ECLI:NL:RBHAA:2009:BK7496

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBHAA:2012:2572

ECLI:NL:RBNHO:2015:1704

ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:GHSGR:2006:AV2657

ECLI:NL:RBNHO:2013:10520

ECLI:NL:GHARL:2017:2726

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBOVE:2013:856

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN3998 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2005:AS9756

ECLI:NL:RBNHO:2016:6062

ECLI:NL:RBASS:2011:BP3458

ECLI:NL:GHDHA:2015:1011

ECLI:NL:GHSGR:2007:BA4280

ECLI:NL:RBDHA:2013:8822

ECLI:NL:RBHAA:2001:AD7176

ECLI:NL:RBSGR:2012:25290

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU7565

ECLI:NL:RBROT:2015:6424

ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ6142

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/01/ / FA RK

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBALK:2010:BR3795

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0950

ECLI:NL:GHSHE:2017:1404

ECLI:NL:GHAMS:2013:3051 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBMNE:2014:2366

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882

1.1. De man heeft op 17 januari 2013 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend en op 27 februari 2013 een brief met bijlagen.

ECLI:NL:RBDHA:2014:11422

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:RBAMS:2014:8276

AFSCHRIFT. Uitspraak: 10 februari 2015 Zaaknummer: /01 Zaaknummer eerste aanleg: C/13/ / FA RK (MN/WK)

ECLI:NL:RBDHA:2014:8157

ECLI:NL:RBGEL:2017:2594

ECLI:NL:RBDHA:2016:1836

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM. Afdeling civiel recht en belastingrecht Team III (familie- en jeugdrecht)

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBAMS:2016:7682

ECLI:NL:RBDHA:2013:7717

ECLI:NL:GHARL:2015:3052

ECLI:NL:RBOVE:2014:1077

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690

ECLI:NL:RBDHA:2017:6614

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6154

ECLI:NL:RBGEL:2014:1802

ECLI:NL:GHARN:2012:BX8537

ECLI:NL:RBDOR:2012:BW9587

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1623

ECLI:NL:GHDHA:2013:591

ECLI:NL:GHAMS:2013:2541 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/03/213774/FA RK

ECLI:NL:RBDHA:2015:6706

ECLI:NL:RBROE:2008:BD4821

ECLI:NL:GHARL:2015:4213

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

ECLI:NL:GHARL:2015:801

ECLI:NL:RBDHA:2017:6795

ECLI:NL:RBDHA:2017:8005

ECLI:NL:GHAMS:2007:BC2748 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 316/2007

ECLI:NL:RBAMS:2015:10059

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Gerechtshof 's-hertogenbosch , ECLI:NL:GHSHE:2018:4847

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:RBOVE:2016:649

ECLI:NL:GHSGR:2005:AU9743

ECLI:NL:GHSHE:2016:4392

ECLI:NL:RBZWB:2014:9405

ECLI:NL:RBMNE:2017:2134

ECLI:NL:GHDHA:2016:113

ECLI:NL:RBOVE:2016:1478

ECLI:NL:CRVB:2014:2191

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHSHE:2014:4990

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057

ECLI:NL:RBNHO:2015:864

ECLI:NL:RBALK:2009:BH5268

ECLI:NL:RBDHA:2015:2826

ECLI:NL:RBDHA:2013:13810

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474

ECLI:NL:RBOVE:2017:721

ECLI:NL:RBAMS:2016:43

ECLI:NL:GHSGR:2010:BM4387

ECLI:NL:RVS:2016:2861

ECLI:NL:OGEAA:2017:172

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:RBAMS:2017:2967

ECLI:NL:RBZWB:2016:7795

ECLI:NL:RBMNE:2016:5654

ECLI:NL:GHAMS:2011:BP9690 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

Transcriptie:

ECLI:NL:RBHAA:2009:BK7496 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 01-12-2009 Datum publicatie 23-12-2009 Zaaknummer 158430 - FA RK 09-1924 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en familierecht Eerste aanleg - enkelvoudig Alimentatie. Nu de vrouw is toegelaten tot de wettelijke schuldsanering en de man tot de vrijwillige schuldhulpverlening, moeten partijen rondkomen van een inkomen rond het bestaansminimum. In beginsel is er dan ook bij beide partijen geen draagkracht om te voorzien in de kosten van levensonderhoud van de kinderen. De vrouw heeft ervoor gezorgd dat in haar vrij te laten bedrag een potje ten behoeve van de kinderen wordt gereserveerd. De man heeft dit in de gesprekken met de schuldhulpverlening niet aan de orde gesteld. Bij de vaststelling van zijn vrij te laten bedrag is dan ook geen rekening gehouden met zijn onderhoudsverplichting jegens zijn kinderen. In de overgelegde berekening van dit bedrag is echter wel een aparte post voor alimentatieverplichtingen ingeruimd, waaruit de rechtbank afleidt dat dit net zoals bij de vrouw wel tot de mogelijkheden behoort. Onder de gegeven omstandigheden ziet de rechtbank dan ook geen grond om het verzoek van de man geheel toe te wijzen. Vindplaatsen Rechtspraak.nl FJR 2010, 44 Uitspraak RECHTBANK HAARLEM Sector civiel familie- en jeugdrecht alimentatie/tegenspraak zaak-/rekestnr.: 158430 / FA RK 09-1924 beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 1 december 2009 in de zaak van: [naam man], wonende te [plaats],

hierna te noemen: de man, advocaat mr. M. Verhoog, kantoorhoudende te Heerhugowaard, tegen [naam vrouw], wonende te [plaats], hierna te noemen: de vrouw, advocaat mr. S.S. van Gijn, kantoorhoudende te Amsterdam. 1 Procedure 1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit: - het verzoekschrift, met bijlagen, van de man van 9 april 2009, ingekomen op 11 juni 2009; - het verweerschrift van de vrouw van 6 juli 2009; - de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 16 september 2009; - de brief, met bijlagen, van de advocaat van de man van 1 oktober 2009; - de brief, met bijlage, van de advocaat van de man van 5 oktober 2009. 1.2 De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 oktober 2009 in aanwezigheid van partijen, de man bijgestaan door mr. M. Verhoog en de vrouw door mr. S.S. van Gijn. 2 Feiten en omstandigheden 2.1 Partijen zijn op [datum] 1993 met elkaar gehuwd, welk huwelijk op [datum] 2006 is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 16 augustus 2006. 2.2 Uit dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen [naam]: - [naam minderjarige 1], geboren op [datum] 1994 in de gemeente [plaats]; - [naam minderjarige 2], geboren op [datum] 1996 in de gemeente [plaats]. Het gezag over de minderjarigen wordt door partijen gezamenlijk uitgeoefend. 2.3 Bij de hiervoor genoemde beschikking is bepaald dat het echtscheidingsconvenant dat partijen hebben gesloten deel uitmaakt van de beschikking. Volgens dit convenant dient de man aan de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna ook: kinderbijdrage) van 161,50 per maand per kind te voldoen.

2.4 Ingevolge de wettelijke indexering bedraagt de kinderbijdrage met ingang van 1 januari 2009 174,58 per maand per kind. 3 Verzoek Met als grondslag dat de hierboven genoemde beschikking door wijziging van omstandigheden heeft opgehouden te voldoen aan wettelijke maatstaven heeft de man verzocht deze beschikking te wijzigen in die zin, dat de kinderbijdrage wordt bepaald op nihil met ingang van 23 september 2008. 4 Verweer De vrouw heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd. 5 Beoordeling wijziging van omstandigheden 5.1 Nu de man is toegetreden tot de schuldhulpverlening is sprake van een wijziging van omstandigheden aan zijn zijde die een nieuwe beoordeling van zijn draagkracht rechtvaardigt. De man is derhalve ontvankelijk in zijn verzoek. behoefte 5.2 De behoefte van de minderjarigen aan de gevraagde kinderbijdrage staat als niet weersproken vast. draagkracht 5.3 De man stelt dat hij over onvoldoende draagkracht beschikt om de vastgestelde kinderbijdrage te voldoen. Sinds geruime tijd is hij niet meer in staat om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen daar hij schulden heeft bij verschillende schuldeisers. Hij verkeert in een financieel slechte positie en om die reden heeft hij op 13 oktober 2008 met de Kredietbank [plaats] een overeenkomst ter zake budgetbeheer gesloten. De gemeente heeft het vrij te laten bepaald op 907,18 per maand, waardoor hij niet in staat is om de vastgestelde kinderbijdrage te volden. 5.4 De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd. Zij heeft naar voren gebracht dat de huwelijkse schulden tussen partijen zijn verdeeld en dat zij bij vonnis van 15 april 2008 is toegelaten tot de wettelijke schuldsanering. De vrouw moet samen met de kinderen van slechts 40 per week rondkomen, maar zij heeft kunnen bewerkstelligen dat zij binnen deze schuldsaneringsregeling ook een bedrag voor de kinderen kan sparen. De man heeft echter bij het aangaan van zijn overeenkomst tot schuldhulpverlening verzuimd op te geven dat hij een alimentatieverplichting jegens zijn kinderen heeft en daar moeten de kinderen niet de dupe van worden, aldus de vrouw. 5.5 De rechtbank constateert dat zowel de vrouw als de man zijn aangesproken voor de huwelijkse schulden van destijds circa 60.000. De man heeft na het uiteengaan van partijen nog meer schulden gemaakt, waardoor hij op dit moment aansprakelijk is voor een totaal aan schulden van circa 110.000. Nu de vrouw is toegelaten tot de wettelijke schuldsanering en de man tot de vrijwillige schuldhulpverlening, moeten partijen rondkomen van een inkomen rond het bestaansminimum. In beginsel is er dan ook bij beide partijen geen draagkracht om te voorzien in de kosten van

