Gemeente Steenwijkerland

Vergelijkbare documenten
Leidraad Wet werk en bijstand Westerveld. Gemeente Westerveld

Gemeente Steenwijkerland

4. 1. Algemene bepalingen bijzondere bijstandsverlening pag. 65

Regeling collectieve zorgverzekering voor minima in de gemeente Steenwijkerland Beleidsregel 1. Begripsbepalingen Beleidsregel 2.

Toelichting op de Regeling collectieve zorgverzekering voor minima in de gemeente Steenwijkerland 2012.

Beleidsregel 11 Slotbepaling Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling collectieve zorgverzekering voor minima in de gemeente Steenwijkerland

Toelichting op de Regeling collectieve zorgverzekering voor minima in de gemeente Westerveld 2012

Leidraad Participatiewet IGSD

MAATREGELENVERORDENING inkomensvoorzieningen Lelystad 2012

Beleidsregel 2 Doelgroep Beleidsregel 3 Hoogte bijdrage Beleidsregel 4 Indexering bijdrage

Regeling collectieve zorgverzekering voor minima in de gemeente Westerveld 2016 Beleidsregel 1. Begripsbepalingen Beleidsregel 2.

vast te stellen: de volgende Maatregelenverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012-A gemeente Heerde.

hobby en/of sociaal ontspanning

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag 2017 IGSD Steenwijkerland/Westerveld.

De beleidsregel treedt in werking, de dag na publicatie, 21 februari 2013.

Beleidsregels compensatieregeling schoonmaakondersteuning Steenwijkerland

Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, Ioaw en Ioaz Orionis Walcheren

Maatregelverordening Wet werk en bijstand gemeente Gennep 2013

Beleidsregels Terug- en Invordering Participatiewet (2015) Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen,

Beleidsregels terugvordering & verhaal WWB, IOAW, IOAZ

Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ en Bbz gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 maart 2013;

Vrijlating inkomsten uit arbeid en vrijlating kostenvergoeding vrijwilligerswerk Participatiewet, IOAW en IOAZ

De Raad van de gemeente Ede,

Aldus vastgesteld in de vergadering van 2 september 2014, Bekend gemaakt op: 11 september 2014

op voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 13 november 2014, no.za /DV , afdeling Samenleving;

Maatregelverordening WWB, IOAW en IOAZ gemeente Renkum 2012

Beleidsregel 3 Voorwaarden Beleidsregel 4 Deelname op aanvraag Beleidsregel 5 Inlichtingenplicht

Afstemmingsverordening gemeente Arnhem 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland;

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ 2013 gemeente Velsen

besluit: vast te stellen de Maatregelenverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz 2015 gemeente Heerde.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Beleidsregel vergoeding eigen bijdrage kosten kinderopvang Hilversum Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum,

Voorstel voor de Raad

Beleidsregel 3 Voorwaarden Beleidsregel 4 Deelname op aanvraag Beleidsregel 5 Inlichtingenplicht

Beleidsregels Terugvordering WWB, IOAW & IOAZ

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2016 IGSD Steenwijkerland/Westerveld integraal weergegeven.

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van 2

Afstemmingsverordening WWB

Officiële uitgave van de gemeente Bergeijk Nummer 9 22 december 2014

Beleidsregels terugvordering & verhaal WWB

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive WWB 2013 Gemeente Midden-Delfland

Verordening Individuele inkomenstoeslag gemeente Ameland 2018

Beleidsregels overbruggingsuitkering

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 november 2008, voorstelnummer 180;

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid van de Participatiewet; b e s l u i t :

I-SZ/2015/1803. Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid - Algemene bepalingen 2015

De beleidsregels treden in werking op het tijdstip waarop de verordening bestuursrechterlijke geldschulden in werking treedt: 4 december 2012.

Verordening afstemming Participatiewet, IOAW en IOAZ BMWE 2016

Let op! Er zijn meer inkomsten die meetellen. Wilt u precies weten hoe het zit? Neem dan contact met ons op.

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Deurne houdende regels omtrent afstemming Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Deurne 2018

MAATREGELENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND 2010

Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie

de Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 augustus 2013;

Beleidsregels vrijlating inkomsten uit arbeid Participatiewet, Ioaw en Ioaz

Vast te stellen de gewijzigde invulling van richtlijn B093 - Suppletie GKB-lening

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Oldambt 2016

B&W 30 maart 2010 Gemeenteblad. Vast te stellen de gewijzigde invulling van richtlijn nr. B078 Kosten rechtsbijstand

RAADSBESLUIT. Maatregelenverordening IOAW en IOAZ Asten februari

Toelichting. Bestuurlijke boete

Zaaknummer. Documentnummer

Maatregelenverordening WWB, Bbz, Ioaw, Ioaz 2013

VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG WWB 2013 GEMEENTE NOORD-BEVELAND

Beleidsregels Boete WWB/Bbz, IOAW & IOAZ gemeente Twenterand 2013

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Participatiewet gemeente Midden- Delfland 2015

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Schouwen- Duiveland 2015

Beleidsregels WWB/IOAW/IOAZschriftelijke. verminderde verwijtbaarheid gemeente Tholen 2013

RAADSBESLUIT. gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d ;

Officiële naam regeling Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Breda 2015

Beleidsregels opschorting, intrekking en terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ Rotterdam 2016

Beleidsregel overbruggingsuitkering Wet werk en bijstand

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand.

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 december 2014, nr. 12A;

BELEIDSREGELS TERUGVORDERING PARTICIPATIEWET GEMEENTE HELLEVOETSLUIS

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 november 2017,

Beleidsregels activeringspremies gemeente Best. Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen. Artikel 1 Begripsbepalingen

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Smallingerland gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 november 2014;

Verordening maatregelen Wet Werk en Bijstand 2005

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en de artikel 8 van de Wet werk en bijstand;

Tijdelijke regels aanscherping Wet Werk en Bijstand

B en W. nr d.d

Toelichting op de Maatregelenverordening WWB, BBZ 2004, IOAW, IOAZ 2013

gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet, en de artikelen 12, eerste lid, onderdeel b en 41, eerste lid, van de Wet investeren in jongeren;

Beleidsregels leenbijstand Participatiewet 2016

Beleidsregels terug- en invordering in het kader van WWB, IOAW, IOAZ en WIJ Hoofdstuk I Algemeen Artikel 1 Begripsbepalingen

gelet op het bepaalde in artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b en tweede lid van de Participatiewet;

Afdeling Samenleving Richtlijn 170 WET INVESTEREN IN JONGEREN (WIJ)

MAATREGELENVERORDENING IOAW EN IOAZ 2010

F. Buijserd burgemeester

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

Afdeling Samenleving Richtlijn 320 Ingangsdatum:

RE-INTEGRATIEVERORDENING WWB, IOAW EN IOAZ 2012

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel: 2013/45

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Enschede 2015

Beleidsregels Re-integratievoorzieningen en eigen bijdrage voorzieningen Gemeente Wijdemeren. College van burgemeester en wethouders

gelet op artikel 36 en artikel 8 lid 2 van de Participatiewet en artikel 2 van de verordening individuele inkomenstoeslag Castricum 2015;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van: 11 november 2014;

Transcriptie:

Gemeente Steenwijkerland

Hoofdstuk ALGEMENE BIJSTAND pag. 1. Verordeningen WWB, WIJ, IOAW, IOAZ, Wko en WI 4 2. Aanvraagprocedure WWB, Bbz2004, IOAZ en IOAW 8 3. Voorschotten 13 3A. Overbruggingsuitkering 17 4. Identificatieplicht 18 5. Inkomen 20 6. Vermogen 29 7. Bijstand en eigen woning, woonschip of woonwagen 39 8. Norm, toeslag en vermogen bij niet-rechthebbende gezinsleden 44 9. Wijziging norm bij opname in een inrichting 45 10. Maatregel of geldlening wegens tekortschietend besef 46 11. Bestuurlijke boetes 49 12. Specifieke verplichtingen belanghebbende jonger dan 27 jaar 52 13. Zelfstandige activiteiten (op bescheiden schaal) 56 Hoofdstuk BIJZONDERE BIJSTAND 2 pag. 1. Algemene bepalingen bijzondere bijstandsverlening 61 2. Bijzondere bijstand en medische kosten 68 3. Woonkostentoeslag bij huurwoningen 80 4. Woonkostentoeslag eigen woning 84 5. Verhuis- en (woning)inrichtingskosten 87 6. Duurzame gebruiksgoederen 95 7. Babyuitzet 96 8. Langdurigheidstoeslag 97 9. Begrafenis- of crematiekosten 98 10. Kinderopvang 101 11. Buitengewone verwervingskosten en reiskosten traject 108 12. Reiskosten 109 13. Reiskosten kinderen tot 18 jaar voor het volgen van onderwijs 112 14. Bijstand in de kosten peuterspeelzaal 114 15. Bijstand in de kosten voortgezet onderwijs 115 16. Bijstand voor een PC voor gezinnen met schoolgaande kinderen 117 17. Toeslagen voor levensonderhoud 118 18. Vaste lasten bij opname in inrichting 127 19. Bijstand en detentie 129 20. Bewindvoering, curatele en mentor 132 21. Kosten rechtshulp, griffierechten 134 22. Eigen bijdrage LBIO 136 23. Bijzondere bijstand voor de kosten van een identiteitskaart 138 24. Koudetoeslag 139 25. Kosten verlengen/wijzigen verblijfsvergunning 140

