Beoordeling zienswijzen op de Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs Gemeente Eindhoven 2016, hierna: de Verordening

Vergelijkbare documenten
Bijlage IV bij modelverordening Normbedragen voor vergoeding en indexering onderwijshuisvesting

De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Bijlage bij besluit burgemeester en wethouders d.d. 20 oktober 2015.nr

Deel A Indexering De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Bijlage IV Normbedragen voor vergoeding en indexering

Deel A Indexering De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Deel A Indexering De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Prijsindexcijfer van de bouwkosten van nieuwe woningen, jaar t, tweede kwartaal (bron: CBS, kerncijfers, bouwnijverheid, inclusief btw)

Deel A Indexering De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Deel A Indexering De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Bijlage IV Normbedragen voor vergoeding en indexering

Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Leek 2015

Deel A Indexering De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Bijlage IV Normbedragen voor vergoeding en indexering onderwijshuisvesting (september 2014)

De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Deel A Indexering De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Deel A Indexering De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Bijlage IV Financiële normering onderwijshuisvesting Oostzaan Vergoeding op basis van normbedragen. 1. school voor basisonderwijs

Deel A Indexering De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Bijlage IV bij modelverordening Normbedragen voor vergoeding en indexering onderwijshuisvesting

Deel A Indexering De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Verordening huisvestingsvoorzieningen primair onderwijs Amsterdam

Deel A Indexering De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Bijlage 1.4:

Deel A Indexering De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Prijsindexcijfer van de bouwkosten van nieuwe woningen, jaar t, tweede kwartaal (bron: CBS, kerncijfers, bouwnijverheid, inclusief btw)

Artikel I Bijlage IV behorende bij de verordening voorzieningen huisvesting onderwijs De Bilt 2014 komt te luiden:

Deel A Indexering De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Deel A Indexering De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Bijlage IV Financiële normering

Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Elburg 2015 Bijlage IV

Deel A - Indexering De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Bijlage IV Normbedragen voor vergoeding en indexering (Bijlage bij Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Sittard-Geleen 2015)

Deel A Indexering De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Herziening Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs Gemeente Eindhoven 2016

Bijlage IV Financiële normering

Bijlage IV Financiële normering

Bijlage IV Financiële normering

Notitie t.b.v. OOGO Huisvesting Onderwijs op 9 oktober 2014.

Bijlage IV Financiële normering

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 november 2014 en BW ;

Bijlage IV Financiële normering

Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Gemeente Haarlem 2015

BIJLAGE IV BIJ DE VERORDENING VOORZIENINGEN HUISVESTING ONDERWIJS

In dit hoofdstuk zijn genormeerde bedragen opgenomen voor:

Bijlage IV Financiële normering

Bijlage IV Financiële normering

Verordening. voorzieningen. huisvesting. onderwijs

Besluit college van Burgemeester en Wethouders

vast te stellen de verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Papendrecht (2015).

Overzicht wijziging modelverordening voorzieningen huisvesting onderwijs

Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Heerde. Tekst van de verordening. Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 10 Beslissingstermijn Zie de toelichting bij artikel 7. Artikel 11 Weigeringsgronden Zie de toelichting bij artikel 8.

Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Heerde 2017

De in deze bijlage onder deel B genoemde normbedragen zijn gebaseerd op het prijspeil van het jaar 2015.

Suzan Smolders / maart 2019

Gemeente Zutphen: Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Zutphen 2015

Bijlage IV Financiële normering Vergoeding op basis van normbedragen

Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs Gemeente Eindhoven 2016

Onderwerp: Voorstel tot vaststelling van het Programma en Overzicht voorzieningen huisvesting onderwijs Nummer: 3d.

Bijlage IV Financiële normering

Databank Modelverordening/Jurisprudentie SDU Uitgevers bv.

Bijlage IV Financiële normering

ECLBR/U Lbr. 17/005

TOELICHTING BIJLAGE IV

Criteria voor beoordeling van aangevraagde voorzieningen

Onderwijshuisvesting. Raadsinformatieavond 13 oktober Edgar Blokker Senior projectleider (maatschappelijk vastgoed) Samenleving & Stadsbeheer

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Sittard-Geleen, Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Sittard-Geleen 2015

Overwegende dat aan de hierboven genoemde verordening is gekoppeld de Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs 2015;

Corsa regnr. 08RV000143

Wijzigen van Bijlage IV (Indexering en normbedragen voor vergoeding) van de Verordening Huisvestingsvoorzieningen Onderwijs Amsterdam 2016.

De financiële normering voor nieuwbouw valt uiteen in een viertal kostencomponenten, te weten:

f. het onmogelijk is om door medegebruik een passende huisvesting voor de school te realiseren.

Aanbiedingsbrief. Aan de raad.

VERORDENING VOORZIENINGEN HUISVESTING ONDERWIJS GEMEENTE KAMPEN BIJLAGE IV

BIJLAGE IV BIJ DE VERORDENING VOORZIENINGEN HUISVESTING ONDERWIJS

Indexering en normbedragen voor vergoeding (prijspeil 2017)

Onderwerp Aanvullend krediet t.b.v. renovatie basisschool De Regenboog

Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Beuningen 2015

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Voorst

Registratienummer: Onderwerp: Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs

Bijlage IV bij de verordening voorzieningen huisvesting onderwijs

Verordening tot wijziging van de Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Zwijndrecht 2003 (eerste wijziging)

Onderwerp: Programma en overzicht Huisvesting Voorzieningen Onderwijs 2010 (HVO 2010)

Bijlage IV Financiële normering (docsnr )

