INSTALLATIE en ONDERHOUD Wijzigingen voorbehouden

Vergelijkbare documenten
INSTALLATIE en ONDERHOUD Wijzigingen voorbehouden

SSC20 Staalnamekoeler - Sanitair

EPM1 / EPM2 Elektronische pompmonitor

MST21 Thermostatische Instrument tracer condenspot

A3S Klepafsluiter - Balgmembraan - ANSI

S1 / S2 / S3 / S5 / S6 / S7 / S8 / S12 / S13 Waterafscheider

F12 / F14HP / F16 / F16L / F16HP Filter

SGC40 / SGS40 Kijkglas

M21Si / M21Vi Kogelafsluiters DN15 tot DN150

LSB3 / LSB4 Schakeldoos voor pneumatische servomotor BVA

SRV66 Drukreduceertoestel - Clean Steam

INSTALLATIE en ONDERHOUD Wijzigingen voorbehouden

AE30 Automatische ontluchter voor water

HM / HM34 Klokvlottercondenspot

200 Gietijzeren klokvlotterkondenspot

BM / BX / KA / KB / KC / KX Autonome tweeweg temperatuurregelklep

130 / HL10 Temperatuurbegrenzer - Autonoom werkend

INSTALLATIE en ONDERHOUD Wijzigingen voorbehouden

BTM7 / BTS7 / BTS7.1 Thermostatische condenspot - RVS

HL17 Temperatuurbegrenzer - Elektrisch gestuurd

INSTALLATIE en ONDERHOUD Wijzigingen voorbehouden

SRV2S Drukreduceertoestel

INSTALLATIE en ONDERHOUD Wijzigingen voorbehouden

TD42 Thermodynamische condenspot

F7 / F33 / F34 / F34HP / F36 / F36HP / F3616 / F37 / F3716 Filter

INSTALLATIE en ONDERHOUD Wijzigingen voorbehouden

M70i / M80i Kogelafsluiter - Roestvast staal - Zuivere stoom

AE44 / AE44S Ontluchter voor vloeistoffen

BRV71 / BRV73 Drukreduceertoestel

TD120M Thermodynamische condenspot

EasiHeat Warm water unit

EL2270 / EL2271 Temperatuurtransmitter

PC10HP Leidingconnector

PA20 Voorversterker voor niveauregelaar LP20

BPC32 / BPC32Y / BPC32F / BPC32CV / BPC32CVF / BPC32YCV / BPC32YCVF Thermostatische condenspot - Drukevenwicht - Staal PN40

BRV2S / BRV2P Drukreduceertoestel

FTC32 Gesloten vlottercondenspot - Staal (DN15-DN20)

S / SF Klokvlottercondenspot

CAS14 Condenspot voor lucht en gassen - RVS

AE44 / AE44S / AE46 / AE46S Ontluchter voor vloeistoffen

MSC Manifold voor stoom en condensaat

LCV3 / LCV4 / LCV6 / LCV7 Terugslagkleppen

MFP14-PPU Automatische pompset

BPS32 / BPS32Y Thermostatische condenspot - Drukevenwicht - RVS

PF51G Pneum. afsluiter met schuine spindel - Brons

INSTALLATIE en ONDERHOUD Wijzigingen voorbehouden

HP45 BYVAP bimetaalcondenspot - PN150

CSF16 / CSF16T Filter in roestvast staal - stoom

DRV4 Stalen Drukreduceerventiel

KBV21i / KBV40i Bodemspuiafsluiter

FT46 Gesloten-vlottercondenspot - RVS - DN15 tot DN50

CP30 Geleidbaarheidssonde

SV60 / SV60H Veiligheidsklep

TDC46M / TDS46M / UTDS46M Thermodynamische condenspot

PF6 Pneumatische afsluiter met schuine spindel - RVS

DRV7 Nodulair gietijzeren drukreduceerventiel

FT44 Koolstofstaal Gesloten vlotterkondenspot (DN15 tot DN50)

FT46 Gesloten-vlottercondenspot - RVS - DN15 tot DN50

FT44 Gesloten vlotterkondenspot (DN15 tot DN50)

SVL488 Veiligheidsklep - Veerbelast - RVS - Clean Service

DP143 / DP143H / DP143G / DP143Y Drukreduceertoestel - servogestuurd

INSTALLATIE en ONDERHOUD Wijzigingen voorbehouden

VISCO / VISCOROL Magnetisch peilglazen

DP163 / DP163G Drukreduceertoestel

DRV4 Stalen Drukreduceerventiel

BSA / BSAT Klepafsluiter - Balgmembraan klepsteeldichting

IBPC32 / IBPS32 / ISMC32 Condenspot met ingebouwde Spiratec sensor

CP32 Geleidbaarheidssonde

INSTALLATIE INSTRUCTIES VOOR VLINDERKLEPPEN

LP31 Zelfcontrolerende niveausonde

HANDLEIDING. Sesame. Thermoplastic Tank Technologies

FT14 / FT14HC Gesloten-vlottercondenspot (1"HC,1"1/4,1"1/2 en 2")

PF5 / PF6 Pneumatische afsluiter met schuine spindel

QLM / QLD Drieweg regelklep - DN125 tot DN200 INSTALLATIE en ONDERHOUD

PC3 / PC4 Leidingconnector

DEP4 Stalen overstortregelaar-tegendrukregelaar

MFP14-PPU Automatische pompset

VAD Ontoververhitter met variabele doorlaat

CSF16 Filter in roestvast staal

FT14 / FT14HC Gesloten-vlottercondenspot (1"HC,1"1/4,1"1/2 en 2")

