Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 23 030 Afschaff ing fiscale grenzen Nr. 5 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 28 juni 1993 Hierbij bied ik u een notitie aan inzake de effectrapportage afschaffing fiscale grenzen (mei 1993). Bij mijn op heden gedateerde brief zond ik deze notitie eveneens aan de Voorzitter van de Eerste Kamer. De Staatssecretaris van Financiën, M. J. J. van Amelsvoort 313768F ISSN0921 7371 sgwenbag'e \993 >ns]
Effectrapportage afschaffing fiscale grenzen (mei 1993) 1. Inleiding In deze notitie worden hoofdzakelijk ontwikkelingen weergegeven met betrekking tot uit eerdere rapporten bekende onderwerpen. De vaste Commissie voor Financiën uit de Tweede Kamer heeft mij op 8 juni bij haar brief met kenmerk F-93-263 verzocht om haar, bij voorbeeld in de volgende effectrapportage, te informeren over de situatie in andere EG Lid-Staten met betrekking tot de controle van intracommu nautaire transacties. Ter zake van de controlesystemen van de andere Lid-Staten is thans slechts beperkte informatie voorhanden. In de maand juni vindt op EG-niveau een aantal bijeenkomsten plaats waarbij onder andere de controle op de intracommunautaire transacties aan de orde komt. Op basis van de op die bijeenkomsten te verkrijgen informatie en de thans bekende informatie zal ik in de effectrapportage over de maand juni trachten een beeld te geven van de controles op de intracommunau taire transacties in de andere Lid-Staten. 2. EG-ontwikkelingen 2.1. BTW Het in mei 1993 voortgezette EG-overleg over de BTW-heffing ter zake van intracommunautair goederenvervoer en veredelingsdiensten ten aanzien van uit andere Lid-Staten afkomstige of daarvoor bestemde goederen - zie hierover laatstelijk mijn rapport over april 1993 (paragraaf 2.1.) - heeft nog geen definitieve resultaten opgeleverd. Voorts heeft overleg plaatsgevonden over een uniforme toepassing van de regeling volgens welke goederen vrij van omzetbelasting kunnen worden geleverd aan op het grondgebied van de EG gevestigde diploma tieke vertegenwoordigingen. Een soortgelijke regeling met betrekking tot de accijns is eveneens in voorbereiding (zie paragraaf 2.2.b van het rapport over maart 1993). 2.2. Accijnzen In het Accijnscomité hebben Commissie en Lid-Staten in mei 1993 verder gewerkt aan de lijst van toe te laten methoden van denaturering van alcoholhoudende produkten (zie punt 2.2.d. van de effectrapportage over de maand maart). De Commissie zal een werkdocument opstellen waarin zij een voorstel zal doen met betrekking tot te gebruiken denatu reringsmiddelen. 3. Nationale positie bedrijfsleven 3.1. BTW In mei 1993 is de voorbereiding voortgezet van een regeling tot een oplossing van de problematiek met betrekking tot de BTW-heffing inzake de internationale handel in bulkprodukten (zie paragraaf 3.1 van het rapport over april 1993). Naar verwacht zal een regeling waarin voor eerdere gesignaleerde knelpunten - kettingtransacties bij termijnhandel - een voorziening wordt getroffen, op korte termijn haar definitieve vorm kunnen krijgen.
3.2. Accijnzen Het overleg over de voorwaarden voor het oprichten van een fictieve accijnsgoederenplaats is in mei 1993 voortgezet. 4. Uitvoeringsaspecten 4.1. BTW 4.1.1. Algemeen Thans zijn de gegevens bekend van de aangiften omzetbelasting die over de maand maart en het eerste kwartaal 1993 zijn ingediend. Het totaal aantal aangiften is vrijwel gelijk aan dat in dezelfde periode van 1992. Het aantal kwartaalaangiften waarop melding wordt gemaakt van im en/of exporten en/of intracommunautaire verwervingen en leveringen blijft echter 25% achter bij dat over het eerste kwartaal van 1992. De oorzaak van deze afwijking is niet bekend. Voorzover het intra communautaire verwervingen en leveringen betreft zou het ten onrechte niet opnemen van deze transacties via het controlesysteem aan het licht moeten komen. 