GEVOLGEN VOOR JA/NEE ROUTING DATUM Communicatie Ja College Financieel Juridisch

Bijlage IV Financiële normering

Bijlage I Criteria voor beoordeling van aangevraagde voorzieningen

Verzoek om interpellatie betreffende de Toermalijn te Wormerveer tijdens de raadsvergadering van 26 juni 2014

Vergoedingsbedragen eerste inrichting, nieuwbouw en berekening capaciteit Aangepast door Len van Rijn, mei 2010

Huisvestingsprogramma s en -overzichten 2017 en Voorzieningen in de huisvesting voor primair-, speciaal- en voortgezet onderwijs

Raadsvoorstel agendapunt

Huisvesting Michaëlschool (beoordeling bouwplan / herziening uitgangspunten)

Datum: 02 juli 2013 Portefeuillehouder: De heer R. Windhouwer

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 april 2015, nr 14/5, reg.nr. INTB ,

Transcriptie:

Beoordeling zienswijzen op de Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs Gemeente Eindhoven 2016, hierna: de Verordening 1. Inleiding In deze notitie zijn alle ingebrachte zienswijzen tijdens het OOGO van 15 september 2016 integraal opgenomen, beoordeeld en van advies voorzien. 2. Beoordeling van en Advies op de zienswijzen Zienswijze 1: SPVOZN, de heer M. Stoker (mondeling) SPVOZN heeft grote problemen met de prijsindex voor projecten in de periode 2016-2019. Hij vindt dat onduidelijk en gevaarlijk. Hij voorziet problemen met de bekostiging van de projecten in die periode indien de bouw aantrekt. Beoordeling In artikel 39, tweede lid, van de concept Verordening is opgenomen, dat de systematiek van prijsbijstelling niet van toepassing is op IHP-projecten die behoren bij het Raadsbesluit d.d. 15 december 2015. Ons inziens is deze bepaling niet onduidelijk. In het IHP uitvoeringsprogramma 2016-2019 zijn afspraken gemaakt met de schoolbesturen over de voorzieningen en bekostiging voor onderwijshuisvesting die in deze periode door de gemeente gehonoreerd zullen worden. Deze afspraken zijn vastgelegd in overeenkomsten tussen gemeente en schoolbesturen en maken onderdeel uit van het raadsdossier (Raadsbesluit d.d. 15 december 2015, nr. 15R6578). SPVOZN geeft aan de in de overeenkomsten gemaakte afspraken gevaarlijk te vinden en problemen te voorzien bij aantrekken van de bouw. Deze zienswijze heeft geen betrekking op de verordening, maar op de inhoud van de overeenkomsten. Dit zienswijzepunt kunnen wij niet beoordelen in het licht van deze procedure tot vaststellen van de Verordening. Advies aan de Raad Gelet op het vorenstaande geeft deze zienswijze geen aanleiding om de in artikel 39, tweede lid, opgenomen tekst aan te passen. Zienswijze 2: Namens alle besturen in het primair onderwijs, mevrouw M. Kiep (Salto) Namens alle schoolbesturen in het primair onderwijs is schriftelijk een zienswijze ingediend, bestaande uit 4 zienswijzepunten (2.1 t/m 2.4) Zienswijze 2.1 : Het terug laten vloeien van financiële voordelen: Artikel 4. Vaststellen vergoeding Lid 4 Indien bij het realiseren van de voorzieningen als bedoeld in het eerste en tweede lid opgenomen, vergoedingen financiële voordelen worden behaald ten opzichte van de toegekende vergoeding, vloeien deze terug naar de gemeente Eindhoven. De overheid kent 2 soorten vergoedingen, te weten: op basis van werkelijke kosten en een normkostenvergoeding. Wanneer vergoeding op basis van werkelijke kosten wordt toegekend betreft dit een vergoeding waaraan offertes vooraf gaan en afrekening achteraf middels het overleggen van facturen word 1

verricht. Bij normkostenvergoedingen geldt het uitgangspunt dat de bouwheer verantwoordelijk en risicodragend is voor over- dan wel onderschrijdingen. In het uitvoeringsprogramma 2016-2019 is met ondertekening van de overeenkomsten door de schoolbesturen en gemeente het volgende overeengekomen dat: Bij budgetoverschrijdingen, dienen de Scholen hierover de gemeente in een vroegtijdig stadium te informeren. De Scholen zullen, onder voorbehoud dat dat wettelijk is toegestaan de bij de realisatie van de projecten behaalde financiële voordelen ten opzichte van de bedragen als vermeld in bijlage 2 terug laten vloeien naar het IHP. Daarnaast noemt Artikel 2.2 van dezelfde overeenkomst dat deze overeenkomst eindigt op 31 december 2019. Deze afspraken gelden voor derhalve uitsluitend voor de gedefinieerde projecten, welke in het uitvoeringsprogramma 2016-2019 zijn opgenomen. En kennen daarmee ook een tijdslimiet. Middels de thans voorgestelde tekst van artikel 4, lid 4, in de concept verordening, wordt het teruggeven van het positieve projectresultaat na realisatie, ook van toepassing verklaard voor projecten waarvoor de IHP overeenkomst niet van toepassing is. Naar onze mening is dat ruimere interpretatie van de, éénmalig, gemaakte afspraken. Wij stellen voor artikel 4, lid 4 te schrappen. De nakoming van de afspraken in het IHP is immers al op andere wijze vastgelegd (via het Convenant Uitvoering IHP-SPIL 2016-2019) en de Intentieverklaring procesafspraak IHP-SPIL 2016-2019. Tijdens het OOGO is bovenstaand zienswijzepunt mondeling toegelicht door mevrouw M. Kiep. Mevrouw Kiep heeft naar voren gebracht dat in artikel 4, vierde lid, van de concept Verordening is opgenomen dat financiële voordelen generiek terugvloeien naar de gemeente. Dit is naar haar mening in strijd met het tussen de gemeente en de basisschoolbesturen gesloten convenant dat enkel gaat over projecten van 2016 t/m 2019. Ze geeft aan dat zij met het zienswijzegeschrift onderscheid wil maken tussen financiële voordelen die worden behaald in IHP-projecten en niet-ihp-projecten. Mevrouw Van den Heijkant stelt voor om artikel 4, vierde lid, te schrappen uit de verordening. Mevrouw Baart geeft aan dat er veel druk stond op het IHP-proces en dat de schoolbesturen onder de voorwaarden van het IHP akkoord zijn gegaan met het laten terugvloeien van financiële voordelen naar de gemeente. De heer Vermaas merkt op dat met artikel 4, vierde lid, de systematiek van normkosten van tafel gaat. Bij normkosten kunnen schoolbesturen naar zijn mening eventuele tekorten compenseren met voordelen. Volgens hem zorgt het artikel voor onevenwichtigheid. Tijdens het OOGO hebben de besturen in het primair en voortgezet onderwijs mondeling aangegeven deze zienswijze te ondersteunen. De heer Link geeft aan dat middelen voor onderwijshuisvesting vanzelfsprekend beschikbaar moeten blijven voor onderwijshuisvesting. Hij stelt voor om de Verordening zodanig aan te passen dat eventuele financiële voordelen door de gemeente worden gereserveerd voor de betreffende school. Beoordeling Dit zienswijzepunt kan als volgt worden samengevat: A. In de met de scholen gesloten overeenkomsten is opgenomen dat financiële voordelen zullen terugvloeien naar de gemeente. Deze verplichting (uit de overeenkomst) geldt tot 31 december 2019. De voorgestelde tekst van artikel 4, vierde lid, maakt het mogelijk dat positieve projectresultaten van projecten waarop het IHP niet van toepassing is, na realisatie ook terugvloeien naar de gemeente. Naar de mening van de schoolbesturen laten de IHP- 2

