Uitvoeringsovereenkomst Vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 december 2016
De ondergetekenden: Stichting Metro Pensioenfonds, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen het "pensioenfonds", en Metro Cash & Carry Nederland B.V. gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de "onderneming" of de "werkgever", Voorts zijn partij bij deze overeenkomst, de verbonden ondernemingen die overeenkomstig de statuten zijn aangewezen: Inpakcentrale ICN B.V. te Duiven Remo Zaandam B.V. te Zaandam MIAG C.V. te Diemen Metro Cash & Carry International Holding B.V. te Amsterdam Rotterdam Trading office B.V. te Amsterdam hierna afzonderlijk aangeduid als de "werkgever" en tezamen als de "werkgevers"; Overwegende dat: De werkgever pensioenovereenkomsten heeft gesloten met zijn werknemers; De werkgever op grond van de Pensioenwet gehouden is de pensioenovereenkomsten extern onder te brengen door het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst; De werkgever de uitvoering van zijn pensioenregeling, op grond van de met werknemers gesloten pensioenovereenkomsten, heeft ondergebracht bij het pensioenfonds; Partijen onderkennen dat in beginsel werkgevers, al dan niet in samenspraak met werknemers, gaan over de inhoud van de pensioenregeling en het pensioenfonds over de uitvoering, behalve voor zover in het navolgende van deze wettelijke systematiek wordt afgeweken; De pensioenregeling bestaat uit de reguliere pensioenregeling, de verzekering van het WIAexcedentpensioen, de verzekering van het WAO-hiaatpensioen (die per 1 januari 2006 slechts nog geldt voor een gesloten groep deelnemers) en de vrijwillige verzekering van het Anwhiaatpensioen; De onderneming en het pensioenfonds nieuwe afspraken hebben gemaakt over de hoogte van de premie voor de jaren 2017, 2018 en 2019. Verklaren het volgende te zijn overeengekomen: Artikel 1 Begripsomschrijving In deze overeenkomst wordt verstaan onder: bestuur: beleidsdekkingsgraad: partijen: het bestuur van het pensioenfonds. het voortschrijdend twaalfmaandsgemiddelde van de actuele dekkingsgraad, zijnde de verhouding tussen de bezittingen en de verplichtingen van het pensioenfonds. het pensioenfonds, de onderneming en de werkgevers.
pensioenreglement: pensioengevend jaarsalaris reguliere pensioenregeling: statuten: de van tijd tot tijd geldende pensioenreglementen van het pensioenfonds. alle in het kalenderjaar aan deelnemers aan de reguliere pensioenregeling uitbetaalde vaste maandsalarissen, vakantietoeslag en vaste werkvenstertoeslagen II en/of IV, met een maximum van het bij ministeriële regeling gepubliceerde bedrag waarboven fiscaal geen pensioen mag worden opgebouwd (2016: 101.519). de pensioenregeling, die voorziet in ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen. de geldende statuten van het pensioenfonds. Artikel 2 Aanbieding en acceptatie 1. De werkgever is verplicht alle werknemers met wie de werkgever een pensioenovereenkomst, conform de pensioenregeling uitgevoerd door het pensioenfonds, heeft gesloten bij het pensioenfonds aan te melden op een door het pensioenfonds aan te geven wijze. 2. Het pensioenfonds is verplicht de werknemers als (aspirant-)deelnemer in de pensioenregelingen van het pensioenfonds te accepteren. 3. Partijen zijn verplicht tot getrouwe naleving van al datgene wat ten aanzien van hen is bepaald in deze overeenkomst. Voorts zijn partijen verplicht tot getrouwe naleving van alle op de pensioenregelingen toepasselijke wet- en andere regelgeving. Artikel 3 Verplichte bijdragen van de werkgever aan de pensioenregeling 1. Ter financiering en uitvoering van de pensioenregeling is de werkgever conform lid 2 en lid 3 van dit artikel een bijdrage verschuldigd van 19,5% van het pensioengevend jaarsalaris, vermeerderd met de bijdragen uit hoofde van lid 6. 2. De werkgever is voor de financiering van de uit het pensioenreglement voortvloeiende pensioenen aan het einde van iedere maand aan het pensioenfonds een premie verschuldigd ter grootte van één twaalfde deel van de totale premie die werkgever zal zijn verschuldigd aan het pensioenfonds. Deze totale premie wordt uitgedrukt in een percentage van het pensioengevend jaarsalaris. Dit percentage bedraagt voor de jaren 2017, 2018 en 2019 18,2%. De premiebijdrage uit hoofde van dit lid is inclusief de door de werkgever in te houden deelnemersbijdrage. 