Een vergelijking van de broedvogels in de omgeving van Wageningen in de jaren 1907 en 1964

Vergelijkbare documenten
Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Routekaart Natura 2000-gebied en Nationaal Park Lauwersmeer 15 mei Inschrijving Bosschuur Staatsbosbeheer

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Required species Netherlands Number 1, 2 and 3 are required for pictures and sounds No numbers means not required

Werkgebied VWG-Zutphen Oppervlak: ha

Required species Belgium Number 1, 2 and 3 are required for pictures and sounds No number means not required

BMP rapport. Gat van Pinte Bert van Broekhoven VWG De Steltkluut September 2014

BMP rapport Gat van Pinte 2012

Birdwatching: hoofdstuk 1/3 evaluatie van de beheersmaatregelen

Big Days Groot-Amsterdam

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

BMP rapport Gat van Pinte 2013

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Broedvogelinventarisatie Noorlaarderbos 2012 M.Wijnhold

Voor die teller die in het broedseizoen boven de 100 soorten in zijn blok uitkomt is er een leuke verrassing (zie hieronder).

Soortenlijst vogels Vogel- en Florareis Armenië 29 april t/m 10 mei 2015 Kaukasus Plus Reizen pag. 1

BMP rapport. Gat van Pinte 2017

WETLAND TELLINGEN LEPELAARPLASSEN: 2013

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Vogelringstation Schiermonnikoog. Verslag activiteiten 2013 voor CCWO

Algemene Broedvogels Vlaanderen (ABV)

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Broedvogel Monitoring Project. Bakelse Plassen inclusief golfbaan Stippelberg. voorjaar 2012

Lijst waargenomen vogel, amfibie- en zoogdiersoorten Bulgarije 30 mei - 2 juni 2009 Stichting Natuurreizen

BROEDVOGELINVENTARISATIE VAN DE HOENWAARD IN Gerritsen. door: G.J. Vogelwerkgroep Grote Rivieren.

De nieuwe Vogelatlas voor Nederland. Hoe staan de vogels in Drenthe er voor? Door Bert Dijkstra

SOORTEN DIE GEBRUIKT ZIJN VOOR DE BEPALING VAN DE LIVING PLANET INDEX IN NOORD-HOLLAND

Excursie samen met Flevo Bird Watching uitgevoerd door: Ringheuvels Den Treek en Delta Schuitenbeek. Flevo Birdwatching, Rien Jans

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Vogelringstation Schiermonnikoog. Verslag activiteiten 2014 voor CCWO

Samenvatting broedvogelinventarisatie Witte Veen 2006

BMP rapport. Gat van Pinte 2018 (1 e Concept) Wakende Holenduif. Bert van Broekhoven VWG De Steltkluut Augustus 2018

Vogels van weide/boerenland en plas-dras

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Handleiding online invoer Broedvogel Monitoring Project met autoclustering

Overzicht broedperiode 1) en voorkeur broedgebied (bos)vogels.

broedwaarde. Wilde eend - 1 zeker broedgeval : 1 w. met 3 pulli - regelmatig worden ongepaarde ex.

Lepelaar vrij schaars klein aantal klein aantal

Vraagprogramma Europese Cultuurvogels

Euro Birdwatch 2012 Jaarlijkse trekteldag

BMP Reuzenhoeksekreek Zaamslag

Broedvogelinventarisaties NM-terreinen 2012

Datum: 13 mei Excursie: Brabantse Biesbosch. Gids: Pim

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

BMP Reuzenhoekse Kreek Zaamslag

Vogelmonitoring Midden-IJsselmonde N. Godijn

Datum: Woensdag 26 juni Excursie: Oostvaardersplassen. Gids: Pim

BROEDVOGELS VAN HET LEERSUMSE VELD EN GINKELDUIN IN André van Kleunen

Vervolgens reden we via de Torenvalkweg naar de Oostvaardersplassen. We besloten van start te gaan met een wandeling over het Oostvaardersveld.