FTS14 Gesloten-vlotter condenspot - RVS

CP32 Geleidbaarheidssonde

Inbedrijfstelling van de installatie

SV604H. Veiligheidsklep voor watersystemen

BDV1 / BDV2 Ontlastingsklep

37D / 37DE Temperatuurregelaar

BVA300 Pneumatische servomotoren. Installatie- en onderhoudsinstructies

LCV3 / LCV4 / LCV6 / LCV7 Terugslagklep

SDP143 Overstortregelaar

DEP7 Nodulair gietijzeren overstortregelaar-tegendrukregelaar

FT43 / FT44 / FT46 / FT47 Gesloten vlottercondenspot

Handleiding rookgascondensor INHOUDSOPGAVE: WERKING. 1.1 Algemeen 1.2 Werking INSTALLATIE

SV60 Veiligheidsklep

SI20 / SI40 Stoomluchtbevochtiger

M21Si / M21Vi Kogelafsluiters - Eéndelig - Gereduceerde doorlaat DN15-DN150

BCV Deconcentratie Spuiklep

SV60H Veiligheidsklep voor watersystemen

HANDLEIDING ZODENSNIJDER CLASSEN SC-12 SC-18 SC-20 SC-24

STS17.2 Compacte ontwateringspost - RVS

37D / 37DE Temperatuurregelaar

Transcriptie:

IM-S052-06 CH-BEn-01 9.1.2.020 VES / VEP / EVC Golfbuizenwarmtewisselaars 1. Stockage 2. Montage 3. Werking 4. Onderhoud 5. Naamplaat 6. Foutopsporing 7. Reservedelen INSTALLATIE en ONDERHOUD Wijzigingen voorbehouden

VES / VEP / EVC Installatie en Onderhoud 1. Stockage Opmerking: Indien de warmtewisselaar niet onmiddellijk geïnstalleerd en in werking genomen kan worden, dient men de nodige voorzorgen te nemen opdat de warmtewisselaar niet beschadigd raakt tijdens stockage. Spirax-sarco is niet verantwoordelijk voor schade / corrosie of andere beschadigingen van de warmtewisselaar tijdens transport en opslag van de warmtewisselaar. Rekening houdend met de hoge kost en fabricagetijd is een correcte opslag absoluut noodzakelijk. Ter informatie geven wij u een aantal tips, doch het valt onder uw verantwoordelijkheid om te oordelen of ze van toepassing zijn. 1.1. Controleer, bij ontvangst, of de warmtewisselaar beschadigd is. Contacteer, bij schade, onmiddellijk de transporteur en Spirax-Sarco. 1.2. Warmtewisselaars voor olie kunnen in de fabriek een druktest ondergaan met olie. De resterende olielaag op de binnenkant van de warmtewisselaar kan corrosie bij opslag niet voorkomen. 1.3. Indien de warmtewisselaar niet onmiddellijk in dienst wordt genomen, moeten de nodige maatregelen worden getroffen om roest en contaminatie te voorkomen. Indien de warmtewisselaar pas 2 weken of later na levering wordt gemonteerd, is het aanbevolen om volgende procedure te volgen: Blaas warme lucht over en in de mantel en door de buizen om vocht te verwijderen. Sluit de leeglaat en ontluchting af. Plaats op elke aansluiting een blindflens. Plaats een manometer. Vul de mantel en buizen met stikstof tot 0.5 bar eff. 1.4. De keuze voor het bewaren van de binnenoppervlakken hangt af van de toepassing. Enkel indien gespecifieerd bij bestelling (meerprijs) zullen de oppervlakken behandeld worden voor vertrek vanuit de fabriek. 1.5. Verwijder alle vuil, stof, water, ijs of sneeuw vooraleer de warmtewisselaar te stockeren. Verwijder, indien de oppervlakken geen behandeling hebben ondergaan met olie of dergelijke, alle stoppen en verwijder het vocht. Is er vocht aanwezig dan duidt dit op mogelijke roestvorming. 1.6. Stockeer de warmtewisselaar in zijn originele verpakking in een verwarmde, droge ruimte vrij van stof, regen en sneeuw, bij temperaturen tussen 20 en 50 C en een relatieve vochtigheid van 40% of lager. De warmtewisselaar moet geïnstalleerd worden in een ruimte met volgende omgevingstemperatuur: min. 10 C en +50 C. 1.7. Inspecteer, tijdens stockage, regelmatig de warmtewisselaars 2. Montage Transport Elke unit wordt afzonderlijk verpakt in een kartonnen doos met steunen, geschikt om opgetild te worden met een vorklift. De doos wordt voldoende versterkt om schade tijdens transport te voorkomen. Het totale gewicht staat vermeld op de doos. Bij lange warmtewisselaars worden speciale paletten gebruikt. Soms wordt de warmtewisselaar zelf voorzien van de nodige steunen zodat vervoer en liften van de warmtewisselaar steeds mogelijk is. Werkvoorwaarden Vooraleer met de montage aan te vangen dient u te verifiëren of de werkvoorwaarden overeenstemmen met de gebruiksgrenzen vermeld op de kenplaat. Controleer of de werkingsvoorwaarden binnen de volgende grenzen liggen: Tabel 1 - Maximale werkdruk Temperatuur T ( C) (de hoogste van de Max. werkdruk (bar) Koudwaterdrukproef bij 20 C (bar) buis- en mantelzijde) Mantel Buizen Mantel Buizen -10 T 200 10 of 12* 12 200 < T 300 6 12 18 18 Standaardversie: ontwerpdruk mantel = 10 bar * Speciale versie (V) ontwerpdruk mantel = 12 bar Omgevingsvoorwaarden: Temperatuur: van 10 C tot +50 C in een niet-explosieve omgeving. SPIRAX-SARCO N.V. Industriepark 5 B 9052 ZWIJNAARDE IM-S052-06 / CH-BEn-01 HRG 665 46 Tel. +32 (0)9 244 67 10 Fax +32 (0)9 244 67 20-2 / 18 - BE 0400.104.610 info@be.spiraxsarco.com www.spirax.sarco.com/be

