Arrest van het Hof van Beroep te Gent dd (rolnr : 2014/AR/1280)

Vergelijkbare documenten
Artikel 60bis tot 60bis/3 van het Wetboek der Successierechten

Artikel 140/1 tot 140/6 van het Wetboek der registratie-, hypotheeken griffierechten

Instelling. Onderwerp. Datum

Voor aandelen in vennootschappen met een sociaal oogmerk (VSO) geldt de 50 procent eigendomsvoorwaarde niet.

Instelling. Onderwerp. Datum

nr. 360 van BART SOMERS datum: 16 juli 2015 aan ANNEMIE TURTELBOOM Overdracht familiebedrijf - Schenkingsrechten

De overdracht van familiale ondernemingen Artikelen 140 bis W. Reg en 60/1 Vl. W. Succ.

Vergelijkende tabel van gewestelijke rechten van successie en van overgang bij overlijden inzake overdracht van ondernemingen

AANVRAAGFORMULIER VOOR HET ATTEST VERLAAGD TARIEF SUCCESSIERECHTEN ARTIKEL 60BIS/3 1, WETBOEK DER SUCCESSIERECHTEN FAMILIALE VENNOOTSCHAP

Het HOF VAN BEROEP, zitting houdend te ANTWERPEN, TWEEDE KAMER, recht doende in burgerlijke zaken, heeft volgend arrest gewezen: Zitting van:

Omzendbrief VLABEL 2015/2

Erfbelasting - Gunsttarief voor familiale ondernemingen en vennootschappen

Fke: 2009/AR/296I EINDAR~~ST. Rep. rif.: Zitting van: Nummer:

NIEUWSFLASH INTERESSANTE RECHTSPRAAK INZAKE VRIJSTELLINGSREGIME ARTIKEL 60BIS WETBOEK SUCCESSIERECHTEN

(BS 23 augustus 2012) Aan: de Vlaamse Belastingdienst

6tt161. 4fi HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL. zetelend in burgerlijke zaken, na beraad, wijst volgend arrest

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2009/AA/408. Rep. Nr. Vierde kamer OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN

ONTWERP VAN DECREET TEKST AANGENOMEN DOOR PLENAIRE VERGADERING

Instelling. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

Vergelijkende tabel van gewestelijke rechten van successie en van overgang bij overlijden inzake overdracht van ondernemingen

Instantie. Onderwerp. Datum

Belgisch Staatsblad - Omzendbrief FB/FIM/ Interpretatie van artikel 60bi...

Aanvraag van het verminderd tarief van successierechten voor familiale ondernemingen en familiale vennootschappen

Hof van beroep Antwerpen

DE BURGERLIJKE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG, ZITTING HOUDENDE TE HASSELT, ELFDE KAMER, HEEFT HET VOLGENDE VONNIS UITGESPROKEN:

SCHENKING EN VERERVING VAN ONDERNEMINGEN IN HET VLAAMSE GEWEST

Hof van beroep Antwerpen

Vergelijkende tabel van gewestelijke schenkingsrechten inzake overdracht van ondernemingen

Instantie. Onderwerp. Datum

AANVRAAGFORMULIER VOOR HET ATTEST VRIJSTELLING SCHENKINGSRECHTEN ARTIKEL 140/6, 1, WETBOEK DER REGISTRATIE-, HYPOTHEEK- EN GRIFFIERECHTEN

hebbende als raadsman Mr. J. VdE, advocaat te 1050 Brussel,

Nummer : Rep.: Zitting van: 08/05/2000. Eindarrest. Het Hof; * * * *

Voorwoord 19 DEEL I SUCCESSIERECHTEN 21. HOOFDSTUK 1 Gewestelijk karakter Toestand vóór 1 januari

Hof van beroep Antwerpen

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893

Hof van beroep Antwerpen. Arrest

(van toepassing vanaf ) HOOFDSTUK I. - Definities.

vonnis Redhtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdesing Brugge, sectie burgerlijke rechtbank vierde kamer Uitgifte

Instantie. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

niet verbeterde kopie

VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in. de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te

JURIDAT. Nummer : Rep. : 2010/

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter M. Melchior en de rechters-verslaggevers J.-P. Moerman en E. De Groot, bijgestaan door de griffier L.

Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout

Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Hof van beroep te Gent op heeft de appellante hoger beroep ingesteld.

HET HOF VAN BEROEP TE GENT VAN 6 DECEMBER 2012

Hof van Cassatie van België

Voorontwerp van decreet houdende diverse fiscale bepalingen

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 121/2011 van 30 juni 2011 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 84/2007 van 7 juni 2007 A R R E S T

Instelling. Onderwerp. Datum

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

Hof van Cassatie van België

Hof van beroep Antwerpen

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

2009/AR/1627- In de zaak van:

Hof van Cassatie van België

houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2012

AANVRAAGFORMULIER VOOR HET ATTEST VERMINDERING SUCCESSIERECHTEN ARTIKEL 60BIS/3, 1, WETBOEK DER SUCCESSIERECHTEN FAMILIALE ONDERNEMING

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 2 JUNI DE KAMER Arbeidsongeval Tegensprekelijk Definitief.

Instelling. Onderwerp. Datum

(van toepassing vanaf )

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie.

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

P...V..., werkloos, zonder officiële woonplaats, doch woonst kiezende te...

Rolnummer Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 33/99 van 17 maart 1999 A R R E S T

In zake: 2010/AR/3198

VR DOC.0453/2BIS

Rolnummer Arrest nr. 156/2014 van 23 oktober 2014 A R R E S T

Voorontwerp van decreet houdende diverse fiscale bepalingen

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Op voorstel van de Vlaamse minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed en van de Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie;

Hof van Cassatie van België

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Hof van Cassatie van België

Vergelijkende tabel van gewestelijke schenkingsrechten inzake overdracht van ondernemingen

De rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Brugge, tiende kamer, heeft het volgend vonnis verleend:

Hof van Cassatie van België

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Transcriptie:

Rechtspraak - Successierechten Successierechten - Tarief - Vrijstellingen - Familiale ondernemingen - Participatievoorwaarde - Berekeningswijze - Begrip "Familie" Arrest van het Hof van Beroep te Gent dd. 29.09.2015 (rolnr : 2014/AR/1280) Zie ook: Vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brugge dd. 26.02.2014 Successierechten - Tarief - Vrijstellingen - Familiale ondernemingen - Participatievoorwaarde - Berekeningswijze - Begrip "Familie" 2014/AR/1280 - In de zaak van: C. F., bedrijfsleider, wonende te..., appellant, hebbende als raadsman mr. D. M., advocaat te... tegen 1. VLAAMS GEWEST, Vlaams minister van Begroting, Financiën en Energie, met burelen te..., 2. DE VLAAMSE REGERING, Agentschap Vlaamse Belastingsdienst, met burelen te..., 3. VLAAMS GEWEST, Vlaams minister van Begroting, Financiën en Energie, met burelen te..., gedinghervattende partij voor DE BELGISCHE STAAT/FEDERALE OVERHEIDSDIENST, oorspronkelijk 3e geïntimeerde, geïntimeerden, allen hebbende als raadsman mr. G. T., advocaat te... wijst het hof het volgend arrest: 1. Bij fiscaal verzoekschrift neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge op 16.5.2013 heeft de appellant een fiscale vordering ingesteld. Voor deze rechter vorderde de appellant: " De vordering van [de appellant] toelaatbaar, ontvankelijk en gegrond te verklaren, en dienvolgens: - het attest van het verminderd tarief van successierechten voor familiale ondernemingen en familiale vennootschappen (in toepassing van artikel 60/1 van het Wetboek der Successierechten voor wat het Vlaams Gewest betreft) dd. 11 oktober 2012 enerzijds en de beslissing van de gemachtigde ambtenaar namens de Vlaamse Gemeenschap, dienst Agentschap Vlaamse Belastingdienst, dd. 18 februari 2013 met 1/8