overeenkomsten niet toe om in de Verordening op te nemen dat voor niet-ihp-projecten en projecten gepland na 2019, financiële voordelen terugvloeien naar de gemeente. B. Daarnaast zijn de schoolbesturen van mening dat het terugvloeien van financiële voordelen naar de gemeente niet past bij de systematiek van de normkostenvergoeding. C. Als er sprake is van financiële voordelen (niet bestede bekostiging) dienen deze te worden gereserveerd voor de betreffende school. Ad A. IHP-overeenkomsten. Het zienswijzepunt dat de IHP-overeenkomsten niet toestaan om in de Verordening op te nemen dat financiële voordelen van niet IHP-projecten of toekomstige projecten (na 2019) terugvloeien naar de gemeente, kunnen wij niet delen. In de IHP-overeenkomsten is immers niets opgenomen over hoe in de nieuwe Verordening of toekomst zal worden omgegaan met financiële voordelen. De inhoud van de gesloten overeenkomsten staat derhalve de in artikel 4, vierde lid, opgenomen tekst niet in de weg. Evenmin zijn daarover afspraken gemaakt. Ad B. Systematiek normkostenvergoeding De Verordening dient normen te bevatten aan de hand waarvan de bedragen worden vastgesteld voor de toegekende voorzieningen in de huisvesting. Deze bedragen dienen zodanig te worden vastgesteld dat voldaan kan worden aan de redelijke eisen die het onderwijs aan de huisvesting stelt. De verordening onderscheidt voorzieningen die worden bekostigd op basis van vooraf genormeerde bedragen en voorzieningen die worden bekostigd op basis van feitelijke kosten. Wij zien geen aanleiding voor de stelling van de schoolbesturen dat het terug laten vloeien van financiële voordelen, niet past bij de systematiek van de normkostenvergoeding. De onderwijswetgeving stelt slechts dat de financiële normen zodanig moeten zijn dat de voorziening aan de redelijke eisen die het onderwijs aan de huisvesting stelt voldoet. Als de kosten voor het realiseren van een onderwijsvoorziening lager uitvallen dan de toegekende bekostiging, is het alleszins redelijk dat deze voordelen terugvloeien naar de gemeente. De kosten zijn immers niet gemaakt. Tenslotte merken we nog op dat de in de Verordening opgenomen bekostigingsnorm ongeveer 30% à 40% hoger is dan de door de VNG geadviseerde bekostigingsnorm. Mede gezien deze hogere bekostigingsnorm, is het dus alleszins redelijk om voordelen terug te laten vloeien naar de gemeente. Wij zijn van oordeel dat alle belangen voldoende zijn afgewogen en het belang dat financiële voordelen weer zullen terugvloeien naar de gemeente mag prevaleren boven het belang van de scholen om niet benutte bekostiging te mogen behouden. C. Reserveren voordelen per school Tegemoetkoming aan dit zienswijzepunt zou kunnen betekenen dat de gemeente een administratie per school moet gaan voeren over niet benutte bekostiging. Het reserveren van niet benutte bekostiging per schoolbestuur zou kunnen betekenen dat, indien er een school is waarvoor bekostiging wenselijk is, maar waarvan op dat moment bij de gemeente de middelen ontbreken, de gemeente niet tegemoet kan komen aan de wens tot bekostiging, terwijl de middelen wel beschikbaar maar gereserveerd / geblokkeerd zijn. Advies aan de Raad Gelet op het vorenstaande geeft dit zienswijzepunt geen aanleiding om de in artikel 4, vierde lid, opgenomen tekst aan te passen. 3