3

Hoofdstuk 1 Verordeningen WWB, WIJ, IOAW, IOAZ, Wk en WI Algemeen In korte tijd zijn verschillende verordeningen in werking getreden en oude komen te vervallen. Dit hoofdstuk licht toe welke verordening wanneer moet worden toegepast. De bekendgemaakte besluiten treden in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking (publicatie), tenzij in deze besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen (artikel 142 Gemeentewet 1. In die gevallen waar in de verordening staat dat deze terug werkt tot een datum die ligt voor de datum van inwerkingtreding dient de nieuwe verordening alleen te worden toegepast als deze gunstiger is voor de belanghebbende. Voorbeeld 1. Verordening is gepubliceerd op 9 november en treedt in werking op 17 november (8 dagen). In verordening staat dat deze tot 1 juli terugwerkt. Dan kan vanaf 1 juli verordening worden toegepast voor zover deze gunstiger is. In ander gevallen niet eerder dan op 17 november. Pakt de nieuwe verordening ongunstiger uit voor een belanghebbende dan kan zelfs gedacht worden aan een afbouwperiode. Stel de uitkering wordt een stuk lager op grond van Toeslagenverordening, dan ligt een afbouwregeling in de rede. Maatregelenverordening WWB Op grond van artikel 15, eerste lid van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke vrijheden (IVBPR) kan niemand worden veroordeeld wegens een handelen of nalaten, dat geen strafbaar feit naar nationaal of internationaal recht uitmaakte ten tijde dat het handelen of nalaten geschiedde. Evenmin mag een zwaardere straf worden opgelegd dan die welke ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was. Indien, na het begaan van het strafbare feit de wet mocht voorzien in de opleggen van een lichtere straf, dient de overtreder daarvan te profiteren. Hetgeen hierboven is weergegeven ziet op maatregelen wegens schending van de inlichtingenplicht. Toch kan dit ook doorgetrokken worden naar overige maatregelen. Met ingang van 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZWwetgeving in werking getreden. Vanaf die datum zijn gemeenten verplicht bestuurlijke boetes op te leggen bij schending van de inlichtingenplicht. De mogelijkheid om een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht is komen te vervallen. Alleen voor gedragingen die voor 1 januari 2013 plaats vonden, kan nog een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht opgelegd worden op basis van de maatregelverordening WWB 2012 of de maatregelverordening IOAW/Z 2012. Voor gedragingen die voor 1 januari 2013 begonnen en doorlopen tot na 1 januari 2013 is een specifieke overgangsregeling getroffen door de wetgever. Raadpleeg hiervoor Grip op WWB van Schulinck. Voorbeeld 2 Vindt de gedraging plaats voor inwerkingtreding maatregelenverordening (in zijn algemeenheid 8 dagen na publicatie) en is deze op basis van oude verordening niet maatregelwaardig dan kun je geen maatregel opleggen. Voorbeeld 3 Vindt de gedraging plaats voor inwerkingtreding maatregelenverordening (in zijn algemeenheid 8 dagen na publicatie) en is de maatregel op grond van nieuwe verordening lager dan ga je uit van lagere maatregel. Voorbeeld 4 Vindt de gedraging plaats voor inwerkingtreding maatregelenverordening (in zijn algemeenheid 8 1 De bekendgemaakte besluiten treden in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen (artikel 142 Gemeentewet) 4

dagen na publicatie) en is deze op basis van oude verordening lager dan ga je voor wat betreft de hoogte van de maatregel uit van de oude verordening. Maatregelenverordening IOAW en IOAZ Belanghebbenden die maatregelwaardige gedragingen hebben verricht in de periode vanaf 1 juli 2010 tot en met 2 november 2010 kunnen geen maatregel opgelegd krijgen, omdat de maatregelenverordening met ingang van 3 november 2010 in werking is getreden. Tot 1 juli 2010 maakten de IOAW en IOAZ onderscheid tussen schending inlichtingenplicht (boete) en de plicht tot arbeidsinschakeling (maatregel). Een belanghebbende die in de periode vanaf 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2010 de inlichtingenplicht heeft geschonden kan geen boete worden opgelegd, omdat de wetgever per abuis de artikelen 20a t/m 20f IOAW/IOAZ per 1 januari 2010 heeft laten vervallen in plaats van 1 juli 2010. Een belanghebbende die in de periode vanaf 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2010 een maatregelwaardige gedraging verrichtte, kan geen maatregel worden opgelegd, omdat de wetgever per abuis de artikelen 4 en 6 van het Maatregelenbesluit Abw, Ioaw en Ioaz per 1 januari 2010 heeft laten vervallen in plaats van 1 juli 2010. Hieronder staat een overzicht van alle verordeningen die de gemeenteraad van Steenwijkerland op het terrein van de WWB, WIJ, IOAW, IOAZ, Wet inburgering, Wet kinderopvang heeft vastgesteld. De inwerkingtreding is geregeld in de artikelen 139 tot en met 144 van de Gemeentewet. Actuele verordeningen WWB, IOAW/Z, wet inburgering & Wet kinderopvang Soort verordening Besl. gemeenteraad publicatie inwerkingtreding Re-integratieverordening 9 november 2004 Eind 2004 1 januari 2005 Wet werk en bijstand Handhavingsverordening 18 september 2012 16 oktober 2012 1 juli 2012 WWB 2012 Gemeenteblad 2012, nr. 25 Maatregelenverordening 2 juli 2013 WWB 2013 Verordening verrekening 2 juli 2013 bestuurlijke boete bij recidive 2013 Handhavingsverordening 5 oktober 2010 26 oktober 2010 3 november 2010 en IOAW en IOAZ werkt terug tot 1 juli 2010 Maatregelenverordening 2 juli 2013 IOAW/Z 2013 Toeslagenverordening 2 juli 2013 WWB 2013 Verordening langdurigheidstoeslag 2009 12 mei 2009 2 juni 2009 Gemeenteblad 2009, 21 10 juni 2009 en werkt terug tot 1 januari 2009 Verordening participatie 18 september 2012 16 oktober 2012 1 juli 2012 schoolgaande kinderen WWB 2012 Gemeenteblad 2012, nr. 28 Verordening Wet inburgering gemeente 5 oktober 2010 26 oktober 2010 Gemeenteblad 2010, 3 november 2010 en werkt terug tot 5