als kenmerk SUC/12/054 anderzijds, waarin wordt bepaald dat geen verminderd tarief van successierechten voor familiale vennootschappen in toepassing van artikel 60/1 van het Vlaams Wetboek Successierechten kan worden toegekend omwille van een vermeende niet-vervulling van de participatievoorwaarde, nietig te verklaren; - Voor recht te zeggen dat [de appellant] recht heeft op de toepassing van het verminderd tarief van successierechten in toepassing van artikel 60/1 van het Vlaams Wetboek Successierechten voor wat betreft de aandelen van wijlen Mevrouw M. C. in de nv C. A., minstens te zeggen voor recht dat de participatievoorwaarde zoals bedoeld in artikel 60/1 van het Vlaams Wetboek Successierechten vervuld is voor wat betreft de aandelen van wijlen Mevrouw M. C. in de nv C. A.; - Voor zoveel als nodig, [de Vlaamse Regering] te bevelen om een attest af te leveren waarin het verminderd tarief voor de aandelen van wijlen mevrouw M. C. in de familiale NV C. A. wordt toegekend; - de aanslag in de successierechten betreffende de nalatenschap van wijlen mevrouw M. C. met nummer... nietig te verklaren en [de Belgische Staat] te bevelen een nieuwe aanslag te vestigen, rekening houdend met de toepassing van het verminderd tarief van successierechten voor familiale vennootschappen op grond van artikel 60/1 van het Vlaams Wetboek Successierechten - [de Belgische Staat] te veroordelen tot de terugbetaling van voormelde som, meer de interesten aan de rentevoet toepasselijk in fiscale zaken (7%) vanaf de datum van betaling door [de appellant] - [ de Vlaamse regering] te veroordelen, solidair, minstens in solidum, tot een schadevergoeding op basis van art. 1382 B.W. wegens schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm, ex aequo et bono begroot op 10.000,00 ; Indien Uw Rechtbank echter van oordeel zou zijn, dat de te hanteren interpretatie niet met zekerheid kan worden vastgesteld, voorafgaand de volgende prejudiciële vragen te stellen aan het Grondwettelijk Hof in toepassing van artikel 26 e.v. van de Bijzondere Wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof: - Schendt de toepassing van artikel 60/1 V1. W. Succ. de artikelen 10 en 11 van de holdingvennootschap worden aangehouden niet in aanmerking worden genomen, terwijl de aandelen die onrechtstreeks via een maatschap of via een stichting administratiekantoor worden aangehouden wel in aanmerking worden genomen. - Schendt de toepassing van artikel 60/1 V1. W. Succ. artikel 170 en/of 172 van de holdingvennootschap worden aangehouden niet in aanmerking worden genomen terwijl dit noch expliciet noch impliciet blijkt uit de bewoordingen van het decreet en er aldus een extra voorwaarde wordt toegevoegd aan de wettekst opdat de lagere successierechten toepassing zouden vinden? - Schendt de toepassing van artikel 60/1 VL. W. Succ. de artikelen 10 en 11 van de holdingvennootschap worden aangehouden niet in aanmerking worden genomen indien dit tot gevolg heeft dat in een vennootschapsgroep waar geen enkele externe finaal begunstigde is betrokken, de aandelen van één van de vennoten kan genieten 2/8