Zienswijze 2.2: Het bepalen van het moment van financieel voordeel Artikel 4. Vaststellen vergoeding Lid 5 Binnen 16 weken na oplevering van de voorziening legt het bevoegd gezag financiële verantwoordelijkheid af aan het college opdat het college kan vaststellen of er sprake is van een financieel voordeel. Oplevering van een voorziening betekent niet dat een (bouw)project volledig is afgerond en een inzicht in de definitieve kosten kan worden gegeven. Veelal wordt een nazorg fase van minimaal 1, maar veelal 3 jaar, met een contractant afgesproken. Het is waarschijnlijk dat in deze periode nog, onvoorziene, kosten ontstaan, welke gelieerd moeten worden aan de bouwfase en voor rekening komen van het bouwkrediet. In de werkgroep welke zich bezig heeft gehouden met de Verordening is besproken dat de Bouwheer 16 weken na oplevering een projectmatige en financiële stand van zaken overlegt aan de gemeente. Op dat moment kan een inschatting worden gemaakt wat nog eventueel te verwachtten kosten zullen zijn en of (een deel van) het eventuele financiële voordeel alvast terug kan vloeien naar het IHP. Wij kunnen ons niet vinden in de huidige tekst van artikel 4 lid 5 en stellen voor de zinsnede legt het bevoegd gezag financiële verantwoordelijkheid af te vervangen voor: overleggen Bouwheer en gemeente over de actuele stand van zaken met betrekking tot het financiële resultaat. Mevrouw Kiep heeft dit zienswijzepunt mondeling als volgt toegelicht: A. Naar haar mening is artikel 4, vijfde lid, niet geformuleerd zoals dat is besproken in de ambtelijke werkgroep. B. Verder geeft ze aan dat een schoolbestuur in een nazorgfase geconfronteerd kan worden met kosten die gerelateerd zijn aan de bouw. Ze geeft aan dat ze wel kan instemmen met het geven van financieel inzicht na zestien weken. De heer Stoker voegt eraan toe dat een project pas na betaling van de laatste termijn afgesloten kan worden. Mevrouw Kops brengt naar voren dat afspraken over de verantwoording in de praktijk in het project worden gemaakt. Tijdens het OOGO hebben de besturen in het primair en voortgezet onderwijs mondeling aangegeven dit zienswijzepunt te ondersteunen. Beoordeling In artikel 4, vijfde lid, is opgenomen dat binnen 16 weken na oplevering van de voorziening financiële verantwoording wordt afgelegd aan het college opdat het college kan vaststellen of er sprake is van financieel voordeel. Ad A. In dit zienswijzepunt wordt naar voren gebracht dat artikel 4, vijfde lid, niet geformuleerd is zoals in de werkgroep is besproken. In de ambtelijk werkgroep is gesproken over verantwoording na zestien weken dan wel na zestien weken inzicht te geven in de financiële stand van zaken en vervolgens verantwoording op een later tijdstip. Er is in de werkgroep afgesproken deze twee opties binnen de gemeentelijke organisatie voor te leggen. Beide opties zijn afgewogen, waarna gekozen is voor de formulering zoals nu opgenomen in de concept Verordening. In de werkgroep werken ambtenaren vanuit hun positie samen met vertegenwoordigers van de scholen ten einde te komen tot een voorstel dat voorgelegd kan worden aan het college en de gemeenteraad. Voor wat betreft rol en mandaat van de werkgroepleden is steeds helder geweest dat voorstellen altijd bestuurlijk voorgelegd moeten worden. Ambtenaren en vertegenwoordigers van de scholen voeren de besprekingen zonder dat men kan zeggen dat zij namens het college/de 4

gemeenteraad of de schoolbesturen besluiten kunnen nemen. Besluitvorming over de nieuwe Verordening is uitsluitend voorbehouden aan het college en de gemeenteraad. Ad B. Deze termijn is volgens de indieners van deze zienswijze te kort omdat na oplevering van een voorziening nog geruime tijd kosten kunnen ontstaan. Voorgesteld wordt om de tekst van artikel 4, vijfde lid, te vervangen door overleggen Bouwheer en gemeente over de actuele stand van zaken met de betrekking tot het financieel resultaat. Anders dan de schoolbesturen stellen, zien wij geen reden om te oordelen dat een termijn van zestien weken na oplevering van de voorziening te kort zou zijn om financiële verantwoording af te leggen. Gelet hierop is er geen aanleiding om te tekst aan te passen. In het navolgende zullen we dat nader toelichten aan de hand van 2 praktijk situaties. Volgens de gebruikelijke algemene voorwaarden in de bouw wordt een werk als opgeleverd beschouwd indien het is goedgekeurd door de bouwheer (opdrachtgever). Vervolgens start de nazorgfase. In bouwprocessen is het gebruikelijk dat de bouwheer (in dezen de schoolbesturen) zekerheden van de aannemer(s) voor het nakomen van verplichtingen in de nazorgfase verlangt, zoals een bankgarantie of het inhouden van de laatste termijn. Deze gelden als zekerheden voor het herstel van bij oplevering vastgestelde restpunten en gebreken die zich gedurende de nazorgfase kunnen openbaren. Deze zekerheden maken geen onderdeel uit van een financieel voordeel als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Verordening omdat hier nog een verplichting naar de aannemer(s) tegenover staat. Immers, de zekerheid moet worden verstrekt/betaald aan de aannemer(s), zodra deze aan zijn verplichtingen heeft voldaan. De nazorgfase gaat in direct na oplevering van het schoolgebouw en duurt doorgaans 1 à 3 jaar, al naar gelang het schoolbestuur (bouwheer) heeft vastgelegd in de contractstukken. De hoogte van de zekerheden bedraagt doorgaans 2% à 5% van de bouwsom en wordt vastgelegd door het schoolbestuur (bouwheer) in de contractstukken. Dit betekent dat het schoolbestuur (bouwheer) zelf bepaalt of hij zekerheden verlangt van aannemer(s) en wat de hoogte en de looptijd is van deze zekerheden. Indien er problemen in de nazorgfase ontstaan en de aannemer(s) hun verplichtingen in dezen niet nakomen, kan het schoolbestuur (bouwheer) de herstelkosten ten laste brengen van de zekerheden. Een redelijk handelend bouwheer (in dezen het schoolbestuur) heeft daarmee voldoende (financiële) instrumenten in handen om nakoming van verplichting door de aannemer(s) af te dwingen. De zekerheid voor het schoolbestuur zit dus in het de bankgarantie of in de ingehouden termijn van de aannemer(s), niet in het inhouden van een eventueel financieel voordeel. Een andere situatie die zich in de praktijk kan voordoen is nieuwe inzichten bij het schoolbestuur (bouwheer) die ontstaan in de nazorgfase (de eerste maanden na ingebruikname van het schoolgebouw) over de gerealiseerde voorziening. Deze nieuwe inzichten leiden tot aanpassing of verbouwing van de gerealiseerde voorziening. Feitelijk doet het schoolbestuur (bouwheer) dan een aanpassing op door hem opgestelde en door het college geaccordeerde bouwplannen en begrotingen. Voor deze aanpassingen is het door de gemeente toegekende budget echter niet bedoeld. Bij deze zienswijze lopen de hiervoor geschetste situaties (zekerheden en nieuwe inzichten) door elkaar. De bekostiging is echter niet bedoeld als extra zekerheidsstelling voor het geval de aannemer(s) hun verplichtingen niet nakomen, noch voor eventuele nieuwe inzichten die leiden tot aanpassing of verbouwing van de bekostigde voorziening. 5

