Paasochtend, 8 april AD 2012 Protestantse gemeente te Heinkenszand
Mijn ziel en mijn gebeente door U gekend, in mij was niets voor uw ogen verborgen toen ik werd gevormd in het diepste geheim, prachtig gevlochten in de schoot van de aarde. (Ps. 139: 13-15) [ in de bewerking van Huub Oosterhuis] Voorganger : Ds. Werner Pieterse Ouderling van dienst: Heidi Blankenburgh Organist: Adrie Slabbekoorn Op de omslag een foto van het beeld van Alberto Giacometti Drie lopende mannen uit 1948 De vertaling van de Ezechiël-tekst is afkomstig uit In Babel; actuele bespiegelingen bij Ezechiël van Ad van Nieuwpoort (Uitgeverij Skandalon, 2011) De vertaling van het paasevangelie komt uit : Een tijding van vreugde; het evangelie verhaald door Marcus van Marie H. van der Zeyde (Nijmegen 1976) 2
Dienst van de voorbereiding Intochtslied: Psalm 139: 1, 2 & 3 2. Gij zijt zo diep vertrouwd met mij: wie weet mijn wegen zoals Gij? Gij kent mijn leven woord voor woord, Gij hebt mij voor ik spreek gehoord. Ja overal, op al mijn wegen en altijd weer komt Gij mij tegen. 3. Waar zou ik vluchten voor uw Geest? Gij sluit mij in, ik ben bevreesd. Gij legt uw hand op mij, Gij zijt zo dichtbij met uw majesteit, zo ver en zo met mij verbonden: hoe kan ik uw geheim doorgronden? Stilte 3
Onze Hulp Gebed Voorganger: De HEER is opgestaan! Gemeente: Hij is waarlijk opgestaan. Zingen (staande) U zij de Glorie 4
Gebed bij de opening van de Schriften. Ezechiel 37: 1-14. 1 De hand van JHWH geschiedde over mij: door de geest deed JHWH mij uitgaan en zette mij neer in het midden van een dal dat vol beenderen was. 2 Hij deed mij rondom hen trekken, rondom. Zie: zeer velen op de bodem van het dal. Zie: zeer verdord. 3 Hij zei tot mij: Mensenzoon, zullen deze beenderen leven? Ik zei: Heer JHWH, gij weet het. 4 Hij zei tot mij: Profeteer tot deze beenderen en zeg tot hen: Jullie dorre beenderen, hoort het woord van JHWH. 5 Zo spreekt de Heer JHWH tot deze beenderen: Zie, ik breng geest in jullie en jullie zullen leven. 6 Ik geef spieren op jullie, ik laat vlees over jullie opgaan, ik zal huid over jullie [heen]spreiden, geest geef ik in jullie en jullie zullen leven en erkennen dat ik JHWH het ben. 5
7 Ik profeteerde zoals mij geboden was. En er geschiedde een stem zodra ik geprofeteerd had, zie, een beving. En de beenderen kwamen tot elkaar, been tot zijn been. 8 Ik zag en zie: Spieren over hen, vlees ging op en huid spreidde zich over hen heen van bovenaf. Maar geest was er niet in hen. 9 Hij zei tot mij: Profeteer tot de geest, profeteer, mensenzoon, en zeg tot de geest: Zo zegt de Heer JHWH: Van de vier windrichtingen van de geest, kom, geest en blaas in deze gedoden, dat ze leven! 10 Ik profeteerde zoals hij mij geboden had. De geest kwam in hen, ze leefden en gingen op hun voeten staan een zeer grote macht. 11 Hij zei tot mij: Mensenzoon, deze beenderen zijn heel Huize Israël. Zie, zij zeggen: Verdord zijn onze beenderen, verloren onze hoop, het is met ons gedaan! 6
12 Daarom profeteer en zeg tot hen: Zo zegt de Heer JHWH: Zie, ik open jullie graven ik doe jullie opgaan uit jullie graven, mijn volk, en laat jullie heenbrengen naar de akker Israëls. 13 Dan zullen jullie erkennen dat ik JHWH het ben, als ik jullie graven open en jullie doe opgaan uit jullie graven, mijn volk. 14 Geven zal ik mijn geest in jullie, en je zult leven. Ik zal je neerzetten op jullie akker. Dan zullen jullie erkennen dat ik JHWH het ben die spreekt en die het doet. uitspraak van JHWH. Zingen: Zo dor en doods 7