Installatie en Onderhoud VES / VEP / EVC 2.1. Warme zijde - koude zijde Laat voldoende ruimte zodat de warmtewisselaar steeds kan worden uitgebouwd voor eventueel onderhoud. Het primaire medium, stoom, oververhit water of thermische olie, moet aangesloten worden op de mantel. Spirax-Sarco behoudt het recht om bepaalde toepassingen als speciale gevallen te beschouwen. Alle werkingsgegevens moeten schriftelijk aan ons worden overgemaakt. Indien in de praktijk niet aan deze condities voldaan wordt, vervalt elke garantie en verantwoordelijkheid. 2.2. De procedures, vermeld in deze installatie en onderhoudsvoorschriften, zijn geldig voor elke golfbuizenwarmtewisselaar van het merk Spirax Sarco. Kijk naar de ontwerpgegevens van elke warmtewisselaar op de technische fiche en op de naamplaat die bevestigd is op de buitenzijde van de warmtewisselaar. Verifieer de maximum werkvoorwaarden. 2.3. Oriëntatie van de warmtewisselaar Door zijn ontwerp kunnen de Spirax Sarco warmtewisselaars series Ves en Vep in bijna elke positie en met gelijk welke secundaire stromingsrichting geplaatst worden. Voor een maximaal rendement is tegenstroomprincipe aanbevolen. Om ruimte te besparen en vervuiling te minimaliseren is een verticale montage aanbevolen. De volgende paragraaf verklaart de verschillende mogelijkheden: 2.3.1. Primair medium: stoom (verplicht aan te sluiten op de mantel) Aansluitingen mantel Fout Aansluitingen buizen Fout a. Verticaal: stoomtoevoer moet verbonden worden met de bovenste aansluiting van de mantel De secundaire stroming is neerwaarts. De warmtewisselaar is zelfreinigend en onderaan kunnen onzuiverheden en korstvormige sedimenten opgevangen worden. Deze opstelling is zeker aanbevolen voor productie van sanitair warm water of voor secundaire circuits onder atmosferische druk. b. Verticaal: zoals a. maar de secundaire stroming is opwaarts. Deze opstelling is aanvaardbaar bij gesloten secundaire kringen met continue circulatie. Geschikt voor zeer zuivere vloeistoffen, zonder neerslag. c. Hellend Om de aansluiting en/of de montage in sommige gevallen te vereenvoudigen (bv. in lage ruimten), kan deze oplossing gebruikt worden ipv a. of b. d. Horizontaal Dit is een typische, maar niet verplichte, montagewijze. De secundaire stromingsrichting is naar keuze zonder vermindering van het rendement. Deze opstelling is echter niet aan te raden bij de productie van sanitair warm water of secundaire kringen onder atmosferische druk. Korstvormige sedimenten kunnen niet verwijderd worden. Het rendement daalt en de buizen verstoppen. De stoomtoevoer moet zich steeds boven de condensaatafvoer bevinden. IM-S052-06 / CH-BEn-01-3 / 18 -

VES / VEP / EVC Installatie en Onderhoud 2.3.2. Vloeistoffen aan de primaire en secundaire zijde e. Verticaal: stroming neerwaarts door de buizen Gelijkaardig aan a. - zelfde advies - ook bij gelijkstroomprincipe g. f. Verticaal: stroming opwaarts door de buizen Geschikt voor gesloten of zeer zuivere kringen. Gelijkstroomprincipe is aanvaardbaar (h). k. Helling Gelijkaardig aan één van bovenstaande configuraties (e tot h) i. Horizontaal Gelijkaardig aan één van bovenstaande configuraties (e tot h) 2.4. Bevestiging en isolatie Voorzie een degelijke ondersteuning zodat de warmtewisselaar niet doorhangt of spanningen op het leidingwerk veroorzaakt. De bouten van de zadels moet degelijk zijn. Er moet voor gezorgd worden dat de uitzetting van de leidingen of de slechte ophanging ervan geen spanningen veroorzaakt in de warmtewisselaar. De warmtewisselaar moet aan één zijde gefixeerd worden en moet aan de andere zijde axiaal kunnen uitzetten (voorzie een glijsteun) ten gevolge van de temperatuurtoename. De onderstaande tabel toont de verlenging afhankelijk van de temperatuur. SPIRAX-SARCO N.V. Industriepark 5 B 9052 ZWIJNAARDE IM-S052-06 / CH-BEn-01 HRG 665 46 Tel. +32 (0)9 244 67 10 Fax +32 (0)9 244 67 20-4 / 18 - BE 0400.104.610 info@be.spiraxsarco.com www.spirax.sarco.com/be

Installatie en Onderhoud VES / VEP / EVC Maak de zadelbouten aan één kant van de warmtewisselaar los om een vrije uitzetting mogelijk te maken (zie fig. 2.) Tabel 2 Axiale lengtetoename Axiale lengtetoename in mm Temp. wand buizen 50 C 100 C 200 C 300 C Materiaal buizen Lengte Koper RVS Titanium Koper RVS Titanium Koper RVS Titanium RVS 1 m 0,51 0,46 0,25 1,4 1,3 0,68 3,2 3 1,6 4,8 2 m 1 0,92 0,5 2,8 2,6 1,4 6,4 6 3,2 9,6 3 m 1,5 1,4 0,75 4,2 3,9 2 9,6 9 4,8 14 Interpoleer voor tussenliggende lengtes en temperaturen. Geleidingen Fig. 1 Vast punt Vrij glijpunt Fig. 2 IM-S052-06 / CH-BEn-01-5 / 18 -