van de vermindering terwijl dit voor een andere vennoot niet het geval is? - [Het Vlaams Gewest, de Vlaamse Regering en de Belgische Staat] solidair, minstens in solidum, te veroordelen tot alle kosten van het geding...". Bij vonnis van 26.2.2014 van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge, vierde kamer: - werd de vordering in schadevergoeding ex artikel 1382 BW in zoverre gericht tegen [de Vlaamse Regering] onontvankelijk verklaard, en in zoverre gericht tegen [ het Vlaams Gewest en de Belgische Staat] ontvankelijk doch ongegrond verklaard; - werden de overige vorderingen ontvankelijk doch ongegrond verklaard; - werd de appellant veroordeeld tot de gedingkosten. Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie heeft de appellant hoger beroep ingesteld tegen het voormelde vonnis. Het blijkt niet dat dit vonnis werd betekend of dat de appellant er in zou hebben berust (in zover mogelijk). Het hoger beroep is tijdig en regelmatig. Het hoger beroep strekt ertoe het bestreden vonnis te horen hervormen, en: " - het attest van het verminderd tarief van successierechten voor familiale ondernemingen en familiale vennootschappen (in toepassing van artikel 60/1 van het Wetboek der Successierechten voor wat het Vlaams Gewest betreft) dd. 11 oktober 2012 enerzijds en de beslissing van de gemachtigde ambtenaar namens de Vlaamse Gemeenschap, dienst Agentschap Vlaamse Belastingdienst, dd. 18 februari 2013 met als kenmerk SUC/12/054 anderzijds, waarin wordt bepaald dat geen verminderd tarief van successierechten voor familiale vennootschappen in toepassing van artikel 60/1 van het Vlaams Wetboek Successierechten kan worden toegekend omwille van een vermeende niet-vervulling van de participatievoorwaarde, nietig te verklaren; - Voor recht te zeggen dat concluant recht heeft op de toepassing van het verminderd tarief van successierechten in toepassing van artikel 60/1 van het Vlaams Wetboek Successierechten voor wat betreft de aandelen van wijlen Mevrouw M. C. in de nv C. A., minstens te zeggen voor recht dat de participatievoorwaarde zoals bedoeld in artikel 60/1 van het Vlaams Wetboek Successierechten vervuld is voor wat betreft de aandelen van wijlen Mevrouw M. C. in de nv C. A.; - de aanslag in de successierechten betreffende de nalatenschap van wijlen mevrouw M. C. met nummer... nietig te verklaren en [de Belgische Staat] te bevelen een nieuwe aanslag te vestigen, rekening houdend met de toepassing van het verminderd tarief van successierechten voor familiale vennootschappen op grond van artikel 60/1 van het Vlaams Wetboek Successierechten; - Geïntimeerden te veroordelen tot ontheffing en terugbetaling van de teveel betaalde successierechten op de aandelen van de NV C. A., meer de interesten aan de rentevoet toepasselijk in fiscale zaken (7%) vanaf de datum van betaling door [de appellant], desgevallend voor zoveel als nodig na indiening van een bijvoeglijke aangifte door [de appellant] met mededeling van het tussen te komen arrest; 3/8

