RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Vergelijkbare documenten
RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

A R R E S T. nr van 21 juni 2016 in de zaak A /X

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Milieuhandhavingscollege

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

II. Verloop van de rechtspleging

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VOORZITTER VAN DE IXe KAMER ARREST. nr van 18 oktober 2018 in de zaak A. 217.

Milieuhandhavingscollege

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST

Hof van Cassatie van België

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2013/0060 van 5 november 2013 in de zaak 1213/0273/SA/1/0253 In zake: 1. mevrouw Kim DE KEIRSMAEKER, 2. mevrouw Pauline EECKHOUT, 3. mevrouw Ingrid DE PAUW, 4. de heer Christophe VAN DESSEL, 5. mevrouw Karina OMBLETS, 6. de heer Roland D EXELLE, 7. mevrouw Annie DELAFONTAINE, 8. mevrouw Simonne DE BRUYNE, 9. de heer Luc MOONEN, 10. de heer Stefan LAGAST, 11. mevrouw Véronique MERTENS-TUTENEL, 12. mevrouw Ann VAN DEN BERGH, 13. mevrouw Magdalena VANDAELE, 14. de heer Christophe GOOSSENAERTS, 15. de heer Erik HANEGREEFS, 16. mevrouw Brigitte DENS, 17. de heer Hugo HANEGREEFS, 18. mevrouw Betty LENAERTS, 19. mevrouw Heidi VAN GROOTEL, 20. de heer Ronny DEMEULENAERE, 21. mevrouw Linda VAN GROOTEL, 22. mevrouw Colette BRYS, 23. de heer Marcel VAN GROOTEL, 24. de heer Silvio CATALANI, 25. de heer Alfons VAN MOL-MOENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Philippe VANDE CASTEELE kantoor houdende te 2900 Schoten, Klamperdreef 7 waar woonplaats wordt gekozen verzoekende partijen tegen: de deputatie van de provincieraad van ANTWERPEN verwerende partij I. VOORWERP VAN DE VORDERING De vordering, ingesteld met een aangetekende brief van 3 januari 2013, strekt tot de vernietiging van het besluit van de deputatie van de provincieraad van Antwerpen van 25 oktober 2012.

De deputatie heeft het administratief beroep van de heer Jean ADRIAENSEN (hierna: de aanvrager) tegen de weigeringsbeslissing van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Schoten van 7 augustus 2012 ingewilligd. De deputatie heeft aan de aanvrager onder voorwaarden een stedenbouwkundige vergunning verleend voor het bouwen van een magazijn bij een woning. De bestreden beslissing heeft betrekking op een perceel gelegen te 2900 Schoten, Paalstraat 381 en met als kadastrale omschrijving afdeling 2, sectie C, nummer 3W. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING Het verzoekschrift is in het register van de Raad ingeschreven op 16 januari 2013. Met een beschikking genomen op grond van artikel 4.8.14, 1 VCRO van 25 februari 2013 werd vastgesteld dat het beroep op het eerste gezicht kennelijk niet-ontvankelijk lijkt. De verzoekende partijen hebben een verantwoordingsnota ingediend. Titel IV, hoofdstuk VIII van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) betreffende de Raad voor Vergunningsbetwistingen en het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2012 houdende de rechtspleging voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. AMBTSHALVE ONDERZOEK 1. Conform artikel 4.8.14, 1, eerste lid VCRO en artikel 16 Procedurebesluit kan de voorzitter van de Raad of het door hem aangewezen raadslid ambtshalve onderzoeken of het beroep doelloos is, kennelijk niet- ontvankelijk is of dat de Raad kennelijk onbevoegd is. De Raad heeft met de beschikking van 25 februari 2013 vastgesteld dat de verzoekende partijen verzuimd hebben om rolrecht te betalen. Artikel 4.8.13, tweede lid VCRO bepaalt dat indien het bedrag niet tijdig is betaald, het verzoekschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard. 2. De verzoekende partijen stellen in hun verantwoordingsnota het volgende: III.2 Vaststellingen Een rolrecht van 4375 voor de betwisting van één enkele vergunning is ontegensprekelijk een belemmering voor de toegang tot de rechter, bevestigd in artikel 13 Grondwet en artikel 6 EVRM Verzoekers hebben hierboven herhaald wat ze reeds in het verzoekschrift hebben uiteengezet. Ze verantwoorden dus de niet-betaling van het rolrecht om verschillende redenen. Minstens is er reden om het verzoekschrift niet af te handelen als kennelijk onontvankelijk.