Steenwijkerland Nr. 27 1 oktober 2010 Verordening Wet kinderopvang 2 Verordening Wet kinderopvang Verordening cliëntenparticipatie Werk, Inkomen en Zorg gemeente Steenwijkerland 9 november 2004 Gemeenteblad jaargang 2009, nr 19 16 november 2010 Geplaatst op 14-12-2010 in het Gemeenteblad, nrs. 39 en 40 De paragraaf in de verordening over kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie treedt met terugwerkende kracht vanaf 1-1-2010 in werking. De overige bepalingen van de verordening treden in werking op 15-12- 2010. 25 januari 2005 onbekend 1 januari 2005 Ingetrokken verordeningen Soort verordening Datum vaststelling publicatie inwerkingtreding Datum intrekking Handhavingsverordening 5 oktober 2010 26 oktober 2010 3 november 2010 en WWB en WIJ 18 september 2012 Gemeenteblad 2012, werkt terug tot 1 juli 2010 nr 25 Maatregelenverordening 18 september 2012 16 oktober 2012 WWB 2012 2 juli 2013 Maatregelenverordening WWB 2010 5 oktober 2010 26 oktober 2010 3 november 2010 en werkt terug tot 1 juli 2010 Maatregelenverordening WWB 2009 16 december 2008 3 februari 2009 11 februari 2009 en werkt terug tot 1 januari 2009 5 oktober 2010 26 oktober 2010 3 november 2010 Maatregelenverordening 9 november 2004 1 januari 2005 WWB 2004 16 december 2008 3 februari 2009 11 februari 2009 Toeslagenverordening 18 september 2012 16 oktober 2012 1 juli 2012 WWB 2012 2 juli 2013 Gemeenteblad 2012, nr. 27 Toeslagenverordening WWB 2010 5 oktober 2010 26 oktober 2010 3 november 2010 en werkt terug tot 2 In verordening opgenomen dat verordening binnen 3 dagen na bekendmaking in werking treedt. 6

1 juli 2010 Toeslagenverordening 1 januari 2005 WWB 2004 5 oktober 2010 26 oktober 2010 3 november 2010 Maatregelenverordening 18 september 2012 16 oktober 2012 1 juli 2012 IOAW/Z 2012 2 juli 2013 Gemeenteblad 2012, nr. 29 Maatregelenverordening IOAW en IOAZ 5 oktober 2010 26 oktober 2010 3 november 2010 en werkt terug tot 1 juli 2010 Verordening Werkleeraanbod WIJ van de gemeente 16 februari 2010 9 maart 2010 17 maart 2010 en werkt terug tot 1 maart 2010 Steenwijkerland Maatregelenverordening WIJ Steenwijkerland 16 februari 2010 9 maart 2010 17 maart 2010 en werkt terug tot 1 maart 2010 Toeslagenverordening WIJ Steenwijkerland 2010 16 februari 2010 9 maart 2010 17 maart 2010 en werkt terug tot 1 maart 2010 5 oktober 2010 26 oktober 2010 3 november 2010 Tijdelijke regels Wet investeren in jongeren 13 oktober 2009 16 februari 2010 24 november 2009 9 maart 2010 29 december 2009 17 maart 2010 en werkt terug tot 1 maart 2010 Verordening Wet inburgering gemeente Steenwijkerland 6 maart 2007 5 oktober 2010 3 april 2007 26 oktober 2010 10 april 2007 en werkt terug tot 1 april 2007 3 november 2010 7

Hoofdstuk 2 Aanvraagprocedure WWB, Bbz2004, IOAZ en IOAW Regelingen: Wet werk en bijstand (WWB) en Service Niveau Overeenkomst (SNO), WIJ, Bbz2004, IOAZ en IOAW Onderwerpen: - Eerste termijn inleveren gegevens bij aanvraag - Verificatie en validatie - Ingangsdatum bijstand na afgewezen WW-aanvraag - Afhandeling ingetrokken aanvragen - Verkorte aanvraagprocedure na korte onderbreking bijstand - Verkorte aanvraagprocedure bij echtscheiding of verlating. - Verkorte aanvraagprocedure bij verhuizing uitkeringsgerechtigden binnen werkgebied IGSD - Aanvragen Bbz 2004 en IOAZ - Aanvragen IOAW - Niet, niet tijdig, onvolledig nagekomen inlichtingenplicht bij aanvraag Eerste termijn inleveren gegevens bij aanvraag Op grond van artikel 53a lid 1 WWB bepaalt het bestuur van de IGSD het tijdstip waarop de gegevens, welke van belang zijn voor het verlenen van bijstand, moeten worden verstrekt. De IGSD maakt daarbij onderscheid tussen digitale aanvragen en schriftelijke aanvragen. Digitale aanvragen Via www.werkplein.nl kunnen inwoners digitaal een aanvraag indienen. De datum waarop de aanvraag digitaal wordt verzonden is gelijk aan de datum van aanvraag. Binnen 2 werkdagen na het verzenden van de aanvraag dient de aanvrager telefonisch contact op te nemen met het Werkplein Steenwijk. Servicedesk Werkplein maakt tijdens dit contact een afspraak met de klant voor een voorlichtingsbijeenkomst. De klant ontvangt hierover een schriftelijke bevestiging (of per e-mail). In de bevestiging staat dat de klant binnen 5 werkdagen na dagtekening van de brief zijn bewijsstukken/gegevens dient te verstrekken. De klant die geen of onvoldoende gegevens verstrekt om het recht op bijstand vast te stellen, krijgt een termijn waarbinnen hij het verzuim kan herstellen (artikel 4:5 Awb). De termijn is maximaal 5 werkdagen, afhankelijk van het soort gegevens dat de klant moet verstrekken. Verstrekt de klant zijn gegevens niet binnen de hersteltermijn dan stelt de IGSD de aanvraag buiten behandeling. Zie hiervoor het werkproces aanvraag levensonderhoud WWB en aanvraag inkomensvoorziening (centrale opslag onder bedrijfsvoering/interne controle). Schriftelijke aanvragen De klant meldt zich op het Werkplein Steenwijk bij de Servicedesk voor een aanvraag WWB. De Servicedesk maakt tijdens de melding een afspraak met de klant voor de voorlichtingsbijeenkomst en ontvangt daarvan een afspraakbevestiging. Tegelijkertijd ontvangt de klant het aanvraagformulier en het inlichtingenformulier. In de afspraakbevestiging staat de termijn waarbinnen de klant zijn aanvraag plus bewijsstukken dient in te leveren, te weten 5 werkdagen na dagtekening ontvangstbevestiging. Is de aanvraag niet binnen 5 werkdagen ontvangen dan stuurt de IGSD een herinneringsbrief. Is na de herinneringsbrief geen aanvraag ontvangen, dan worden de gegevens gearchiveerd. Formeel is 8

dan geen aanvraag ingediend. De ingangsdatum van de uitkering van klanten die hun aanvraag alsnog indienen nadat de termijn van 5 werkdagen in de herinneringsbrief is verstreken, is in principe gelijk aan de datum waarop zij hun aanvraag indienen en niet aan de melddatum. Wel onderzoekt de IGSD in hoeverre de vertraagde indiening van de aanvraag belanghebbende is te verwijten (artikel 44 lid 3 WWB). Dient belanghebbende zijn aanvraag wel in maar verstrekt hij geen of onvoldoende gegevens/bewijsstukken om het recht op bijstand vast te stellen, dan krijgt hij een termijn waarbinnen hij het verzuim kan herstellen (artikel 4:5 Awb). De termijn is maximaal 5 werkdagen, afhankelijk van het soort gegevens dat hij moet verstrekken. Verstrekt de klant zijn gegevens niet binnen de hersteltermijn dan stelt de IGSD de aanvraag buiten behandeling. Aanvragen van inwoners jonger dan 27 jaar (jongere) Ook hier meldt de klant zich op het Werkplein Steenwijk bij de Servicedesk voor een aanvraag WWB. De jongere mag niet eerder dan vier weken na zijn melddatum een aanvraag indienen (artikel 41 lid 4 WWB), zogenaamde zoekperiode. Tijdens deze vier weken is de jongere verplicht (artikel 44 lid 2 onder a WWB): 1. er alles aan te doen om werk te vinden en zich als werkzoekende in te schrijven (artikel 9 lid onder a WWB en 2. te onderzoeken wat zijn mogelijkheden zijn binnen het regulier bekostigd onderwijs. Hij dient documenten te verstrekken waaruit de IGSD mede zijn mogelijkheden kan beoordelen. Het UWV WERKbedrijf wijst de jongere op deze verplichtingen. Onderdeel 2 treedt naar verwachting met ingang van 1 juli 2012 in werking, samen met de voorgenomen wijzigingen in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). De IGSD houdt bij de beoordeling van het recht op bijstand rekening met de houding en gedragingen van jongeren gedurende deze wachttijd (artikel 43 vierde en vijfde lid WWB). Zie hoofdstuk 11 specifieke verplichtingen belanghebbende jonger dan 27 jaar) Wil de jongere van 18 jaar of ouder maar jonger dan 21 aanvullende bijzondere bijstand (artikel 12 WWB) dan geldt de procedure omschreven in het deel bijzondere bijstand, hoofdstuk 17 Toeslagen voor levensonderhoud. Schriftelijke aanvragen van jongeren aansluitend op WW Jongeren die een werkloosheidsuitkering ontvingen, kunnen zich vier weken voor de einddatum van de werkloosheidsuitkering voor een aanvraag melden bij het UWV. Zij kunnen dan meteen na de einddatum van de WW een aanvraag indienen. De verplichtingen van artikel 41 lid 4 WWB gelden dan vanaf de melddatum. Meldt de jongere zich geen vier maar drie weken voor de einddatum van de werkloosheidsuitkering voor een bijstandsuitkering dan betekent dit dat hij een week na de einddatum een aanvraag WWB kan indienen. Verificatie en validatie Belanghebbenden verstrekken aan het UWV alle gegevens die nodig zijn voor de beslissing op hun aanvraag (artikel 30c lid 2 Wet SUWI in samenhang met artikel 53a lid 1 WWB). Belanghebbenden hoeven geen gegevens over te leggen die bekend (kunnen) zijn via de gemeentelijke basisadministratie en/of Suwinet. Dit is ook het uitgangspunt van het verificatie- en validatiebeleid 9