Checklist van de vastgestelde vogelsoorten binnen Blokkersdijk

Nieuwsbrief Opvangcentrum voor Vogels en Wilde Dieren Oostende januari 2006

Datum: Maandag 21 mei Excursie: Zuid-Kennemerland, Duinen & Polder. Gids: Pim

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Vogelringstation Schiermonnikoog. Verslag activiteiten 2015 voor CCWO

Streefbeelden Bomen & Bos. Streefbeelden Bomen, Bos & Struweel. Stadsbomen. Van Leefbaarheid & Emotie tot Biodiversiteit & Natuureducatie

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Inhoud pagina. 1. Inleiding Gebied Werkwijze Resultaten: 5

BMP Reuzenhoekse Kreek Zaamslag

2012 Rebo International b.v. deze uitgave 2012 Rebo Productions b.v., Lisse

Samenvatting feedback Nationale Vogelweek 2016

Donderdag 19 mei 2016: Avondexcursie Oostvaardersplassen. Gids: Pim

EUROPESE CULTUURVOGELS V&I ETERS Klasse Omschrijving Soortnr. Groepsnr. Aantal jaar Kooinr. Kooisoort Goudhaantje

Op de afgesproken plek langs de Knardijk te Lelystad ontmoette ik Jacobien en Annelies omstreeks uur.

Broedvogelmonitoring Meijendel F.C. Hooijmans Vogelwerkgroep Meijendel Ametisthorst HJ Den Haag. Inleiding

BMP Reuzenhoekse Kreek Zaamslag

Broedvogels Landgoederen Oud en Nieuw Amelisweerd en Rhijnauwen

extremadura 25 maart - 2 april 2011 een fotoverslag van Jeannet & René van Rossum Trujillo, Extremadura, Spanje, 26 maart 2011 (Jeannet Keijzer)

Datum: Vrijdag 14 juni Excursie: Middagexcursie Oostvaardersplassen. Gids: Pim

Inventarisatieverslag Territoriumkartering Broedvogels in Nationaal Natuurnetwerk De Hilver

Datum: Vrijdag 5 april Excursie: Oostvaardersplassen ochtendexcursie. Gidsen: Taco & Pim

BMP Reuzenhoekse Kreek Zaamslag 2011

BMP Reuzenhoekse Kreek Zaamslag

Toen we over het open veld wandelden zagen we een havik overvliegen en iets later vloog zelfs een tweede exemplaar over.

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Reizen met een Plus in de Kaukasus!

24ste BROEDVOGELINVENTARISATIE

BROEDVOGELINVENTARISATIE GOLFBAAN BENTWOUD WIJNAND VAN DEN BOSCH KO KATSMAN

Het bos, of wat daar van over was, was rijk aan vele vogelsoorten, maar de winterkoning en de gekraagde roodstaart spanden wel de kroon.

(Broed-)Vogels van de Brunssummerheide

2 juni 2018: Dagexcursie naar de Oostvaardersplassen. Gids: Pim

Een schatting van de werkelijke broedvogelaantallen in Meijendel in 2004

Datum: Dinsdag 28 mei Excursie: Oostvaardersplassen ochtendexcursie. Gids: Pim

NIEUWSBRIEF 2018 HET HEXEL. Broedresultaten en waarnemingen nestkastenproject

Datum: Zondag 16 juni Excursie: Oostvaardersplassen middagexcursie. Gids: Pim

Vogelwerkgroep de Kempen. Broedvogelinventarisatie Goorloop

Broedvogels van het Landgoed Dorth in 2006

Vogelringstation Schiermonnikoog. Verslag activiteiten 2017 voor CCWO

Nieuwsbrief PTT Januari 2018

Vogeltrektelling 30 oktober 2016

Transcriptie:

Een vergelijking van de broedvogels in de omgeving van Wageningen in de jaren 1907 en 1964 H. N. LEYS. (V.W.G. afd. Wageningen) In De Levende Natuur van 1907, pagina 157, werd door Van Pelt Lechner een overzicht gepubliceerd, getiteld, Tegenwoordige stand van bij Wageningen voorkomende vogelsoorten, in vergelijk met vorige jaren", naar aanleiding van een oproep van Jac. P. Thijsse voor een landelijke vogelsoorteninventarisatie in verband met toe- of afname van diverse soorten. Nu bijna 60 jaar geleden maakte men zich reeds ernstig bezorgd, omdat een aantal vogelsoorten onrustbarend in aantal achteruit gingen. Men denke maar eens aan de vogelmoorden omstreeks 1900, toen duizenden sterns. Scholeksters en Kluten werden geschoten ten behoeve van de sierveren. die door de Franse modeindustrie met gigantische hoeveelheden op en aan dameshoedjes werden verwerkt. Elk najaar sneuvelden toen tienduizenden Kramsvogels, Koperwieken en Zanglijsters in de beruchte lijsterstrikken, om maar niet te spreken van de tientallen vogelmarkten waar o.a. grote hoeveelheden kooivogels te koop werden aangeboden. Het is dan ook geen wonder dat Thijsse een dergelijke inventarisatie propageerde. De gegevens waren echter zelden exact kwantitatief; men gebruikte steeds te termen weinig, veel, schaars enz,". Toch is het uitermate interessant de gegevens van Van Pelt Lechner en van andere auteurs uit die tijd te vergelijken met de huidige vogelstand (1964) in en in de omgeving van Wageningen. Door de Wageningse Vogclwerkgroep werden sedert ongeveer 1945 vele waarnemingen verzameld van alle waargenomen vogelsoorten. B. J. Hoogers stelde hiervan in 1960 een overzicht samen. In deze lijst worden o.a. 122 broedvogelsoorten genoemd, waarvan ongeveer 26 sporadisch of ongeregeld voorkomende broedvogels waren. Van Pelt Lechner noemt echter slechts 94 broedvogels. Helaas kan men uit zijn lijst moeilijk opmaken hoe groot het onderzochte Wageningse gebied in 1907 was, terwijl men ook niet weet in welke mate zijn waarnemingen betrouwbaar zijn. Het is echter wel bekend dat de omgeving van Wageningen sedert de laatste 60 jaar zeer sterk veranderd is (zie kaartjes grondgebruik 1905 en 1964, fig. l).in de eerste plaats bestond het Binnenveld in die tijd uit zg. schraal grasland (blauwgrasland) en andere min of meer onproduktieve weidegronden met een zeer slechte afwatering. In de wintermaanden stonden toen grote gebieden blank. Na 1945 is dit gebied echter ruilverkaveld en heeft een betere ontwatering er toe bijgedragen dat een redelijk cultuurweidelandschap is ontstaan. Volgens Prof. Dr. D. M. de Vries zou dit een gunstige invloed gehad hebben op het weidevogelbestand. Van Pelt Lechner noemt in 1907 de Kemphaan tal- 2,8

*^^[ e«but,*dekc.huii«n,«* ^«^'l Hïida. 1 Rkkerland.tLiinljnd. j^t^^j Moerassig terrein. I I-'-."'.' 1 Boomgaard. S^R Naaldbos,loofbos,grienden. J Grasland, hooiland.enz. Fig. 1. Grondgebruik in Wageningen en omgeving in ± i905 (boven) en 196-1 (onder). rijker dan ooit", terwijl een enkel paartje Wulpen in de Gelderse Vallei zou broeden. Van de overige weidevogels nam het aantal Kieviten toen af. Tureluurs bleven constant en de Grutto zou zelfs toenemen. Anno 1964 kan men slechts concluderen. dat de Wulp hier geheel als broedvogel is verdwenen en de Kemphaan vrijwel geheel. Waarschijnlijk zijn ook Grutto en Tureluur thans veel zeldzamer. Alleen de Kievit zal als broedvogel vermoedelijk algemener zijn geworden; zeker is dit het geval met de grote koppels pleisteraars in herfst en winter. Of zouden omstreeks 1907 de Kieviten meer dan thans in de uiterwaarden hebben gepleisterd? De voedselrijkdom van een uiterwaard voor steltlopers is vooral bij zakkend hoog water beslist groter dan van een blauwgrasland. Voorts is het bekend, dat in het Binnenveld anno 1900 duizenden Kol- en Rietganzen bij open weer" op de drasse schraallanden pleisterden en ook vaak overwinterden. Tegenwoordig ziet men hier slechts troepen ganzen overvliegen. terwijl zelden enkele vogels werkelijk aan de grond komen! In 1900 was het Binnenveld een gebied met geringe gradiënten. wat resulteerde in een betrekkelijke soortenarmoede met slechts periodiek grote aantallen van bepaalde soorten. In 1965 is het Binnenveld een gebied met relatief grote gradiënten, dus over het algemeen een grotere soortenrijkdom. Uit het routeonderzoek van Prof. de Vries aldaar is dit reeds duidelijk gebleken. Voorts ziet men op de gebruikskaartjes. dat sedert 1906 het areaal akkerland sterk is afgenomen. Angstwekkend is daarentegen de steeds voortschrijdende huizenzee. Ook is het opvallend dat vrijwel alle natte griend- en hakhoutbossages, alsmede de moerassige terreintjes in 1964 volkomen zijn verdwenen. Het areaal boomgaard blijkt enigszins te zijn toegenomen. Deze veranderingen in het grondgebruik zullen stellig van invloed zijn geweest op het vogelbestand en daaruit zijn enkele toe- of afnamen van 2 S9

