RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. Nr van 12 februari 2008 A /V-1578

Vergelijkbare documenten
Rolnummer Arrest nr. 50/99 van 29 april 1999 A R R E S T

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 12 februari 2008 A /V-1635 A /V-1649

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 23 april 2007 in de zaak A /IX-3642.

President Kennedypark 8b. tegen :

waarbij het cassatieberoep toelaatbaar wordt verklaard;

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr van 14 juli 2015 in de zaak A /VII

Gezien het verslag opgemaakt door auditeur G. DE BLEECKERE;

die woonplaats kiest bij advocaat S. De Vleeschauwer, kantoor houdende te Stekene, Kerkstraat 16 tegen :

Victor VAN DEN EYNDE, die woonplaats kiest bij advocaat J. DE RIECK, kantoor houdende te 3000 LEUVEN, Vaartstraat 70. tegen :

Rolnummers 1649, 1650 en Arrest nr. 56/2000 van 17 mei 2000 A R R E S T

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 8 juli 2004 in de zaak A /XII-662.

die woonplaats kiest bij advocaat N. DE CLERCQ, kantoor houdende te BRUGGE, Stockhouderskasteel, Gerard Davidstraat 46 bus 1 tegen :

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 29 augustus 2007 in de zaak A /XII-5161.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VOORZITTER VAN DE IXe KAMER ARREST. nr van 18 oktober 2018 in de zaak A. 217.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr van 15 april 2010 in de zaak A /VII

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 31 mei 2007 in de zaak A /X-8757.

';JA, 'i A R R EST. I. In zake. Julien VALCKE, die woonplaats kiezen bij Advocaat M. DENYS, kantoor houdende te 1000 BRUSSEL, Grote Hertstraat 12

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 4 maart 2010 in de zaak A /XII-5232.

II. Verloop van de rechtspleging

In zake 1. de n.v. DUMOBEL, 2. Eliane STELLAMANS, die woonplaats kiezen bij Advocaat J. BLANCKE, kantoor houdende te 3080 TERVUREN, Puttestraat 78

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 23 maart 2009 in de zaak A /IX-2740.

de VZW VLAAMS BLOK JONGEREN, gevestigd te Brussel, Madouplein 8, bus 9 tegen :

A R R E S T. nr van 28 mei 2013 in de zaak A /XII tegen:

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr van 22 november 2018 in de zaak A /VII

Rolnummer Arrest nr. 68/2016 van 11 mei 2016 A R R E S T

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr van 29 oktober 2015 in de zaak A /VII

Rolnummer Arrest nr. 8/2003 van 22 januari 2003 A R R E S T

GRIFFIE RAAD VAN STATE. KONfNKRIJK BELGIË 1040 Brussel, 18 januari Mr. STAELENS B. Stockhouderskasteel Gerard Davidstraat 46/1.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. XIVe KAMER A R R E S T. nr van 13 december 2011 in de zaak A /XIV-32.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 7 januari 2008 in de zaak A /X

Rolnummers 1078 en Arrest nr. 44/98 van 22 april 1998 A R R E S T

Gelet op de kennisgeving van het verslag aan. partijen; IX \6

Hof van Cassatie van België

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Xe KAMER A R R E S T. nr van 14 september 2018 in de zaak A /X

Rolnummer Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 23 oktober 2018 in de zaak A /IX-9318

BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van. Financiën, wiens kabinet gevestigd is te Brussel, Wetstraat 12,

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Rolnummer Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

tegen : tussenkomende partij :

Van deze beschikking werd aan de partijen kennis gegeven.

A R R E S T. nr van 17 november 2015 in de zaak A /XIV tegen :

Rolnummer Arrest nr. 157/2005 van 20 oktober 2005 A R R E S T

tegen : de GEMEENTE ZELZATE, die woonplaats kiest bij advocaat P. Gaudius, kantoor houdende te Zelzate, Westkade 18.

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 31 januari 2002 in de zaak A /VII

Rolnummer Arrest nr. 165/2005 van 16 november 2005 A R R E S T

KOPIE RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R EST. DER A A D V A N STA T E, Xe KAM E R,

wonend te 3080 Tervuren Cypressenlaan 17 tegen: I. Voorwerp van het inleidend verzoekschrift II. Verloop van de rechtspleging

Hof van Cassatie van België

A R R E S T. nr van 22 december 2017 in de zaak A /X tegen :

A R R E S T. nr van 21 juni 2016 in de zaak A /X

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 27 oktober 2008 in de zaken A /X (I) /X-11.

