GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Leek. Nr. 33946 22 april 205 Financieel besluit maatschappelijk ondersteuning gemeente Leek 205 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leek; gelezen het advies met registratienummer 205002275; gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 49 van de Gemeentewet; gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leek 205, waarin aan het college de bevoegdheid is gegeven om nadere regels te stellen; B E S L U I T : vast te stellen het: Financieel besluit maatschappelijk ondersteuning gemeente Leek 205. Artikel Begripsbepalingen Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leek 205. Artikel 2 Eigen rekening Indien de belanghebbende een ddere voorziening wil dan de goedkoopst compenserende voorziening komt het meerdere voor rekening van de belanghebbende. Paragraaf Eigen bijdrage Artikel 3 Opleggen eigen bijdrage. Voor voorzieningen die in de vorm van een financiële tegemoetkoming verstrekt worden, is een eigen bijdrage verschuldigd. 2. Voor voorzieningen die in natura of als persoonsgebonden budget verstrekt worden, is een eigen bijdrage verschuldigd. 3. Voor kosten voor onderhoud, reparatie en/of verzekering van een voorziening kan ook een eigen bijdrage opgelegd worden. 4. In uitzondering op de voorgaande leden is geen eigen bijdrage verschuldigd voor jeugdigen (onder 8 jaar), rolstoelvoorzieningen, het collectief vervoer, verhuiskostenvergoeding, woningaanpassingen in gemeenschappelijke ruimten, tijdelijke huisvesting, hderving. Artikel 4 Berekening, vaststelling eigen bijdrage. De eigen bijdrage wordt berekend, opgelegd, vastgesteld en geïnd per periode van 4 weken, zoals geregeld in het Uitvoeringsbesluit Wmo 205. 2. Berekening, oplegging, vaststelling en inning van de eigen bijdrage vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). 3. Een vrijstelling van de bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening kan, na advies van een instelling voor maatschappelijk werk, de Raad voor de Kinderbescherming of het AMHK, door het college worden gegeven, wanneer die bijdrage tot mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige kan leiden. Artikel 5 Maximale periodebijdrage. De eigen bijdrage over een periode van 4 weken is gelijk aan de wettelijke 'maximale periodebijdrage' in die periode, tenzij deze bijdrage hoger is dan de 'Kosten van de voorziening per 4 weken' in die periode. In dat geval is de eigen bijdrage of het eigen aandeel gelijk aan de 'kosten van de voorziening per 4 weken'. 2. Wanneer meerdere Wmo-voorzieningen verstrekt worden en/of wanneer er ook voor Wet langdurige zorg (Wlz-)zorg een eigen bijdrage opgelegd wordt, geldt het anticumulatiebeginsel. Het anticumulatiebeginsel bepaalt dat de belanghebbende per 4 weken nooit meer betaalt dan de voor zijn situatie berekende 'maximale periodebijdrage', ongeacht de totale kosten van alle voorzieningen (Wmo en/of Wlz-zorg). Artikel 6 Berekening maximale periodebijdrage. Bij de bepaling van de hoogte van de maximale periodebijdrage in een bepaald jaar wordt rekening gehouden met het verzamelinkomen van de belanghebbende en dat van zijn eventuele partner
het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend. Onder verzamelinkomen wordt in dit besluit verstaan: het inkomen zoals bedoeld in het Uitvoeringsbesluit Wmo 205. De gegevens over het verzamelinkomen worden ingewonnen bij de belastingdienst. 2. De wettelijk bepaalde maximale periodebijdrage is voor ongehuwde personen jonger dan 65 jaar 9,40 per 4 weken (norm 205), met dien verstande dat indien zijn verzamelinkomen meer bedraagt dan 22.33,00 het bedrag van 9,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 5% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en 22.33,00 per 4 weken. 3. De wettelijke bepaalde maximale periodebijdrage is voor ongehuwde personen met de pensioengerechtigde leeftijd of ouder 9,40 (norm 205) per 4 weken, met dien verstande dat indien zijn verzamelinkomen meer bedraagt dan 6.634,00 het bedrag van 9,40 wordt verhoogd met dertiende deel van 5% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en 6.634,00 per 4 weken. 