VES / VEP / EVC Installatie en Onderhoud Opgelet: Isoleer de warmtewisselaar van externe vibraties waardoor de buizen kunnen breken. Indien dit gebeurt, ontstaat een intern lek met als gevolg de menging van het warm en koud medium. 2.5. Leidingen Zet de warmtewisselaars / leidingen pas zodat de aansluitingen zonder kracht kunnen worden gemaakt (fig.3) Fig. 3 2.6. Externe belasting Geen enkele van de huidige ontwerpcodes (VSR, ASME,...) geeft regels ter bepaling van de maximale externe belasting. Externe belasting kan ontstaan door wind, aardbeving of het leidingwerk. Het leidingwerk, indien verkeerd geïnstalleerd, veroorzaakt de meest voorkomende externe krachten en momenten op de aansluitingen van de warmtewisselaar. De krachten zijn zelden gekend en zijn afhankelijk van hoe het leidingwerk is uitgevoerd. Om deze externe belastingen te vermijden dient het leidingwerk als volgt te worden ontworpen en uitgevoerd: Er mag geen enkele externe belasting worden uitgeoefend op de aansluitflenzen van de warmtewisselaar. Het leidingwerk moet correct worden ondersteund. Indien het leidingwerk niet correct wordt ondersteund ontstaan ontoelaatbare externe belastingen op de aansluitingen van de warmtewisselaar met schade en / of lek tot gevolg. Opgelet: Alle leidingwerk aangesloten op de vrij-bewegende zijde van de warmtewisselaar (glijpunt) mag de axiale uitzetting / beweging niet verhinderen. Een foutieve montage resulteert in een intern lek met als gevolg een menging van beide media of een extern lek / breuk wat een gevaar betekent voor personeel in de nabijheid van de warmtewisselaar. Fig.4 SPIRAX-SARCO N.V. Industriepark 5 B 9052 ZWIJNAARDE IM-S052-06 / CH-BEn-01 HRG 665 46 Tel. +32 (0)9 244 67 10 Fax +32 (0)9 244 67 20-6 / 18 - BE 0400.104.610 info@be.spiraxsarco.com www.spirax.sarco.com/be

Installatie en Onderhoud VES / VEP / EVC 2.7. Voorbeeld Fig. 5 toont een mogelijke opstelling. Gebruik ook bochten met grote straal of flexibele verbindingen indien mogelijk. Vrij glijpunt Vast punt Fig.5 2.8. Isolatie Om de uitzettingsbalg niet extern te beschadigen en het energieverbruik te optimaliseren is een isolatiemantel in polyurethaan aanbevolen (Fig. 6). Ophanging verbindingsstang Isolatie in polyurethaan Fig.6 2.9. Aarding De warmtewisselaar kan elektrisch geaard of verbonden worden met de rest van het systeem dmv de schroefaansluiting op de naamplaathouder. 2.10. Inspecteer alle openingen. Verwijder alle vreemde materialen. Open de verpakking slechts net voor de installatie om te vermijden dat er bv. regen in de warmtewisselaar terecht komt dat door vorst kan leiden tot schade. 2.11. Verzeker er u van dat het volledige systeem zuiver is alvorens met de montage aan te vangen. Indien er een voorraadtank in het leidingsysteem aanwezig is kan het aan te raden zij om een filter te plaatsen tussen deze tank en de warmtewisselaar. 2.12. De leeglaten moet afzonderlijk naar een atmosferisch vat worden geleid. 2.13. Plaats de nodige afsluiters om de warmtewisselaar te kunnen isoleren voor inspectie en onderhoud. 2.14. Plaats thermometers en manometers op elke in- en uitgang en plaats ze zo dicht mogelijk bij de warmtewisselaar. 2.15. Voorzie de nodige middelen ter reiniging van de warmtewisselaar (zie onderhoud). 2.16. Plaats de nodige afsluiters om de unit te ontluchten / dampen af te laten. IM-S052-06 / CH-BEn-01-7 / 18 -

VES / VEP / EVC Installatie en Onderhoud 2.17. Waterslagen kunnen aanzienlijke schade aanbrengen aan de warmtewisselaar. 2.17.1. Een eenvoudige remedie bij kleinere warmtewisselaars met condensaatafvoer naar atmosfeer is het plaatsen van een vacuumbreker op de stoominlaat van de warmtewisselaar. Bij vacuum opent de vacuumbreker om het condensaat te laten aflopen naar de condenspot. De condenspot moet op een discrete afstand onder de condensaatuitlaat van de warmtewisselaar geplaatst worden. De condenspot moet gedimensioneerd worden op basis van het stuwdebiet en de statische hoogte tussen de condensuitlaat van de warmtewisselaar en de condenspot. De condensaatleiding na de condenspot moet aflopen om geen tegendruk te creëren. Fig. 7 2.17.2. Vaak, en meestal bij grotere warmtewisselaars verkiest men om geen lucht in de stoomruimte binnen te laten en is een vacuumbreker niet toegelaten. Heerst er bovendien een tegendruk op het condensaatnet (hoogte, ontgasser, afstand,...) dan zal een vacuumbreker niet baten. In dit geval moet een pompcondenspot (fig.8) of combinatie pomp / condenspot (fig.9) gebruikt worden. Bij gebruik van een pompcondenspot wordt het condensaat onder alle condities afgevoerd, met ten alle tijde een maximale efficiëntie zonder dat er revaporisatiestoom ontsnapt in het lokaal (fig.8). Bij voldoende druk in de stoomruimte werkt die als condenspot. Is er onvoldoende druk dan werkt die als pomp. Fig.8 Is de capaciteit te groot voor een pomp/condenspot, dan kan een afzonderlijke pomp / condenspot combinatie geplaatst worden (fig.9). Opgelet: Tijdens stilstand / opstart ontstaat volumetrische expansie. Wij raden aan om een veiligheidsklep te voorzien, anders kan de warmtewisselaar beschadigd raken. SPIRAX-SARCO N.V. Industriepark 5 B 9052 ZWIJNAARDE IM-S052-06 / CH-BEn-01 HRG 665 46 Tel. +32 (0)9 244 67 10 Fax +32 (0)9 244 67 20-8 / 18 - BE 0400.104.610 info@be.spiraxsarco.com www.spirax.sarco.com/be

