2010D05301. Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2010 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EH DEN HAAG

Datum 9 februari 2010 Onderwerp Kamervragen van het lid Gerkens (SP) inzake de praktijken van letselschadebureaus

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 28 april De voorzitter van de commissie, De Pater-van der Meer

RESULTAATGERELATEERDE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

2015D08205 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Heldere en transparante dienstverlening door professionele juridische dienstverleners

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt tot het niet opleggen van een last onder dwangsom aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

2015D08919 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2017D04668 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Beleidsregel subsidiëring medisch haalbaarheidsonderzoeken in letselschadezaken

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MODEL OVEREENKOMST 1 Resultaatgerelateerde beloning LSA/ASP. Versie A 25%

MODEL OVEREENKOMST 1 Resultaatgerelateerde beloning LSA/ASP. Versie B 35%

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Maatregelen toekomstbestendig stelsel gesubsidieerde rechtsbijstand

Tweede Kamer der Staten-Generaal

XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2005

2016D30138 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Evaluatie Wet controle op rechtspersonen. Verslag van een schriftelijk overleg Vastgesteld

2011D61237 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2015D Inbreng verslag van een schriftelijk overleg

2016D22478 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

. Deze vragen, alsmede de daarop op. gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2016D50910 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De voorzitter van de commissie, Dezentjé Hamming-Bluemink

LSA Workshop. Bedreigingen, kansen en positioneren in de markt. Mr. Joost Wildeboer Mr. Gerben Janson. Vereniging van Letselschade Advocaten LSA

Eerste Kamer der Staten-Generaal

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

College voor geschillen medezeggenschap defensie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

2014D46478 INBRENG VERSLAG SCHRIFTELIJK OVERLEG

2011D36661 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer, 57e vergadering, donderdag 23 februari 2017

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2017D25309 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2016D20723 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

(Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel ja of nee is niet voldoende)

Pagina 16 4e Lustrum Centramed. Pagina 18 8e RUG Congres. No cure no pay en de dubbele redelijkheidstoets

2018D01657 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld november De voorzitter van de commissie, Duisenberg

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2016D14695 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

3. Artikel 80a Wet RO

Ontwerpbesluit aanpassing eigen bijdrage rechtzoekenden

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

2014D10807 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2014D01314 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2016D22881 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Besluit van 18 mei 2009 houdende vaststelling van kerndoelen voor het speciaal onderwijs (Besluit kerndoelen WEC)

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 24 oktober 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

ECLI:NL:CBB:2016:450. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/893

INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG. De waarnemend voorzitter van de commissie, Tjeerd van Dekken

Maatregelen op het gebied van autobelastingen ( Autobrief ) VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld..

2016D Inbreng verslag van een schriftelijk overleg

NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

!1! Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio s)

R e g i s t r a t i e k a m e r. Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Samenvatting: Tariefregulering in de advocatuur

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2009

Grip op uw letselschade. Waar vind ik objectieve informatie? Letselschade, wat is dat eigenlijk? Wat mag ik van de schadeafhandeling verwachten?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

34095 Initiatiefnota van de leden Gesthuizen en Merkies: Het centraal aandeelhoudersregister in de strijd tegen witwassen

Beleidsregels proceskosten en wegingsfactoren bij fiscale procedures

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het kamerlid Leijten (SP) over een medisch letselschade fonds (2010Z18345)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

2010D05301 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2010 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Vastgesteld De vaste commissie voor Justitie heeft enkele vragen en opmerkingen over de brief van de staatssecretaris van Justitie over de resultaatgerelateerde beloning binnen de advocatuur (32 123 VI, nr. 72) ter beantwoording aan de regering voorgelegd. Deze vragen, alsmede de daarop op... gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt. De voorzitter van de commissie, De Pater-van der Meer De griffier van de commissie, Nava NDS16434 0910tknds2010D05301 1