levensonderhoud van de kinderen. De vrouw heeft ervoor gezorgd dat in haar vrij te laten bedrag een potje ten behoeve van de kinderen wordt gereserveerd. De man heeft dit in de gesprekken met de schuldhulpverlening niet aan de orde gesteld. Bij de vaststelling van zijn vrij te laten bedrag is dan ook geen rekening gehouden met zijn onderhoudsverplichting jegens zijn kinderen. In de overgelegde berekening van dit bedrag is echter wel een aparte post voor alimentatieverplichtingen ingeruimd, waaruit de rechtbank afleidt dat dit net zoals bij de vrouw wel tot de mogelijkheden behoort. Onder de gegeven omstandigheden ziet de rechtbank dan ook geen grond om het verzoek van de man geheel toe te wijzen. Redengevend daarbij is dat het hier een vrijwillige vorm van schuldhulpverlening betreft, dat de man geen poging heeft ondernomen om een kinderbijdrage in het vrij te laten bedrag te laten verwerken, dat over het ontstaan van de nieuwe schulden niets bekend is en dat tenminste de helft van de schulden na het verbreken van de samenleving zijn ontstaan. De rechtbank zal de eerder vastgestelde kinderbijdrage zodanig verminderen dat de man nog circa 90% van de bijstandnorm ter vrije besteding overhoudt, dat wil zeggen dat de kinderbijdrage zal worden bepaald op 45 per maand per kind. ingangsdatum 5.6 De man heeft verzocht de ingangsdatum van de kinderbijdrage te bepalen op 23 september 2008, de dag waarop de man schuldhulpverlening heeft aangevraagd. De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd. Het feit dat de man onbekend was met de mogelijkheid om wijziging van een vastgestelde kinderbijdrage te verzoeken, is een omstandigheid die in de risicosfeer ligt van de man en die niet ten nadele van de kinderen moet komen. De rechtbank zal dan ook bepalen dat als ingangsdatum heeft te gelden de datum van indiening van het verzoekschrift, te weten 11 juni 2009. 6 Beslissing De rechtbank: 6.1 Bepaalt met wijziging in zoverre van de hierboven genoemde beschikking van deze rechtbank van 16 augustus 2006 dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [naam]: - [naam minderjarige 1], geboren op [datum] 1994 in de gemeente [datum]; - [naam minderjarige 2], geboren op [datum] 1996 in de gemeente [datum], dient te voldoen 45 per maand per kind een en ander met ingang van 11 juni 2009 en voor wat betreft de toekomstige termijnen bij vooruitbetaling te voldoen. 6.2 Wijst er ten overvloede op dat de hiervoor vastgestelde bijdrage jaarlijks van rechtswege wordt gewijzigd met het wettelijk vast te stellen indexeringspercentage. 6.3 Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. 6.4 Wijst af het meer of anders verzochte. Deze beschikking is gegeven door mr. A. Roelvink-Verhoeff, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. J.E. Lurvink-Betlem, griffier, op 1 december 2009.

Tegen deze beschikking kan voor zover er definitief is beslist door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.