Installatie en Onderhoud VES / VEP / EVC Fig.9 3. Werking 3.1. Druk- en temperatuurgrenzen Respecteer de druk- en temperatuurgrenzen vermeld op de naamplaat. Waarschuwing: Indien de druk- en temperatuurgrenzen overschreden worden kan dit leiden tot schade aan de warmtewisselaar en verwondingen veroorzaken aan het personeel. Vloeistof- en stoomsnelheden aan de buis- en mantelzijde hoger dan de ontwerpsnelheden veroorzaakt erosie en vibraties. Resultaat is een intern lek en menging van het warme en koude medium. Een correcte instelling van de regelkring is noodzakelijk. Waarschuwing: De warmtewisselaar is niet voorzien van een beveiliging tegen overdruk. U dient een veiligheidsklep te plaatsen op het leidingwerk direct bij de warmtewisselaar. 3.2. Vullen Open eerst alle ontluchtingen. Open langzaam de lekopening radiaal op elke flens. De bovenste opening is voor het ontluchten, de onderste voor het leeglaten. De beide openingen zijn voorzien van een stop die enkel mag losgemaakt worden tijdens het vullen van het systeem. Op de warmtewisselaar is een waarschuwingslabel voorzien. De stoppen mogen niet losgemaakt worden tijdens normale werking om gevaar op verwonding van personeel te voorkomen. Laat eerste het koude medium circuleren. Verzeker er u van dat de warmtewisselaar volledig gevuld is met het koude medium vooraleer de openingen terug af te sluiten met de stoppen. Daarna kan de instalatie langzaam op temperatuur worden gebracht. 3.3. Langzame opstart Open zeer langzaam de toevoer van het warme medium bij een koude of lege warmtewisselaar. Veroorzaak geen temperatuurschokken met koud water indien de warmtewisselaar warm is. IM-S052-06 / CH-BEn-01-9 / 18 -

VES / VEP / EVC Installatie en Onderhoud Ontluchting Leeglaat Fig. 10. Opgelet: De warmtewisselaar moet langzaam gevuld worden met de fluïda. Gebeurt dit niet dan kan dit leiden tot schade aan de warmtewisselaar. 3.4. Vermijd pulserende fluïda om vibraties en spanningen die kunnen leiden tot lekken te voorkomen. 3.5. Span alle bouten en pakkingen opnieuw aan nadat de warmtewisselaar op bedrijfstemperatuur is gekomen. Span de bouten gelijkmatig in diametraal aan (zie verder, gedeelte onderhoud). 3.6. Bij hoge drukken en temperaturen is het aan te raden om de pakkingen na 24 uur opnieuw aan te spannen volgens het vereiste moment (zie onderhoud). 3.7. Installatie stilleggen Sluit eerst het warme medium af. Indien het nodig is om de circulatie van het koude medium te stoppen dan kan dit door bv. een bypass te voorzien met nodige afsluiters of de pomp te stoppen. 3.8. Laat, bij het stilleggen van de installatie, alle fluïda uit de warmtewisselaar om schade door vorst of corossie te vermijden. Om waterslagen te vermijden moet, bij stoom, alle condensaat weggelaten worden bij opstart en stillleggen van de installatie. 3.9. Warmtewisselaars die voor lange tijd buiten gebruik worden gesteld moeten beschermd worden tegen corrosie zols beschreven in de paragraaf over stockage van de warmtewisselaar. Warmtewisselaars op water, die slechts een korte tijd buiten dienst worden gesteld moeten worden leeggelaten en drooggeblazen met warme lucht. Is dit niet mogelijk dan raden wij aan om het water dagelijks eens te laten circuleren. Stagnerend water kan leiden tot corrosie. 3.10. De warmtewisselaar bevat geen bewegend onderdelen en is dus niet onderhevig aan slijtage. Door verwarming van water ontstaan gassen die op regelmatige basis moeten afgelaten worden (ontluchting). Belangrijker is het fenomeen van de vervuiling door neerslag, modder, kiezelzuur en kalk. Een correct montage (installatiepositie: a, e of g) of zelfs (c of k) maakt het moeilijk voor substanties om zich aan de wand te bevestigen en maakt het gemakkelijker om de kalk en het bezinksel te verwijderen. SPIRAX-SARCO N.V. Industriepark 5 B 9052 ZWIJNAARDE IM-S052-06 / CH-BEn-01 HRG 665 46 Tel. +32 (0)9 244 67 10 Fax +32 (0)9 244 67 20-10 / 18 - BE 0400.104.610 info@be.spiraxsarco.com www.spirax.sarco.com/be