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris van Justitie waarin een reactie wordt gegeven op het besluit van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) om geen experiment op te zetten voor «no win, no fee». Het is bekend dat de leden van de CDA-fractie geen voorstander zijn van een «no cure, no pay»-systeem voor advocaten. Deze leden zijn van mening dat advocaten een maatschappelijke functie vervullen en dat dit niet samengaat met het primair nastreven van winst. Zij leden vrezen dat met de invoering van het «no cure, no pay»-systeem de onafhankelijkheid van de advocaat in het geding komt. Deze zal worden verleid om de kansrijke zaken van de minder kansrijke zaken te scheiden. Wel zijn deze akkoord gegaan met een «no win, no fee»-experiment voor letselschadezaken. Deze leden constateren dat de NOvA tot de conclusie komt dat zo n experiment gedoemd is te mislukken, en dat de voorkeur blijft uitgaan naar «no cure, no pay». Het betreurt de leden van de CDA-fractie dat de NOvA besluit af te zien van een dergelijk experiment, omdat daarmee ook niet bewezen kan worden dat no win no fee wel een kans van slagen zou hebben gehad. Het stelt deze leden zwaar teleur dat de NOvA menen dat een maximale succesfee van honderd procent niet aantrekkelijk genoeg is. Terecht geeft de staatssecretaris aan dat dit niet getuigd van maatschappelijk ondernemerschap. Het stelt de aan het woord zijnde leden in ieder geval gerust dat de staatssecretaris nogmaals bevestigt dat zij geen goedkeuring zal geven aan een declaratiemethode op basis van «no cure, no pay». Wel laat zij uitdrukkelijk de mogelijkheid open voor andere vormen van resultaatgerelateerde beloningen. Kan de staatssecretaris aangeven welke andere methoden van resultaat gericht belonen kunnen worden toegepast? De leden van de CDA-fractie vragen of de staatssecretaris kan bevestigen dat als er een nieuw voorstel komt van de NOvA om te komen tot een systeem van resultaatgericht belonen, dit voorstel zal worden getoetst aan de in de aangenomen motie-van Vroonhoven (30 800 VI, nr. 102) genoemde voorwaarden dat a) de onafhankelijkheid van de advocaat niet in het geding komt en b) dat de nieuwe wijze van honoreren de toegang tot het recht daadwerkelijk verbetert. De leden van de CDA-fractie vragen of de staatssecretaris kan bevestigen dat als er een nieuw voorstel komt van de NOvA, deze in eerste instantie in de vorm van een experiment gegoten zal worden. Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie De leden van de PvdA-fractie vragen in het algemeen of advocaten niet bij alle zaken die zij aannemen een afweging maken of de zaak kans van slagen heeft. Is deze afweging anders te kwalificeren bij een beloning gebaseerd op een uurtarief dan een afweging bij een zaak waarbij de vergoeding gekoppeld is aan het behaalde resultaat? Wordt in deze discussie niet vergeten dat elke ex ante toets een onzeker factor in zich draagt of klopt deze conclusie niet, zo vragen deze leden. De leden van de PvdA-maken uit de brief op dat advocaten bij resultaatgerelateerde beloning hun financiële belangen hoger achten dan de belangen van de rechtzoekende. Klopt dit? Deze leden vragen waarop de redenering is gebaseerd dat advocaten zich laten leiden door de hoogte van de beloning die zij zelf kunnen sturen (of door «no win, no fee» of door «no cure, no pay») en dat zij wellicht bereid zijn minder uren in een zaak te steken omdat dit economisch beter uitkomt. Is het niet zo dat advocaten altijd zelf hun uurtarief kunnen bepalen en dat deze redenering maar deels klopt? Klopt het dat advocaten de beloning gebaseerd op 2

