momenteel beperkt. Daarom vermindert groene elektriciteit de algemene BKG uitstoot alleen wanneer door deze aankoop elektriciteit van fossiele brandstoffen wordt vervangen door productie in nieuwe centrales die hernieuwbare elektriciteit opwekken. 38 Groene elektriciteit is een eenmalige maatregel om een snelle en zichtbare afname van de uitstoot te bereiken, maar geen middel voor een blijvende verbetering. Met het overgaan op groene elektriciteit wordt extra tijd gewonnen alvorens verdere maatregelen worden geïntroduceerd om de algehele energievraag te verminderen. De gegevens die beschikbaar zijn over de vervoergerelateerde uitstoot laten geen duidelijke trend zien. 39 Vanwege de specifieke aard van de EU instellingen en -organen is de uitstoot als gevolg van vervoer hier meestal significanter dan het geval is bij de meerderheid van de overheden in lidstaten. Om een alomvattende berekening te maken van de uitstoot van vervoer dienen de volgende bronnen in aanmerking te worden genomen: a) het pendelen van en naar het werk; b) zakenreizen/lokaal vervoer; c) bezoekers en externe deelnemers aan vergaderingen en conferenties die worden georganiseerd door de instellingen en organen. 40 Als deze bronnen zouden worden meegerekend, zou de vervoersgerelateerde uitstoot ten minste de helft van de te rapporteren uitstoot van de EU instellingen en -organen vormen. De meeste gegevens die beschikbaar zijn over de vervoersgerelateerde uitstoot zijn echter minder compleet en betrouwbaar dan de gegevens over het energieverbruik in gebouwen. Zo hebben de gegevens waarop berekeningen zijn gebaseerd met betrekking tot personeel dat pendelt van huis naar het werk een grote foutmarge. Alleen bij de gegevens van het Europees Parlement en de Europese Investeringsbank kon een trend over een langere periode worden waargenomen en de respectieve resultaten in absolute termen wijzen in verschillende richtingen.

Opmerkingen 19 41 Het Europees Parlement meldde dat zijn vervoersgerelateerde uitstoot in absolute termen in 2012 ongeveer 20 % hoger was dan in 2006. Deze verhoging werd grotendeels veroorzaakt door het reizen van de bezoekers van het Parlement 20 naar Brussel en Straatsburg, maar ook doordat de besparingen op personeelsreizen tussen Brussel, Luxemburg en Straatsburg (zie tekstvak 2) werden tenietgedaan door de toename van zakenreizen buiten deze drie locaties 21. In relatieve termen behaalde het Parlement echter een afname van 3,3 % in haar vervoergerelateerde uitstoot per voltijdsequivalent 22. 42 De Europese Investeringsbank berichtte dat haar vervoergerelateerde uitstoot in 2012 6 % lager was dan in 2007. Per hoofd nam de vervoergerelateerde uitstoot met 36 % af. 20 Alleen reizen die door het Parlement werden gesubsidieerd werden meegerekend. 21 Voor 2012 meldde het Parlement dat personeelsreizen tussen de drie hoofdlocaties 2,5 % van de CO 2 -voetafdruk uitmaakten. Reizen van het personeel naar andere bestemmingen (grotendeels per vliegtuig) vormden 6,9 % van de voetafdruk. 22 Het concept van voltijdsequivalent van het Parlement (zie lijst van termen) omvat niet alleen leden en personeel maar ook bezoekers. Tekstvak 2 Minder uitstoot als gevolg van vervoer tussen Brussel, Luxemburg en Straatsburg De BKG uitstoot van de reizen van de personeelsleden van het Europees Parlement tussen Brussel, Luxemburg en Straatsburg is in 2012 met 34 % afgenomen ten opzichte van 2006. Dit is grotendeels toe te schrijven aan het feit dat vervoer per vliegtuig in grote mate werd vervangen door vervoer per trein. Kilometers (miljoen) 2006 2012 Ontwikkeling Met de auto 10,4 9,3-10 % Met de trein 3,0 7,1 + 139 % Met het vliegtuig 4,8 0,5-90 % Totaal 18,1 16,9-7 % Bron: Berekeningen van de ERK, gebaseerd op door het Parlement verstrekte gegevens. NB: Door afronding kan het voorkomen dat de som van de afzonderlijke cijfers niet overeenkomt met het totaal.