Hof van Cassatie van België

Rolnummer : 26 Arrest nr. 20 van 25 juni 1986

A R R E S T. nr van 19 januari 2018 in de zaak A /XII-8480

Rolnummer Arrest nr. 12/2009 van 21 januari 2009 A R R E S T

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. XIVe KAMER A R R E S T. nr van 29 april 2015 in de zaak A /XIV-35.

A R R E S T. nr van 21 februari 2014 in de zaak A /X

Op 4 maart 1985 heeft de Minister-Voorzitter van de Executieve van de Franse Gemeenschap een memorie ingediend.

II. Verloop van de rechtspleging

(B.S., 01/06/1991, p ; iwt. 01/06/1991) Door het coördinatiebureau geconsolideerde tekst, toepasselijk vanaf 01/03/2014

Rolnummer 619. Arrest nr. 54/94 van 6 juli 1994 A R R E S T

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. XIVe KAMER A R R E S T. nr van 31 januari 2012 in de zaak A /XIV-32.

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter A. Alen en de rechters-verslaggevers E. Derycke en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier F.

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter F. Debaedts en de rechters-verslaggevers L.P. Suetens en P. Martens, bijgestaan door de griffier L.

Rolnummer Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

A R R E S T. nr van 3 juli 2012 in de zaak A /VII tegen:

O. T., eiser tot cassatie van een arrest, op 5 juni 1998 gewezen. vertegenwoordigd door mr. Adolf Houtekier, advocaat bij het Hof

II. Verloop van de rechtspleging

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Rolnummer 786. Arrest nr. 14/95 van 7 februari 1995 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 7 oktober 2014 in de zaak A /IX-8408

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 79/2006 van 17 mei 2006 A R R E S T

Rolnummer : 30 Arrest nr. 29 van 18 november 1986

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter M. Melchior en de rechters-verslaggevers J.-P. Moerman en E. De Groot, bijgestaan door de griffier L.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen.

I. DE FEITEN EN DE VOORAFGAANDE RECHTSPLEGING

Rolnummer Arrest nr. 80/2007 van 16 mei 2007 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 50/2014 van 20 maart 2014 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 84/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 80/2019 van 23 mei 2019 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 27/2013 van 28 februari 2013 A R R E S T

die woonplaats kiest bij advocaat G. Demin, kantoor houdende te Leuven, J.P. Minckelersstraat 70 tegen :

Hof van Cassatie van België

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

Transcriptie:

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T A. 92.216/V-1578 Nr. 179.510 van 12 februari 2008 In zake: de Vlaamse Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, die woonplaats heeft gekozen bij Mr. Paul VAN ORSHOVEN, advocaat, Louizalaan 99 1050 Brussel, tegen: de Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering, die woonplaats heeft gekozen bij Mr. Marc UYTTENDAELE, advocaat, Bronstraat 68 1060 Brussel. DE RAAD VAN STATE, Ve KAMER Gezien het op 29 mei 2000 ingediende verzoekschrift, waarbij de Vlaamse Gemeenschap de nietigverklaring vordert van: 1. het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 15 december 1998 "tot toekenning van een subsidie aan de VZW «Association intercommunale culturelle de Bruxelles» (A.I.C.B.)"; 2. het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 30 december 1998 "tot wijziging van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering tot toekenning van een subsidie aan de VZW «Association intercommunale culturelle de Bruxelles» (A.I.C.B.)"; 3. het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 15 december 1998 "tot toekenning van een subsidie aan de VZW «Centre de rayonnement de la Culture française» (C.R.C.F.)"; 4. het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 30 december 1998 "tot wijziging van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering tot toekenning van een subsidie aan de VZW «Centre de rayonnement de la Culture française» (C.R.C.F.)"; V - 1578-1/9

