Meditatie EO 30 april 2017 (J.T. de Koning, Alphen aan den Rijn) Liedsuggestie: Gezang 30: 3,5,6 (Liedboek voor de Kerken 1973) Exodus 20 4 U zult voor uzelf geen beeld maken, geen enkele afbeelding van wat boven in de hemel, of beneden op de aarde of in het water onder de aarde is. 5 U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten, 6 maar Die barmhartigheid doet aan duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn geboden in acht nemen. De Bijbel spreekt eigenlijk niet anders over de Here God dan met behulp van beelden. Met behulp van het beeld van de herder, met behulp van het beeld van de rots, met behulp van het beeld van de rechter. En ga zo maar door. Want die heb je nódig om in God te kunnen geloven. Nee, niet één op één. God heeft niet alle eigenschappen van een rots. Want God ís geen rots. Maar als je eenmaal weet hoe vást een rots is, kun je op weg gezet worden naar een besef van de vastheid van Gods trouw. Als je weet hoe zorgzaam een herder is voor zijn schapen, begin je iets te beseffen van Gods zorg voor jou. Het beeld van God als rechter zegt je dat het laatste 1
woord in je leven aan Hém is. En daarom reikt Hij je zélf voortdurend allerlei beelden aan. Godsbeelden. En daar zet het tweede gebod een uitroepteken achter. Dat Híj het is die ons die beelden aanreikt en dat Hij dat blíjft. En daarmee komen jóuw beelden van God onder kritiek te staan. Ja, jóuw beelden. Want jij hebt ook zélf een voorstelling gemaakt van wie God is. Je opvoeding heeft daar een rol in gespeeld, je vader en je moeder hebben daar een aandeel in gehad, de juf die altijd zo mooi uit de Bijbel kon vertellen, preken die je hebt gehoord, liederen die je hebt geleerd, boeken die je hebt gelezen. Maar ook concrete ervaringen hebben daarin bijgedragen, dingen die gebeurd zijn, de geboorte van je kinderen of juist het uitblijven daarvan, een overlijden, een ziekte, een genezing, een ongeluk, de manier waarop relaties in je leven ontstonden en ook weer afgebroken werden, de woorden van een predikant, of zijn belofte die werd gebroken. Al die dingen hebben bepaald hoe jij bent omgegaan met al die beelden die je vanuit de Bijbel werden aangereikt, en die jou samen iets wilden zeggen over wie God is. Al die ervaringen hebben bepaald hoe je bepaalde beelden in de Bijbel misschien bent gaan uitvergroten en andere juist wat naar de achtergrond bent gaan schuiven. Hoe het ene beeld het andere soms verdrong. En hoe daaruit jóuw eigen Godsbeeld is ontstaan. Misschien torent het wel hoog boven je uit. Misschien ben je in je leven het beeld van de Rechter wel gaan uitvergroten. Ben je dat beeld gaan lostrekken van al die andere beelden in de Bijbel. Is het een beeld geworden van iemand die vanuit de hoogte op je neerziet. Misschien moet je altijd wel even slikken als je voor dit beeld staat. 2
Misschien staat jouw Godsbeeld niet vóór je, maar is het een beeldje in je binnenzak. Misschien vergeet je soms dat het er zit. Tot er iets in je leven gebeurt waarvan je denkt: Hé, nu komt God misschien wel van pas. Nu heb ik Hem misschien wel nodig. Of niet. En dan laat je het rustig zitten. Dat beeld van God dat prima past in je binnenzak, dat prima past in jouw agenda. Misschien is jouw beeld van God wel heel onpersoonlijk geworden. Omdat je niet meer kunt geloven dat er een persoonlijke God schuilgaat achter datgene wat je is overkomen. Omdat je het misschien niet meer wilt geloven. Dan kun je op het punt komen dat je God liever ziet als een onpersoonlijke kracht, als een iets, liever dan dat je Hem ziet als een vader of als een herder. Allerlei verschillende beelden van God. Maar nu de vraag: Hoe open is dit Godsbeeld van jou? Is het open? Of is het misschien een gestold beeld, gegoten in het harde beton van je verlangens, of van je teleurstellingen, van je angst? In hóeverre heb je God in jouw Godsbeeld opgesloten? Om welke reden dan ook? En in hóeverre ben jij bereid om jouw Godsbeeld telkens weer tegen het licht te houden van wat God Zélf zegt over wie Hij is? Kijk, dat is de vraag die met het tweede gebod bij je néér wordt gelegd. En die vraag gaat eigenlijk hand in hand met de waarschuwing: Weet wat je dóet als je God gaat opsluiten in een beeld dat helemaal gesneden is op de maat van jouw ervaringen. Daarmee zet je Hem gevangen in binnen de grenzen van jouw mogelijkheden en jouw onmogelijkheden. 3
En daarmee doe je Hém te kort en daarmee doe je jezélf te kort. Je doet Hem te kort omdat je Hem daarmee néérhaalt. Omdat je Hem niet respecteert in Zijn anders-zijn, omdat je Hem niet respecteert in Zijn Gód-zijn. En dan zit je zomaar in een situatie waarin je gelooft in een god die niet sterker is dan jouw kracht, waarin je vertrouwt op een god die niet uitstijgt boven jouw angst, waarin je het moet hebben van een god die opgesloten zit binnen de grenzen van jouw mogelijkheden. Een god die uiteindelijk exact jóuw beeld en jóuw gelijkenis heeft aangenomen. En die jou dus ook niet kan redden van jezélf. Die jou niet kan redden van je angsten en die jou ook niet kan redden van je zonden. Dan moet je het leven door met een god die nooit over de oordelen van je eigen hart héén kan. Hen nooit kan overstemmen. En dan kun je honderd keer lezen dat God groter is dan je hart en dat Hij de macht heeft om je de zonden te vergeven, maar je gelóóft het niet, je gelooft het niet écht. Want jouw eigen beeldvorming van wie God is, verhindert jou dat te kunnen geloven. En zo kom je op een gegeven moment totaal opgesloten te zitten in jezelf. Zo zie je hoe verwoestend zélf-gesneden beelden van God eigenlijk zijn. Wat een verwoestende werking ze hebben op je leven, op je geloof en op je zekerheid. Vandaar ook de klem die er ligt in dit gebod om ze niet in je hart te sluiten. Niet omdat God op afstand wil blijven, maar omdat Hij Zichzélf wil blijven. Als de God die ánders is, als de God die wél groter is dan jouw hart, als de God die zich niet zomaar laat tégenhouden door jouw grenzen en angsten. Maar die daar telkens weer doorheen breekt en 4
ons telkens weer wijst op de Here Jezus als dat ene beeld waarop al onze zélf-gesneden beelden stukslaan. En dát beeld van God steeds weer opnieuw tegenover je eigen beelden te zetten, daar gaat het om in ons leven. Dat beeld van Christus aan het kruis, dat steeds weer vooróp te zetten. En dan gaan er heel wat beelden aan. Dan houden heel wat beelden gewoonweg geen stand. Hoe gesloten ze ook kunnen zijn, hoe vastgegoten in welk beton dan ook. Ze houden geen stand tegen die Man aan dat kruis, die je telkens zélf weer zegt Wie Hij is. Gods liefde, in eigen persoon. 5