ECLI:NL:RBDHA:2015:766

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810

ECLI:NL:RBOVE:2015:1985

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBDHA:2014:1284

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:RBDHA:2017:1714

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:RBGEL:2015:7710

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:RBASS:2012:BW7835

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:GHSGR:2009:BK5211

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8372

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBGEL:2014:6552

ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5369

ECLI:NL:RBOVE:2016:1117

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBZUT:2009:BJ9048

ECLI:NL:GHDHA:2014:2351

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBNHO:2013:11567

ECLI:NL:RBGEL:2014:2835

LJN: BX2217, Rechtbank Almelo, 08/ Print uitspraak. Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744

ECLI:NL:RBOVE:2014:6970

ECLI:NL:RBOVE:2016:1622

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

ECLI:NL:RBZUT:2008:BG8054

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHDHA:2015:1193

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:RBZUT:2008:BD7412

Uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS)

ECLI:NL:RBHAA:2006:AX9578

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957

ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6472

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116

ECLI:NL:RBZUT:2008:BD0696

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

ECLI:NL:RBGEL:2016:1041

ECLI:NL:RBAMS:2015:10245

ECLI:NL:RBNHO:2017:2863

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ2356

ECLI:NL:RBOVE:2015:3293

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:RBROT:2017:3298

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:RBDHA:2017:551

ECLI:NL:RBZUT:2012:BX2401

1. Het onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2013.

ECLI:NL:RBROT:2017:2554

ECLI:NL:RBZLY:2009:BK6655

Transcriptie:

ECLI:NL:RBDHA:2015:766 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 22-01-2015 Datum publicatie 16-03-2015 Zaaknummer 09/837111-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie Vrijspraak verkrachting en/of het plegen van ontuchtige handelingen. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak Rechtbank DEN HAAG Meervoudige kamer jeugdstrafzaken Parketnummer 09/837111-14 Datum uitspraak 22 januari 2015 Tegenspraak (Promis) De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000, adres: [adres].

1 Het onderzoek ter terechtzitting Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 8 januari 2015. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. de Ceuninck-van Capelle en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. J.W. Landman, advocaat te [plaats] en door de verdachte naar voren is gebracht. 2 De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 04 mei 2013 te [plaats], met [slachtoffer] (geb [geboortedatum] 2007), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of de vagina van die [slachtoffer] betast; art 244 Wetboek van Strafrecht Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen [plaats]: hij op of omstreeks 04 mei 2013 te [plaats] met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten en/of wrijven over de vagina en/of de schaamstreek en/of lie(s)(zen) van die [slachtoffer]; art 247 Wetboek van Strafrecht 3 Bewijsoverwegingen 3.1 Inleiding Op de verdachte rust de verdenking - zakelijk weergegeven - dat hij op 4 mei 2013 te [plaats]