wederantwoord; Gezien de regelmatig uitgewisselde memories van antwoord en van Gezien het verslag van de heer W. WEYMEERSCH, auditeur bij de Raad van State, opgemaakt op grond van artikel 12 van de algemene procedureregeling; Gelet op de beschikking van 6 maart 2007 waarbij de neerlegging van het dossier en het verslag ter griffie wordt gelast; Gelet op de kennisgeving van het verslag aan de partijen en gezien de laatste memorie van de verwerende partij; Gelet op de beschikking van 16 oktober 2007, waarvan aan de partijen kennis is gegeven en waarbij wordt bepaald dat de zaak voorkomt op de terechtzitting van 13 november 2007 om 10u; Gehoord het verslag van de heer P. VANDERNOOT, staatsraad; Gehoord de opmerkingen van Mr. Bart MARTEL, loco Mr. Paul VAN ORSHOVEN, advocaat, die voor de verzoekende partij verschijnt, en van Mr. Marie COOMANS, loco Mr. Marc UYTTENDAELE, advocaat, die voor de verwerende partij verschijnt; Gehoord het eensluidend advies van de heer W. WEYMEERSCH, auditeur; Gelet op titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; 1.1. Overwegende dat op 3 november 1997 het decreet is aangenomen houdende algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1998; Overwegende dat in de bij dat decreet gevoegde tabel onder meer een basisallocatie 33.05.31 is opgenomen luidende: " Uitgaven van alle aard voor de informatie, de bevordering, en de luister van de Franse taal en cultuur en van de Franse Gemeenschap, en voor de bevordering van de democratie en de rechten van de mens [CD 12]. Toelagen toegekend in het kader van de informatie, de bevordering, de luister van de Franse taal en cultuur en van de Franse Gemeenschap, en voor de bevordering van de democratie en de rechten van de mens [CD 44]"; V - 1578-2/9

Overwegende dat artikel 38 van dit decreet als volgt luidt: " Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen volgende toelagen worden toegekend: O.A. [organisatieafdeling] 11 - Algemene Zaken van het Secretariaat-generaal Programma 3 - Informatie, bevordering, uitstraling van de Franse taal en cultuur en van de Franse Gemeenschap - Toelagen aan verenigingen en instellingen die activiteiten ontwikkelen inzake informatie, bevordering, uitstraling van de Franse taal, de Franse cultuur, de Franse Gemeenschap, de democratie en de rechten van de mens. [...]". 1.2. Overwegende dat de Franse Gemeenschapsregering op 15 december 1998 een besluit heeft aangenomen tot toekenning van een subsidie aan de VZW "Association intercommunale culturelle de Bruxelles" (A.I.C.B.) en een besluit tot toekenning van een subsidie aan de VZW "Centre de rayonnement de la Culture française" (CRCF); het gaat om het eerste en het derde bestreden besluit; Overwegende dat deze besluiten een subsidie verlenen, respectievelijk van 3.500.000 frank en 7.000.000 frank aan de verenigingen zonder winstoogmerk vermeld in het opschrift ervan; dat in artikel 1 van deze besluiten wordt gepreciseerd dat elk van deze subsidies "in mindering gebracht kan worden van de kredieten van basisallocatie 33.05.31 van organisatieafdeling 11 van de begroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1998"; Overwegende dat de Franse Gemeenschapsregering op 30 december 1998 een besluit heeft aangenomen tot wijziging van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering tot toekenning van een subsidie aan de VZW "Association intercommunale culturelle de Bruxelles" (A.I.C.B.) en een besluit tot wijziging van het besluit van de Franse gemeenschapsregering tot toekenning van een subsidie aan de VZW "centre de rayonnement de la Culture française" (C.R.C.F.); dat het gaat om het tweede en het vierde bestreden besluit; Overwegende dat beide besluiten het eerste en het derde bestreden besluit wijzigen, meer bepaald artikel 3 ervan, betreffende de regels voor de vereffening van de betrokken subsidies; 1.3. Overwegende dat het Arbitragehof, dat het Grondwettelijk Hof is geworden, bij arrest nr. 56/2000 van 17 mei 2000, onder meer "organisatieafdeling 11, programma 3, basisallocatie 33.05, en de artikelen 1 en 38, in zoverre ze betrekking V - 1578-3/9