dat als bijlage is opgenomen in deze Leidraad. Op grond van de Wet eenmalige gegevensuitvraag mag dat ook niet (artikel 5.2a Besluit SUWI). Voor de identificatieplicht wordt verwezen naar hoofdstuk 4 van de Leidraad. Voor het afhandelen van aanvragen zijn checklisten ontwikkeld die als hulpmiddel gebruikt kunnen worden. Ingangsdatum bijstand na afgewezen WW-aanvraag Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt in beginsel geen bijstand verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de bijstandsaanvraag is ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Zie voor een toelichting paragraaf 1.6 van hoofdstuk 2 van het handboek Wet werk en bijstand van Schulinck. Op grond van in het verleden gemaakte afspraken tussen gemeenten en uitvoeringsinstellingen (zie Divosa Bulletin 1999, nr. 4, p. 87-88) zou indien het beroep op de voorliggende voorziening (eventueel na een juridische procedure) faalt, de aanvraagdatum voor de bijstand de datum zijn waarop het beroep op die voorziening is gedaan 3. Binnen 10 werkdagen na dagtekening van de afwijzingsbeschikking van het UWV dient de klant een digitale WWB-aanvraag in te dienen via www.werkplein.nl dan wel zich te hebben gemeld op het Werkplein Steenwijk voor een WWB-aanvraag. Alleen dan kent de IGSD met terugwerkende kracht de bijstand, mits de klant voldoet aan de voorwaarden die daarvoor gelden. De ingangsdatum WWB is dan gelijk aan de datum waarop de klant een beroep deed op de voorliggende voorziening. Afgewezen WW-aanvragen en voorschotten Als het UWV een voorschot heeft verstrekt en nadien blijkt dat dit ten onrechte is gebeurd, omdat belanghebbende geen recht op WW heeft, dan kan het UWV het onverschuldigd betaalde voorschot wel verrekenen met het college in het geval belanghebbende (alsnog) het recht op bijstand is toegekend. De bijstand kan in dat geval door het college zonder machtiging van de belanghebbende tot het bedrag van het voorschot worden terugbetaald aan het UWV indien deze instantie het voorschot terugvordert (artikel 53 lid 1 WWB). 4 Hoeft de klant de voorschotten niet terug te betalen dan bestaat in beginsel slechts recht op bijstand of inkomensvoorziening voor zover deze meer bedraagt dan de door het UWV verleende voorschotten. Er vanuit gaande dat de klant voldoet aan de voorwaarden van de WWB en de voorschotten betrekking hebben op de periode waarover de bijstand wordt verleend. Voorbeeld afwijzing WW en aanvraag WWB 1. Belanghebbende vraagt op 15 juni een WW uitkering aan. Het UWV wijst de aanvraag op 14 juli af. Op 16 juli meldt belanghebbende zich voor een aanvraag WWB. De ingangsdatum van de WWB is dan 15 juni. De vertrekking van gegevens ten aanzien van het vermogen wijkt in deze gevallen af van het verificatie- en validatiebeleid. 3 Zie beleidswijzer B003 ingangsdatum bijstand na afgewezen WW-aanvraag van het handboek Wet werk en bijstand van Schulinck. 4 Zie handboek WWB van Schulinck Voorliggende voorzieningen, inkomensregelingen, hoofdstuk 14 WWB, paragraaf 12 relatie WW en WWB 10

Belanghebbende moet inzage in zijn bankrekeningen verstrekken door de afschriften over de periode van 15 mei tot en met 16 juli ter inzage te geven. Vervolgens wordt van alle bankrekeningen een kopie van het eerste bankafschrift (inclusief alle volgnummers) om en nabij 15 mei gemaakt en een kopie van het laatste bankafschrift (inclusief alle volgnummers) rond 16 juli. Bij de vermogensvaststelling mag volstaan worden met de saldi van de bankrekeningen rond 16 juli tenzij de vermogensmutaties over de periode aanleiding geven om het vermogen per 15 juni vast te stellen. 2. Als 1 maar belanghebbende meldt zich pas op 14 augustus. De ingangsdatum is gelijk aan de melddatum, te weten 14 augustus. Voor de vermogensvaststelling hoeft dan niet van het verificatiebeleid te worden afgeweken. De hierboven beschreven werkwijze ten aanzien van de WW geldt ook voor overige voorliggende voorzieningen. Afhandeling ingetrokken aanvragen Het staat belanghebbende vrij de aanvraag om een uitkering mondeling (telefonisch) of schriftelijk in te trekken. Zowel bij een mondeling als schriftelijk verzoek tot intrekking stuurt de IGSD belanghebbende een brief waarmee het verzoek wordt bevestigd. Verkorte aanvraagprocedure na korte onderbreking bijstand Voor belanghebbenden die binnen zes maanden na beëindiging van de bijstand een hernieuwd beroep doen op de bijstand, geldt een vereenvoudigde aanvraagprocedure. Deze aanvragen lopen via het UWV-WERKbedrijf (Zie Service Niveau Overeenkomst, afwijkende procedures). Het UWV- WERKbedrijf gebruikt hiervoor een verkort aanvraagformulier dat via de IGSD beschikbaar wordt gesteld (ook via GWS4ALL). De verkorte aanvraagprocedure mag alleen gebruikt worden als zich in de woon- of gezinssituatie van de klant geen wijzigingen hebben voorgedaan. Verkorte aanvraagprocedure bij echtscheiding of verlating. Voor gehuwden met een bijstandsuitkering die elkaar verlaten of gaan scheiden geldt ook een vereenvoudigde aanvraagprocedure. De uitkering naar de norm voor gehuwden dient beëindigd te worden. Het verkorte aanvraagformulier mag ook gebruikt worden door: - alleenstaanden en alleenstaande ouders die een gezamenlijke huishouding gaan vormen Voorwaarde is dan wel dat allen al een bijstandsuitkering ontvangen van de IGSD. Deze aanvragen lopen via het UWV-WERKbedrijf. Verkorte aanvraagprocedure bij verhuizing uitkeringsgerechtigden binnen werkgebied IGSD Er geldt ook een vereenvoudigde aanvraagprocedure voor belanghebbenden die verhuizen van Westerveld naar Steenwijkerland (en omgekeerd). De IGSD verstrekt in feite ononderbroken een bijstandsuitkering. Reden waarom deze aanvraag niet via het UWVWerkbedrijf hoeft te lopen. Daarbij kan een vereenvoudigd aanvraagformulier gebruikt worden. Het aanvraagformulier is beschikbaar via GWS4ALL. De verkorte aanvraagprocedure mag alleen gebruikt worden als de gezinssituatie niet wijzigt. Als de klant een gezamenlijke huishouding gaat vormen op zijn nieuw adres of door de verhuizing zijn partner verlaat, dient de aanvraag via het UWVWerkbedrijf te lopen. Verder is van belang of de klant op het nieuwe adres medebewoners, inwonende kinderen en/of ouders, krijgt. Extra aandacht is vereist indien medebewoners mee verhuizen van het oude adres naar het nieuwe 11

