FI Wijziging Leidraad Invordering 1990 23 juni 2003/Nr. DGB2003/3427M Directoraat-generaal Belastingdienst Team particulieren en formeel recht De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten. De Leidraad Invordering 1990, resolutie van 25 juni 1990, nr. AFZ 90/1990, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 24 maart 2003, nr. DGB 2003/1700M, Stcrt.60, wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijgevoegde bijlage. Bijlage Artikel I A. In 1, Inleidende opmerkingen, eerste lid, worden in de opsomming a. directeur: de gezamenlijke voorzitters van de managementteams van de in artikel 3, onderdelen a en b wordt vervangen door: directeur: de gezamenlijke voorzitters van de managementteams van de in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en b. b. (rijks)belastingen: belastingen die van rijkswege door de Belastingdienst worden geheven alsmede de toeslagen en opcenten wordt vervangen door: (rijks)belastingen: belastingen die van rijkswege door de Belastingdienst worden geheven alsmede de opcenten. B. In hoofdstuk I, artikel 3, worden B.1. In 3 wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende: Ontbinding van rechtspersonen in plaats van faillissementsaanvraag 1A. Als sprake is van een rechtspersoon die geen activiteiten meer uitoefent en bovendien bekend is dat geen baten aanwezig zijn, wordt, als aan ten minste twee van de in artikel 19a, eerste lid, BW vermelde omstandigheden is voldaan, in beginsel de voorkeur gegeven aan het treffen van maatregelen die ertoe moeten leiden dat die rechtspersoon wordt ontbonden, boven het aanvragen van het faillissement van die rechtspersoon. Voor de te treffen maatregelen die moeten leiden tot ontbinding van de rechtspersoon is geen toestemming van het ministerie vereist. B.2. In 3, lid 7a, worden de laatste twee volzinnen vervangen door: De ontvanger vraagt een secundaire procedure aan met inachtneming van het in deze paragraaf verwoorde beleid. B.3. In 4, eerste lid, tweede volzin, wordt rijksbelastingen en kantonzaken vervangen door: rijksbelastingen, kantonzaken en indien hij gedaagde is in een kort-gedingprocedure. C. In hoofdstuk I, artikel 7, 1, zesde lid, eerste volzin, wordt aan de bestuurlijke boete, aan de toeslagen en aan de opcenten vervangen door: aan de bestuurlijke boete en aan de opcenten. D. In hoofdstuk III, artikel 14, 4, worden D.1. Lid 13, vierde, vijfde en zesde volzin, vervalt. D.2. Na lid 13 wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende: Derdenbeslag op polis van levens- of spaarverzekering of lijfrente 13A. Derdenbeslag op een polis van levens- of spaarverzekering of lijfrente en de daar op volgende afkoop of belening van die polis kan voor de belastingschuldige verstrekkende financiële gevolgen hebben. Voor het leggen van derdenbeslag onder een verzekeringsmaatschappij op een polis van levens- of spaarverzekering of lijfrente is daarom vooralsnog toestemming van het ministerie vereist. Bij de beslissing of tot het aanvragen om toestemming voor het leggen van derdenbeslag op een polis van levensof spaarverzekering of lijfrente moet worden overgegaan, weegt de ontvanger alle betrokken belangen zorgvuldig af en gaat na of de belastingschuldige niet onredelijk wordt benadeeld. Ook wordt in de overwegingen betrokken of sprake is van een niet-bovenmatige oudedagsvoorziening. Tevens besteedt de ontvanger aandacht aan de verhouding tussen de openstaande belastingschuld en de opbrengst bij afkoop of belening van de polis. Bij de bepaling van de opbrengst moet tevens rekening worden gehouden met het feit dat een (voortijdige) afkoop of belening van de polis in bepaalde gevallen wordt aangemerkt als een verboden handeling (zie ook art. 44a, 1, tweede lid, van deze leidraad) die tot negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen leiden als gevolg waarvan een aanslag in de inkomstenbelasting kan worden opgelegd. Indien de netto-opbrengst van de polis minder dan 2.500 bedraagt of de polis wordt