Flipje Fluiter en zijn vrind Alfred Listal bron. Gebr. Kluitman, Alkmaar 1913 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/list002flip01_01/colofon.php 2010 dbnl
2 Flipje Fluiter en zijn vrind Fluiter-Flipje Op het tipje Op het topje van een tak, - Pas maar op, want aanstonds wip-je! Flipje, als het twijgje eens brak!... Maar Flip-Fluiter is een snuiter, O, een wilde takkenruiter! Hij is 't Windje, - en hij zingt, Woelt en spartelt, speelt en springt Door de blaad'ren heen en weer: En hij kijkt op Hansje neer Met zijn scheepjes in het riet, - Varen doen zij niet.
3
4 Met een glipje Glijdt nu Flipje Of het heel geen toertje was, Uit de takken op het gras, Dat de bladertjes van 't zwaaien Naar beneden wiege-waaien! Op het water komen rimpeltjes: Hansje roept: Kijk, kijk mijn wimpeltjes! O, mijn zeiltjes staan al bol! Windje, hou het nog wat vol! - Flipje blaast foefuudelefiet Alle scheepjes uit het riet.
5
6 Nu hand in hand Dwars over 't land, Langs hekjes en langs huisjes! Wat blaast Flip-Fluit Een kaarsjes uit, In honderd-duizend pluisjes! 't Is in 't begin Naar Hansje's zin, Hij zal er nog van lusten!... Hij struikelt haast, - Maar 't Windje blaast, En wil nog lang niet rusten!
7
8 Hoepla! kijk, daar wipt het Windje D' appelboom in voor zijn vrindje; Flipje schommelt wat hij kan: De boom die kraakt er van! Door 't zwaaien en door 't zwiepen Laat hij de takken piepen. Nog méér! roept Hansje, heel tevreê, - De appels vallen naar beneê. Flipje schudt met alle krachten; - En in het gras daar wachten Zes dwergjes: rozebottels rood, Met korfjes in hun schoot. Elk sprong omdat het Windje ze riep Uit het rozestruikje waarin het sliep.
9
10 De dwergjes vullen rap hun mandjes, En schudden met de kleine handjes Ze leeg in Hansjes buis. Flip zegt: Gauw! breng ze thuis! Te veel is 't om nù op te smullen, De korfjes zullen wij weer vullen, - Haast je dus wat en kom vlug Bij den appelboom terug!... - Hansje, nu die is niet dom: In een wip is hij weerom!
11
12 't Windje heeft niet veel geduld, Zijn de mandjes weer gevuld, Kom, dan heeft hij onverwacht 'n Ander spelletje bedacht; Want hij kan tot Hans' verbazen Bladers van de boomen blazen! Kijk eens, hoeveel zijn 't er wel? Meer dan honderd in één tel! - - - Als fladderende vlindertjes, Als spelende, stoeiende kindertjes Dwarrelen, warrelen, waaien ze rond, Duikelen, draaien ze naar den grond. Wat 'n geritsel, wat 'n geruisch! Hansje wil nog niet naar huis: Wie had ook niet graag zoo'n vrindje Als Flip-Fluit, het Windje?
13
14 Neen maar zeg, dat zou je lijken, Met het windje achteraan Door de lucht te gaan, Over alles heen te kijken, Velden, boomen, wegen, dijken, Zonder stil te staan! Hans is op een wolk gekropen, Net als op een dravend paard Met een witten staart, En hij laat zijn beestje loopen! - 't Windje blaast den hemel open In zijn snelle vaart. Zie eens, voor de ruiters wijken Al de wolken wit en grijs: Dat uit zijn paleis Koning Zonneschijn kan kijken; - Neen maar zeg, dat zou je lijken Met het Windje op reis!
15
16 Maar aan alles komt een end: Hansje, 't wordt al avond, vent, Stuur je paard nu aan zijn bekje Dat het stilstaat bij dat hekje, Vader's tuin - ho!... vlak er voor! 't Windje zegt: Ik reis nog door. Kom je morgen weer? toe, wil je? Met je scheepjes, en ik til je Nog eens op een wolkje, hoor!... En nu drukt, kijk, Fluiter-Flipje 't Handje dat hem Hans toestak; - Maar dan springt hij met een tripje, Met een wiegewaaiewipje Op het tipje van een tak!... Morgen 't spel opnieuw begint Van Flip-Fluiterje en zijn vrind.
17