bepaalde vogelsoorten misschien verklaarbaar. Huismus, Merel, Spreeuw, Koolmees, Pimpelmees en Glanskop zullen zeker zijn toegenomen. Hetzelfde geldt waarschijnlijk ook voor Zwarte roodstaart en Kuifleeuwerik. Dit zijn trouwens allemaal min of meer cultuurvolgers". Bijzonder opvallend zijn echter de aantekeningen in de lijsten van Van Pelt Lechner e.a, bij bepaalde soorten. De Grote lijster bleek in 1907 een uiterst zeldzame doortrekker, terwijl hij niet als broedvogel werd opgegeven. Hoogers (1960) noemt deze soort bij Wageningen een geregeld voorkomende broedvogel, die ook des winters wel gezien wordt. Deze soort is dus beslist veel algemener geworden. Ook de Holenduif was vroeger uiterst zeldzaam. Deze is thans eveneens een geregeld voorkomende broedvogel. Hoewel door Van Pelt Lechner het Witgesterd blauwborstje niet als broedvogel wordt vermeld, is het toch waarschijnlijk dat dit hier en daar in de uiterwaarden (grienden) als broedvogel voorkwam. Thans komt deze soort niet meer bij Wageningen voor. De Roek, die tegenwoordig ook niet meer als broedvogel voorkomt, bleek in 1907 zelfs tot de toenemende soorten te behoren. Een behoorlijk grote roekenkolonie bevond zich even ten noorden van de stad Wageningen en hield stand tot na de tweede wereldoorlog. Daarna werd deze kolonie geheel uitgeroeid. Ook de kolonie op Oranje Nassau's Oord te Renkum is na de tweede wereldoorlog volkomen verdwenen. De Grauwe klauwier was in 1907 en daarvóór een algemene broedvogel onder langs de Wageningse Berg en langs de weg naar het Kleine Veer" (Wolfswaard). Wigman noemde de Kwartelkoning toen zeldzaam. Tegenwoordig zijn beide soorten als broedvogel hier uiterst zeldzaam. Lechner zegt in 1907 van de Zwarte stern: sterk wisselend; heeft hier in de laatste jaren nimmer een broedkolonie van enige betekenis gehad." Ook nu is deze soort bij Wageningen zeldzaam of geheel als broedvogel verdwenen. Ze broedt echter nog steeds in wisselend aantal bij de plassen van de Noordberg te Renkum en de plassen van de Blauwe Kamer bij Rhenen. In de tijd van Van Pelt Lechner waren deze, thans in ornithologisch opzicht belangrijke plassen, nog niet aanwezig (zie ook het artikel van Hoogers). Vlaamse gaai, Braamsluiper, Zwartkoptuinfluiter, Fluiter en Grote karekiet waren in 1907 weinig voorkomende tot zeldzame broedvogels. In 1964 en 1965 waren de Zwartkoptuinfluiter en de Vlaamse gaai vrij algemeen, terwijl Braamsluiper, Fluiter en Grote karekiet niet erg algemeen te noemen zijn; de laatste soort ontbreekt thans in de naaste omgeving van Wageningen geheel. Bij de reeds genoemde plassen bij Renkum en Rhenen broedt zo af en toe nog wel eens een enkel paartje. Ook de Ooievaar broedde in het begin van 1900 met verscheidene paren in de omgeving van Wageningen. hetgeen ook gezegd kan worden van de Ijsvogel en de Buizerd. De Ooievaar is hier geheel verdwenen, terwijl de Ijsvogel uiterst sporadisch als broedvogel geobserveerd kan worden! Boerenzwaluwen zouden in 1907 sterk afnemen door het verdwijnen van broedgelegenheden in tabaksschuren en schaapskooien. Oeverzwaluwen zouden nestelgelegenheden hebben verloren door normalisering van de Rijn. terwijl ook de Gierzwaluw achteruitging door het verdwijnen van geschikte broedplaatsen. De Draaihals (evenals de Bonte vliegenvanger?) was in 1907 een algemene broedvogel, niet alleen in Wageningen, maar ook in Ede, Renkum en Bennekom. Dit zelfde wordt 260