- Geïntimeerden te veroordelen, solidair, minstens in solidum, tot een schadevergoeding op basis van art. 1382 B.W. wegens schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm, ex aequo et bono begroot op 10.000,00 ; Indien Uw Hof echter van oordeel zou zijn, dat de te hanteren interpretatie niet met zekerheid kan worden vastgesteld, voorafgaand de volgende prejudiciële vragen te stellen aan het Grondwettelijk Hof in toepassing van artikel 26 e.v. van de Bijzondere Wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof: - Schendt de toepassing van artikel 60/1 V1. W. Succ. de artikelen 10 en 11 van de holdingvennootschap worden aangehouden niet in aanmerking worden genomen, terwijl de aandelen die onrechtstreeks via een maatschap of via een stichting administratiekantoor worden aangehouden wel in aanmerking worden genomen. - Schendt de toepassing van artikel 60/1 V1. W. Succ. artikel 170 en/of 172 van de holdingvennootschap worden aangehouden niet in aanmerking worden genomen terwijl dit noch expliciet noch impliciet blijkt uit de bewoordingen van het decreet en er aldus een extra voorwaarde wordt toegevoegd aan de wettekst opdat de lagere successierechten toepassing zouden vinden? - Schendt de toepassing van artikel 60/1 VI. W. Succ. de artikelen 10 en 11 van de holdingvennootschap worden aangehouden niet in aanmerking worden genomen indien dit tot gevolg heeft dat in een vennootschapsgroep waar geen enkele externe finaal begunstigde is betrokken, de aandelen van één van de vennoten kan genieten van de vermindering terwijl dit voor een andere vennoot niet het geval is?". De geïntimeerden Vlaams Gewest en de Vlaamse Regering vorderen dat het hoger beroep onontvankelijk zou worden verklaard voor zover de vordering tot betaling van schadevergoeding gericht is tegen het Vlaams gewest en/of de Vlaamse Regering: verder dat het hoger beroep ontvankelijk doch ongegrond zou worden verklaard en het bestreden vonnis zou worden bevestigd. Ondergeschikt vorderen zij dat, voor zover de theorie van de onrechtstreekse participatie wordt weerhouden, de vordering slechts gegrond zou worden verklaard m.b.t. de vernietiging van het arrest van 11.10.2012 en de bestreden beslissing. 2. Wijlen Mevrouw M. C. overleed op 14.6.2012. Zij was volle eigenaar van 1.537 aandelen in de N.V. C. A. te Bellegem. Deze aandelen werden geërfd door de appellant, zoon van wijlen Mevrouw M. C. en enige wettige en reservataire erfgenaam. Volgens de syntheseconclusie van de appellant voor het hof zouden er naast de voormelde 1.537 aandelen nog 8.513 aandelen in de N.V. C. A. zijn, en zouden deze aandelen op datum van overlijden van wijlen Mevrouw C. in handen zijn van de BVBA H. te Harelbeke. Steeds volgens de appellant zouden de aandelen in de BVBA H. via de Burgerlijke Maatschap T. toebehoren aan de appellant (zoon van de erflater), zijn echtgenote T. A. en hun dochter H. C. Dit zou betekenen dat de appellant 15.29 % van de aandelen erfde (1.537/10.050) en de BVBA H. 84,71 % van de aandelen (8.513/10.050) bezat. De appellant maakt aanspraak op het verminderd tarief van successierechten op grond van artikel 60/1 W. Succ. zoals ingevoegd bij Decr. VI. R. dd. 23.12.2011 (van toepassing met ingang van 1.1.2012 - artikel 87 van het Decr. VL. R. dd. 23.12.2011). 4/8

De 1 en 2 van het te dezen toepasselijke artikel 60/1 W. Succ. luiden: " 1. In afwijking van artikel 48 wordt het successierecht en het recht van overgang bij overlijden verminderd tot 3 % voor een verkrijging in rechte lijn en tussen echtgenoten of samenwonenden en tot 7 % voor een verkrijging tussen andere personen voor: 1 de nettowaarde van de verkrijging van de volle eigendom, de naakte eigendom of het vruchtgebruik van de activa die door de erflater of zijn echtgenoot of samenwonende beroepsmatig zijn geïnvesteerd in een familiale onderneming. Deze vermindering is niet van toepassing op de verkrijging van onroerende goederen die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd; 2 de nettowaarde van de verkrijging van de volle eigendom, het vruchtgebruik of de naakte eigendom van aandelen van een familiale vennootschap met zetel van werkelijke leiding in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, op voorwaarde dat de aandelen van de vennootschap op het ogenblik van het overlijden voor ten minste 50 % in volle eigendom toebehoren aan de erflater en/of zijn familie. In afwijking van het overige lid, dienen de aandelen van de vennootschap op het ogenblik van overlijden minstens voor 30 % in volle eigendom toe te behoren aan de erflater en/of zijn familie indien hij: - hetzij gezamenlijk met één andere aandeelhouder en zijn familie volle eigenaar is van minstens 70 % van de aandelen van de vennootschap; - hetzij gezamenlijk met twee andere aandeelhouders en hun familie volle eigenaar is van minstens 90 % van de aandelen van de vennootschap. 2. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder: 1 familiale onderneming: een nijverheids-, handels-, ambachts-, of landbouwbedrijf of een vrij beroep, dat voor de erflater en/of zijn echtgenoot of samenwonende, al dan niet samen met anderen, persoonlijk wordt geëxploiteerd en uitgeoefend; 2 familiale vennootschap: een vennootschap die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel heeft. Indien de vennootschap aan het voorgaande niet beantwoordt, maar minstens 30 % van de aandelen houdt van minstens één directe dochtervennootschap die aan deze voorwaarde beantwoordt en die haar zetel van werkelijke leiding heeft in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, wordt zij tevens beschouwd als een familiale vennootschap. Vennootschappen die geen reële economische activiteit hebben, worden uitgesloten van de vermindering vermeld in paragraaf 1. Een vennootschap wordt geacht geen reële economische activiteit te hebben indien uit de balansposten van ofwel de jaarrekening in geval van een vennootschap bedoeld onder paragraaf 2, punt 2, eerste lid, ofwel de geconsolideerde jaarrekening in geval van een vennootschap bedoeld onder paragraaf 2, punt 2, tweede lid, van minstens een van de drie boekjaren voorafgaand aan de datum van overlijden van de erflater cumulatief blijkt: - dat de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen een percentage gelijk of lager dan 1,50 % uitmaken van de totale activa; - de terreinen en gebouwen meer dan 50 % uitmaken van het totale actief. 5/8