4.1.2. Opgave intracommunautaire leveringen In de rapportage over de maand april moest ik al concluderen dat in de opgaven een groot aantal fouten was gemaakt die verwerking van de opgaven in de weg stond. Een belangrijk deel van de fouten, voorzover die duidelijk herkenbaar waren, kon door de Centraie Eenheid, zonodig na contact met de ondernemer, worden hersteld. Een volgende stap in de verwerking van de opgaven is het vergelijken van de totale waarde van de daarop vermelde intracommunautaire leveringen met de waarde van deze leveringen op de periodieke aangiften omzetbelasting. Op basis van hetgeen op deze aangiften was vermeld konden ongeveer 36 000 opgaven worden verwacht over het eerste kwartaal van 1993. Vastge steld moest worden dat van (ruwweg) 1/3 van de opgaven de gegevens overeenstemden met hetgeen op de aangifte(n) was vermeld, dat bij 1/3 van de opgaven er een verschil bestond tussen opgave en aangifte(n) terwijl 1/3 van de opgaven niet werd ingezonden. Daarnaast bleek dat ongeveer 3 000 ondernemers een opgave hadden ingevuld terwijl zij op hun aangifte(n) geen melding hadden gemaakt van intracommunautaire leveringen. Deze opgaven worden aan een nader onderzoek onderworpen. Voorlopig wordt er vanuit gegaan dat het voor een belangrijk deel gaat om opgaven van onderdelen van een Fiscale Eenheid waarop ten onrechte niet werd verwezen naar het BTW-identifi catienummer van de moedermaatschappij waaronder de geconsolideerde periodieke aangifte omzetbelasting wordt gedaan. Ter zake van de opgaven waarvan de gegevens niet overeenstemmen met de gegevens op de periodieke aangifte(n) omzetbelasting werd bij een eerste analyse geconstateerd dat in iets meer dan de helft van de gevallen het verschil is ontstaan doordat één of meer regels (regel = BTW-identificatienummer + waarde intracommunautaire leveringen) uit de opgave niet konden worden verwerkt omdat er sprake was van een onjuist BTW-identificatienummer. Bedacht moet worden dat één niet te verwachten regel al genoeg kan zijn om een zodanig verschil tussen opgave en aangifte(n) te doen ontstaan dat de opgave als niet correct wordt aangemerkt. Het aantal regels met een onjuist BTW-identificatie nummer vormt ongeveer 5% van het totaal aantal regels dat op de opgaven was vermeld. Dit percentage is in vergelijking met andere
Lid-Staten laag omdat een belangrijk deel van de onjuiste BTW-identifi catienummers reeds voor vergelijking van de gegevens was gecorrigeerd door de Centrale Eenheid. Aan de ondernemers die een opgave hebben ingediend die afweek van de aangifte(n), is een brief gezonden waarin wordt aangegeven welke afwijkingen zijn geconstateerd en waarin de ondernemer wordt verzocht om de gegevens alsnog, binnen drie weken, te corrigeren. Van de ruwweg 12 000 ondernemers die geen opgave hebben ingeleverd zullen er, in de periode van 14 tot en met 25 juni, 7 000 door de ambtenaren van de Belastingdienst worden bezocht. De overige ondernemers wordt schriftelijk verzocht alsnog, binnen drie weken, hun opgave in te dienen. 4.2. Accijnzen 4.2.1. Algemeen De informatie-uitwisseling tussen de Lid-Staten via het geautomati seerd accijnsregister op diskette (SEED) verloopt nog niet vlekkeloos. Door onvolkomenheden in de programmatuur doen zich problemen voor met betrekking tot de verwerking van de op diskette aangeleverde gegevens. Inmiddels heeft een bijeenkomst plaatsgevonden van automa tiseringsdeskundigen uit de Lid-Staten die belast zijn met het beheer van het geautomatiseerde accijnsregister om de problemen te bespreken. Naar het zich laat aanzien zullen de problemen binnen twee maanden zijn opgelost. 4.2.2. Geleidedocument Er zijn nog geen verzoeken ontvangen/verzonden tot verificatie van geleidedocumenten. Het gestandaardiseerde formulier dat de Commissie van de EG in april aan de Lid-Staten ter beschikking heeft gesteld, is in de maand mei aan de dienst ter beschikking gesteld. Nadat het gebruik van het verificatiedocument eind mei/begin juni is toegelicht kan een aanvang worden gemaakt met het naar andere Lid-Staten uitzenden van verzoeken om verificatie. Een afschrift van de Mededeling aan de belas tingdienst over dit onderwerp is bijgevoegd.' 4.2.3. Dagaangiften In de maand april werden ongeveer 3 000 dagaangiften ingediend. Het gaat hierbij om aangiften die worden gebruikt door ondernemers die aan accijns onderworpen goederen wel onder schorsing van rechten mogen ontvangen maar niet onder schorsing mogen opslaan i.c. andere onder nemers dan AGP-houders. De bepaling dat de op deze aangiften verschuldigde accijns binnen 24 uur na aankomst van de goederen betaald moet zijn, levert zowel voor het bedrijfsleven als de douane uitvoeringsproblemen op. Er wordt gewerkt aan een regeling waarbij een en ander in de praktijk soepeler kan verlopen. 5. Fraude 1 Ter inzage geiegd bij de afdeiing Parie Op het terrein van de fraude in relatie met de gewijzigde regelgeving memaire Documentatie. zijn nog geen signalen ontvangen. 4
6. Conclusie De ontwikkeling van de praktijk van de nieuwe regels op het gebied van BTW en accijns heeft in mei 1993 geen nieuwe gezichtspunten opgeleverd.