adres. In dat laatste geval is een huisbezoek nodig om het recht op uitkering te kunnen vaststellen. Gaat de klant verhuizen binnen het werkgebied en verlaat hij zijn partner met wie hij een bijstandsuitkering ontving of gaat de klant samenwonen met een andere klant die ook een uitkering van de IGSD ontvangt dan mag ook het verkorte aanvraagprocedure gebruikt worden. Aanvragen Bbz 2004 en IOAZ Deze aanvragen lopen niet via het UWVWerkbedrijf, maar gaan rechtstreeks naar de IGSD. De IGSD heeft een overeenkomst gesloten met het Regionaal Bureau zelfstandigen over de afhandeling van aanvragen in het kader van de Bbz 2004 en de IOAZ. Zelfstandigen die zich op het Werkplein Steenwijk melden voor een aanvraag op grond van de Bbz 2004, worden doorverwezen naar het Regionaal Bureau Zelfstandigen. Het Rbz houdt iedere dinsdag spreekuur voor zelfstandigen. Dit bureau neemt de aanvraag in behandeling, de IGSD neemt het uiteindelijke besluit. Hetzelfde geldt voor aanvragen in het kader van de IOAZ. Het verificatie- en validatiebeleid is als bijlage bij de Leidraad gevoegd. Voor bescheiden schalers zie hoofdstuk 12. Aanvragen IOAW Voor deze aanvragen kan voor een groot deel dezelfde procedure als voor aanvragen WWB gevolgd worden. Voor de verificatie en validatie voor dergelijke aanvragen wordt verwezen naar de bijlage. Niet, niet tijdig, onvolledig nagekomen inlichtingenplicht bij aanvraag Het komt voor dat een belanghebbende zijn inlichtingenplicht pas nakomt (beter gezegd: alsnog nakomt) tijdens de bezwaarfase. Het bezwaar richt zich dan tegen het besluit de aanvraag buiten behandeling te stellen op grond van artikel 4:5 Awb of het afwijzen van de aanvraag, omdat het recht op uitkering niet kan worden vastgesteld (ingeval van bijstand is dat veelal artikel 11 lid 1 WWB). Is de aanvraag niet behandeld op grond van artikel 4:5 Awb dan kan het tijdens de bezwaarfase alsnog verstrekken van informatie in het algemeen niet leiden tot het herroepen van het primaire besluit. Tenzij belanghebbende geen verwijt kan worden gemaakt van het niet tijdig verstrekken van inlichtingen/informatie. Is de aanvraag afgewezen omdat door het ontbreken van relevante gegevens het recht niet kan worden vastgesteld en verstrekt belanghebbende deze in bezwaar alsnog dan zal daar in bezwaar rekening meegehouden moeten worden. Voor intrekking en opschorting van een lopende uitkering wordt verwezen naar de Beleidsregels inzake terugvordering en verhaal WWB, WIJ, IOAW en IOAZ Hoofdstuk 5 (verplichtingen en afstemming), paragraaf 3.2 (gevolgen niet, niet tijdig of niet volledig nakomen inlichtingenplicht tijdens de aanvraag) van het Handboek WWB. 12

Hoofdstuk 3 Voorschotten Regeling: Wet werk en bijstand (WWB) Onderwerpen: voorschot bij aanvragen algemene bijstand/werkleeraanbod (art. 52 WWB) - inleiding - wanneer moet de IGSD een voorschot verlenen - hoogte voorschot en maatregelen en voorschot - situaties waarin de IGSD geen voorschot verleent - wachttijd en voorschot jongeren - broodnood - voorschotten op lopende uitkeringen Inleiding Gemeenten zijn verplicht binnen vier weken nadat een aanvraag algemene bijstand is ingediend een voorschot te verlenen, zolang het recht op uitkering nog niet helemaal door de gemeente is vastgesteld. Wanneer moet de IGSD een voorschot verlenen Indien de IGSD niet binnen vier weken op een aanvraag algemene bijstand heeft besloten, verleent de IGSD ambtshalve een voorschot aan de aanvrager. De termijn begint te lopen vanaf de datum dat de aanvraag is ingediend. Een op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht gegeven hersteltermijn (bij ontbreken gegevens) schort de periode van vier weken niet op. Het voorschot moet vervolgens telkens na vier weken worden verleend. Net zolang tot op de aanvraag is beslist. Hoogte voorschot en maatregelen en voorschot De hoogte van het voorschot moet minimaal gelijk zijn aan - 90% van de hoogte van de algemene bijstand, verminderd met het in aanmerking te nemen inkomen (artikel 19 lid 2 WWB); Verder houdt de IGSD bij de voorschotverlening rekening met eventueel op te leggen verlagingen/maatregelingen met toepassing van de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand. Situaties waarin de IGSD geen voorschot verleent 1. De IGSD verleent geen voorschot ingevolge de WWB als bij de aanvraag duidelijk is dat geen recht op bijstand, bestaat, omdat - één van de uitsluitingsgronden van toepassing is (artikel 13 WWB) - beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 WWB) - aanvrager over voldoende middelen beschikt (artikel 11 en 19 WWB) - aanvrager geen Nederlander is en geen vreemdeling is in de zin van artikel 11 tweede en derde lid WWB 2. Verder verstrekt de IGSD geen voorschot als - relevante gegevens of gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig zijn verstrekt door belanghebbende en hem dit valt verwijten en/of - belanghebbende anderszins niet zijn volledige medewerking verleent De IGSD acht het belanghebbende te verwijten indien hij, ook nadat hem een termijn is gegeven om zijn verzuim te herstellen op grond van artikel 4:5 Awb, de relevante gegevens of gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt. 13

Verleent belanghebbende, ook nadat hem een hersteltermijn is gegeven in de zin van artikel 4:5 Awb, niet zijn volledige medewerking, dan verstrekt de IGSD geen voorschot. Voor de werkwijze van het te verlenen voorschot wordt verwezen naar het schema aan het eind van dit hoofdstuk. Wachttijd en voorschot jongeren Jongeren op wie de wachttijd van toepassing is (artikel 41 lid 4 WWB), kunnen gerekend vanaf de datum melding gedurende vier weken geen aanvraag indienen. Een voorschot is alleen mogelijk als er een aanvraag is ingediend. Zij hebben dus tijdens de wachttijd geen recht op een voorschot. De wetgever maakt voor twee groepen jongeren een uitzondering: a. Vluchtelingen die een verblijfsvergunning krijgen. Op grond van artikel 41 achtste en negende lid WWB kunnen zij wel een voorschot krijgen op grond van artikel 52 WWB. b. Jongeren die een werkloosheidsuitkering ontvingen, kunnen zich vier weken voor de einddatum van de werkloosheidsuitkering voor een aanvraag melden bij het UWV. Zij kunnen dan niet alleen meteen na de einddatum van de WW een aanvraag indienen. Zij kunnen dan ook voor een voorschot in aanmerking komen. Zie ook hoofdstuk 2 over aanvraagprocedures WWB, Bbz2004, IOAZ en IOAW het onderdeel schriftelijke aanvragen van jongeren aansluiten op WW. Broodnood Zoals hierboven reeds aangegeven moet binnen vier weken een voorschot worden verleend op grond van artikel 52 WWB als de IGSD niet binnen vier weken op een aanvraag algemene bijstand heeft besloten. Het komt echter voor dat een aanvrager dringende behoefte heeft aan financiële middelen, omdat hij de periode van vier weken, gerekend vanaf de datum van aanvraag, niet kan overbruggen. Beschikt de aanvrager in het geheel niet meer over middelen om de periode tot de beslissing te overbruggen, dan biedt de overbruggingsuitkering mogelijk uitkomst. Zie hiervoor het volgende hoofdstuk 3A. Voorschotten op lopende uitkeringen De IGSD verleent geen voorschotten op lopende uitkeringen. In de praktijk kan zich echter de situatie voordoen dat een bijstandsgerechtigde in acute financiële problemen raakt en daardoor de periode tot de volgende uitbetaling niet meer kan overbruggen. Oorzaken hiervan zijn bijvoorbeeld verlies of diefstal van de portemonnee of een fors negatief saldo op de bankrekening. De WWB biedt geen expliciete mogelijkheid om voorschotten te verstrekken aan belanghebbenden die reeds een bijstandsuitkering ontvangen ( Zie Handboek Schulinck Wet werk en bijstand, Hoofdstuk 10 Betaling bijstand paragraaf 3.3. voorschotten tijdens de bijstandsverlening en Wet investeren in jongeren hoofdstuk 14, paragraaf 14.1). Als de financiële problemen zijn ontstaan als gevolg van verlies of diefstal dan dient belanghebbende dit aannemelijk te maken door een proces-verbaal van de politie over te leggen. Zonder proces-verbaal geen voorschot. Via vakantietoeslag Hoofdregel is dat de vakantietoeslag (vt) jaarlijks in de maand juni wordt uitbetaald (artikel 45 lid 1 WWB). Op verzoek van de belanghebbende kan het college de reeds opgebouwde vt of een deel daarvan ook eerder uitbetalen. Uit de jurisprudentie blijkt echter dat het college een dergelijk verzoek niet al te snel hoeft te honoreren. Dit neemt echter niet weg dat het college het eerder uitbetalen van opgebouwde vt-rechten kan gebruiken om een belanghebbende te helpen die anders de periode tot de volgende maandelijkse uitbetaling niet kan overbruggen. Heeft belanghebbende voldoende vakantiegeld opgebouwd dan wijst de IGSD hem op mogelijkheid het 14