Installatie en Onderhoud VES / VEP / EVC 4. Onderhoud 4.1. Isoleer, vooraleer enige onderhoudswerkzaamheden aan te vatten, de warmtewisselaar. Maak de warmtewisselaar drukloos, en laat voldoende afkoelen. Laat de warmtewisselaar leeg. 4.2. Bij gebruik van ontvlambare of toxische fluïda mag de warmtewisselaar niet doorgeblazen worden met lucht. Waarschuwing: Draag de nodige persoonlijke beschermkledij tegen ontsnappende fluïda en warme warmtewisselaaroppervlakken. 4.3. Voorzie de nodige middelen voor het regelmatig reinigen: Circuleer warm detergent door de buizen of mantel. Aan een goede snelheid zal dit effectief modder en gelijkaardige zachte neerslag verwijderen. Zachte neerslag van zouten kan verwijderd worden door warm vers water te laten circuleren. Levert bovenstaande voor u niet het gewenste resultaat, gebruik dan een reinigingsmiddel. Levert dit nog niet het gewenste resultaat (harde aanslag), dan moeten de buizen mechanisch en de mantel chemisch gereinigd worden. Waarschuwing: Let op met het gebruik van bepaalde chemische middelen. Volg de instructies van de fabrikanten en draag persoonlijke beschermingsmiddelen. Bescherm zeker de ogen en de huid en gebruik een gasmasker indien noodzakelijk. 4.3.1. Buiszijde: Inspecteer de buizen vooraleer enige mechanische, chemische of hydraulische reiniging uit te voeren. Mechanisch: dmv gepaste borstels worden vreemde bestanddelen en poederneerslag verwijderd. Chemisch: zure en/of basische oplossingen worden alternerend gebruikt om de korstvormige neerslag op te lossen, zonder het materiaal van de warmtwisselaar aan te tasten. Er zijn voldoende producten met volledige beschrijving op de markt. Vraag voldoende advies aan de leverancier. Hydraulisch: enkel te gebruiken als laatste middel. Met behulp van een gereedschap wordt een fijne straal water onder druk (ongeveer 200 bar) geïnjecteerd in iedere buis. Zelfs de hardste afzettingen worden verwijderd. 4.4. Probeer de buizen niet te reinigen door er stoom door te blazen. Dit zal de buizen oververhitten, met spanningen en lek tot gevolg. 4.5. Inspecteer regelmatig de buizen en hou ze rein. De frequentie van het reinigen hangt af van de kalkafzetting. Waarschuwing: Indien de buizen niet regelmatig gereinigd worden, kan dit leiden tot een volledige verstopping. De buis oververhit, er ontstaan thermische spanningen met lek tot gevolg. 4.6. Mantelzijde: Chemische reiniging en/of inspectie zijn mogelijk. 4.7. Warmtewisselaars onderhevig aan vervuiling moeten regelmatig gereinigd worden. Een kleine afzetting van kalk vermindert sterk het rendement. Een toename van de drukval of afname in performantie duidt op de noodzaak van een reiniging. (Uiteraard moet ook worden nagegaan of lucht / slechte condensaatafvoer niet de oorzaak zijn). Het reinigen wordt moeilijker als de neerslag dikker is. Wacht dus niet te lang om de warmtewisselaar te reinigen. 4.8. Soms is het noodzakelijk om een kapotte buis of verbinding tussen buis en plaat op te sporen. Wij raden aan om volgende procedure te volgen: Verwijder de warmtewisselaar. Breng de mantelzijde van de warmtewisselaar onder druk met een koud medium, liefst water. Observeer alle verbindingen en buizen op lek. Gebruik een geschikte mechanische buisroller of lasapparaat om de verbinding te herstellen. Indien een dringende herstelling noodzakelijk is, volg dan de procedure beschreven in appendix 3. De performantie van de warmtewisselaar zal tijdelijk dalen tot de buis wordt vervangen. Fig.11 Gerold Gelast Dubbele buizenplaat IM-S052-06 / CH-BEn-01-11 / 18 -

VES / VEP / EVC Installatie en Onderhoud Waarschuwing: Rol de buizen niet over de achterkant van de buizenplaat. Laat verbindingen die niet lekken met rust, de wanddikte van de buizen vemindert. Beide kunnen leiden tot schade aan de buis en een lek. Nota: Stel de diepte in van de mouw van de mechanische roller om een afstand van 1/8 te garanderen tussen het uiteinde van de roller en de binnenkant van de buizenplaat Fig.12 Rollen / expantie van buizen Indien een dringende herstelling van een buis noodzakelijk is, gebruik dan appendix 3 (zie verder). Dit heeft een klein verlies aan capaciteit tot gevolg, dit tot het moment dat de buis vervangen wordt door een nieuwe buis. 4.9. Verwijderen van buizen (appendix 1) Fig.13 SPIRAX-SARCO N.V. Industriepark 5 B 9052 ZWIJNAARDE IM-S052-06 / CH-BEn-01 HRG 665 46 Tel. +32 (0)9 244 67 10 Fax +32 (0)9 244 67 20-12 / 18 - BE 0400.104.610 info@be.spiraxsarco.com www.spirax.sarco.com/be

Installatie en Onderhoud VES / VEP / EVC 4.10. Gebruik steeds nieuwe pakkingen Fig.14 4.11. Span de bouten gelijkmatig en diametraal aan volgens tabel 3 en fig. 15. De waarden, vermeld in tabel 3 zijn voor bouten en moeren met gesmeerde oppervlakken. Fig.15 Waarschuwing: Het is zeer belangrijk de aanspanprocedure te volgen, anders kunnen de flenzen buigen met een lek tot gevolg. Ook de eventuele spiraalgewonden pakkingen kunnen beschadigd raken en lekken. Een lekkende pakking kan personeel verwonden. Tabel 3 Aanbevolen aanspanmomenten Buizenplaten Flenzen op mantelzijde DN pakking Gaten Moment DN pakking Gaten Moment (mm) Aantal (Nm) (mm) Aantal (Nm) 50 102/82 4 M6 167 40 88/72 4 M16 103 80 138/118 8 M16 150 65 122/102 4 M16 140 100 158/138 8 M16 156 80 138/118 8 M16 124 125 188/168 8 M16 165 80 138/118 8 M16 124 150 212/112 8 M20 294 100 158/138 8 M16 156 200 268/244 12 M20 297 125 188/168 8 M16 165 250 320/294 12 M22 418 150 212/192 8 M20 244 Aanspanmomenten volgens UNI 2223 PN16 met tapeinden en bouten, AST A193 Gr.B7 en Gr.B8 cl. 1, pakking in grafiet met RVS drager, 2 mm (m = 2, Y = 25N/mm²) IM-S052-06 / CH-BEn-01-13 / 18 -