Bij grote complexe bouwprojecten kan de termijn van zestien weken, ondanks het feit dat de bouwheer een zorgvuldige financiële bewaking van de realisatie van de voorziening heeft bijgehouden, krap zijn. In dat geval is het redelijk de termijn voor het afleggen van verantwoording te verlengen. Advies aan de Raad Artikel 4 vijfde lid handhaven en aan dit lid toe te voegen: Het college kan besluiten de termijn van 16 weken te verlengen, nadat het bevoegd gezag daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek heeft ingediend. Zienswijze 2.3: Het verlenen van toestemming door het college bij verhuur Artikel 34. Verzoek toestemming om college Lid 3 De beoordeling of, dan wel onder welke voorwaarden het college medewerking wil verlenen aan een dergelijk verzoek, komt uitsluitend toe aan het college. Lid 4 Het college kan nadere regels vaststellen waarin wordt bepaald voor welke gevallen een verzoek achterwege kan blijven. In de vigerende Verordening betreft het artikel: Artikel 36 Lid 1 Voordat het bevoegd gezag een huurovereenkomst sluit, vraagt het toestemming voor de verhuur aan het college. De toestemming voor het sluiten van een huurovereenkomst is niet van toepassing op overeenkomsten tot incidentele verhuur. Voor zover de periode waarover de huurovereenkomsten zich uitstrekt niet langer is dan één jaar, wordt de toestemming geacht te zijn verleend. Lid 2 Het verzoek om toestemming wordt schriftelijk gedaan en bevat een aanduiding van de huurder en de bestemming van de te verhuren ruimte. Lid 3 Het college verleent geen toestemming indien: De bestemming van de te verhuren ruimte in strijd is met de bepalingen daaromtrent uit de Wet op het primair onderwijs, Wet op expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs. De te verhuren ruimte onmiddellijk nodig is voor een school. Middels de aanpassing in de concept Verordening verslechtert de positie van het onderwijs en de mogelijkheid om ruimten te verhuren. In de nieuwe tekst van de Verordening is daarmee de bevoegdheid van het college tot het verlenen van toestemming aanzienlijk verruimd in tegenstelling tot de huidige tekst van de Verordening. Niet in het bestuurlijk overleg en ook niet in werkgroepverband is ons duidelijk geworden wat de motvering van het college is om te menen dat deze bevoegdheid in de huidige praktijk verruiming behoeft. Wij zouden graag zien dat het oorspronkelijke Artikel wordt gehandhaafd. Wat betreft lid 4, wat bedoeld is om met elkaar helder te krijgen welke voorzieningen een verzoek achterwege kan blijven, vinden wij met het woord kan te vrijblijvend en zien dit graag gewijzigd in zal, Daarmee heeft het college vanuit de raad een opdracht om tot een dergelijke regelstelling te komen. Mevrouw Kiep heeft deze zienswijze mondeling als volgt toegelicht: In de vigerende Verordening wordt de toestemming voor verhuur bij voorbaat gegeven. In lid 4 wordt bepaald dat het college nadere regels kan vaststellen. Mevrouw Kiep verzoekt het woord kan in artikel 34, vierde lid vervangen door zal of het lijstje bij voorbaat toe te voegen aan de verordening. De heer Hoogzaad geeft aan dat het voor de schoolbesturen onduidelijk is waarom de bevoegdheden van het college in lid 3 worden verruimd. Hij verzoekt de Raad aan het College opdracht te laten geven tot het opstellen van de nadere regels. De heer Stoker waarschuwt voor een tsunami aan verzoeken voor verhuur. 6