ook vermeld van de Goudvink. Dat de Draaihals in die tijd weinig sympathie bij sommige vogelaars had, bewijst het volgende stukje proza. Hedenmorgen 14 Mei 1907 echter betrapte ik den Draaihals op een daad, zoo schandelijk, laag en gemeen, dat ik nog tintel van verontwaardiging bij de gedachte er aan. Niet voor niets lijkt de Draaihals zooveel op de Koekoek ; zijn praktijken blijken al even weinig fraai te zijn. Laten de boeken toch ophouden den Draaihals een onschuldige harmloser" vogel te noemen, gelijk men overal kan lezen, een dief is het, een moordenaar en een schurk, die vooral niet langer onze sympathie verdient". En aan het eind van dit verhaal : Hij is veeleer een vijand van alle holenbewoners, die het in kracht tegen hem moeten afleggen en het is mijn vaste overtuiging, dat wie zijn kleine zangvogels lief heeft en wil beschermen, niet moet schromen met het geweer tegen den Draaihals te velde te trekken. Geen pardon voor den Draaihals!" Volgens mondelinge medeleling van W. v. Rhijn (Ede) was de Draaihals (en ook de Bonte vliegenvanger?) omstreeks 1915 a 1920 en volgens Dr. Kluyver vóór 1930 een algemene soort in Oranje Nassau's Oord te Renkum. Enkele cijfers, geput uit nestkastgegevens, mogen dit illustreren. In de winter van 1909 werden in dit gebied van ongeveer 150 ha ruim 100 nestkasten opgehangen. Elk jaar werd dit aantal opgevoerd, zodat er in 1916 reeds meer dan 400 kasten hingen. In 1910 werden helaas onnauwkeurig aantekeningen gemaakt van het gebeuren in de kasten en zodoende werd waarschijnlijk slechts één draaihalsbroedsel opgemerkt. In de jaren 1911 t/m 1918. toen de kasten nauwkeurig werden geobserveerd, waren dit echter respectievelijk 4, 8, 16, 15, 5, 12, 4 en 1 broedsels. Medio 1965 wordt deze soort bij Wageningen sporadisch waargenomen, met o.a. een broedgeval in 1960 bij Renkum. Bij Ede schijnt de soort thans iets algemener, doch de broedgevallen blijven aanmerkelijk lager dan in de jaren 1900 tot 1920. Van de Kapmeeuw wordt vermeld dat hij regelmatig als broedvogel in de uiterwaarden van de Rijn werd waargenomen, ook waren enkele broedkolonies uit het Wageningse Binnenveld bekend. Voor zover ons nu bekend heeft de Kapmeeuw omstreeks 1940 a 1945 voor het laatst in de uiterwaarden van de Rijn bij Wageningen en Renkum gebroed. De dichtstbijzijnde bestaande kolonies bevinden zich op het ogenblik bij Leersum en in de Hatertse Vennen bij Nijmegen. Voorts is het vermeldenswaard en interessant dat Van Pelt Lechner e.a. een aantal soorten niet vermelden. Enerzijds is het mogelijk dat enkele van deze soorten omstreeks 1907 werkelijk niet als broedvogel voorkwamen, anderzijds zou men ze over het hoofd hebben kunnen zien. Dat geldt o.a. voor Kwak. Steltkluut en Oeverloper, die na 1945 slechts 1 keer als broedvogel in de omgeving van Wageningen werden geobserveerd, maar ook voor de volgende soorten (thans vrij zeldzaam tot zeldzaam, met minder dan 5 broedparen, soms slechts één broedsel): Appelvink, Putter, Snor, Sprinkhaanrietzanger, Kcrkuil, Ransuil, Havik, Scholekster, Watersnip, Wouwaap, Fuut, Dodaars, Waterral, Bergeend. Kuifeend, Slobeend, Knobbelzwaan, Kleine plevier, Europese kanarie en Zwarte specht worden door Van Pelt Lechner e.a. niet genoemd. Dit geldt ook voor de Turkse tortel, die pas in en na 1955 in Wageningen en omgeving inburgerde en er nu met minstens 300 paar broedt, terwijl de winterpopulatie op zeker 2500 a 3500 vogels geschat kan worden. Merk- 201