VES / VEP / EVC Installatie en Onderhoud 4.12. Het is essentieel dat de installateur de instructies volgt van de fabrikant van de pakkingen. Metaalpakkingen, zoals spiraalgewonden pakkingen, hebben meestal specifieke vereisten bij montage. De procedure beveelt aan om de bouten / tapeinden in 4 stappen aan te spannen. 1. Volg het aanspanpatroon (fig. 15). Span de bouten / tapeinden tot 1/3 van het aanbevolen aanspanmoment. 2. Identiek aan 1., maar tot 2/3 van het aanbevolen aanspanmoment. 3. Indentiek aan 1.; maar tot het aanbevolen aanspanmoment. 4. Controleer of het aanspanmoment identiek is voor alle bouten : tapeinden om spanningen te vermijden. Indien, na het volgen van de procedure beschreven door de fabrikant van de pakkingen, er zich toch nog een lek vertoont, span dan de bouten / tapeinden verder aan volgens de beschreven stappen. 4.13. Volg de stappen 3.5 en 3.6 in dienst nemen. 4.14. Indien de warmtewisselaar regelmatig wordt uitgebouwd is het aan te raden nieuwe bouten / tapeinden te gebruiken. 5. Naamplaat Iedere warmtwisselaar is voorzien van een naamplaat. De naamplaat vermeldt het type, het serienummer en het jaar van productie. De druken temperatuurgrenzen van de buizen en de mantel, gewicht, volume, fluïdum groep en categorie PED worden ook vermeld. Fig.16 SPIRAX-SARCO N.V. Industriepark 5 B 9052 ZWIJNAARDE IM-S052-06 / CH-BEn-01 HRG 665 46 Tel. +32 (0)9 244 67 10 Fax +32 (0)9 244 67 20-14 / 18 - BE 0400.104.610 info@be.spiraxsarco.com www.spirax.sarco.com/be

Installatie en Onderhoud VES / VEP / EVC 6. Problemen en mogelijke oorzaken Mantelzijde Buiszijde Mogelijke defecten Oorzaak Remedie Uitgangstemp. Drukval Constant Toegenomen Initiele vervuiling Toegenomen debiet Inspectie en/of reiniging Controleer het circuit Constant Afgenomen Onvoldoende debiet Controleer het circuit Controleer de pomp Dalend Toegenomen Sterke vervuiling Inspecteer de buizen Mechanisch of chemisch reinigen Dalend Constant Lichte vervuiling Onvoldoende capaciteit primair Variërende ingangstemperatuur Inspecteer de buizen Reinigen Controleer de mantel Dalend Afgenomen Debiet sterk afgenomen Sterke vervuiling Verlies van vloeistof Verifieer circulatie en druk Inspecteer de buizen Radicale reiniging Controleer de mantel Mogelijke defecten Oorzaak Remedie Differentiële temp. t Drukval Constant Toegenomen Initiele vervuiling Toegenomen debiet Inspectie en/of reiniging Controleer het circuit Afgenomen Toegenomen Toegenomen debiet Controleer pomp en circuit Afgenomen Constant Initiële vervuiling CIP Afgenomen Afgenomen Debiet afgenomen en/of Aanzienlijke vervuiling Controleer circuit Controleer met optische sondes CIP Toegenomen Toegenomen Verstopping mantel Controleer circuit Controleer met optische sondes Toegenomen Constant Overdreven thermische belasting aan Controleer circuit buiszijde buiszijde Toegenomen Afgenomen Debiet afgenomen Controleer circuit en pomp 7. Reservedelen Indien reservedelen nodig zijn, gelieve de benaming van de onderdelen op de tekeing te gebruiken. Specifieer, bij het bestellen van reservedelen de gegevens die vermeld staan op de naamplaat, zoals: Serienummer Type Fabricatienummer Pakking Moeren Mantel Buizen Identificatieplaat Tapeinden Leiding Fig. 17. IM-S052-06 / CH-BEn-01-15 / 18 -

VES / VEP / EVC Installatie en Onderhoud Appendix 1: Procedure voor het vervangen van buizen Verwijder de buis door de verbinding voorzichtig los te maken. Let op: de buizenplaat en de openingen niet te beschadigen. Herstel en reinig de buizenplaten. Plaats de nieuwe buizen. Consistent elektronisch rollen Afwerken Hydraulische test Appendix 2: Rollen Een van de belanrijkste procedures bij het vervangen van buizen is het rollen. Een buis is correct gerold in de plaat wanneer de buis vervormd wordt tot voorbij zijn rekgrens (maar niet tot zijn treksterkte) en de buizenplaat niet voorbij z n rekgrens vervormd wordt. De expansie moet uniform zijn zonder scherpe overgang naar het niet vervormde gedeelte van de buis. De rolprocedure moet in één stap uitgevoerd worden. Het % reductie wordt beslist door de fabrikant op basis van testen. met: K = % reductie buisdiameter S = dikte voor het rollen D = binnendiameter D = buitendiameter T = binnendiameter buis na het rollen t = binnendiameter buis voor het rollen ( T t) ( D d) 100 K = 2s Appendix 3: Dringende herstelling Verwijder de buis door de verbinding voorzichtig los te maken. Let op de buizenplaat en de openingen niet te beschadigen. Herstel en reinig de buizenplaten. Plaats geschikte stoppen in beide buizenplaten (fig. 18) terwijl gewacht wordt op een nieuwe buis. Fig. 18. SPIRAX-SARCO N.V. Industriepark 5 B 9052 ZWIJNAARDE IM-S052-06 / CH-BEn-01 HRG 665 46 Tel. +32 (0)9 244 67 10 Fax +32 (0)9 244 67 20-16 / 18 - BE 0400.104.610 info@be.spiraxsarco.com www.spirax.sarco.com/be