seksuele handelingen heeft gepleegd met zijn achternichtje [slachtoffer] [slachtoffer] van destijds 6 jaar. 3.2 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit, te weten dat verdachte op voornoemde dag met een of meer vingers is binnengedrongen in de vagina van [slachtoffer] [slachtoffer]. 3.3 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Hij heeft naar voren gebracht dat het bewijs slechts steunt op één bron, te weten de verklaring van de destijds zesjarige [slachtoffer] [slachtoffer]. Bovendien strookt deze verklaring op een aantal punten niet met de verklaring van onder andere haar grootmoeder, mevrouw [X], en evenmin met de situatie zelf. Daarnaast voert de raadsman aan dat ook het DNA onderzoek op geen enkele wijze bewijs heeft opgeleverd voor de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde. 3.4 De beoordeling van de tenlastelegging De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte zich op 4 mei 2013 schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van de vagina van zijn, toen 6 jarige,achternichtje [slachtoffer] [slachtoffer], dan wel ontuchtige handelingen bij haar heeft gepleegd. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat het directe bewijs voor de aard en omvang van het seksuele contact dat op 4 mei 2013 tussen [slachtoffer] en verdachte zou hebben plaatsgevonden, berust op de verklaring van [slachtoffer]. De verdachte heeft van meet af aan ontkend en de overige personen die in deze zaak een getuigenverklaring hebben afgelegd, hebben de verweten gedragingen niet zelf waargenomen. Zij hebben enkel van (de ouders van) [slachtoffer] vernomen dat er seksueel contact heeft plaatsgevonden. In een zaak zoals deze, waarin de steunbewijsmiddelen geen van alle de eigenlijke delictsgedraging ondersteunen, moeten deze naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad met de nodige terughoudendheid worden bezien. Uit de processtukken blijkt dat op 4 mei 2013 een familiefeest plaatsvond in een zaal gelegen aan de [adres] te [plaats], waarop [slachtoffer] en verdachte beiden aanwezig waren. Op dit feest hebben zij samen een spel gespeeld waarbij verdachte [slachtoffer] steeds op zijn schouders tilde, zodat zij door het raam van de toegangsdeur kon kijken of er bezoekers aankwamen, die zij dan, nadat verdachte haar van zijn schouders had getild, vervolgens liet schrikken. Bij gelegenheid van dit spel zou, volgens de verklaring van [slachtoffer], het ten laste gelegde hebben plaatsgevonden. Op basis van de foto s die zich in het dossier bevinden, stelt de rechtbank vast dat de locatie waar verdachte en [slachtoffer] speelden niet een afgesloten ruimte betreft, maar een ruimte, gelegen tussen de toegangsdeur van buiten en de deur die toegang gaf tot de feestzaal. Tijdens het feest zijn de bezoekers deze ruimte in en uit gelopen. [slachtoffer] heeft, naar zeggen van haar moeder, direct bij thuiskomst geklaagd over pijn bij het plassen. Hierop heeft de moeder met [slachtoffer] gesproken en is de verdenking jegens verdachte ontstaan. Na aangifte van de ouders bij monde van de moeder op 16 mei 2013 is [slachtoffer] uiteindelijk op 22 mei 2013 in een kindvriendelijke studio gehoord conform de daarvoor geldende richtlijnen. In dit verhoor heeft [slachtoffer] op vragen onder andere het volgende geantwoord:

Verbalisant: Tegen wie heb je dit allemaal verteld? Getuige: Tegen niemand. Verbalisant: Maar je zit hier nou met papa en mama. Getuige: Ja en toen pas ik naar bed ging, had ik t gelukkig nog verteld. Verbalisant: Oké en hoe kwam t dat je het vertelde toen je naar bed ging? Getuige: Omdat t hartstikke pijn deed toen ik ging plassen naar eh op de wc, toen deed t hartstikke pijn. Verbalisant: Nee. Maar ja ik vind het lastig, ik moet dadelijk wel even verder vragen, oké. En toen het stopte hè, hij deed het een paar keer en op een gegeven moment hield het op. Toen het ophield hè, wat voelde je toen bij je poenie? Getuige: Ehm niks meer. Verbalisant: Niks. Getuige: En ik naar bed ging wel weer. Verbalisant: Niks meer en toen je naar bed ging wel weer. Want toen je ging plassen... Getuige: Ik ging plassen, toen deed het pijn. Verbalisant:... toen deed t pijn vertelde je, oké. En toen heb je t tegen mama verteld. En tegen wie heb je er nog meer over verteld? Getuige: M n vader zat erbij. Verbalisant: wie wie, wie wisten d r allemaal dat jij pijn aan je poenie had? Getuige: Niemand. De rechtbank stelt vast dat uit de verklaring van [slachtoffer] naar voren komt dat zij op het feest zelf geen last heeft gehad van pijn, maar pas op het moment dat zij thuis was en naar bed ging, pijn heeft ervaren bij het plassen. Voorts geeft zij in haar verklaring aan dat zij - behalve thuis tegen haar ouders - tegen niemand iets heeft verteld over pijn aan haar vagina. Getuige [X], de grootmoeder van [slachtoffer], heeft verklaard dat zij op het feest op enig moment zag dat [slachtoffer] aan haar vagina zat. De getuige heeft hierop gevraagd of [slachtoffer] pijn had, waarop [slachtoffer] bevestigend antwoordde. De getuige verklaarde tevens dat zij aan de gezichtsuitdrukking van [slachtoffer] kon zien dat ze pijn had. Deze verklaring strookt zowel voor wat betreft de pijn aan de vagina alsook wie hiervan wist, niet met hetgeen [slachtoffer] hier zelf over heeft verklaard. Zoals hierboven reeds aangegeven, dient de verklaring van getuige [X] in elk geval met de nodige terughoudendheid te worden bezien, nu zij de eigenlijke delictsgedraging niet zelf heeft waargenomen. Uit de verklaring die [slachtoffer] tijdens het studioverhoor heeft afgelegd maakt de rechtbank voorts op dat zij voorafgaand aan dit verhoor meerdere malen met haar moeder over het gebeurde heeft gesproken. [slachtoffer] heeft hierover verklaard: Getuige: M n moeder wilt het altijd nog dat ik het weet. Verbalisant: Wat wilde je moeder? Getuige: M n moeder zegt altijd, weet je nog wat er is gebeurd? Dan zeg, geef ik t antwoord. En dan zeg ik waarom moet ik het nog een keer zeggen? Dan zegt ze, omdat ehm ehm ehm dan De precieze aard en inhoud van de gesprekken tussen de moeder en [slachtoffer] voorafgaand aan het studioverhoor blijken niet uit het dossier. De rechtbank kan hierdoor evenwel niet uitsluiten dat sturing heeft plaatsgevonden, nu de mogelijkheid bestaat dat de moeder vragen aan [slachtoffer] heeft gesteld die ongewild het gevaar van beïnvloeding met zich mee brachten.