vakantiegeld eerder uit te betalen. Let op! Bij beslag op uitkering is dit waarschijnlijk niet mogelijk. Onvoldoende vakantiegeld opgebouwd Is onvoldoende vakantiegeld opgebouwd of vanwege beslag niet mogelijk dan zijn er nog de volgende mogelijkheden: a. Individualiseringsbepaling toepassen Voor uitkeringsgerechtigden met een WWB-uitkering biedt artikel 18 lid 1 WWB uitkomst (individualiseringsbepaling). b. het tijdelijk wijzigen van het betalingsritme c. Individualiseringsbepaling toepassen Voor uitkeringsgerechtigden met een WWB-uitkering biedt artikel 18 lid 1 WWB uitkomst (individualiseringsbepaling). Zie Handboek Schulinck Wet werk en bijstand, Hoofdstuk 10 Betaling bijstand paragraaf 3.3. voorschotten tijdens de bijstandsverlening en Wet investeren in jongeren hoofdstuk 14, paragraaf 14. 15

Werkwijze afhandeling aanvragen ter voorkoming van zoveel mogelijk voorschotten. De werkdag waarop aanvraag binnenkomt dan wel de eerstvolgende werkdag waarop consulent werkzaam is, nagaan a. of recht op bijstand bestaat (uitsluiting, voorliggende voorziening/voldoende middelen, geen vreemdeling in de zin van art. 11 tweede en derde lid WWB e.d.). b. of alle relevante stukken aanwezig zijn (m.b.v. checklist controleren) c. of belanghebbende anderszins niet zijn volledige medewerking verleent (denk aan zich zonder opgaaf van geldige reden niet beschikbaar willen stellen voor arbeidsmarkt, zonder opgaaf van redenen niet verschijnen op uitnodigingen n.a.v. aanvraag, niet meewerken aan vestigen krediethypotheek, niet willen meewerken aan huisbezoek). Belanghebbende verleent al zijn Geen recht op bijstand vanwege Relevante stukken ontbreken medewerking, alle stukken zijn aanwezig en - uitsluitingsgronden Belanghebbende verleent anderszins niet zijn het recht op bijstand staat in principe vast. - voorliggende voorziening volledige medewerking - voldoende middelen - geen vreemdeling in de zin van artikel 11 WWB Is niet binnen vier weken beslist op aanvraag, dan moet de IGSD bij wijze van voorschot bijstand verlenen. Geen recht op voorschot. Ook niet na vier weken Hersteltermijn bieden op grond van artikel 4:5 Awb. Let op! Verstrijkt termijn van vier weken binnen hersteltermijn dan moet je in principe een voorschot verlenen.

Hoofdstuk 3A Overbruggingsuitkering Aan een cliënt die de periode tussen zijn aanvraag en de eerste betaling van de uitkering niet kan overbruggen kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt. Het gaat dan met name om de volgende situaties: 1. de uitbetaalperiode vóór de bijstand sluit niet aan op die van de bijstand. De eerdere uitbetaalperiode was bijvoorbeeld wekelijks en sluit niet aan bij onze maandelijkse betaalperiode/-datum; 2. een "verlaten partner" blijft zonder middelen achter en kan niet wachten tot de eerste betaaldatum van de bijstand; 3. de hoogte van het inkomen in de periode voorafgaande aan de bijstandsverstrekking is ontoereikend om de periode tot de eerste bijstandsbetaling te overbruggen; De overbruggingsuitkering is bedoeld om te voorkomen dat een cliënt op het moment van aanvraag met liquiditeitsproblemen te maken krijgt. De praktijk leert dat mensen die bij aanvang van de bijstand al met achterstanden te maken krijgen deze niet meer inlopen. Er kunnen dan ook heel snel schulden ontstaan. De bijstand is bestemd ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Dit betekent dat deze bijstand als algemene bijstand in de zin van artikel 5, onder b van de WWB moet worden beschouwd. Het in hoofdstuk 6 van de WWB opgenomen artikel 48 geeft als hoofdregel dat de bijstand om niet wordt verleend tenzij in de wet anders is bepaald. Enkel en alleen het bepaalde in artikel 48, tweede lid, artikelen 49, 50 en 51 van de WWB biedt een grondslag om van deze hoofdregel af te wijken. Als de bepalingen in genoemde wetsartikelen geen aanknopingspunten bieden om overbruggingsbijstand in de vorm van een borgtocht of een lening toe te kennen dient de overbruggingsbijstand om niet te worden verleend. Voor de terugbetaling van overbruggingsuitkeringen in de vorm van een geldlening sluit de IGSD aan bij hetgeen in het debiteurenbeleid is opgenomen over terugbetalingen van geldleningen, uitgezonderd krediethypotheken. Het overbruggingsbedrag beslaat maximaal een periode van één maand en de hoogte is gelijk aan de van toepassing zijnde bijstandsnorm, exclusief vakantietoeslag, minus de financiële middelen waarover wordt/kan worden beschikt. NB: Indien later blijkt dat in verband met een eigen woning, de bijstand in de vorm van een krediethypotheek wordt toegekend, zal ook de incidentele bijstand alsnog als krediethypotheek moeten worden toegekend 17

Hoofdstuk 4 Identificatieplicht Regeling: Wet werk en bijstand (WWB), IOAW en IOAZ Onderwerpen: (art. 17 WWB, art. 13 lid 3 en 4 IOAW/IOAZ) - inleiding - nadere bepalingen betreffende de identificatieplicht - resumerend Inleiding Artikel 17 WWB: burgemeester en wethouders stellen bij de uitvoering van deze wet ten aanzien van een belanghebbende op wie de verplichting bedoeld in het vierde lid rust, de identiteit vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht en nemen de aard en het nummer daarvan op in de administratie. Nadere bepalingen betreffende de identificatieplicht In artikel 17, derde en vierde lid van de WWB is de identificatieplicht geregeld. Uit de opbouw van dit wetsartikel blijkt dat: * burgemeester en wethouders eerst bepalen in welke gevallen zij een identiteitsbewijs vragen (hierbij geldt in elk geval het criterium dat dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de WWB); * voor die groep belanghebbenden geldt dan de verplichting zo n geldig bewijs te tonen; * burgemeester en wethouders verplichten zich dan om bij die groep de identiteit op deze manier vast te stellen, en dat administratief te verwerken. Bij het vaststellen van de groep belanghebbenden aan wie de verplichting wordt opgelegd tot het tonen van een geldig identiteitsbewijs wordt met het volgende rekening gehouden: - degene die een aanvraag indient moet zich identificeren aan de hand van een geldig legitimatiebewijs, de geldigheidstermijn mag niet verstreken zijn. Aard en nummer van dat bewijs dient in het dossier opgenomen te worden (eventueel een kopie van het legitimatiebewijs maken); - deze identificatie heeft ook tot doel dat bij een vervolgcontact nagegaan kan worden dat belanghebbende degene is voor wie hij zich heeft uitgegeven. Bij dat vervolgcontact (heronderzoek, aanvraag bijzondere bijstand) mag een identiteitsbewijs verlopen zijn. Formele vaststelling van de identiteit heeft immers reeds plaatsgevonden bij het eerste contact; - er bestaat geen twijfel omtrent de identiteit, de nationaliteit en/of verblijfsrechtelijke positie van belanghebbende. In de Wet op de identificatieplicht is het volgende bepaald ten aanzien van geldige documenten. Het moet gaan om een geldig (reis-)document. Heeft de belanghebbende de Nederlandse nationaliteit, dan geldt als identiteitsbewijs: - het paspoort; - de Europese ID-kaart. Heeft de belanghebbende niet de Nederlandse nationaliteit dan geldt als identiteitsbewijs: - Vreemdelingendocument van het type I, II, III, IV of EU/EER. Dit zijn de (nieuwe) documenten die zijn uitgegeven op grond van de Vreemdelingenwet 2000, welke op 1 april 2001 in werking is getreden; - Verblijfskaart ministerie van Buitenlandse Zaken (legale vreemdelingen); - Buitenlands paspoort geeft in beginsel geen recht op bijstand. Voor gemeenschapsonderdanen 18