hebben op deze basisallocatie, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 november 1997 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1998" heeft vernietigd; 2.1.1. Overwegende dat de verwerende partij opwerpt dat het beroep als niet-ontvankelijk moet worden afgewezen doordat de verzoekende partij er geen belang bij heeft; dat zij er in hoofdzaak van uitgaat dat de bestreden besluiten maatregelen zijn die genomen zijn in het kader van de taak van verspreiding van de Franse cultuur, welke taak ressorteert onder de culturele bevoegdheden van de Franse Gemeenschap en dat volgens de rechtspraak van het Arbitragehof, dat het Grondwettelijk Hof is geworden, inzonderheid volgens arrest nr. 54/96 van 3 oktober 1996, de in het kader daarvan genomen initiatieven weliswaar extraterritoriale gevolgen kunnen hebben, doch op voorwaarde dat het cultuurbeleid van de andere gemeenschap niet wordt "gedwarsboomd" en het geen maatregelen zijn ter bescherming van de minderheden gevestigd in een ander taalgebied; dat ze voorts stelt dat arrest nr. 56/2000 van 17 mei 2000 van hetzelfde Hof die jurisprudentie hoegenaamd niet ontkracht, daar het Hof "de (begrotings)kredieten slechts heeft vernietigd in zoverre een niet nader bepaald deel ervan bestemd is ter bescherming van Franstalige minderheden in de randgemeenten en in Voeren", en niet "in zoverre ze de bevordering van de Franse cultuur buiten het grondgebied van de Franse Gemeenschap beoogden", en dat de bestreden besluiten in casu geen maatregelen zijn ter bescherming van de in de faciliteitengemeenten gevestigde Franstalige minderheden, zoals de verzoekende partij betoogt, daar zulke maatregelen moeten worden gedefinieerd "als minimale juridische garanties waarbij aan [een] minderheid de mogelijkheid wordt geboden om deel te nemen aan het uitwerken van maatregelen die haar aanbelangen, om haar stem te laten horen en om in voorkomend geval haar rechten te doen gelden wanneer ze zich benadeeld voelt [en] eveneens [als] maatregelen die haar een daadwerkelijke en concrete uitoefening van haar grondrechten waarborgt, zo nodig via positieve discriminatie", wat niet het geval is voor de bestreden besluiten; 2.1.2. Overwegende dat de verzoekende partij op deze exceptie antwoordt dat een overheid doet blijken van een belang bij de nietigverklaring van een beslissing waarbij een niet-bevoegde instantie zich op haar grondgebied een of ander aspect van haar eigen bevoegdheden komt aanmatigen of haar bevoegdheidsuitoefening komt hinderen, dat zulks in casu het geval is, daar de bestreden besluiten moeten worden toegepast op het grondgebied van de Vlaamse Gemeenschap, waardoor ze zich de bevoegdheden van die gemeenschap aanmatigt, en dat ten aanzien van de extraterritoriale gevolgen van het cultuurbeleid van een gemeenschap, een onderscheid dient te worden gemaakt tussen enerzijds de extraterritoriale neveneffecten van een V - 1578-4/9

"intraterritoriale" maatregel en anderzijds een extraterritoriale maatregel als zodanig, waarbij alleen de eerste aanvaardbaar zijn; 2.1.3. Overwegende dat de verwerende partij in haar laatste memorie, het betoog memoreert dat ze heeft gehouden in haar memorie van antwoord en bevestigt dat de in de bestreden besluiten vervatte maatregelen ressorteren onder het cultuurbeleid en dat "ze overigens zowel de Franstaligen als de Nederlandstaligen met interesse voor de Franse cultuur ten goede kunnen komen"; dat ze het onderscheid betwist tussen de neveneffecten van een intraterritoriale maatregel die aanvaardbaar zouden zijn op het grondgebied van een andere gemeenschap en de extraterritoriale maatregelen zelf, en het Arbitragehof, dat het Grondwettelijk Hof is geworden, in zijn arrest nr. 54/96 van 3 oktober 1996, heeft verwezen naar "de aard zelf van de bevordering van de cultuur", waarbij ze eraan toevoegt dat "de cultuur zich niet bekommert om beginselen van soevereiniteit of territorialiteit"; dat ze ten slotte van oordeel is dat het cultuurbeleid van de Vlaamse Gemeenschap niet te lijden heeft onder de bevordering van de Franse cultuur, daar geen enkel bewijs in die zin wordt aangevoerd; 2.2. Overwegende dat het onderzoek van het belang dat een verzoeker heeft bij het verkrijgen van de nietigverklaring van een bestuurshandeling niet samenvalt met het onderzoek naar de gegrondheid van het beroep; dat wanneer een deelentiteit geloofwaardige gegevens aanvoert, waaruit zou blijken dat een door een andere deelentiteit genomen maatregel bedoeld is om op haar grondgebied te worden toegepast, ze er belang bij heeft deze maatregel voor de Raad van State te betwisten; volgende lid bevat: Overwegende dat in casu de aanhef van het eerste bestreden besluit het " Considérant que la diffusion de la culture française, notamment dans les communes à facilités de la périphérie bruxelloise [,] est une mission prioritaire de la Communauté française"; lid bevat: Overwegende dat de aanhef van het derde bestreden besluit het volgende " Considérant que la diffusion de la culture française, notamment dans les régions voisines, est une mission prioritaire de la Communauté française"; Overwegende dat de verwerende partij in haar processtukken erop wijst dat deze besluiten haar cultuurbeleid uitvoeren op andere grondgebieden dan die waarop ze haar eigen bevoegdheden uitoefent, inzonderheid op het grondgebied waarop de Vlaamse Gemeenschap haar bevoegdheid uitoefent; V - 1578-5/9