Daarnaast omvat het procesdossier rapporten van het NFI, waarin wordt geconcludeerd dat uit bemonstering van de linkerlies van [slachtoffer] een geringe hoeveelheid mannelijk celmateriaal is aangetroffen, waarin de DNA kenmerken van minimaal twee mannen zichtbaar zijn. Hierbij kan verdachte niet worden uitgesloten als één van de donoren van het aangetroffen celmateriaal. Echter, ook andere in de mannelijke lijn aan verdachte verwante mannen, alsmede mannen die niet aantoonbaar verwant zijn, maar per toeval hetzelfde Y-chromosomale DNA-profiel hebben, kunnen blijkens de conclusies van rapporteur niet worden uitgesloten als donor van het aangetroffen celmateriaal. De rechtbank concludeert hieruit dat niet kan worden vastgesteld dat het aangetroffen DNAmateriaal een directe match met de verdachte oplevert. Nu het aangetroffen DNA-materiaal voorts familie, noch niet aantoonbaar aan de verdachte verwante mannen uitsluit, vormen de bevindingen van het NFI naar het oordeel van de rechtbank, onvoldoende ondersteuning voor het bewijs van betrokkenheid van de verdachte bij de hem verweten handelingen. Het vorenstaande leidt tot de volgende slotsom. De rechtbank kan, nu de steunbewijsmiddelen de verweten gedragingen in onvoldoende mate ondersteunen, er op essentiële punten sprake is van inconsistenties tussen de verklaring van [slachtoffer] enerzijds en die van getuige [X] anderzijds, er niet kan worden uitgesloten dat er sprake is geweest van beïnvloeding voorafgaand aan het studioverhoor, alsmede gelet op de consequente ontkenning van verdachte, onvoldoende vaststellen dat het scenario waarbij verdachte zou zijn betrokken, zoals in de tenlastelegging onder primair en subsidiair weergegeven, heeft plaatsgevonden, waardoor dienaangaande gerede twijfel blijft bestaan. Zij zal verdachte dan ook vrijspreken. 4 De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer] [slachtoffer] heeft zich middels haar wettelijk vertegenwoordiger [moeder] als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot vergoeding van immateriële schade van 750,-. 4.1. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] [slachtoffer] tot een bedrag van 750,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. 4.2. Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering nu hij vrijspraak heeft bepleit voor het tenlastegelegde feit. 4.3. Het oordeel van de rechtbank De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, wordt vrijgesproken. Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

5 De beslissing De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding primair en subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Boone, kinderrechter, voorzitter, mr. A.J.J.M. Weijnen, kinderrechter, en mr. M.C. Bruining, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Breda, griffier. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 januari 2015.