4. De wettelijk bepaalde maximale periodebijdrage is voor gehuwde personen, indien een van beiden jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd 27,60 (norm 205) per 4 weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke verzamelinkomen meer bedraagt dan 27.97,00 het bedrag van 27,60 wordt verhoogd met dertiende deel van 5% van het verschil tussen hun gezamenlijke verzamelinkomen en 27.97,00 per 4 weken. 5. De wettelijk bepaalde maximale periodebijdrage is voor gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt 27,60 (norm 205) per 4 weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke verzamelinkomen meer bedraagt dan 23.046,00 het bedrag van 27,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 5% van het verschil tussen hun gezamenlijke verzamelinkomen en 23.046,00 per 4 weken. 6. Voor wat betreft de hoogte van de in leden 2 t/m 5 genoemde bedragen wordt aangesloten bij de bedragen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 205. Artikel 7 Inhoud besluit Het college meldt de belanghebbende in een besluit tot verstrekking van een voorziening gedurende welke periode een eigen bijdrage verschuldigd is en hoe hoog het bedrag van de 'Kosten van de voorziening per 4 weken' is. Artikel 8 Eigen bijdrage hulp bij het huishouden. Voor hulp bij het huishouden in natura (HH2) wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de hulp bij het huishouden wordt verstrekt. De 'Kosten van de voorziening per 4 weken' worden als volgt vastgesteld: het aantal uren ontvangen zorg in die 4 weken, vermenigvuldigd met het tarief dat het college aan de zorgaanbieders betaalt. 2. Voor hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget (HH2) wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang het periodieke persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De 'Kosten van de voorziening per 4 weken' wordt als volgt vastgesteld: de hoogte van het periodiek persoonsgebonden budget omgerekend naar het bedrag per periode van 4 weken. 3. Voor hulp bij het huishouden in natura (HH) die tot juli 205 in het kader van het overgangsrecht wordt verstrekt, wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de hulp bij het huishouden wordt verstrekt. De berekening van de eigen bijdrage is gelijk aan de berekening in lid. 4. Voor hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget (HH) dat tot juli 205 in het kader van het overgangsrecht wordt verstrekt, wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de hulp bij het huishouden wordt verstrekt. De berekening van de eigen bijdrage is gelijk aan de berekening in lid 2. Artikel 9 Eigen bijdrage bij tegemoetkoming aannemelijke meerkosten. Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een (periodieke) financiële tegemoetkoming wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de tegemoetkoming verstrekt wordt. De 'Kosten van de voorziening per 4 weken' worden als volgt vastgesteld: hoogte van de (periodieke) financiële tegemoetkoming omgerekend naar het bedrag per periode van 4 weken. 2. Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een eenmalige financiële tegemoetkoming (bijvoorbeeld woningaanpassing) wordt een eigen bijdrage opgelegd afhankelijk van de soort maatwerkvoorziening gedurende in de tabel genoemde periodes x de kosten van de voorziening. De 'Kosten van de voorziening per 4 weken' worden als volgt vastgesteld: de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedeeld door de in de tabel genoemde periodes van 4 weken. Artikel 0 Eigen bijdrage maatwerkvoorziening in bruikleen en h. Voor voorzieningen in bruikleen wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de voorziening gebruikt wordt. De 'Kosten van de voorziening per 4 weken' worden als volgt vastgesteld: de gemiddelde prijs (aanschaf, accessoires onderhoud) van de voorzieningensoort gedeeld door de gemiddelde levensd van de voorzieningensoort, omgerekend naar een bedrag per 4 weken (zie tabel). 2. Indien gekozen wordt voor een eenmalig persoonsgebonden budget in plaats van een voorziening in bruikleen, wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende een periode die overeenkomt met de gemiddelde levensd van de voorzieningensoort waarvoor het persoonsgebonden budget 2