De verkrijger kan het tegenbewijs hiervan leveren; 3 aandelen: -elk deelbewijs met stemrecht dat een deel van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigt; - de certificaten van aandelen, uitgereikt door rechtspersonen met een zetel in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, ter vertegenwoordiging van aandelen van familiale vennootschappen die aan de gestelde voorwaarden voldoen en waarvan de rechtspersoon de verplichting heeft om de dividenden en andere vermogensvoordelen onmiddellijk en ten laatste binnen de maand door te storten aan de certificaathouder; 4 samenwonende: 1 de persoon die op de dag van overlijden van de erflater, overeenkomstig de bepalingen van boek III, titel Vbis, van het Burgerlijk Wetboek met de erflater wettelijk samenwoont; 2 de persoon of personen die op de dag van overlijden van de erflater ten minste drie jaar ononderbroken met de erflater samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren. Deze voorwaarden worden geacht ook vervuld te zijn indien het samenwonen en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met de erflater aansluitend op de bedoelde periode van drie jaar tot op de dag van overlijden van de erflater, ingevolge overmacht, onmogelijk is geworden. Een uittrekstel uit het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van ononderbroken samenwoning en van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding; 5 familie van de erflater of de aandeelhouder, waarvan sprake in paragraaf 1, punt 2 : a) de echtgenoot of samenwonende van de erflater of aandeelhouder; b) de verwanten in rechte lijn van de erflater of aandeelhouder alsook hun echtgenoten of samenwonenden; c) zijverwanten van de erflater of aandeelhouder tot en met de tweede graad en hun echtgenoten of samenwonenden; d) kinderen van vooroverleden broers en zusters van de erflater of aandeelhouder." (onderlijning door het hof). Een essentieel twistpunt tussen de partijen is de vraag of de aandelen in handen van de BVBA H. te beschouwen zijn als in handen van de familie van de erflater of niet. De appellant verdedigt de stelling dat rekening moet worden gehouden met een onrechtstreekse participatie (via de BVBA H.) van de familie van de erflater voor de berekening van de 50 %-grens, en hij derhalve terecht aanspraak maakt op het verminderd tarief. De geïntimeerde daarentegen is van oordeel dat de erflater of familie geen eigenaar zijn van meer dan 50 % van de aandelen in de N.V. C. A., gezien 84,71 % in handen is van een derde rechtspersoon (de BVBA H.) die niet als familie kan beschouwd worden. Deze stelling werd gevolgd door de eerste rechter. Het artikel 60/1 1, 2 W. Succ. eist dat op het ogenblik van het overlijden " ten minste 50 % in volle eigendom toebehoren aan de erflater en/of zijn familie". Voor wat betreft de aandelen eigendom van de BVBA H. is aan deze voorwaarde derhalve niet voldaan. De BVBA H. is een rechtspersoon en kan alsdusdanig niet worden beschouwd als "familie" in de zin van het artikel 60/1 W. Succ. De andersluidende stelling van de appellant (die hierbij de 6/8