waardig is het, dat ook de Tortelduif door Van Pelt Lechner niet genoemd wordt. Het lijkt hoogst onwaarschijnlijk dat deze soort in 1907 zou ontbreken. Momenteel broeden hier waarschijnlijk 50 a 100 paar. Zonder dat Van Pelt Lechner ingaat op het aantal broedparen kan zijn broedvogellijst van 1907 verdeeld worden in drie grote groepen, nl. een groep van min of meer stationaire soorten, een groep van toenemende soorten en een groep van afnemende soorten. De betekenis van deze toe- en afnamen moet men uiterst voorzichtig hanteren. Uit het populatieonderzoek van Prof. Dr. D. M. de Vries in het Wageningse Binnenveld is duidelijk gebleken dat vele van deze toe- en afnamen van bepaalde soorten vaak een tijdelijke is, en sterk gecorreleerd met warme en/of droge zomers, strenge winters enz. Meestal ziet men na een dieptepunt of hoogtepunt van een broedvogelbestand van een bepaalde soort binnen enige jaren weer een toename, respectievelijk een afname van de populatie. Een uitzondering hierop vormen de Gele kwikstaart en de Graspieper, die sedert de laatste tien jaar voortdurend in aantal achteruit gaan, terwijl de Ekster een duidelijke toename vertoont. Het is echter heel goed mogelijk dat bovengenoemde soorten weer zullen toe- respectievelijk afnemen. Tenslotte is het interessant de overige nog niet genoemde soorten uit de lijst van Lechner te vergelijken met de lijst van Hoogers e.a. uit 1960, aangevuld met gegevens tot 1965. Hierbij zij opgemerkt dat bij elke soort een aantekening is gemaakt van de huidige algemeenheid als broedvogel en voorzover bekend een schatting van het aantal broedparen (tussen haakjes achter de soort) in de naaste omgeving van Wageningen met een straal van ongeveer 10 km ten noorden van de Rijn. De betekenis van de letters achter de soorten is als volgt: ZA = zeer algemeen, A = algemeen, VA = vrij algemeen, VZ = vrij zeldzaam, Z~ zeldzaam, ZZ = zeer zeldzaam. Soorten in 1907 en 1965 stationair: Veldleeuwerik (A), Kuifleeuwerik (VA). Boompieper (VA). Witte kwikstaart (VA), Roodborst (A), Grasmus (A), Tuinfluiter (VA), Grote bonte specht (VA), Kleine bonte specht (<5, Z). Soorten in 1907 stationair, in 1965 afnemend: Wielewaal (<10, VZ), Geelgors (VA), Graspieper (VA), Kleine karekiet (Z), Bosrietzanger (Z), Grauwe vliegenvanger (VA), Huiszwaluw (50 a 100, VA a VZ), Nachtzwaluw (<5, VZ), Steenuil (<10, VZ), Tureluur (±10, VZ), Kwartelkoning (1?, ZZ). Soorten in 1907 stationair, in 1965 toenemend (??): Kauw (A). Huismus (ZA), Winterkoning (A), Draaihals (1 a 8, ZZ). Soorten in 1907 toenemend, in 1965 stationair: Groenling (VA). Ringmus (A). Rietgors (VZ), Kuifmees (VZ), Heggemus (A), Spotvogel (VZ), Rietzanger (VZ), Zanglijster (A), Gekraagde roodstaart (A), Bosuil (<5, VZ a Z), Fazant (A). Zomertaling (VZ), Fitis (ZA), deze laatste soort bleek in 1907 opvallend algemeen. Soorten in 1907 toenemend, in 1965 afnemend: Sperwer (1 a 2?, Z), Grauwe klauwier (ZZ), Kneu (VZ), Boomleeuwerik (Z), Tjiftjaf (A), Koekoek (±5, VZ), Ijsvogel (0 of 1?. ZZ). Patrijs (VZ), Kemphaan (<5, ZZ), Grutto (VA), Wulp (O a 1, ZZ), Paapje (VZ). De laatste twee soorten bleken in 1907 opvallend al- 202