afgekocht of het derdenbeslag is gelegd drie jaren voor de expiratiedatum, wordt niet tot uitwinning van het derdenbeslag, afkoop of belening overgegaan, maar laat de ontvanger, in overleg met belastingschuldige, het beslag liggen tot de expiratiedatum. Voorts is van belang dat de omstandigheid dat het verzekerde bedrag pas na lange tijd tot uitkering komt, op zichzelf niet aan derdenbeslag in de weg hoeft te staan. De belastingaanslagen waarvoor de toestemming wordt gevraagd moeten onherroepelijk vaststaan en ze moeten in redelijkheid materieel verschuldigd kunnen worden geacht. Na de verleende toestemming handelt de ontvanger bij het leggen van het derdenbeslag overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 479l tot en met 479q Rv. E. Hoofdstuk III, artikel 20, 1, vierde lid, laatste volzin, wordt vervangen door: De kosten van de akte van ingijzelingstelling en insluiting alsmede de beloning van de getuigen worden aan de belastingschuldige in rekening gebracht. Uit: Staatscourant 26 juni 2003, nr. 120 / pag. 14 1
F. In hoofdstuk IV, artikel 21, 1, eerste lid, eerste en enige volzin, vervalt: toeslagen,. G. In hoofdstuk IV, artikel 22, worden G.1. Paragraaf 1, lid 2a, wordt gewijzigd als volgt. a. In de tweede volzin wordt In alle gevallen waarin een beroep op artikel 435, derde lid, Rv wordt gedaan vervangen door: In alle gevallen waarin door de derde, aan wie de zaken in eigendom toebehoren, verzet wordt gedaan ex artikel 435, derde lid, Rv. b. Na de laatste volzin wordt toegevoegd: Indien uit het verzetschrift ex artikel 435, derde lid, Rv blijkt dat de derde geen eigenaar is van de in dat verzetschrift genoemde zaken of voor de ontvanger anderszins evident duidelijk is dat de derde geen eigenaar is van de betreffende zaken, vindt executie van die zaken in beginsel normaal doorgang. G.2. Paragraaf 2, eerste lid, laatste volzin, wordt vervangen door: Als verzet ex artikel 435, derde lid, Rv is ingesteld door de derde aan wie de zaken in eigendom toebehoren, vindt, door de conservatoire werking van dat verzet, automatisch opschorting van de verkoop plaats totdat een executoriale titel is verkregen. H. In hoofdstuk IV, artikel 25, worden H.1. In 1, zesde lid, eerste volzin, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een punt-komma, aan de opsomming toegevoegd: i. sprake is van een verzoek om uitstel van betaling van een belastingaanslag in verband met betalingsmoeilijkheden en voorafgaande aan dat verzoek uitstel is genoten in verband met een bezwaar- of beroepsprocedure tegen die aanslag, terwijl gedurende die procedure betalingsmiddelen ter beschikking hebben gestaan, waarmee de belastingschuld kon worden betaald. H.2. In 3, eerste lid, tweede volzin, wordt als het belastingjaar of belastingtijdvak waarover de teruggaaf wordt verwacht, is afgelopen en de belastingschuldige een verzoek om teruggaaf bij de daartoe bevoegde instantie heeft ingediend vervangen door: als het belastingjaar of belastingtijdvak waarover de teruggaaf wordt verwacht is afgelopen en de belastingschuldige een verzoek om teruggaaf heeft ingediend en over die teruggaaf tussen de inspecteur en de belastingplichtige geen verschil van mening bestaat. I. In hoofdstuk IV, artikel 26, worden I.1. In 1, lid 16, zevende gedachtestreepje, onder d, wordt ten tijde van het invorderbaar zijn van de belastingaanslag voldoende middelen aanwezig waren om de aanslag te kunnen voldoen vervangen door: ten tijde van het invorderbaar zijn van de belastingaanslag, dan wel ten tijde van een verleend uitstel in verband met een bezwaar- of beroepsprocedure tegen de belastingaanslag, voldoende middelen aanwezig waren om de aanslag te kunnen voldoen. I.2. In 2, lid 12, wordt na de laatste volzin toegevoegd: Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat dat deel niet wordt beschouwd als een aflossing op schulden aan andere schuldeisers als bedoeld in artikel 17 van de regeling. Voorts wordt opgemerkt dat de middelen die de boedel vormen en onder