Deze zienswijze kan als volgt worden samengevat: In de concept Verordening is de in artikel 34, derde en vierde lid opgenomen bevoegdheid van het college, om toestemming te verlenen, aanzienlijk verruimd. Er wordt verzocht om de huidige tekst van de vigerende Verordening, opgenomen in artikel 36, te handhaven en deze tekst onder te brengen in het derde lid. Verder zijn de scholen van mening dat het woord kan in het vierde lid te vrijblijvend is en gewijzigd moet worden in zal. Beoordeling In artikel 34, derde lid is opgenomen dat de beoordeling of, dan wel onder welke voorwaarden het college medewerking wil verlenen aan een verzoek tot verhuur, uitsluitend toekomt aan het college. Deze iets ruimere formulering is onder meer gekozen omdat de werkgroep SPIL op dit moment de contracten voorbereidt voor het gebruik van de SPIL-centra in Eindhoven. Dit artikel heeft onder meer een relatie met deze contracten. In de werkgroep SPIL liggen ten tijde van het afronden van de concept Verordening meerdere modellen ter tafel. Om de werkzaamheden van de werkgroep niet bij voorbaat te beperken/belemmeren, is in de concept Verordening voor een ruimere formulering gekozen dan in de geldende Verordening. Deze motivering is vooraf gedeeld met de werkgroep. De tekst in de geldende Verordening is gebaseerd op een oud model van de VNG en beperkt de mogelijkheden van de gemeente bij de uitvoering van haar maatschappelijk vastgoedbeleid. Voor wat betreft het vierde lid is eerder aan de vertegenwoordigers van de schoolbesturen gevraagd een lijst met voorbeelden aan te leveren. Mede gelet op de nog te maken afspraken met de SPILpartners, blijkt dat geen eenvoudige opgave. De termijn waarop de beleidsregel kan worden opgesteld, hangt hiermee samen. Om toch tegemoet te komen aan het verzoek van de schoolbesturen, wordt nu verwezen naar een nog op te stellen beleidsregel door het college. Advies aan de Raad: Artikel 34, derde lid, ongewijzigd handhaven; Artikel 34, vierde lid als volgt aanpassen: Het college stelt nadere regels vast waarin wordt bepaald voor welke gevallen een verzoek achterwege kan blijven. Zienswijze2.4: Het ontbreken van het begrip sloop bij de norm voor herstel terrein. Bijlage IV Deel A A5. Toeslag voor slopen, herstel van terrein en verhuiskosten bij vervangende bouw school voor primair en speciaal of voortgezet onderwijs Lid 1 Als de vervangende nieuwbouw voor een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs plaatsvindt op dezelfde plaats, moet het bestaande gebouw worden gesloopt en het terrein, nadat de bouw is afgerond, worden hersteld en moeten leerlingen naar een tijdelijke, vervangende locatie. De genormeerde vergoeding voor deze kosten is gebaseerd op een vast bedrag per vierkante meter bruto oppervlakte. Lid 2 Hierin wordt middels een staat beschreven dat een deel van de normkosten zijn bestemd voor sloop en herstel van terrein en dat een tweede normkosten component de kosten dekt van verhuizen. De VNG geeft aan dat er sprake is van 4 componenten, daar waar het nieuwbouw of permanente uitbreiding betreft. Te weten: a. Bouwkosten; b. kosten voor terreinen; c. toeslag voor een afzonderlijk speellokaal in het geval van (speciaal) basisonderwijs en d. toeslag voor herstel van terrein en verhuiskosten bij vervangende bouw op dezelfde plaats. Bij ad. b wordt vervolgens het volgende omschreven: Wanneer er sprake is van nieuwbouw op dezelfde plaats, vallen de sloopkosten van het oude gebouw ook onder deze component. 7

Conform het schrijven van de VNG is de huidige omschrijving in de tekst niet correct. Graag zien wij dat de bekostiging voor sloop word opgenomen als separate vergoeding op basis van werkelijke kosten, conform de toelichting van de VNG. Mevrouw Kiep licht deze zienswijze als volgt toe. In de toeslag sloop/herstel/verhuiskosten zijn ook de sloopkosten meegenomen. In het VNG-model is dit een additionele post, waarbij sloopkosten op basis van feitelijke kosten worden vergoed. De scholen zijn van mening dat de tekst opgenomen in Bijlage IV, deel A A5, in het eerste en tweede lid niet in overeenstemming is met een schrijven van de VNG. Graag zien de scholen dat de bekostiging voor sloop als een separate vergoeding op basis van de werkelijke kosten wordt opgenomen in de verordening. Beoordeling In de overgang van VNG-model 2008 naar VNG-model 2009 lijkt er sprake van een dubbeltelling ten aanzien van de sloopkosten. De inconsistentie komt ook naar voren in stukken op de website van de VNG waarnaar in de zienswijze wordt verwezen. Deze vraag is voorgelegd bij de VNG en bevestigend beantwoord door de VNG. De VNG bereidt momenteel een aanpassing van de modelverordening voor waarin deze dubbeltelling wordt hersteld en tevens de methodiek van vergoeden wordt gewijzigd. Deze beoogde aanpassing houdt het volgende in: Sloopkosten worden onderdeel van de terreinkosten en geldt voor alle onderwijssoorten, vergoeding op basis van feitelijke kosten; De bekostiging voor herstel van terreinen komt te vervallen omdat o het onderdeel wordt van de sloopkosten voor zover het betrekking heeft op het opschonen (bouwrijp opleveren) van bestaande terreinen; en o het onderdeel wordt van de bouwkosten voor zover het betrekking heeft op het opnieuw inrichten van bestaande terreinen; Verhuiskosten zijn opgenomen in een separate bekostiging en worden voortaan voor alle onderwijssoorten op basis van feitelijke kosten door de gemeente vergoed. (In conceptverordening krijgt het PO/SO wel verhuiskosten en het VO niet.) Indien een school nieuwbouw pleegt op dezelfde locatie en de school daarvoor moet verhuizen naar een tijdelijke locatie, worden beide verhuizingen vergoed. Advies aan de Raad Overnemen beoogde aanpassingen VNG Bijlage IV als gevolg hiervan als volgt aanpassen: A. Nieuwbouw met permanente bouwaard A.1 Kostencomponenten nieuwbouw 1. De financiële normering voor nieuwbouw valt uiteen in de volgende kostencomponenten: [ ] e. toeslag voor slopen en het herstel van terrein bij vervangende bouw (A.5); Vervangen door: A. Nieuwbouw met permanente bouwaard A.1 Kostencomponenten nieuwbouw 1. De financiële normering voor nieuwbouw valt uiteen in de volgende kostencomponenten: [ ] e. toeslag voor verhuiskosten bij vervangende bouw school (A.5); 8