gemeen. Soorten in 1907 toenemend, in 1965 niet meer als broedvogels: Buizerd, Kapmeeuw, Roek. Soorten in 1907 en 1965 toenemend: Merel (ZA), Zwarte roodstaart (VA), Roodborsttapuit? (<10, VA), Waterhoen (VA), Wilde eend (A). Soorten in 1907 afnemend, in 1965 stationair: Spreeuw (ZA), Vink (ZA), Boomkruiper (A), Boomklever (A), Koolmees (ZA), Pimpelmees (ZA), Glanskopmees (A) en Matkopmees (VA) (beide laatstgenoemde meze-soorten worden door Van Pelt Lechner nog als één soort, Zwartkopmees, beschouwd). Goudhaan (Z), Boerenzwaluw (A), Oeverzwaluw (100 a 200, VA), Gierzwaluw (±500, A) Houtduif (A), Meerkoet (Z), Kievit (VA). Soorten in 1907 afnemend, in 1965 toenemend: Ekster (A), Bonte vliegenvanger (<10, Z), Groene specht (±10, VZ). Soorten in 1907 en 1965 afnemend: Zwarte kraai (VA), Nachtgaal (±5, Z), Tapuit (<5, ZZ), Boomvalk (1 a 2, Z), Torenvalk (±5, VZ), Kwartel (1 a 5, ZZ), Visdiefje (0 a <10, Z), Zwarte stern (0 a <10, Z). In 1907 afnemend en in 1965 niet meer als broedvogel bekend in de omgeving van Wageningen: Blauwe reiger (misschien nog bij Doorwerth). Ooievaar. In het voorgaande betoog heb ik getracht U een indruk te geven van de verschillen in de broedvogelstand van 1907 en 1965. Helaas zijn de gegevens betreffende het aantal broedparen per soort in 1965 verre van volledig, hetgeen weer eens duidelijk impliceert hoe buitengewoon belangrijk het is hier in de toekomst steeds meer aandacht aan te besteden. Litteratuur B. J. Hoogers e.a. 1960. De avifauna van Wageningen en omstreken. Mededelingen en artikelen in De Levende Natuur: 1905, p. 67, p. 144, p. 163, p. 1S6-187; 1907, p. 31-33, p. 59, p. 196-198, p. 157; 1908. p. 99-100. Verslagen en mededelingen P.D. no. 38, 1925, De Spreeuw. Verslagen nestkastonderzoek op O.N.O 1909-1920 en 1950-1964. G. Wolda, 1908, Ornithologische Studies. Waarnemingen bij Korhoenders Jan. C. VIERBERGEN. (V.W.G. afd. Wageningen) Vanuit een schuiltent heb ik enige leuke observaties kunnen verrichten op een baltsplaats van Korhoenders in de omgeving van Ede. Men treft hier nl. nog diverse baltsplaatsen aan van deze fraaie vogels, vooral bij de Kogelvangers" militair oefenterrein op de Ginkelse Heide bevindt zich een imposante baltsplaats, waar in het vroege voorjaar vijf a zes hanen dagelijks hun wonderlijke spel spelen. Het is merkwaardig dat in het begin van het baltsseizoen, in maart en 26,