Overwegende dat de redactie van artikel 2 van het dispositief ervan zulks bevestigt, zeker wat het eerste bestreden besluit betreft; dat dit artikel als volgt luidt: " La subvention est octroyée à titre d'intervention dans les dépenses consenties par l'a.i.c.b., en 1998, pour la subsidiation des associations culturelles francophones pluralistes des communes à facilités de la périphérie bruxelloise"; Overwegende dat het aannemen van het middel dat leidt tot de nietigverklaring van organisatieafdeling 11, programma 3, basisallocatie 33.05, en van de artikelen 1 en 38, in zoverre ze betrekking hebben op deze basisallocatie, van het decreet van 3 november 1997 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1998 in voormeld arrest nr. 56/2000 gegrond wordt op de overweging dat uit de parlementaire voorbereiding van dit decreet blijkt "dat een niet nader bepaald deel van de betwiste kredieten bestemd is ter bescherming van Franstalige minderheden in de randgemeenten en in Voeren" (overweging B.6.); dat het eerste en het derde bestreden besluit, zoals blijkt uit artikel 1 ervan, steunen op deze basisallocatie; dat los van de vraag of, zoals de verwerende partij beweert, de maatregelen die het onderwerp zijn van de bestreden besluiten te maken hebben met het verspreiden van de Franse cultuur of bestempeld moeten worden als maatregelen ter bescherming van de minderheden, dan wel of het aanvaardbaar is in dezen een beleid te voeren met extraterritoriale strekking, welke vragen te maken hebben met de grond van de zaak en niet met de ontvankelijkheid, zodoende wordt bevestigd dat het eerste en het derde bestreden besluit, uitgevaardigd ter uitvoering van die kredieten, bedoeld zijn om een zodanige extraterritoriale strekking te hebben, inzonderheid binnen het bevoegdheidsgebied van de Vlaamse Gemeenschap; Overwegende dat de Vlaamse Gemeenschap, verzoekende partij in deze zaak, er bijgevolg belang bij heeft de nietigverklaring ervan te vorderen; Overwegende dat zulks evenzo geldt voor het tweede en het vierde bestreden besluit, waarvan de werkingssfeer respectievelijk bepaald wordt door het eerst en het derde bestreden besluit; Overwegende dat de door de verwerende partij opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid van het beroep bijgevolg moet worden verworpen; 3.1.1. Overwegende dat de verzoekende partij een eerste middel ontleent aan schending van "artikel 175 van de Grondwet, van artikel 13, 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, van de artikelen 2, 12 en 28 van de wet van 17 juli 1991 op de rijkscomptabiliteit juncto artikel 13, 2, van de V - 1578-6/9