ligt dat iets anders. Zie over gemeenschapsonderdanen zonder vreemdelingendocument hoofdstuk 3 (Recht op bijstand), paragraaf 5 (vreemdelingen), onderdeel 6 (gemeenschapsonderdanen) van het Handboek WWB; - Vreemdelingendocument van het type W (asielzoekers). Een rijbewijs is niet geldig als identiteitsbewijs omdat de nationaliteit er niet op vermeld staat. Zie hoofdstuk 5 Verplichtingen en afstemming, paragraaf 5, onderdeel 2 identiteitsbewijzen van het Handboek WWB. Vanuit het minimabeleid (Iedereen aan boord) van gemeente Steenwijkerland is bijzondere bijstand voor een ID-bewijs mogelijk (zie Leidraad Wet werk en bijstand, Deel bijzondere bijstand, hoofdstuk 23). Resumerend Bij de indiening van een aanvraag mag de geldigheidsduur van een legitimatiebewijs niet verstreken zijn. Bij een heronderzoek of bij een aanvraag bijzondere bijstand van een cliënt met een lopende uitkering mag de geldigheidstermijn wel verstreken zijn. Indien belanghebbende geen toestemming verleent tot het kopiëren van het legitimatiebewijs dient het nummer en aard hiervan in het dossier opgenomen te worden. Dan dient wel steeds bij een vervolgcontact gevraagd te worden naar het legitimatiebewijs. De geldigheidstermijn mag hierbij eveneens verstreken zijn, immers nummer en aard zijn bij het eerste contact reeds vastgesteld. Bij gerechtvaardigde twijfel omtrent identiteit, nationaliteit en/of verblijfsrechtelijke positie altijd van belanghebbenden verlangen dat een geldig legitimatiebewijs wordt getoond. De geldigheidstermijn van een vreemdelingendocument mag nooit verstreken zijn. 19

Hoofdstuk 5 Inkomen Regeling: Wet werk en bijstand (WWB) Onderwerpen: - Inleiding - Vergoedingen werkgever - Giften - Vakantiereserveringen uitzendkrachten bij verplichte bedrijfssluiting - Vakantiebonnen - Onkostenvergoeding vrijwilligerswerk - Vrijlating inkomsten uit arbeid - Hoe vaak pas je de inkomstenvrijlating toe - Inkomstenvrijlating en terugvordering - Inkomstenvrijlating bij gehuwden - Vrijlating inkomsten uit arbeid alleenstaande ouders (artikel 31 lid 2 onder r WWB) - Heffingskortingen - Loonheffingskorting - Bijverdiensten kinderen jonger dan 18 jaar - Inkomsten inwonende niet ten laste komende kinderen van 16 en 17 jaar Inleiding Voor een toelichting zie hoofdstuk 4, paragraaf 3 van het Handboek WWB van Schulinck. Hieronder wordt toegelicht hoe de IGSD in een aantal specifieke zaken met inkomen omgaat. Vergoedingen werkgever Op de rechtmatigheidsonderzoeksformulieren worden (naast inkomen uit arbeid) vaak andere inkomsten/vergoedingen opgegeven, zoals: 1. reiskostenvergoeding door de werkgever; 2. kilometervergoeding; 3. fietsgeld; 4. koffiegeld; 5. gereedschapsvergoeding; 6. telefoonkosten; 7. wasvergoeding ten behoeve van uniformen, overalls en dergelijke; 8. maaltijdvergoeding; 9. loon in natura; 10. jubileumbetaling (bijvoorbeeld een half maandsalaris voor een 25-jarig dienstverband); 11. kerstgratificatie, eindejaarsuitkering; 12. winstuitkering; 13. bonus; 14. giften (een cadeautje van de baas) (zie onderdeel giften) De vergoedingen onder punt 1 tot en met 8 worden niet tot de middelen (inkomen en vermogen) gerekend als: a. over de vergoedingen geen loonbelasting is verschuldigd en b. geen bijzonder bijstand is verleend voor deze vergoeding (artikel 31 lid 2 onder g WWB). Met andere woorden betaalt de werkgever de vergoedingen onbelast uit, dan zijn de vergoedingen geen inkomsten (of vermogen) in de zin van de WWB. Zijn de vergoedingen belast dan zijn het wel middelen in de zin van de WWB. Dat blijkt veelal uit de loonspecificaties. 20

Vergoeding onder punt 9 (loon in natura) is wel inkomen. Wanneer op een salarisspecificatie een beloning is vermeld in de vorm van bijvoorbeeld een maaltijdverstrekking (hetgeen wel gebeurt op de salarisspecificaties van bijvoorbeeld Chinese restaurants en ziekenhuizen), dan maakt dit onderdeel uit van de beloning (het loon) en wordt het vermelde bedrag volledig gekort. Staat geen bedrag bij de maaltijdverstrekking dan levert de maaltijdverstrekking een besparing op die in mindering wordt gebracht op de uitkering. De berekening van de besparing vindt plaats met behulp van de prijzengids NIBUD (onder voeding). Daarin staan de kosten van voeding per persoon per dag. Zie ook hoofdstuk 4 middelentoets, paragraaf 2 inkomen, onderdeel 6 inkomen in natura van het Handboek Wet werk en bijstand van Schulinck. Voor de vergoedingen onder punt 10 en 11 (jubileumbetaling, kerstgratificatie en eindejaarsuitkering) geldt het volgende: Betreft het een vergoeding waarop krachtens de CAO of arbeidsovereenkomst recht bestaat, dan betreft het loon (althans een overeengekomen betalingsverplichting van de werkgever), hetwelk volledig moet worden gekort; betreft het geen betaling die onderdeel uitmaakt van de overeengekomen beloning, dan is het een gift. Doorslaggevend is of de betaling een verplicht of onverplicht karakter draagt. Aangezien inkomen moet worden toegerekend aan de periode waarop het betrekking heeft moet er onderscheid gemaakt worden tussen eindejaarsuitkeringen en (kerst)gratificaties waarvan de hoogte bepaald wordt door het aantal gewerkte maanden in betreffend jaar en de uitkeringen welke naar een vast bedrag worden gegeven. Uitkeringen welke een opbouwkarakter hebben moeten als inkomen worden toegerekend aan de periode waarover zij zijn opgebouwd. Uitkeringen die naar een vast bedrag worden betaald aan de werknemer die op het moment van toekennen van de eindejaarsuitkering of (kerst)gratificatie in dienst is, moeten daarentegen als inkomen worden toegerekend aan het moment van toekennen. Voor jubileumbetaling zal doorgaans dit laatste gelden. Zie ook het Handboek WWB, hoofdstuk 4 (middelentoets), paragraaf 2 (inkomen), onderdeel 11 (eindejaarsuitkeringen en gratificaties). Betalingen onder punt 12 en 13 (winstuitkering en bonus) betreffen een onderdeel van de beloning voor de verrichte arbeid en worden volledig gekort. Wat hierboven over de toerekening van het inkomen is geschreven, geldt ook voor de winstuitkering en de bonus. Giften Bij de vaststelling van de middelen worden giften van instellingen én personen niet in aanmerking genomen voor zover dit, gezien de bestemming en de hoogte van de giften, uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is. Een gift moet in beschouwing worden genomen wanneer die een zodanige hoogte heeft dat het zonder meer buiten beschouwing laten door cumulatie met de bijstand tot een bestedingsniveau leidt dat niet verenigbaar is met hetgeen op bijstandsniveau gebruikelijk is. De Memorie van Toelichting zegt ook: "Gezien het minimumbehoeftenkarakter van de bijstand kan de vrijlating niet onbeperkt zijn". De Memorie van Toelichting zegt over de hoogte van de gift: "Als de gift een zodanige hoogte heeft dat het zonder meer buiten beschouwing laten door cumulatie met de bijstand tot een bestedingspatroon leidt dat niet verenigbaar is met hetgeen op bijstandsniveau gebruikelijk is, ligt het in de rede de gift wél in aanmerking te nemen". de bestemming van de gift: 21