Installatie en Onderhoud VES / VEP / EVC IM-S052-06 / CH-BEn-01-17 / 18 -

VES / VEP / EVC Installatie en Onderhoud Veiligheidsinstructies Het vermijden van risico s bij het installeren, gebruiken en onderhouden van Spirax-Sarco producten De veilige werking van deze producten kan enkel gegarandeerd worden indien ze op de juiste manier geïnstalleerd, opgestart en onderhouden worden door gekwalificeerd personeel (zie sectie Werkvergunningen hieronder) in overeenstemming met de installatie- en onderhoudsinstructies. Er moet ook voldaan worden aan de algemeen geldende installatie- en veiligheidsinstructies voor pijpleiding- en installatietechnieken. Het juiste gebruik van werktuigen en van veiligheidsapparaten moet ook voldoende gekend zijn. Toegankelijkheid Alvorens een product in te bouwen in een leidingsysteem en/of handelingen uit te voeren aan een ingebouwd product, verzeker u van een veilige bereikbaarheid, en gebruik indien nodig een beveiligd werkplatform. Verlichting Zorg voor een adequate verlichting, die toelaat alle details van het product en zijn onmiddellijke omgeving duidelijk waar te nemen. Gevaarlijke gassen en/of vloeistoffen in de leiding Verifieer wat er zich in de leiding bevindt of bevonden heeft. Neem gepaste voorzorgen indien het gaat om fluida die brand-, ontploffings-, of gezondheidsgevaar kunnen opleveren. Gevaarlijke omgeving rond het product Verifieer en evalueer het explosiegevaar in de onmiddellijke omgeving, de aanwezigheid van voldoende ademlucht (bvb. In tanks en putten...), de mogelijke aanwezigheid van toxische gassen, extreem hoge omgevingstemperaturen, hete oppervlakken (t.g.v. van laswerken...), overdreven lawaai, bewegende machines. Het systeem Verifieer en evalueer het effect van de inbouw van het product op het complete systeem. Zorg ervoor dat geen enkele manipulatie van het product (bvb. bediening van handwielen en/of hendels, thermische en elektrische isolatie..) eender welk gedeelte van het systeem of eender welke persoon in gevaar brengt. De grootste omzichtigheid moet in acht genomen worden bij het tijdelijk buiten dienst stellen van alarmsystemen of het afsluiten van ontluchtingsen/of beluchtingsystemen. Isolatieafsluiters geleidelijk openen en sluiten om systeemschokken te voorkomen. Systemen onder druk Verifieer dat de druk volledig van het systeem weggenomen is, en er een voldoende gedimensioneerde ontluchtingsopening aanwezig is. Zorg, indien mogelijk, voor een dubbele isolatie t.o.v. onder druk staande delen van het systeem. Borg de afsluiters in gesloten toestand en/of voorzie ze van een duidelijk waarschuwingslabel. Vertrouw nooit op de aflezing van een manometer die een drukloze toestand aanduidt. Temperatuur Laat, na demontage, voldoende afkoelingstijd om brandwonden te vermijden. Draag beschermende kledij en veiligheidsbril. Dit apparaat kan een FPM/viton component bevatten. Bij temperaturen vanaf 315 C zal het FPM/viton materiaal ontbinden en fluorwaterstofzuur vomen. Bij huidcontact ontstaan diepe brandwonden en bij inademing worden de luchtwegen ernstig aangetast. Werktuigen en wisselstukken Alvorens met de werken te starten, verzeker er u van dat de nodige werktuigen en wisselstukken beschikbaar en aanwezig zijn. Gebruik enkel originele Spirax-Sarco wisselstukken. Hergebruik nooit een gebruikte dichting. Beschermkledij Verifieer en evalueer of beschermende kledij noodzakelijk is tegen gevaren zoals contact met chemicaliën, extreem hoge en/of lage temperaturen, straling, lawaai, vallende objecten en aantasting van ogen en aangezicht. Werkvergunningen Alle werkzaamheden moeten uitgevoerd en/of gesuperviseerd worden door een terzake bevoegd persoon. Monteurs en operatoren moeten opgeleid worden in het correct gebruik van het product aan de hand van de installatieen onderhoudsvoorschriften. Indien vereist moet een werkvergunning aangevraagd en verstrekt worden. De procedures van deze werkvergunning moeten strikt opgevolgd worden. Indien een werkvergunning niet vereist is, wordt er aanbevolen een verantwoordelijk persoon aan te duiden die op de hoogte is van de installatie, geassisteerd indien nodig door een veiligheidspersoon. Indien nodig moeten er ook waarschuwingspanelen geplaatst worden. Behandeling Manuele behandeling van grote en/of zware producten kan tot kwetsuren leiden. Opheffen, duwen, trekken, dragen en/of steunen van een last met het lichaam is zeer belastend en dus potentieel gevaarlijk voor de rug. Evalueer het risico op kwetsuren door rekening te houden met de aard van het werk, de uitvoerder, de grootte van de last en de werkomgeving. Gebruik een werkmethode die aangepast is aan al deze omstandigheden. Restgevaar Het oppervlak van een product kan, na buiten dienst stelling, nog gedurende lange tijd zeer heet blijven. Indien deze producten gebruikt worden op hun maximum werktemperatuur, kan deze oppervlaktetemperatuur oplopen tot 300 C. Hou er rekening mee dat sommige producten bij demontage niet volledig leeglopen, en er dus nog hete vloeistof kan in achterblijven (zie Installatieen onderhoudsinstructies). Vorstgevaar Voorzorgsmaatregelen tegen vorstgevaar moeten genomen worden bij producten die niet volledig vloeistofvrij zijn bij stilstanden of periodes van lage belasting. Verschroting Tenzij anders vermeld in de Installatie- en Onderhoudsinstructies, zijn deze producten volledig recycleerbaar, en kunnen zonder gevaar voor milieuvervuiling opgenomen worden in het recyclagecircuit. Terugsturen van producten Klanten en voortverkopers worden eraan herinnerd dat, volgens de milieuwetgeving, teruggestuurde producten moeten vergezeld worden van informatie aangaande de mogelijke gevaarlijke residuen in de producten en de te nemen voorzorgsmaatregelen. Deze informatie moet schriftelijk de producten vergezellen, en alle nodige gezondheids- en veiligheidsgegevens bevatten van de gevaarlijke of potentieel gevaarlijke substanties SPIRAX-SARCO N.V. Industriepark 5 B 9052 ZWIJNAARDE IM-S052-06 / CH-BEn-01 HRG 665 46 Tel. +32 (0)9 244 67 10 Fax +32 (0)9 244 67 20-18 / 18 - BE 0400.104.610 info@be.spiraxsarco.com www.spirax.sarco.com/be