3. De werkgever is naast de premie uit hoofde van het vorige lid voor de jaren 2017, 2018 en 2019 een bijdrage van 1,3% van het pensioengevend jaarsalaris verschuldigd. Over dit bedrag is omzetbelasting verschuldigd. 4. In 2019 zullen pensioenfonds en werkgever de afspraken over premie- en vergoeding voor uitvoeringskosten evalueren en vóór 1 september van dat jaar nieuwe afspraken maken over een nieuwe termijn voor een vaste premie en uitvoeringskosten vanaf 2020. Indien door partijen geen nieuwe afspraken over premie of vergoeding voor uitvoeringskosten voor de jaren 2020 en verder wordt overeengekomen, blijft de werkgeversbijdrage bepaald op 19,5%, bestaande uit 18,2% uit hoofde van lid 2 en 1,3% uit hoofde van lid 3. Uitgangspunt voor het bestuur van Stichting Metro
Pensioenfonds is dat de werkgeversbijdrage in zijn totaliteit voor de toekomst gemiddeld kostendekkend dient te zijn voor de opbouw en uitvoering van de reguliere pensioenregeling. 5. De totale werkgeversbijdrage uit hoofde van lid 2 en lid 3 is gebaseerd op de kostendekkende premie die het pensioenfonds wettelijk is verplicht vast te stellen, als bedoeld in de ABTN. De premie wordt voor de jaren 2017, 2018 en 2019 gedempt op een vast percentage van 19,5% (inclusief de vergoeding voor uitvoeringskosten). De betaalde werkgeversbijdrage wordt jaarlijks door de actuaris op kostendekkendheid getoetst aan de daarvoor geldende wettelijke bepalingen rekening houdend met de in de ALM vastgestelde rendementsverwachtingen en een opslag voor voorwaardelijke toeslagverlening zoals opgenomen in de ABTN van het pensioenfonds.de vergoeding voor uitvoeringkosten wordt apart door het pensioenfonds bij de onderneming in rekening gebracht. 6. Behalve de werkgeversbijdragen uit hoofde van lid 2 en lid 3 is de werkgever jaarlijks werkgeversbijdragen verschuldigd voor de volgende regelingen: a. De premie voor verzekering van het WIA-excedentpensioen. De premie voor deze regeling wordt uitgedrukt in een percentage van de som van de verzekerde arbeidsongeschiktheidspensioenen. Dit percentage bedraagt sinds 2014 3%; het kan op basis van het geconstateerde schadeverloop jaarlijks per 1 januari van enig jaar worden aangepast. b. De premie voor verzekering van het Anw-hiaatpensioen. De premie voor deze regeling wordt vastgesteld aan de hand van de door het bestuur vastgestelde tarieven. De tarieven worden gebaseerd op de verschuldigde premie aan de herverzekeraar, verhoogd met de administratiekosten en gelden sinds 2014. De premie kan worden aangepast zodra de premie aan de herverzekeraar wijzigt of het risico per leeftijdscategorie substantieel wijzigt. c. De bijdrage die benodigd is voor een kostendekkende financiering en uitvoering van de pensioenopbouw voor oud werknemers met een WAO uitkering die op grond van een pensioenreglement recht hebben op een voor hen premievrije voortzetting van pensioenopbouw. Daarbij wordt uitgegaan van dezelfde grondslagen die gebruikt worden voor de bepaling van de in artikel 3, leden 2 en 3 bedoelde premie en de vergoeding voor de uitvoeringskosten. De vergoeding voor de uitvoeringskosten wordt apart in rekening gebracht en daarover is omzetbelasting verschuldigd. 7. Het pensioenfonds verbindt zich bij het vaststellen van de jaarrekening en de uitvoering van deze overeenkomst de activa en passiva van het pensioenfonds te waarderen overeenkomstig de methoden en grondslagen vermeld in de ABTN. Deze nota wordt door het pensioenfonds in overeenstemming met de uitgangspunten van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen opgesteld. Bij het vaststellen van deze grondslagen zal het pensioenfonds de eisen van redelijkheid en billijkheid in acht nemen en zullen de belangen van de werkgever worden meegewogen. Artikel 4 Vermogenstekort of -overschot 1. Indien het pensioenfonds gedurende drie achtereenvolgende jaren in onderdekking verkeert (beleidsdekkingsgraad onder 105%) is de werkgever bovenop de werkgeversbijdragen zoals bedoeld in artikel 3 leden 2, 3 en 6, een extra bijdrage verschuldigd ter grootte van tweederde deel van het verschil tussen het minimaal vereiste eigen vermogen en het aanwezige eigen vermogen.