"Wat betreft de bestemming is met name van belang de vraag of de gift betrekking heeft op kosten die worden geacht in de algemene bijstand te zijn begrepen. Is dit inderdaad het geval, of heeft de gift geen specifieke bestemming zodat deze ter vrije besteding staat, dan kan dit aanleiding zijn de gift niet buiten beschouwing te laten. Is de gift daarentegen bestemd voor specifieke kosten waarmee de betrokkene wordt geconfronteerd en die niet kunnen worden geacht in de algemene bijstand te zijn begrepen, dan zal er doorgaans geen bezwaar zijn deze buiten beschouwing te laten. Daarbij dient wel de grens van het redelijke in acht te worden genomen". de periodiciteit van de giften: "Bij de beoordeling of een betaling als gift kan worden beschouwd, is het niet van belang of deze eenmalig is, dan wel een zekere periodiciteit kent". de verstrekker van de gift: "Evenmin is het van belang of de betaling door een natuurlijk persoon, door een particuliere instelling of door een gemeentelijk fonds plaatsvindt. Doorslaggevend is of de betaling een onverplicht karakter draagt". Op basis van het gestelde in de Memorie van Toelichting hanteert de IGSD het volgende: Giften worden bij de vaststelling van de bijstand in beginsel buiten beschouwing gelaten voor zover dit uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord kan worden geacht. Door giften niet in aanmerking te nemen als middelen wordt voorkomen dat het bestaan van de WWB als algemene voorziening van overheidswege een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Bij de beoordeling of een gift uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is, speelt zowel de hoogte als de bestemming van de gift een rol. Als het gaat om de hoogte van de gift kan bijvoorbeeld bezien worden of dit leidt tot een bestedingsniveau dat niet meer in overeenstemming is met het bijstandsniveau. Bij giften met een specifieke bestemming, kosten betreffend die niet in de algemene bijstand zijn begrepen, zal er doorgaans geen bezwaar zijn deze buiten beschouwing te laten. De grens van het redelijke dient hierbij wel in acht te worden genomen. Bij de beoordeling of een verstrekking als gift kan worden aangemerkt is doorslaggevend of de verstrekking een onverplicht karakter heeft. Voor meer informatie zie hoofdstuk 4 (middelentoets), paragraaf 1 (middelen), onderdeel 3.14 Smartengeld en giften van het Handboek Wet werk en bijstand. Vakantiereserveringen uitzendkrachten bij verplichte bedrijfssluiting Over het algemeen staan op loonspecificaties van uitzendbureaus reserveringen voor: - vakantiedagen - kort verzuim - vakantiegeld/toeslag/bijslag De eerste twee zijn reserveringen bedoeld om het loon door te betalen bij verlofdagen en vakantie (en dus verplichte bedrijfssluiting). Het gaat hier om inkomen als bedoeld in artikel 32 lid 2 tweede zin van de Wet werk en bijstand. Middelen die het karakter hebben van doorbetaling van inkomen over een periode worden in aanmerking genomen naar de periode waarin deze te gelde kunnen worden gemaakt. Dus bij verlofdagen wordt de klant geacht zijn reservering kort verzuim op te nemen en bij bedrijfssluiting (wegens vakantie) zijn reservering vakantiedagen. Het zijn middelen waarover hij redelijkerwijs kan beschikken. Bij uitbetaling van het vakantiegeld, de vakantietoeslag of vakantiebijslag is het geen inkomen maar vermogen als het gereserveerde vakantiegeld betrekking heeft op de periode waarover geen bijstand is verleend. In alle andere gevallen is bij het verrekenen van het inkomen met de uitkering al rekening gehouden met het vakantiegeld op basis van de Regeling WWB en WIJ. 22

Voorbeeld vakantiegeld Belanghebbende is verlaten en ontvangt vanaf 1 maart bijstand in aanvulling op zijn inkomsten uit arbeid. Hij ontvangt al inkomsten uit arbeid vanaf 1 januari dat jaar. In juni betaalt zijn werkgever het vakantiegeld uit over de periode van 1 januari tot en met mei. Het in juni uitbetaalde vakantiegeld over 1 januari tot en met februari is vermogen in de zin van de WWB. Het vakantiegeld over 1 maart tot en met mei is in juni geen inkomen of vermogen. Dat is immers al meegenomen bij het verrekenen van de inkomsten met de uitkering in maart, april en mei. Voor zover individuele aanvragen moeilijkheden opleveren, omdat bijvoorbeeld de loonspecificatie ingewikkeld is, neem dan contact op met de uitkeringsadministratie of de consulent terugvordering en verhaal. Deze werken dagelijks met loonspecificaties. Vakantiebonnen Mensen die parttime werkzaam zijn in de bouw en daarnaast een WWB-uitkering genieten zijn een zeldzaamheid. Deze situatie zal zich dan ook alleen voordoen bij cliënten die niet meer werkzaam zijn (voornamelijk de bouw) en in de WWB terecht zijn gekomen. Met ingang van 1 januari 2006 kent de bouwnijverheid geen vakantiebonnen meer maar is het tijdspaarfonds in werking getreden. Vanaf die datum wordt het loon tijdens vakantie- en feestdagen aan werknemers doorbetaald. Voor de bouwplaatsmedewerkers wordt de waarde van 5 bovenwettelijke vakantiedagen, de waarde van 10 atv-dagen, de waarde van 3 kortverzuimdagen verplicht in het tijdspaarfonds gestort (dit wordt pas als inkomen in aanmerking genomen op het moment dat dit tijdens de vakantieperiode wordt uitbetaald gelet op artikel 32 lid 2 WWB). Ook stort de werkgever 8% vakantietoeslag verplicht in het tijdspaarfonds. In totaal bedraagt het tijdspaarfonds 16% van het vaste loon (CAO-loon+prestatietoeslag). Daar de waarde van 18 dagen in het tijdspaarfonds wordt gestort, wordt er gerekend met 48,6 werkweken ((261 werkdagen minus 18 verlofdagen) gedeeld door 5 dagen). De werkgever draagt eveneens jaarlijks 1% af van het bruto jaarloon in de levensloopregeling (info op www.hetrekenbureau.nl). In de metaalsector geldt voor sommige bedrijfstakken een soortgelijke regeling. Dit blijkt uit de loonspecificatie. Via internet kan deze worden geraadpleegd (www.vakantiefonds.nl). Bij doorbetaling van het loon uit het tijdspaarfonds dient 50% niet tot het inkomen te worden gerekend, omdat dit bestaat uit vakantietoeslag gereserveerd van het loon (voor de metaalsector is dit anders omdat de verhouding tussen vakantietoeslag en waarde vakantiedagen een andere is). Bij de verrekening van de inkomsten met de uitkering in voorgaande maanden is al rekening gehouden met de vakantietoeslag. Heeft (een deel) van de vakantietoeslag betrekking op een periode waarover geen bijstand werd ontvangen dan moet dat deel als vermogen in aanmerking worden genomen. Het overige deel van de doorbetaling uit het tijdspaarfonds moet als inkomen in aanmerking worden genomen. Dat is de storting van de waarde van 5 bovenwettelijke vakantiedagen, de waarde van 10 atv-dagen, de waarde van 3 kort-verzuimdagen. De Memorie van Toelichting WWB, artikelsgewijs schrijft hier als volgt over: In het inkomen kunnen ook aanspraken begrepen zijn op een doorbetaling van het loon gedurende de vakantieperiode. Dergelijke aanspraken dienen, gelet op het doel ervan, als bestaansvoorziening tijdens die periode te worden aangemerkt en niet te worden toegerekend aan de periode waarin de aanspraak is verworven. Onkostenvergoeding vrijwilligerswerk Voor de vrijlating van onkostenvergoedingen voor vrijwilligerswerk zie artikel 32 lid 2 onderdeel k WWB in samenhang met artikel 7 sub h van de Regeling WWB. De Regeling WWB maakt een onderscheid tussen gewoon vrijwilligerswerk en vrijwilligerswerk dat onderdeel uitmaakt van een re-integratietraject. In het 23