beheer van de bewindvoerder berusten, niet beschouwd worden als vermogen in de zin van artikel 12 van de regeling. I.3. In 2, lid 17b, wordt 1.313 en 1.948 vervangen door onderscheidenlijk: 1.316 en 1.952. I.4. In 2, lid 21, worden de volgende wijzigingen aangebracht. a. De tweede volzin wordt vervangen door: Voor het tijdvak 1 juli 2003 1 juli 2004 is dit een bedrag van 176,43 per maand. b. De vierde volzin wordt vervangen door: Bij de berekening van de betalingscapaciteit wordt rekening gehouden met de woonlasten die niet in de kwijtscheldingsnorm zijn verwerkt (dus het bedrag boven 176,43) tot maximaal het bedrag van de hoogste subsidiabele huur ( 585,24 per maand voor het tijdvak 1 juli 2003 1 juli 2004). c. In de vijfde volzin wordt 565,44-170,95 = 394,49 vervangen door: 585,24-176,43 = 408,81. I.5. In 2, lid 21A, worden de volgende wijzigingen aangebracht. a. In onderdeel a wordt 170,95, 169,13 en 167,32 vervangen door onderscheidenlijk: 176,43, 174,61 en 172,80. b. In onderdeel b wordt 565,44-170, 95 = 394,49, 565,44-169,13 = 396,31 en 565,44-167,32 = 398,12 vervangen door onderscheidenlijk: 585,24-176,43 = 408,81, 585,24-174,61 = 410,63 en 585,24-172,80 = 412,44. I.6. In 2, lid 25, worden de volgende wijzigingen aangebracht: In de eerste volzin wordt andere concurrente schuldeisers vervangen door: andere schuldeisers. In de derde, vijfde en zesde volzin wordt concurrente telkens vervangen door: andere. I.7. In 2, lid 26, worden de volgende wijzigingen aangebracht. a. In de achttiende volzin wordt 1 april 2003 vervangen door: 1 juli 2003. b. In de achttiende volzin, achter het eerste gedachtestreepje, wordt 819, 1.024, 1.070 en 1.079 vervangen door onderscheidenlijk: 821, 1.026, 1.077 en 1.086. c. In de achttiende volzin, achter het tweede gedachtestreepje, wordt 717, 921 en 966 vervangen door onderscheidenlijk: 718, 924 en 968. d. In de achttiende volzin, achter het derde gedachtestreepje, wordt 512, 717 en 761 vervangen door onderscheidenlijk: 513, 718 en 763. e. In voorbeeld 1 wordt in de vijfde en zesde volzin 717 vervangen door: 718. Vervolgens wordt in de zevende volzin 750 minus 717 = 33 X 80% = 26 vervangen door: 750 minus 718 = 32 x 80% = 26. f. In voorbeeld 2 wordt in de vijfde volzin 921 en 717 vervangen door onderscheidenlijk: 924 en 718. g. In voorbeeld 3 wordt 819 telkens vervangen door: 821. I.8. In 2, lid 26a, eerste volzin, wordt 255 vervangen door: 256. Uit: Staatscourant 26 juni 2003, nr. 120 / pag. 14 2
I.9. In 2a, tweede lid, wordt na de laatste volzin een nieuwe alinea toegevoegd, luidende: Opgemerkt wordt dat als omzetting van een faillissement in een wettelijke schuldsaneringsregeling mogelijk is, een door de schuldenaar in het faillissement aangeboden akkoord kan worden getoetst aan het terzake geldende beleid ingevolge artikel 19a of artikel 22a van de regeling, als de schuldenaar daarom uitdrukkelijk verzoekt. Verwezen wordt in dit verband naar hoofdstuk XI, 5, eerste lid, van deze leidraad. N. In hoofdstuk VI, artikel 52, 1, worden N.1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt geen (of te laat) een vervangen door: geen (of te laat een). N.2. Het derde lid vervalt. O. In hoofdstuk XI, 5, eerste lid, eerste en enige volzin, wordt na van deze leidraad toegevoegd:, als de schuldenaar hieromtrent uitdrukkelijk verzoekt. a. Bijlage 1a wordt vervangen door een nieuwe bijlage 1a, die als bijlage A bij dit besluit is gevoegd. b. Bijlage 1b wordt vervangen door een nieuwe bijlage 1b, die als bijlage B bij dit besluit is gevoegd. c. Bijlage 1c wordt vervangen door een nieuwe bijlage 1c, die als bijlage C bij dit besluit is gevoegd. d. In bijlage VA wordt aan het slot de punt vervangen door een puntkomma en wordt aan de opsomming toegevoegd: voor het tweede kwartaal 2003: 3,10; voor het derde kwartaal 2003: 2,50. J. Hoofdstuk V, artikel 28, 2, eerste lid, tweede volzin, vervalt. K. In hoofdstuk VI, artikel 36, worden K.1. In 5, eerste lid, eerste volzin, wordt mondeling als schriftelijk