Eenderde deel van het tekort zal worden opgeheven door vermindering van de opgebouwde en ingegane pensioenen. Betaling van de extra bijdrage gebeurt onder voorbehoud van goedkeuring door de onderneming. 2. Indien de beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds zich boven 150% bevindt, en het pensioenfonds voldoet aan alle in de Pensioenwet gestelde eisen voor premiekorting, mede gelet op de financiering van voorwaardelijke toeslagen en toegepaste kortingen op de pensioenen, wordt op de premie, als bedoeld in artikel 3 lid 2, een korting verleend. De korting bedraagt in dat geval eenvijftiende deel van het aanwezige eigen vermogen boven 150% beleidsdekkingsgraad. De premie zal niet lager worden dan de door de deelnemers verschuldigde bijdragen die door de werkgever op de salarissen worden ingehouden en zal nimmer negatief worden. Artikel 5 Betaling van de pensioenpremie 1. De onderneming zal maandelijks de verschuldigde premies (werkgevers- en deelnemersbijdragen samen) over de desbetreffende maand namens de werkgevers aan het pensioenfonds voldoen. Na afloop van het kalenderjaar stelt het pensioenfonds een definitieve jaarpremie over het afgelopen jaar vast. Wanneer de definitieve jaarpremie meer bedraagt dan de reeds op dat tijdstip namens werkgevers betaalde jaarpremie, verbindt de onderneming zich namens werkgevers binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar het meerdere te betalen aan het pensioenfonds. Wanneer de definitieve jaarpremie minder bedraagt dan de reeds op dat tijdstip namens werkgevers betaalde jaarpremie, verbindt het pensioenfonds zich het meerdere ten behoeve van de werkgevers aan de onderneming te betalen. 2. Het pensioenfonds verbindt zich eerst van de onderneming nakoming van de verplichtingen van de werkgevers uit hoofde van deze overeenkomst te vorderen en indien de onderneming de nietnakoming van een verplichting uit deze overeenkomst niet binnen een redelijke termijn heeft hersteld, is het pensioenfonds bevoegd nakoming van die verplichting te vorderen van de werkgever, die deze verplichting aangaat, casu quo van alle werkgevers in de verhouding waarin die verplichting de werkgevers aangaat. 3. Jaarlijks zal de door het pensioenfonds benoemde controlerend accountant een verklaring afgeven aan het pensioenfonds over de volledigheid en juistheid van de ingehouden en afgedragen premies. Artikel 6 Betaling van de vergoeding voor uitvoeringskosten 1. De onderneming zal maandelijks de uit hoofde van artikel 3, lid 3 verschuldigde vergoeding voor uitvoeringskosten aan het pensioenfonds voldoen uitgaande van het pensioengevend jaarsalaris dat hoort bij het bestand per 1 januari van het betreffende jaar. Na afloop van het kalenderjaar stelt het pensioenfonds de definitieve vergoeding voor uitvoeringskosten vast, op basis van het werkelijk pensioengevend jaarsalaris in het jaar waarvoor het voorschot was bepaald. Het in artikel 3, lid 3 bedoelde percentage voor de uitvoeringskosten staat daarbij vast. Wanneer de definitieve jaarvergoeding voor uitvoeringskosten meer bedraagt dan de reeds op dat tijdstip namens de werkgevers betaalde vergoeding voor uitvoeringskosten, verbindt de onderneming zich namens werkgevers binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar het meerdere te betalen aan het pensioenfonds. Wanneer de definitieve jaarvergoeding voor uitvoeringskosten minder bedraagt
dan de reeds op dat tijdstip namens werkgevers betaalde vergoeding voor uitvoeringskosten, verbindt het pensioenfonds zich het meerdere ten behoeve van de werkgevers aan de onderneming te betalen. Artikel 5.2 en 5.3 zijn van overeenkomstige toepassing op de vergoeding voor de uitvoeringskosten. 2. Het pensioenfonds zal iedere maand een factuur uitreiken voor de uitvoeringskosten met omzetbelasting. Artikel 7 Niet-nakoming van betalingsverplichtingen 1. De werkgever en het pensioenfonds verbinden zich over en weer om over de verschuldigde gelden, over de tijdvakken gelegen tussen het tijdstip waarop deze opeisbaar zijn geworden en het tijdstip waarop zij zijn bijgeschreven, interest te vergoeden tegen een interestvoet die gelijk is aan de in dat tijdvak geldende wettelijke rente. 