afzonderlijke rechtspersoonlijkheid van de BVBA H. negeert) vindt in de wettekst geen enkele steun. De BVBA H. is ook een andere persoon dan de appellant. De aandelen eigendom van de BVBA H. kunnen derhalve niet in aanmerking genomen worden voor de berekening van de participatie met oog op de toepassing van het verminderd successierecht voorzien bij het artikel 60/1, 1,2 W. Succ. Het artikel 60/1 W. Succ. is voldoende duidelijk op dit punt en behoeft geen verdere interpretatie. Om tot voormeld besluit te komen wordt dan ook geen voorwaarde toegevoegd aan de wettekst, zodat de door de appellant in dit verband voorgestelde vraag niet dient te worden gesteld. 3. De appellant voert een schending van het gelijkheidsbeginsel (10, 11, 170 en 172 Grondwet/1994) aan door een vergelijking te maken met maatschappen en stichtingen, die -althans volgens de bewering van de appellant- zich in een gelijkaardige situatie bevinden als de hier besproken BVBA H. De appellant kan manifest in deze stellingen niet gevolgd worden. Een essentieel verschil van de maatschap met de BVBA is dat de maatschap geen rechtspersoonlijkheid bezit en geen afgescheiden vermogen. De eigendom van ingebrachte aandelen gaat niet naar de maatschap over maar zal normalerwijze en mede-eigendom zijn tussen de leden van die maatschap, wat uiteraard niet het geval is bij een BVBA. Ook tussen een stichting en de BVBA bestaan essentiële verschillen: de stichting heeft geen aandeelhouders of leden, maar heeft een vermogen dat aangewend wordt voor een belangeloos doel. De stichting mag geen stoffelijk voordeel verschaffen aan de stichters, de bestuurders of enig ander persoon, behalve, in dit laatste geval, indien dit kadert in de verwezenlijking van het belangeloos doel (artikel 27 W. 27.6.1921). De maatschap en de stichting zijn klaarblijkelijk niet vergelijkbaar met de BVBA H., zodat de door de appellant voorgestelde vraag aan het Grondwettelijk Hof niet dient te worden gesteld. In zover de appellant de huidige situatie vergelijkt met de hypothetische situatie van overlijden van zijn kleindochter, gaat het klaarblijkelijk ook om zeer verschillende niet vergelijkbare situaties. Ook de in dat verband voorgestelde prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof dient niet te worden gesteld. 4. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat de geïntimeerde correct de successierechten heeft berekend en betaling van heeft gevorderd. Er is dan ook geen reden tot ambtshalve ontheffing of teruggave, terwijl ook een fout in de zin van het artikel 1382 B.W. niet vaststaat. OP DEZE GRONDEN HET HOF, rechtdoende op tegenspraak, Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken; Geeft akte aan het Vlaams Gewest (voor zoveel als nodig) van haar gedinghervatting in opvolging van de Belgische Staat; Ontvangt het hoger beroep docht verklaart het ongegrond; Bevestigt het bestreden vonnis, mits deze wijziging dat wordt vastgesteld dat de Belgische Staat niet meer in zake is; Veroordeelt de appellant tot de kosten van het hoger beroep, en begroot deze kosten in hun geheel als volgt: aan de zijde van de appellant: op 5.500,00 EUR rechtsplegingsvergoeding hoger beroep; aan de zijde van de geïntimeerden: op 5.500,00 EUR rechtsplegingsvergoeding hoger beroep; Aldus gewezen door de VIJFDE KAMER, van het Hof van beroep te Gent, recht doende in fiscale zaken, 7/8

samengesteld uit: G. T., raadsheer, wn. voorzitter, D. V., raadsheer, S. R., raadsheer, en uitgesproken door de raadsheer, wn. voorzitter van de kamer in openbare terechtzitting van 29 september 2015, bijgestaan door J. D., griffier. ARREST G 15/0818 mnrs12714980 8/8