2 God, zie ons dan teloor gegaan, versteend en doodgezwegen, levend waar geen dag meer is, nacht aan nacht geregen. 4 Kom dan en spreek Uw woord en breek zo onze graven open. Wil ons met de Geesteskracht van uw adem dopen. 3 Zijt Gij het, Heer, die weet wanneer wij ooit zullen herleven? Met uw adem kunt Gij toch ons het leven geven? 5 Wek ons voorgoed! Zet met uw gloed ons recht op onze voeten. Vol van leven zullen wij 't morgenlicht begroeten. 6 Blaas met uw Geest in ons het feest dat allen zal verwarmen. Open ons het vergezicht op uw groot erbarmen! Marcus 16: 1-8 En toen de sabbat voorbij was, kochten Maria van Magdala en Maria de moeder van Jakobus, en Salome specerijen en wilden hem komen balsemen. En in alle vroegte, op de eerste dag van de week, begaven zij zich naar het graf; de zon was net opgegaan. En zij zeiden tot elkaar: 8
wie moet nu de steen wegwentelen voor ons van de opening van het graf? En, opkijkend, zagen ze het: hij was terzijde gewenteld, de steen; en hij was ontzaglijk groot. En toen zij de grafruimte binnengingen, zagen zij, rechts, een jongeling zitten in een witte mantel gehuld, en zij waren verbijsterd van schrik. Maar hij zei: Wees niet verschrikt. U zoekt hier Jezus, de Nazarener, hij die gekruisigd is? Hij is opgestaan, hij is niet hier. Zie, dit is de plaats waar ze hem hadden neergelegd. Ga nu heen, en zeg aan zijn leerlingen en aan Petrus: Hij is, voor jullie uit, op weg gegaan naar Galilea. Daar zul je hem zien, zoals hij je gezegd heeft. En zij gingen naar buiten en vluchtten weg van het graf, bevend, niet wetend hoe ze het hadden. En zij zeiden er niemand iets van; want zij waren bevreesd. 9
Zingen: Gezang 210 2 Hij heeft gezegd: Gij mens, kom uit, open uw dode oren; kom uit het graf dat u omsluit, kom uit en word geboren! Toen heeft zich in het vroegste licht de nieuwe Adam opgericht, ons allen lang tevoren. 3 Al wat ten dode was gedoemd mag nu de hoop herwinnen; bloemen en vogels, - alles roemt Hem als in den beginne. Keerde de Heer der schepping weer, dan is het tevergeefs niet meer te bloeien en te minnen. 4 Sta op! - Hij gaat al voor ons uit, de schoot van 't graf ontkomen. De morgen is vol nieuw geluid, - werp af uw boze dromen. Waar Hij, ons Hoofd, is voorgegaan, is voor het lichaam nu vrij baan naar een bestaan volkomen. Preek 10
Zingen: De toekomst is al gaande 2 De toekomst is al gaande, schept doorgang door de vloed, dwars door het ongebaande een pad dat voortgaan doet. 4 De toekomst is al gaande, verborgen en gezien, een stem die te verstaan is, een God die draagt en dient. 3 De toekomst is al gaande, een bron in de woestijn zingt tegen het vergaan in: de dood zal niet meer zijn. 5 De toekomst houdt ons gaande, voert ondanks tegenstand ons uit het doods bestaande naar nieuw, bewoonbaar land. Orgelspel Collecte. 11
Met de kinderen zingen we: Het leven krijgt weer kleur Gebeden 12
Zingen: Gezang 215 2 Prijst nu Christus in ons lied, halleluja, die in heerlijkheid gebiedt, halleluja, die aanvaardde kruis en graf, halleluja, dat Hij zondaars 't leven gaf, halleluja! 3 Maar zijn lijden en zijn strijd, halleluja, heeft verzoening ons bereid, halleluja! Nu is Hij der heemlen Heer, halleluja! Englen juublen Hem ter eer, halleluja! Zegen. 13
Toelichting bij de liturgische, symbolische schikking Een tuin bloeit, vanuit de diepte komen bloemen tot leven Het houten kruis als symbool van de dood. Ervoor het open graf, waaruit een tuin met bloemen. Waarom een tuin? In een paradijstuin is de dood doorbroken. En jubelen trompetnarcissen van leven. Bij de uitgang delen kinderen narcissen (paaslelie, de loftrompet ) uit. 14