gesubsidieerde beloning niet als toereikend ervaren? Als dat het geval is, moeten dan worden geconstateerd dat de redenering die de staatssecretaris volgt in haar brief ook van toepassing kan zijn, maar dan tegengesteld, op advocaten die zaken aannemen waarbij de beloning gebaseerd is op gesubsidieerde rechtsbijstand? En moet dan gevreesd worden voor een groot verschil tussen de beloning van toegevoegde advocaten en advocaten die beloond worden op basis van «no cure, no pay»? Wat zou dat betekenen voor de verhoudingen binnen de advocatuur? De leden van de PvdA-fractie vragen of met de NOvA is gesproken over de wisselende positie die de Orde inneemt bij resultaatgerichte beloning. In eerste instantie wil de NOvA meewerken aan het door de Commissievan Wijmen voorgestelde experiment. Vervolgens ziet zij er vanaf, waarna zij later ruimte vraagt voor de declaratiemethode op basis van «no cure, no pay». Heeft de staatssecretaris de indruk dat de NOvA niet precies weet of een resultaatgerichte beloning de toekomst heeft? Zo ja, in welke vorm die niet gegoten moet worden? Deelt u de mening dat, mocht worden overgegaan tot een (experiment van een) vorm resultaatgerichte beloning, het noodzakelijk is dat de NOvA hier volledig achter staat. Deelt u de mening dat die overtuiging niet blijkt uit de brief? De leden van de PvdA-fractie merken op dat de NOvA uiteindelijk tot de conclusie is gekomen «no cure, no pay» toch een proef verdient. De uitleg die zij daar aan geeft is dat «no win, no fee» weinig aantrekkelijk is voor de advocaat, omdat niet goed in te schatten is wat het resultaat/de beloning zal zijn. Deze leden begrijpen dat dit komt omdat de aansprakelijkheidsvraag niet of nauwelijks vooraf te beantwoorden is. Deelt de staatssecretaris de mening dat met die wetenschap zowel «no cure, no pay» als «no win, no fee» geen kans van slagen heeft? De aan het woord zijnde leden vragen tevens of de staatssecretaris de mening deelt dat de redenering van de NOvA, te weten dat «no win, no fee» geen kans van slagen heeft, omdat de beloning laag en onzeker is en dus gekozen moet worden voor «no cure, no pay», de door haar zelf bekritiseerde «cherry picking» verdedigt? De leden van de PvdA-fractie vragen wat wordt bedoeld met «fixed fees». Kan de staatssecretaris voorbeelden noemen van «fixed fees»? Deze leden zien niet hoe de (financiële) onafhankelijkheid van de advocaat niet in het geding komt als er gesproken wordt van een reële en verantwoorde financiële risicodeling tussen advocaat en rechtzoekende. Betekent een wijziging van de financiële risicodeling niet dat deze wijziging de rechtszoekende naar alle waarschijnlijkheid en volgens de redenering van de staatssecretaris in haar brief een nadeel zal opleveren en een voordeel voor de advocaat? De leden van de PvdA-fractie hebben behoefte aan een toelichting op de zinsnede dat andere honoreringsafspraken de toegang tot het recht kunnen vergroten. Kan de staatssecretaris dit toelichten met de daarin meegenomen de eerdere opvatting van de staatssecretaris dat honorering niet de onafhankelijkheid van de advocaat mag aantasten? Vragen en opmerkingen van de SP-fractie De leden van de SP fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige brief en hebben hierover nog enkele opmerkingen en vragen. Naar de mening van de leden van de SP fractie behoeft de positie van slachtoffers in de letselschadepraktijk fundamentele verbetering. De berichten over letselschadebureaus die op een schandalige wijze profiteren van de ellende van deze slachtoffers zijn schokkend. Excessieve declaraties moeten worden bestreden en daarbij verwijzen zij bijvoorbeeld naar de recente uitzending van Tros RADAR, waarin de praktijk van dubbel declarerende letselschadebureaus werd blootgelegd. Daarnaast werd slachtoffers geld door de neus geboord omdat ze werden verleid tot een 3