2. Ingeval een werkgever een betalingsachterstand heeft van 5% of meer van de totale door het pensioenfonds te ontvangen jaarpremie en vergoeding van uitvoeringskosten en er tevens sprake is van een situatie van onderdekking, informeert het bestuur elk kwartaal het verantwoordingsorgaan. Artikel 8 Betalingsvoorbehoud onderneming 1. De werkgever heeft het recht de bijdragen met betrekking tot de reguliere pensioenregeling en de verzekering van het WIA-excedentpensioen aan het pensioenfonds te verminderen of te beëindigen indien: a. een ongewijzigde voortzetting van de betaling niet langer verantwoord is, gezien de financiële positie van de desbetreffende werkgever; b. sociale of fiscale wetten of publiekrechtelijk of privaatrechtelijk verplicht gestelde regelingen met betrekking tot pensioenvoorzieningen worden ingevoerd of gewijzigd. 2. Indien de onderneming het voornemen heeft tot vermindering of beëindiging van de bijdragen te besluiten, zal hij dit voornemen onverwijld schriftelijk aan het pensioenfonds en aan degenen van wie het pensioen door het besluit wordt getroffen, meedelen. Vanaf het moment dat de premie en de uitvoeringskosten niet meer worden betaald, zal geen verdere pensioenopbouw voor de deelnemers van de desbetreffende werkgever plaatsvinden en zullen de pensioenen van de betrokkenen premievrij worden gemaakt. Artikel 9 Verstrekking van gegevens en informatie 1. Het pensioenfonds is verplicht de deelnemer binnen drie maanden na aanvang van het deelnemerschap te informeren over de inhoud van de pensioenregelingen, de toeslagverlening, het recht om de geldende pensioenreglementen op te vragen, het bestaan van een vrijwillige pensioenregeling, omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de pensioenuitvoerder en het recht een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil op zijn pensioenaanspraak. 2. De onderneming is verplicht het pensioenfonds maandelijks alle gegevens en informatie te verstrekken namens de werkgevers die het pensioenfonds nodig heeft om de pensioenregelingen op correcte wijze te kunnen uitvoeren.
3. De werkgever staat er jegens het pensioenfonds voor in dat de aangeleverde gegevens en informatie juist en volledig zijn. De werkgever is aansprakelijk voor de financiële gevolgen van onjuiste, onvolledige of niet tijdige levering van gegevens en informatie aan het pensioenfonds. Artikel 10 Voorwaardelijke toeslagverlening 1. Op de opgebouwde en de ingegane pensioenen wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de stijging van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde afgeleide consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens. 2. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken en ingegane pensioenen worden aangepast. De toeslagverlening zal niet verder kunnen gaan dan de beschikbare middelen van de stichting naar het oordeel van het bestuur toelaten. 3. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. Artikel 11 Opstellen en wijzigingen van het pensioenreglement 1. Het pensioenreglement wordt opgesteld en kan worden gewijzigd door het bestuur. 2. De inhoud van de pensioenovereenkomst wordt bepaald door werkgevers, al dan niet in overleg met de werknemers. 3. De onderneming informeert het pensioenfonds schriftelijk over de door werkgevers met de werknemers overeengekomen wijzigingen in de pensioenovereenkomst. Het pensioenfonds stelt na ontvangst van de wijzigingen binnen drie maanden een nieuw conceptreglement op en legt dit samen met een opgave van de financiële consequenties van de wijziging en een uitspraak over de uitvoerbaarheid aan de onderneming voor. 4. De onderneming laat schriftelijk binnen een maand na ontvangst van het in lid 4 genoemde conceptreglement weten namens de werkgevers of zij akkoord gaan met de consequenties van de wijziging en het conceptreglement. 5. Indien de onderneming geen reactie geeft binnen de genoemde termijn mag het pensioenfonds ervan uit gaan dat de werkgevers akkoord zijn. 6. Het bestuur stelt het pensioenreglement vast. 7. In geval van klemmende noodzaak heeft het pensioenfonds het recht om zelfstandig en met uiterste terughoudendheid de pensioenregeling te wijzigen. Artikel 12 Overige bepalingen 1. Partijen beogen niet enige bepaling van deze overeenkomst aan te merken als een derdenbeding in de zin der wet. Pensioenovereenkomsten, pensioenregeling en pensioenreglement vormen een afdoend kader voor verbintenissen van het pensioenfonds jegens (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun (gewezen) partners. 2. Voor het geval enig beding desondanks als een derdenbeding gekwalificeerd zou worden, bepalen partijen nadrukkelijk dat de rechthebbende derden niet toetreden tot deze overeenkomst en daarbij dus geen partij zijn.