En A.2 Kosten voor terreinen Het benodigde bouwrijpe terrein wordt door de gemeente, eventueel na aankoop, om niet aan het schoolbestuur beschikbaar gesteld en het (juridisch) eigendom wordt aan hen overgedragen. De kosten van een terrein worden opgenomen op het programma, zowel bij aankoop van een terrein als in de situatie dat de gemeente een terrein beschikbaar stelt. De kosten voor het terrein worden bepaald op de in de gemeente gangbare wijze van waardevaststelling van terreinen. Bij vervangende nieuwbouw op dezelfde plaats als het oude gebouw behoren de kosten voor het slopen van het oude gebouw tot de kosten voor terreinen. Vervangen door: A.2 Kosten voor terreinen Het benodigde bouwrijpe terrein wordt door de gemeente, eventueel na aankoop, om niet aan het schoolbestuur beschikbaar gesteld en het (juridisch) eigendom wordt aan hen overgedragen. De kosten van een terrein worden opgenomen op het programma, zowel bij aankoop van een terrein als in de situatie dat de gemeente een terrein beschikbaar stelt. De kosten voor het terrein worden bepaald op de in de gemeente gangbare wijze van waardevaststelling van terreinen. Bij vervangende nieuwbouw behoren de kosten voor het slopen van het oude gebouw tot de kosten voor terreinen. En A.5 Toeslag voor slopen, herstel van terrein en verhuiskosten bij vervangende bouw school voor primair en speciaal of voortgezet speciaal onderwijs 1. 2. Als de vervangende nieuwbouw voor een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs plaatsvindt op dezelfde plaats, moet het bestaande gebouw worden gesloopt en het terrein, nadat de bouw is afgerond, worden hersteld en moeten de leerlingen naar een tijdelijke, vervangende locatie. De genormeerde vergoeding voor deze kosten is gebaseerd op een vast bedrag per vierkante meter bruto vloeroppervlakte. De vergoeding voor een basisschool en een speciale school voor basisonderwijs wordt vastgesteld op basis van de volgende bedragen: Slopen/herstel van terrein Verhuizen Permanente bouw per m 2 bvo 41,22 4,55 Tijdelijke bouw per m 2 bvo 26,86 4,55 3. De vergoeding voor een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs wordt vastgesteld op basis van de volgende bedragen: Slopen/herstel van terrein Verhuizen Permanente bouw per m 2 bvo 47,95 4,55 Tijdelijke bouw per m 2 bvo 21,71 4,55 9

Vervangen door A.5 Toeslag voor verhuiskosten bij vervangende bouw school 1. Als de vervangende bouw als bedoeld in artikel 2, onder a. 2 of 3, voor een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs, of een school voor voortgezet onderwijs plaatsvindt op: a. hetzelfde terrein waarbij de school gebruik kan blijven maken van het bestaande schoolgebouw, of op een ander terrein, bestaat aanspraak op bekostiging van de verhuiskosten voor één verhuizing; b. dezelfde plaats als het huidige schoolgebouw, waardoor de school tijdelijk op een andere locatie moet worden gehuisvest, bestaat aanspraak op bekostiging van de verhuiskosten voor twee verhuizingen. 2. De vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijke kosten. En B.5 Toeslag voor slopen en het herstel van het terrein bij uitbreiding op dezelfde plaats Het bepaalde in A.5 is overeenkomstig van toepassing op het bepalen van de omvang van de vergoeding voor slopen en het herstel van terrein bij uitbreiding. Vervangen door: B.5 Toeslag voor verhuiskosten bij uitbreiding op dezelfde plaats Het bepaalde in A.5 is overeenkomstig van toepassing op het bepalen van de omvang van de vergoeding voor verhuiskosten indien de school moet verhuizen om uitbreiding op dezelfde plaats mogelijk te maken. En C.3.1 Nieuwbouw als hoofdlocatie/uitbreiding van permanente hoofdlocatie De vergoeding voor een tijdelijke voorziening bestaat uit een startbedrag en een bedrag per vierkante meter. In deze bedragen zijn begrepen de bouwkosten, de kosten van slopen en herstel en inrichting van terreinen, de kosten van paalfundering en de eenmalige aansluitkosten op nutsvoorzieningen. Vervangen door: C.3.1 Nieuwbouw als hoofdlocatie/uitbreiding van permanente hoofdlocatie 1. De vergoeding voor een tijdelijke voorziening bestaat uit een startbedrag en een bedrag per vierkante meter. In deze bedragen zijn begrepen de bouwkosten, de kosten van paalfundering en de eenmalige aansluitkosten op nutsvoorzieningen. 2. Paragraaf A is overeenkomstig van toepassing op het bepalen van de hoogte van de vergoeding voor sloopkosten van het oude gebouw en voor tijdelijke verhuizing van de leerlingen. En bij C.3.3 tweede lid te schrappen als gevolg van opnemen tweede lid bij C.3.1 10