bijzondere wet van 8 augustus 1980 en van artikel 50, 1, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten"; dat ze tot staving van haar middel betoogt dat de bestreden besluiten, als gevolg van de vernietiging, bij voormeld arrest nr. 56/2000, van het begrotingskrediet waarop ze steunen, geen rechtsgrond hebben; 3.1.2. Overwegende dat de verwerende partij antwoordt dat het dictum van voormeld arrest nr. 56/2000 gelezen moet worden in het licht van de motivering ervan; dat overweging B.6, waaruit blijkt dat de vernietiging van het omstreden krediet gegrond wordt op het feit "dat een niet nader bepaald deel [van de vernietigde kredieten] bestemd is ter bescherming van Franstalige minderheden in de randgemeenten en in Voeren", duidelijk aantoont dat de gevolgen van dit vernietigingsarrest beperkt zijn tot het weliswaar niet nader bepaalde, maar in casu bepaalbare deel van de kredieten die beschouwd kunnen worden als een maatregel ter bescherming van de Franstalige minderheden in de randgemeenten en in Voeren", wat in casu niet het geval is, zoals de verwerende partij heeft uiteengezet in haar exceptie van niet-ontvankelijkheid (zie nr. 2.1.1. supra); 3.1.3. Overwegende dat de verzoekende partij in haar wederantwoord stelt dat de omstreden begrotingskredieten waarop de in deze zaak bestreden besluiten steunen, zonder meer vernietigd zijn bij voornoemd arrest nr. 56/2000 en dat ze bijgevolg geacht worden nooit te hebben bestaan, wat aan de bestreden besluiten elke rechtsgrond ontneemt; 3.1.4. Overwegende dat de verwerende partij in haar laatste memorie in hoofdzaak het betoog weergeeft dat is opgenomen in haar memorie van antwoord; 3.2. Overwegende dat artikel 12, derde lid, tweede zin, van de gecoördineerde wetten op de rijkscomptabiliteit, dat van toepassing is op de Franse Gemeenschap krachtens de artikelen 50, 2, derde lid, en 71, 1, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en gewesten, als volgt luidt: " Bij ontstentenis van een organieke wet, moet er voor elke toelage in de algemene uitgavenbegroting een speciale bepaling zijn die de aard van de toelage preciseert; die toelagen kunnen worden toegekend onder de voorwaarden vastgesteld door de Koning"; Overwegende dat daaruit blijkt dat wanneer, zoals in casu, een subsidie niet wordt opgenomen in een organieke wet, ze moet ingeschreven worden in de algemene V - 1578-7/9

uitgavenbegroting opdat een besluit kan worden aangenomen voor het aanwenden van deze subsidie; Overwegende dat de bestreden besluiten, die het verlenen van een subsidie tot doel hebben, als rechtsgrond een begrotingskrediet aanvoeren, meer bepaald basisallocatie 33.05.31 van organisatieafdeling 11 van de begroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1998, die vernietigd is bij het voornoemde arrest nr. 56/2000; dat deze vernietiging, luidens het dictum van dat arrest, volledig is en niet onderworpen is aan bepaalde voorwaarden naar gelang van de aard van de erin vermelde subsidies of de kwalificatie ervan; dat de bestreden besluiten bijgevolg geen rechtsgrond hebben; Overwegende dat het middel gegrond is in zoverre het steunt op artikel 12 van de gecoördineerde wetten op de rijkscomptabiliteit, B E S L U I T : Artikel 1. Vernietigd worden: - het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 15 december 1998 "tot toekenning van een subsidie aan de VZW «Association intercommunale culturelle de Bruxelles» (A.I.C.B.)"; - het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 30 december 1998 "tot wijziging van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering tot toekenning van een subsidie aan de VZW «Association intercommunale culturelle de Bruxelles» (A.I.C.B.)"; - het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 15 december 1998 "tot toekenning van een subsidie aan de VZW «Centre de rayonnement de la Culture française» (C.R.C.F.)"; - het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 30 december 1998 "tot wijziging van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering tot toekenning van een subsidie aan de VZW «Centre de rayonnement de la Culture française» (C.R.C.F.)". V - 1578-8/9

Artikel 2. Dit arrest zal bij uittreksel worden bekendgemaakt op dezelfde wijze als de vernietigde besluiten. Artikel 3. partij. De kosten, bepaald op 173,53 euro, komen ten laste van de verwerende Aldus uitgesproken te Brussel, in openbare terechtzitting van de Ve kamer, op twaalf februari tweeduizend acht door: de HH. R. ANDERSEN, eerste voorzitter van de Raad van State, J. BAERT, staatsraad, P. VANDERNOOT, staatsraad, Mevr. M.-Chr. MALCORPS, griffier. De Griffier, De Eerste Voorzitter van de Raad van State, M.-Chr. MALCORPS. R. ANDERSEN. V - 1578-9/9