«no cure, no pay»-afspraak, terwijl de aansprakelijkheid al was erkend of duidelijk was dat die erkend zou worden. Ook kwam in de genoemde uitzending aan het licht dat er door een letselschadebureau afspraken worden gemaakt met verzekeraars over beloningen zonder dat de slachtoffers hiervan op de hoogte waren. De leden van de SP-fractie verwijzen ook naar de schriftelijke vragen over de praktijken van letselschadebureaus (ingezonden op 13 januari 2010). Naar de mening van de leden van de SP-fractie is het systeem van «no-win, no-fee» in essentie niet beter dan «no-cure, no-pay». Een goed toegankelijk stelsel van rechtsbijstand dient de basis te zijn van een ordentelijk rechtssysteem. Ook bij «no-win, no-fee», hetgeen niets anders is dan een vorm van «no-cure, no-pay, heeft de advocaat een persoonlijk belang bij de afwikkeling van de schade. Wanneer een verzekeraar in een «no-win, no-fee»-zaak een aanbod tot schadevergoeding doet, zal de advocaat ook zijn eigen belangen mee laten wegen. Dit is onontkoombaar omdat het inherent is aan het systeem. Deze leden achten het absoluut ongewenst dat een advocaat een dergelijk belang heeft bij de juridische afweging in een zaak. Naar de mening van de leden van de SP-fractie is het duidelijk dat indien de advocaat bij zijn afweging een eigen belang heeft, daarmee de onafhankelijkheid van de advocaten in het geding komt en dat daarmee één van de basisprincipes van ons rechtsstelsel bedreigd wordt. De passage in de brief van de staatssecretaris dat zij geen bezwaar heeft tegen resultaatgerelateerde beloning als daarmee de onafhankelijkheid van de advocaat niet wezenlijk in het geding komt, is verontrustend. Daarmee wordt gesuggereerd dat een advocaat best in een bepaalde mate zijn onafhankelijkheid overboord mag zetten. Hoe moet deze passage worden gelezen en is de staatssecretaris daadwerkelijk van mening dat met de kernwaarden van de advocatuur de hand mag worden gelicht? De leden van de SP-fractie vinden het zorgelijk dat een slachtoffer kort na het schadeveroorzakend feit belangrijke keuzes moet maken. In haar brief spreekt de staatssecretaris van geen bezwaar tegen een reële en verantwoorde financiële risicodeling tussen de rechtzoekende en zijn advocaat. Daar zit nu juist het grote probleem, aldus deze leden. De advocaat is ervaren met letselschadezaken en de gevolgen daarvan terwijl het slachtoffer in ontreddering is door hetgeen hem is overkomen. Zo moet hij niet alleen kiezen voor hulp in het kader van het stelsel van rechtsbijstand, voor juridische bijstand volgens «fixed fees» of het «no-win, no-fee»principe, maar in het laatste geval ook nog eens voor welke modaliteit van vergoeding. Deze keus is definitief en onomkeerbaar. De aan het woord zijnde leden vinden het ongewenst dat een slachtoffer in een onzekere situatie onomkeerbare keuzes moet maken. Hetgeen van belang is, is dat een slachtoffer er op kan vertrouwen dat zijn gerechtvaardigde belangen worden behartigd. Het moeten maken van onomkeerbare rationele keuzes in een situatie die per definitie emotioneel belastend is moet waar mogelijk worden voorkomen. Is de staatssecretaris het hiermee eens, zo vragen de leden van de SP-fractie. Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende brief. Deze leden zijn voorstanders van een «no cure, no pay»-werkwijze voor letselschade zaken. Zij leggen de volgende vragen voor. Het staatssecretaris geeft aan dat een bezwaar tegen de percentageafspraak is dat de belangen van de rechtzoekende en zijn advocaat uiteen kunnen lopen doordat een rechtzoekende bij een procedure niet voor extra uren hoeft te betalen en de advocaat dan juist het belang heeft om akkoord te gaan met een schikking. Bij «no win, no fee» zou de rechtzoekende niet snel belang hebben om door te procederen voor een hogere 4

opbrengst vanwege het hogere uurtarief. Gesteld kan hier dan worden dat de advocaat in dit geval juist wel belang heeft om door te procederen en dat belang zal aanzienlijk groter zijn dan bij een regulier tarief. In het geval van «no win, no fee» kunnen de belangen van de rechtzoekende en zijn advocaat dus ook uiteen lopen. De leden van de VVD-fractie verzoeken de staatssecretaris hierop in te gaan. Daarnaast vragen deze leden waarom bij een percentageafspraak een te sterke prikkel voor de advocaat ontstaat om met zo weinig mogelijk inspanning (uren) een zo hoog mogelijke winst te generen. Deze leden vragen waarop de staatssecretaris dit baseert. Kan de staatssecretaris bijvoorbeeld aangeven of onderzocht is hoeveel uren er gemiddeld aan een (letselschade)zaak besteed zijn door een advocaat totdat een zaak zo ver is dat het zich leent voor een schikking? En is bekend hoeveel extra uren er dan gemiddeld nog nodig te zijn wanneer toch (door)geprocedeerd gaat worden? Zo ja, wat is uit dit onderzoek gebleken? De leden van de VVD-fractie merken op dat de staatssecretaris als voorbeeld bij nieuwe betalingsarrangementen «fixed fees»noemt voor veel voorkomende zaken. Deze leden hebben hier in principe geen bezwaar tegen, maar denkt de staatssecretaris niet dat hiermee ook voldaan wordt aan haar bezwaar tegen een percentageafspraak? Zal bij «fixed fees» niet ook een prikkel kunnen ontstaan voor de advocaat om met zo weinig mogelijk inspanning een zaak af te ronden? En wanneer de zaak toch gecompliceerder blijkt te zijn, zal de inspanning er niet beter op worden en kan achteraf gesteld worden dat de rechtzoekende beter af was geweest bij een advocaat die geen «fixed fees» hanteert. Deze leden verzoeken de staatssecretaris hierop in te gaan. Alhoewel niet geheel passend bij het voorliggende onderwerp vragen de leden van de VVD-fractie in hoeverre een instituut als e-court (in oprichting te Aalsmeer) een welkome toevoeging zou kunnen betekenen op het terrein van de informele- en (vooral) snelle geschilbeslechting. II Reactie van de staatssecretaris 5