C.3.3 Vergoeding school voor speciaal of voortgezet speciaal onderwijs [ ] 2. Paragraaf A is overeenkomstig van toepassing op het bepalen van de hoogte van de vergoeding voor sloopkosten van het oude gebouw, herstel en inrichting van terreinen. En C.4.1 Uitbreiding van bestaande tijdelijke voorzieningen primair en speciaal of voortgezet speciaal onderwijs 1. De vergoeding voor uitbreiding bestaande tijdelijke voorziening bestaat uit een startbedrag en een bedrag per vierkante meter. In deze bedragen zijn begrepen de bouwkosten, de toeslag voor paalfundering en de toeslag voor slopen en herstel en inrichting van terreinen. 2. Paragraaf A is overeenkomstig van toepassing op het bepalen van de hoogte van de vergoeding voor sloopkosten van het oude gebouw, herstel en inrichting van terreinen. Vervangen door: C.4.1 Uitbreiding van bestaande tijdelijke voorzieningen primair en speciaal of voortgezet speciaal onderwijs 1. De vergoeding voor uitbreiding bestaande tijdelijke voorziening bestaat uit een startbedrag en een bedrag per vierkante meter. In deze bedragen zijn begrepen de bouwkosten en de toeslag voor paalfundering. 2. Paragraaf A is overeenkomstig van toepassing op het bepalen van de hoogte van de vergoeding voor sloopkosten van het oude gebouw. Artikel 3.3, eerste lid onderdeel f schrappen, als gevolg van aanpassingen in bijlage IV: Artikel 3.3 Overige voor bekostiging in aanmerking komende zaken 1. De navolgende zaken kunnen eveneens voor bekostiging in aanmerking komen: a. het doen van een haalbaarheidsonderzoek naar de mogelijkheden om te komen tot het realiseren van een van de voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1, 2, 3, 4 en 5 ; b. een tegemoetkoming in de kosten om een schoolgebouw aan te passen aan de eisen van de tijd, de duurzaamheid te vergroten of de levensduur te verlengen (upgrade); c. parkeerplaatsen, niet zijnde parkeerplaatsen op eigen terrein en een gebouwde parkeervoorziening; d. een gebouwde parkeervoorziening, niet zijnde parkeerplaatsen op eigen terrein en parkeerplaatsen als hiervoor onder c bedoeld; e. het verhuizen van een school naar een andere locatie; f. het slopen van een school voor voortgezet onderwijs en het herstellen van het terrein. 2. In bijlage VI zijn de criteria om voor bekostiging van in dit artikel benoemde zaken in aanmerking te komen nader uitgewerkt. Bijlage VI, paragraaf 3.F, schrappen, als gevolg van aanpassingen in bijlage IV: 3.F. TOESLAG SLOOPKOSTEN EN HERSTEL VAN TERREIN BIJ VERVANGENDE NIEUWBOUW VOOR EEN SCHOOL VOOR VOORTGEZET ONDERWIJS 11

3.F.1 Aanduiding van de bekostiging Toeslag sloopkosten en herstel van terrein bij vervangende nieuwbouw op eigen terrein voor een school voor voortgezet onderwijs. 3.F.2 Periode waarvoor de bekostiging wordt toegekend De bekostiging wordt toegekend voor het jaar volgend op het jaar waarop de aanvraag is ingediend. 3.F.3 Criteria voor het toekennen van de bekostiging Aanspraak op deze bekostiging ontstaat indien: 1. een voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 3 aan een school voor voortgezet onderwijs is toegekend, en, 2. het oude schoolgebouw gesloopt dient te worden en het terrein daarna hersteld dient te worden. 3.F.4 Wijze waarop de bekostiging wordt toegekend De bekostiging wordt toegekend op basis van feitelijke kosten. De vergoeding van de feitelijke kosten wordt gebaseerd op de door het college goedgekeurde offerte. 3.F.5 Bekostigingsplafond Het college kan een bekostigingsplafond voor deze bekostiging instellen. 3.F.6 Verantwoording Na het afronden van de werkzaamheden wordt inzicht gegeven in de gemaakte kosten. De toelichting op bijlage IV aanpassen als gevolg van de aanpassingen in bijlage IV: A.2 Kosten voor terreinen De gemeente moet de grond bouw- en woonrijp opleveren. Dit betekent dat alle kosten die verband houden met het bouw- en woonrijp maken (aankoop, aanleggen riolering, schoongrond verklaring, bestrating etcetera) voor rekening van de gemeente komen. Vervangen door: A.2 Kosten voor terreinen De gemeente moet de grond bouw- en woonrijp opleveren. Dit betekent dat alle kosten die verband houden met het bouw- en woonrijp maken (aankoop, aanleggen riolering, schoongrond verklaring, bestrating et cetera) voor rekening van de gemeente komen. Bij vervangende nieuwbouw, onafhankelijk van de plek, behoren de kosten van de sloop tot de kosten van het terrein en komen dus voor rekening van de gemeente. De sloopkosten worden op basis van feitelijke kosten bekostigd. De kosten voor herstel van het terrein behoren tot de kosten voor terreinen voor zover dit het opschonen en bouwrijp maken van het terrein betreft. Voor zover dit het (opnieuw) aanbrengen van bestrating en terreininrichting betreft, vallen de kosten onder de bouwkosten. De toelichting op bijlage VI, paragraaf 3.F., schrappen, als gevolg van aanpassingen in bijlage IV: 3.F. Toeslag sloopkosten en herstel terrein school voor voortgezet onderwijs Voor deze toeslag komt een school voor voortgezet onderwijs in aanmerking indien een voorziening vervangende nieuwbouw op dezelfde locatie is toegekend en het bestaande gebouw door het schoolbestuur dient te worden gesloopt en het terrein moet worden hersteld. 12