III.3 Toepassing van artikel 159 van de Grondwet Artikel 55 van het BVR van 13 juli 2012 houdende de rechtspleging voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen schendt (1) artikel 4.8.13 VCRO en (2) het artikel 170 van de Grondwet inzoverre het bepaalt dat het rolrecht niet per verzoekschrift, doch per verzoeker verschuldigd is. Het decreet bepaalt deze modaliteit, vervat in het Procedurebesluit, immers niet. Artikel 55 van het Procedurebesluit schendt om dezelfde redenen ook artikel 6 EVRM en het algemeen rechtsbeginsel van toegang tot een rechter. 4375 rolrecht is hier duidelijk buitensporig. Artikel 55 van het Procedurebesluit (dat dus een identiek rolrecht per verzoeker vastlegt) moet daarom buiten toepassing worden gelaten ingevolge het voorschrift van artikel 159 Grondwet. III.4 Aanvullende beschouwingen inzake discriminatie-artikel 4.7.21, 5 VCRO Er is meer. Nog anders gezegd, zelfs indien de decreetgever zou mogen bepalen dat het rolrecht per verzoeker is verschuldigd quod non est dan nog moet hij zelf het quantum ervan bepalen (hoeveel?), evenals een limiet. De onredelijkheid van het nieuw systeem de wetgever bepaalt enkel het principe dat het rolrecht per verzoeker is verschuldigd, en de Regering bepaalt het rolrecht op 175 wordt bevestigd door het huidige dossier. Ingevolge het procedurebesluit zijn verzoekers bij de betwisting van één enkele vergunning met één enkel verzoekschrift immers 4.375 aan rolrecht verschuldigd! De toegang tot een rechter, bevestigd in artikel 6 EVRM en de artikelen 13, 144, 145, 160 en 161 van de Grondwet, wordt op onverantwoorde wijze miskend. Dit is des te meer onverantwoord omdat de "dossiervergoeding" voor de betwisting bij de Deputatie met telkenmale één enkel verzoekschrift 62,50 bedroeg! Dit verschil in behandeling is onredelijk en discriminerend. Artikel 55 van het Procedurebesluit is dus discriminerend en moet derhalve buiten toepassing worden gelaten (conform art. 159 Grondwet). Teruggebracht op het Procedurebesluit, betekent dit dat de Regering hoe dan ook geen regeling kon aannemen die het rolrecht per verzoeker berekent. Zulke bepaling is discriminerend. Nog anders gezegd, indien zelfs nog de delegatie aan de Regering (via artikel 4.8.13 VCRO) grondwetsconform is quod non est, mag het BVR dan niet bepalen dat elke verzoeker een identiek rolrecht verschuldigd is, of alvast niet een identiek rolrecht van 175. III.4 Rolrecht per verzoekschrift-onwettige delegatie aan de Regering

Het rolrecht is een regeling van de rechtsmacht van en de rechtspleging voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen, een administratief rechtscollege bepaald in artikel 161 van de Grondwet. Bijgevolg moeten alle essentiële elementen ervan in het decreet zelf worden bepaald. Het rolrecht is ook een belasting in de zin van artikel 170 van de Grondwet. Ook daarom moet de wetgever zelf alle elementen ervan bepalen. Een delegatie aan de regering klemt des te meer omdat de Vlaamse regering meer dan eens partij zal zijn in de procedure voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen. 3. De Raad stelt vast dat artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet verbiedt dat er beperkingen worden gesteld aan de toegang tot de rechter. Zo wordt er aanvaard dat er beperkingen worden opgelegd die dienstig moeten zijn voor de rechtszekerheid of voor het goed beheer van het gerechtelijk apparaat. Het rolrecht voldoet aan deze voorwaarden. De ontvangsten afkomstig uit het rolrecht zijn immers bestemd voor de werking van de Raad en dus voor een goed beheer van het gerechtelijk apparaat. Daarenboven kan, naar het oordeel van de Raad, niet in redelijkheid worden gesteld dat de betaling van een rolrecht van 100 euro voor een schorsingsprocedure en de betaling van een rolrecht van 175 euro voor een vernietigingsprocedure per verzoekende partij, kan worden beschouwd als een financiële drempel die de partijen zou verhinderen hun rechten te doen gelden. Daarenboven meent de Raad dat de vermelde rolrechten niet buiten verhouding staan tot het nagestreefde doel, met name de werking van de Raad. De eis van de betaling van een rolrecht per verzoekende partij belemmert dan ook niet het recht op toegang tot de rechter. 4. Wat de sanctie voor de niet-tijdige betaling van het rolrecht betreft, wijst de Raad er op dat in voorbereiding van het decreet van 6 juli 2012 uitdrukkelijk is gesteld dat artikel 4.8.13 VCRO niet vermag af te wijken van het algemeen rechtsbeginsel dat de strengheid van het decreet in geval van onoverkomelijke dwaling of overmacht kan worden gemilderd. Wat dat betreft kan er op worden gewezen dat voor de toepassing van artikel 6.1 EVRM het noodzakelijk doch ook voldoende is dat een verzoekende partij bij de Raad dit algemeen rechtsbeginsel kan inroepen tijdens het ontvankelijkheidsonderzoek dat de Raad voert in het kader van artikel 4.8.13 VCRO en van artikel 55 van het Procedurebesluit. De verzoekende partijen hebben in casu, in toepassing van artikel 4.8.14 VCRO, de mogelijkheid gekregen om met een verantwoordingsnota toelichting te verstrekken over de redenen van de niet betaling. Het is aan hen om indien nuttig of gewenst zich te beroepen op voormeld algemeen rechtsbeginsel om de sanctie van onontvankelijkheid te ontlopen. De verzoekende partijen tonen geen onoverkomelijke dwaling en/of overmacht aan in hun verantwoordingsnota. De keuze om slechts één maal rolrecht te betalen, is een bewuste keuze. De ingeroepen reden is uitsluitend aan de verzoekende partijen zelf toe te schrijven.

5. De Raad voor Vergunningsbetwistingen stelt vast dat de betaling van het verschuldigde rolrecht niet gebeurd is, dat de aangevoerde redenen om de niet-betaling van het verschuldigde rolrecht te verantwoorden, geen overmacht of onoverwinnelijke dwaling uitmaken en dat het ingestelde beroep bijgevolg onontvankelijk is in hoofde van deze verzoekende partijen. OM DEZE REDENEN BESLIST DE RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk in hoofde van alle verzoekende partijen Dit arrest is uitgesproken te Brussel, in openbare terechtzitting op 5 november 2013, door: Filip VAN ACKER, voorzitter van de Raad voor Vergunningsbetwistingen, met bijstand van Eddie CLYBOUW, griffier. De griffier, De voorzitter van de Raad voor Vergunningsbetwistingen, Eddie CLYBOUW Filip VAN ACKER