Opmerkingen 20 Ondanks het belang ervan worden vaste activa en voorraden en diensten vaak over het hoofd gezien als uitstootbronnen 43 Voorraden (zoals levensmiddelen of kantoorbenodigdheden) of diensten (zoals schoonmaak of catering) veroorzaken een uitstoot die, met uitzondering van de papiergerelateerde uitstoot, zelden werd beoordeeld. Hetzelfde geldt voor uitstoot die wordt veroorzaakt bij de vervaardiging van duurzame goederen (zoals ICT apparatuur) en bij de constructie of renovatie van gebouwen. Alleen het Europees Parlement heeft de volledige impact van vaste activa, voorraden en diensten op zijn CO 2 -voetafdruk berekend, wat neerkwam op ongeveer 30 % van het totaal dat in 2012 werd bericht. Voor het Hof van Justitie werd de impact op basis van cijfers uit 2010 geschat. Meer dan de helft van de gecontroleerde EU instellingen en -organen had geen gekwantificeerde streefdoelen voor het verlagen van haar uitstoot vastgesteld en slechts twee hadden voor 2020 gekwantificeerde streefdoelen opgesteld 44 In de optiek van de Rekenkamer is het opstellen van gekwantificeerde streefdoelen belangrijk voor het plannen en garanderen van de duurzaamheid van het milieubeheer van een organisatie. Het openbaar maken en het bereiken van dergelijke streefdoelen is van belang voor de geloofwaardigheid van de pogingen om de BKG uitstoot te verminderen. 45 In 2013 had meer dan de helft van de gecontroleerde EU instellingen en -organen geen gekwantificeerde streefdoelen opgesteld voor het verminderen van haar BKG uitstoot. De andere instellingen en organen hebben streefdoelen opgesteld die gerelateerd zijn aan specifieke activiteiten of uitstootbronnen, of hebben algemene streefdoelen opgesteld, terwijl het Europees Parlement beide heeft gedaan (zie tabel 3). De voorkeur ging uit naar streefdoelen met een korte tijdshorizon... 46 In de meeste gevallen worden kortetermijnstreefdoelen gehanteerd met een tijdshorizon van één tot drie jaar. Uit de controle bleek dat zulke kortetermijnstreefdoelen nuttig kunnen zijn wanneer quick wins mogelijk zijn, bijvoorbeeld in het geval van het terugdringen van de uitstoot door over te schakelen op groene elektriciteit. Het grote risico dat verbonden is aan kortetermijnstreefdoelen is dat ze geen geschikte tijdshorizon bieden voor stappen die meer voorbereiding vergen en die pas enkele jaren na het aanvankelijke besluit resulteren in uitstootbesparingen (met name bij bouwprojecten). Verder bleek uit de controle dat kortetermijnstreefdoelen die per jaar worden gesteld voor het energieverbruik in gebouwen de kans lopen door temperatuurschommelingen te worden verstoord.

Opmerkingen 21 Tabel 3 Gekwantificeerde streefdoelen ter vermindering van de BKG uitstoot Legenda: Ja x Neen Sectorale streefdoelen Algemene streefdoelen Absolute streefdoelen Relatieve streefdoelen Kortetermijnstreefdoelen (een tot drie jaar) Middellangetermijnstreefdoel (2020) Langetermijnstreefdoel (2030) Europees Parlement x x 1 x Europese Commissie x x x Europese Centrale Bank x x x x De Comités (EESC en CvdR) x x x x Europese Investeringsbank x x x x Europees Milieuagentschap x x x Europese Raad en Raad van de EU x x x x x x x Hof van Justitie x x x x x x x Europese Rekenkamer x x x x x x x Europese Dienst voor extern optreden x x x x x x x Harmonisatiebureau voor de interne markt x x x x x x x Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart x x x x x x x Europees Geneesmiddelenbureau x x x x x x x 1 Sommige tussentijdse reductiestreefcijfers voor 2016 voor energie, papier en afval zijn als bijkomende doelen gesteld. Gekwantificeerde streefdoelen stellen de hoeveelheid in de loop der tijd te realiseren emissiereducties vast. Er kunnen vier soorten gekwantificeerde doelen worden onderscheiden: οο οο οο οο Sectoriële streefdoelen gelden voor emissies die worden veroorzaakt door specifieke activiteiten (bijv. emissies afkomstig van verwarming en koeling van gebouwen). Een globaal streefdoel geldt voor het totaal van de emissies, veroorzaakt door de activiteiten van een instelling/orgaan. Absolute streefdoelen zijn gericht op reductie van emissies veroorzaakt door specifieke activiteiten van een instelling/orgaan als geheel in vergelijking met de hoeveelheid emissies in het basisjaar. Relatieve streefdoelen zijn gericht op de reductie van emissies per hoofd of per vierkante meter in vergelijking met het basisjaar. 47 Streefdoelen zijn ofwel absoluut (als afname van de totale uitstoot), ofwel relatief (als afname van uitstoot per hoofd van de bevolking of per vierkante meter) geformuleerd, of als combinatie van beide. Het stellen van absolute reductiestreefdoelen strookt meer met het klimaatbeleid van de EU, dat gericht is op het verminderen van de algehele uitstoot. Verder impliceert het nastreven van absolute reductiestreefcijfers dat de prestatie ook relatief gezien verbetert, tenzij een instelling of orgaan te maken heeft met afnemende activiteiten.