wordt verstrekt. De 'Kosten van de voorziening per 4 weken' worden als volgt vastgesteld: het eenmalige persoonsgebonden budget bedrag gedeeld door het aantal periodes van 4 weken waarover de eigen bijdrage verschuldigd is (zie tabel). 3. Mocht na de afschrijvingstermijn blijken dat de voorziening nog in goede staat verkeert, dan wordt de gebruiksd verlengd. Een eigen bijdrage is dan niet meer verschuldigd. Omschrijving Bouwkundige of woontechnische woningaanpassing Verhuizen Woningsanering Woonunit Traplift Tillift Verrijdbare tillift, transferhulpmiddelen, pakpaal, losse papegaai, douche en toilet hulpmiddelen e.d. Scootmobiel Scootmobielsafe Handbike (Aanpassing) fiets Aanpassing auto Kosten voorziening per 4 weken maatwerkvoorzieningen Werkelijke kosten of hoogte PGB / 260 Werkelijke kosten of hoogte PGB / 9 Werkelijke kosten of hoogte PGB / 9 Indien verstrekt in bruikleen: Werkelijke dan wel gemiddelde nieuwprijs / 30 Indien verstrekt in eigendom: Werkelijke da n wel gemiddelde nieuwprijs of hoogte PGB / 9 Werkelijke of gemiddelde nieuwprijs / 30 D eigen bijdrage bruikleen 20 jaar Zolang voorziening gebruikt wordt Het gaat om de all-in nieuwprijs, inclusief evt. afkoop van accessoires, onderhoud, verzekering en dergelijke. 2 Inclusief onderhoud, reparatie en verzekering zoals die door de gemeente aan de leverancier wordt betaald. D eigen bijdrage PGB 20 jaar n.v.t. n.v.t. Artikel Eigen bijdrage bij opvang en beschermd wonen. Een cliënt is voor verblijf in een opvang of beschermd wonen een bijdrage verschuldigd. 2. De bijdrage is gelijk aan de kostprijs voor verblijf in een opvang of beschermd wonen minus zaken kleedgeld. 3. De cliënt mag bij opvang niet minder over houden dan de zak- en kleedgeldnorm, als bedoeld in artikel 23, lid van de Participatiewet, alsmede een bedrag in verband met de standaardpremie gecorrigeerd met de zorgtoeslag en inclusief vakantiegeld, overeenkomstig artikel, lid sub g van de Wet op de zorgtoeslag. 4. Indien de instelling bij voltijdsopvang of crisisopvang aan de cliënt geen voeding verstrekt, dan dient de instelling de cliënt een bedrag per dag beschikbaar te stellen voor het inkopen van voedingsmiddelen. Dit bedrag is gelijk aan dat het NIBUD jaarlijks berekent als gemiddelde kosten voor voeding per dag. 5. Afwezigheid van de cliënt uit de opvang of beschermd wonen, anders dan in verband met beëindiging voor de opvang of beschermd wonen, wordt de verschuldigdheid van de bijdrage buiten beschouwing gelaten. 6. Een cliënt is geen bijdrage verschuldigd als hij een vergoeding voor huisvesting betaalt aan een instelling. 7. Voor dagopvang, nachtopvang en noodopvang voor personen die de huiselijke situatie hebben verlaten in verband met risico s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld is voor maximaal drie dagen geen bijdrage verschuldigd. 8. Een cliënt is geen bijdrage verschuldigd als hij tijdens zijn verblijf woonkosten verschuldigd is, wanneer hij als hoofdbewoner voor de woning die hij verlaten heeft in verband met risico s voor de veiligheid in verband met huiselijk geweld. 9. De door het college aangewezen instellingen voor maatschappelijke opvang en opvang van personen die de huiselijke situatie hebben verlaten in verband met risico s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld zijn verplicht de vastgestelde bijdrage te innen van de cliënten in die gevallen wanneer de bijdrage niet kan worden ingehouden op de bijstandsuitkering of inkomensvoorziening van de cliënt. 0. Het college stelt de bijdrage voor de opvang vast. 3
Paragraaf Persoonsgebonden budget Artikel 2 Vrij besteedbaar bedrag persoonsgebonden budget Over een persoonsgebonden budget voor een maatwerkvoorziening hoeft per jaar geen verantwoording te worden afgelegd over een bedrag tot en met 250,00. Artikel 3 Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden. De hulp bij het huishouden wordt bij een persoonsgebonden budget vastgesteld in uren. 2. Het tarief bedraagt voor HH2. 3. Cliënten die voor januari 205 al een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden ontvingen, ontvangen voor 205 het bedrag dat hoort bij het maximum van de klasse. PGB 205 Hoogte van het bruto PGB per jaar bij Klasse (0 -,9 ) Klasse 2 (2 3,9 ) Klasse 3 (4 6,9 ) Klasse 4 (7 9,9 ) Klasse 5 (0 2,9 ) Klasse 6 (3 5,9 ) Hulp bij het huishouden.75,72 2.43,32 4.269,72 6.26,2 7.982,52 9.838,92 prijs Hulp bij het huishouden 2.7,22 3.52,5 6.24,42 8.96,34.68,26 4.320,8 prijs Artikel 4 Persoonsgebonden budget vervoersvoorziening. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopste compenserende voorziening. Dit bedrag wordt, indien nodig, verhoogd met 25% van de tegenwaarde voor de kosten van onderhoud en reparatie van de voorziening en, indien nodig, een bedrag voor de verzekering. 2. Ingeval het een persoonsgebonden budget voor roerende voorzieningen betreft die de gemeente normaal ht, is de tegenwaarde de hprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie en aanpassingen zoals dat door het college aan de leverancier betaald wordt gedurende een periode van 5 jaar. 3. De hoogte van een door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen bedragen: a. het normbedrag dat per jaar wordt verstrekt voor het gebruik van een bruikleenauto of eigen auto bedraagt 500,00. b. het normbedrag dat per jaar wordt verstrekt voor het gebruik van een taxi bedraagt 08,00; c. het normbedrag dat per jaar wordt verstrekt voor het gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt 529,00; Artikel 5 Persoonsgebonden budget rolstoel. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel, niet zijnde een sportrolstoel, wordt op basis van een offerte vastgesteld op als tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, verhoogd met 25% van de tegenwaarde voor de kosten van onderhoud en reparatie van de voorziening en indien nodig, met de kosten van een verzekering. 2. Ingeval het een persoonsgebonden budget voor roerende voorzieningen betreft die de gemeente normaal ht, is de tegenwaarde de hprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie en aanpassingen zoals dat door het college aan de leverancier betaald wordt gedurende een periode van 5 jaar. Artikel 6 Tarieven persoonsgebonden budget begeleiding en Kortdurend Verblijf. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor formele hulp wordt vastgesteld volgens onderstaande tabel. Omschrijving Begeleiding basis Begeleiding extra Begeleiding speciaal NAH Gespecialiseerde begeleiding (PSY) Begeleiding zorg op afstand aanvullend Begeleiding ZG visueel Begeleiding ZG auditief Eenheid van tarief Hoogte PGB (=90% ZIN) 58,50 63,00 67,50 54,00 4
Begeleiding ZG speciaal 2 visueel Begeleiding ZG speciaal 2 auditief PV basis PV extra PV speciaal PV zorg op afstand aanvullend PV farmaceutische telezorg Dagactiviteit ouderen basis Dagactiviteit ouderen speciaal ondersteunend Dagactiviteit ouderen speciaal (PG) Dagactiviteit VG licht Dagactiviteit VG midden Dagactiviteit VG zwaar Dagactiviteit LG licht Dagactiviteit LG midden Dagactiviteit LG zwaar Dagactiviteit ZG auditief licht Dagactiviteit ZG auditief midden Dagactiviteit ZG auditief zwaar Dagactiviteit ZG visueel licht Dagactiviteit ZG visueel midden Dagactiviteit ZG visueel zwaar Dagactiviteit GGZ-LZA Vervoer Rolstoelvervoer Vervoer kinderen 8,00 72,00 49,50 40,50 40,50 7,00 20,00 20,00 2. Het tarief voor informele hulp bij begeleiding wordt gesteld op 20,00 per. 3. Het tarief voor informele hulp begeleiding groep wordt vastgesteld op 20,00 per. Artikel 7 Tarief kortdurend verblijf. Het tarief voor formele hulp bij kortdurend verblijf wordt vastgesteld op 00,99 per etmaal. 2. Het tarief voor informele hulp bij kortdurend verblijf wordt gesteld op 30,00 per etmaal. Artikel 8 Hoogte van de financiële tegemoetkoming. De financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten bedraagt maximaal 5000,00. 2. De financiële tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van een woonruimte bedraagt maximaal 2269,00. 3. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel bedraagt 2450,00 voor de aanschaf van de sportrolstoel zelf en 25% hiervan voor de kosten van onderhoud en reparatie van de voorziening en kan maximaal eens in de 3 jaar verstrekt worden (afhankelijk van de technische staat van de voorziening). Het gehele bedrag wordt in één keer voor de periode van 3 jaar uitgekeerd. Artikel 9 Citeertitel, inwerkingtreding en vervallen. Dit financieel besluit kan worden aangehaald als het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leek 205. 2. Dit besluit treedt in werking op de dag nadat deze bekendgemaakt is en werkt terug tot en met januari 205. 3. Met ingang van de dag waarop het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leek 205 in werking treedt, wordt het Besluit maatschappelijke ondersteuning 204 ingetrokken. Aldus besloten in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Leek, d.d. 3 maart 205. B.C. Hoekstra, burgemeester H.K. Hofman, secretaris 5