3. Op deze overeenkomst is het Nederlandse recht van toepassing. 4. Indien zich omstandigheden voordoen die ten tijde van het sluiten van de overeenkomst niet voorzienbaar waren en nakoming van de overeenkomst substantieel beïnvloeden, zullen partijen in gezamenlijk overleg en naar redelijkheid en billijkheid een oplossing proberen te vinden die recht doet aan de belangen van beide partijen in het kader van deze overeenkomst. 5. Het pensioenfonds biedt (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun (gewezen) partners geen mogelijkheid om individuele aanvullende verzekeringen anders dan die zijn opgenomen in de pensioenreglementen, te sluiten. Het pensioenfonds biedt de gewezen deelnemer de gelegenheid om de pensioenopbouw na het einde van het deelnemerschap vrijwillig voort te zetten voor de duur van maximaal drie jaar. 6. Bij geschillen tussen partijen omtrent de uitleg van statuten, pensioenreglementen en/of overeenkomst benoemt elke partij een arbiter. Deze arbiters benoemen gezamenlijk een onafhankelijke derde arbiter en vormen met deze als voorzitter de arbitragecommissie. Een geschil is aanwezig, indien en zodra één der partijen zulks beweert. De arbitragecommissie zal daarna binnen twee maanden na de vorming van de genoemde commissie een voor partijen bindende uitspraak in het geschil doen. Artikel 13 Duur van de overeenkomst 1. Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2017 en vervangt alle vóór die datum tussen de onderneming en het pensioenfonds geldende overeenkomsten. De overeenkomst geldt voor onbepaalde tijd; de afspraken in artikel 3 lid 1 en lid 2 gelden tot 1 januari 2020. Indien voor 1 januari 2020 geen nieuwe premie als bedoeld in artikel 3 lid 1 wordt afgesproken, en/of een nieuwe vergoeding voor uitvoeringskosten als bedoeld in artikel 3 lid 2, blijft deze tot aan het moment waarop eventueel wel een nieuwe premie en/of vergoeding voor uitvoeringskosten worden overeengekomen, de premie gehandhaafd op de in artikel 3 lid 1 vastgelegde 18,2% respectievelijk de vergoeding van uitvoeringskosten op de in artikel 3 lid 2 vastgelegde 1,3%. 2. Deze overeenkomst kan door alle partijen, met een opzegtermijn van zes maanden, per 31 december van enig kalenderjaar bij aangetekend schrijven worden beëindigd. 3. Na de beëindiging van deze overeenkomst behouden partijen jegens elkaar de verplichtingen uit deze overeenkomst over de periode tot en met de beëindigingsdatum. 4. Indien één van de werkgevers de overeenkomst opzegt, blijft de overeenkomst in stand voor de overige werkgevers. 5. Indien een werkgever na een afwijzende beschikking op een daartoe ingediend vrijstellingsverzoek verplicht wordt zich voor het onder de pensioenregeling vallende personeel of een gedeelte daarvan aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds, eindigt de overeenkomst per de datum waarop de verplichte deelneming aan een bedrijfstakpensioenfonds aanvangt. Aldus overeengekomen, in tweevoud opgemaakt en ondertekend te Amsterdam,
op. december 2016, Stichting Metro Pensioenfonds Metro Cash & Carry Nederland B.V. Metro Cash & Carry International Holding B.V. Inpakcentrale ICN B.V. Remo Zaandam B.V MIAG C.V. Rotterdam Trading Office B.V.