vervangen door: mondeling (ten kantore dan wel telefonisch) als schriftelijk. K.2. Paragraaf 5, vijfde lid, laatste volzin, wordt vervangen door: Bij een telefonische melding van betalingsonmacht is het derde en vierde lid van deze paragraaf, zoveel als mogelijk is, van overeenkomstige toepassing. P. Hoofdstuk XIA, 1, vierde lid, laatste volzin, vervalt. Q. In hoofdstuk XVII, 8, eerste lid, voorlaatste volzin, wordt (bodem)voorrecht vervangen door: bodem(voor)recht. R. De bijlagen worden gewijzigd als volgt. Bijlage A Bijlage 1a: Beslagvrije voet per 1 juli 2003 Gehuwden Artikel II Dit besluit wordt verwerkt in de Leidraad Invordering 1990, zoals opgenomen in het Boekwerk Invordering 1990, onder nummer 6.00.00. Artikel III Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2003. K.3. Paragraaf 6, vierde lid, laatste volzin, wordt vervangen door: Zodra een beroepschrift is ingediend tegen de uitspraak van de ontvanger op het bezwaarschrift wordt een dergelijke controle niet meer ingesteld, tenzij de rechter die mogelijkheid toestaat of een onderzoek wordt ingesteld bij een derde niet-aansprakelijk gestelde. L. In hoofdstuk VI, artikel 47, 1, opschrift, wordt executeur-testamentair vervangen door: executeur. M. In hoofdstuk VI, artikel 49, worden Alleenstaande ouder M.1. In 1, zesde lid, eerste volzin, wordt over het bedrag dat aan enkelvoudige belasting is verschuldigd vervangen door: over het bedrag waarvoor hij aansprakelijk is gesteld. M.2. In 3, negende lid, opschrift, wordt Beroep en uitstel van betaling vervangen door: Beroep, beroep in cassatie en uitstel van betaling. Uit: Staatscourant 26 juni 2003, nr. 120 / pag. 14 3
Alleenstaande Bij een verblijf in een inrichting in de zin van artikel 1 van de ABW bedraagt de beslagvrije voet per maand de eventuele eigen bijdrage voor verzorging dan wel verpleging vermeerderd met: voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder: 164,51 voor gehuwden: 255,91. Indien één van de gehuwden in een inrichting verblijft, bedraagt de beslagvrije voet de som van 90% van de bijstandsnorm die voor ieder van hen als alleenstaande of alleenstaande ouder zouden gelden. = 21/65 jaar of ouder < = jonger dan 21/65 jaar Bijlage B Bijlage 1b. Overzicht normen studiefinanciering Uit: Staatscourant 26 juni 2003, nr. 120 / pag. 14 4
Bijlage C Bijlage 1c. Overzicht normen huursubsidie De vermelde bedragen zijn op maandbasis Het begrip huurprijs in de zin van de Huursubsidiewet Onder huurprijs in de zin van de Huursubsidiewet wordt verstaan de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woning (de zgn. kale huur), verminderd met het eventueel daarin begrepen bedrag voor bedrijfsruimte en met een vast bedrag voor de huur van een garage ( 22) en vermeerderd met een aantal servicekosten (de zgn. subsidiabele servicekosten: artikel 5, tweede lid, Huursubsidiewet). Deze servicekosten zijn: 1. elektriciteitskosten van lift-, ventilatie-, hydrofoor- en alarminstallaties en kosten van de verlichting van gemeenschappelijke ruimten, een en ander tot ten hoogste een bedrag van totaal 12 per maand; 2. schoonmaakkosten van liften en andere gemeenschappelijke ruimten tot ten hoogste 12 per maand; 3. kosten van een huismeester tot ten hoogste 12 per maand; 4. kapitaals- en onderhoudskosten van dienstruimten en gemeenschappelijke recreatieruimten tot ten hoogste 12 per maand. De overige in de betaalde bruto-huur begrepen elementen komen niet voor subsidiëring in aanmerking en worden dus ook bij de verhoging van de beslagvrije voet op grond van artikel 475d, vijfde lid, onderdeel b, Rv buiten beschouwing gelaten. Het feit dat de belastingschuldige niet onder betaling van deze elementen uitkomt doet hieraan niet af. NB: Voor toepassing van het vorenstaande dient de belastingschuldige zo nodig een huurspecificatie te verstrekken, verkrijgbaar bij de verhuurder. Uit: Staatscourant 26 juni 2003, nr. 120 / pag. 14 5
Bijlage A bij bijlage Ic Uit: Staatscourant 26 juni 2003, nr. 120 / pag. 14 6