ECLI:NL:RBOBR:2017:2915

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBOBR:2016:6592

ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6472

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA0056

ECLI:NL:RBOBR:2014:5141

ECLI:NL:RBARN:2012:BX7606

ECLI:NL:RBBRE:2005:AU8189

ECLI:NL:GHSGR:2009:BK5287

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBDHA:2017:1714

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBOVE:2016:5187

ECLI:NL:RBOBR:2017:2031

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBMNE:2016:2617

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:RBALK:2010:BO8357

ECLI:NL:GHARN:2011:BV9367

ECLI:NL:RBHAA:2012:BV3600

ECLI:NL:GHSHE:2011:BP2613

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN5166

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:GHAMS:2015:3559 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1187

ECLI:NL:RBGEL:2013:BZ8371

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:GHARL:2016:7862

ECLI:NL:RBUTR:2008:BE8713

ECLI:NL:RBAMS:2008:BD6677

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU5850

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:RBSHE:2012:BW1037

ECLI:NL:RBUTR:2010:BO7066

ECLI:NL:RBSHE:2009:BH4801

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBGEL:2015:3567

ECLI:NL:RBDOR:2011:BU9099

ECLI:NL:RBUTR:2011:BU3628

ECLI:NL:RBOVE:2014:6940

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:RBROE:2007:BA3616

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:RBGEL:2014:6552

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBZUT:2010:BM1472

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:RBBRE:2009:BK3578

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

ECLI:NL:RBZLY:2011:BP8043

ECLI:NL:RBOVE:2014:1342

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416

ECLI:NL:RBGEL:2014:4484

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:RBAMS:2003:AO1016

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBASS:2012:BW6312

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBNNE:2015:6277

ECLI:NL:RBROT:2017:4588

ECLI:NL:RBSHE:2010:BL6745

ECLI:NL:RBSHE:2008:BG5264

ECLI:NL:RBGRO:2009:BK5206

ECLI:NL:RBDHA:2017:1023

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOBR:2015:6365

ECLI:NL:RBNNE:2015:4197

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBROT:2015:4814

ECLI:NL:RBZUT:2006:AV1465

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBOVE:2015:305

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:RBLIM:2015:1577

ECLI:NL:GHSHE:2009:BI3091

Transcriptie:

ECLI:NL:RBOBR:2017:2915 Instantie Datum uitspraak 30-05-2017 Datum publicatie 30-05-2017 Rechtbank Oost-Brabant Zaaknummer 01/860308-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste aanleg - meervoudig Onder invloed van alcohol en cocaïne, met overschrijding van de maximumsnelheid door rood rijden en geen voorrang verlenen:zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Artikel 6 WVW 1994. Opgelegd wordt een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 2 jaren met dien verstande dat veroordeelde wel mag rijden ten behoeve van zijn werk op werkdagen tussen 07:30 uur en 15:00 uur. Wetsverwijzingen Wegenverkeerswet 1994 Wegenverkeerswet 1994 6 Vindplaatsen Rechtspraak.nl JWR 2017/40 Uitspraak vonnis RECHTBANK OOST-BRABANT Strafrecht Parketnummer: 01/860308-16 Datum uitspraak: 30 mei 2017 Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte], geboren te Oss op [geboortedatum] 1995, wonende te [adres]. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 mei 2017. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 april 2017. Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 16 augustus 2015 te Oss als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Zaltbommelseweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te handelen als volgt: verdachte heeft met ernstige overschrijding van de maximumsnelheid, in elk geval met te hoge snelheid en rijdende op de Zaltbommelseweg en/of gekomen bij een kruising (van die Zaltbommelsweg met de Kennedylaan en/of Gewandeweg) terplaatse waar op of kort voor die kruising verkeerslichten waren geplaatst met het door hem bestuurde motorrijtuig die kruising zonder te stoppen en/althans zonder bijzondere voorzichtigheid te betrachten op en/of over gereden en daarbij de doorgang niet vrij gelaten, althans geen voorrang verleend aan een bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zulks op een moment dat voor hem, verdachte het verkeerslicht op rood stond waardoor, althans mede waardoor een botsing en/of aanrijding tussen beide voertuigen is ontstaand, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken borstbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet; Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: a)

hij op of omstreeks 16 augustus 2015 te Oss als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Gewandeweg, heeft gehandeld als volgt: verdachte heeft met ernstige overschrijding van de maximumsnelheid, in elk geval met te hoge snelheid en rijdende op de Zaltbommelseweg en/of gekomen bij een kruising (van die Zaltbommelsweg met de Kennedylaan en/of Gewandeweg) terplaatse waar op of kort voor die kruising verkeerslichten waren geplaatst met het door hem bestuurde motorrijtuig die kruising zonder te stoppen en/althans zonder bijzondere voorzichtigheid te betrachten op en/of over gereden en daarbij de doorgang niet vrij gelaten, althans geen voorrang verleend aan een bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zulks op een moment dat voor hem, verdachte het verkeerslicht op rood stond door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; en/of b) hij op of omstreeks 16 augustus 2015 te Oss, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist, zulks terwijl aan hem, verdachte, sedert de datum waarop aan hem, verdachte, voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en de eerste afgifte van dat rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, dit motorrijtuig heeft bestuurd, - na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij onderzoek, als bedoeld in artikel 8, lid 3, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 115 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; en/of - terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cocaïne, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs. Het standpunt van de officier van justitie. De officier heeft gevorderd het primair ten laste gelegde bewezen te verklaren. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen. Verdachte heeft onder invloed van alcohol en cocaïne de auto bestuurd en is vervolgens met een hogere snelheid dan die ter plaatse was toegestaan door rood gereden waardoor er een botsing heeft plaatsgevonden met [slachtoffer], die daardoor letsel heeft opgelopen. Deze gedragingen zijn grove verkeersfouten. Het standpunt van de verdediging. De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Er is geen sprake geweest van een ernstige overschrijding van de maximumsnelheid en verdachte heeft weliswaar gereden onder invloed van cocaïne en alcohol, echter er was geen sprake van forse overschrijdingen. Bovendien heeft verdachte volgens zijn verklaring niet door rood gereden. Het oordeel van de rechtbank. 1 Bewijsmiddelen. [verbalisant] heeft gerelateerd 2 dat hij op zondag 16 augustus 2015 te 2:59 uur kennis kreeg van een verkeersongeval. Verdachte reed als bestuurder in het voertuig met [kenteken], merk Volkswagen, komende uit het centrum van Oss op de Zaltbommelseweg te Oss. [slachtoffer] reed als bestuurder van het voertuig met het [kenteken slachtoffer], merk Kia, de kruising over in de richting van de Gewandeweg te Oss komende uit de richting Kennedylaan te Oss. Dit voertuig reed de kruising over in de richting van Lith. Beide voertuigen wilden rechtdoor over de kruising. Het voertuig met het [kenteken slachtoffer] raakte het voertuig met het [kenteken] aan de rechterzijde van het voertuig. Het voertuig voorzien van het [kenteken] kwam op zijn kop aan de rechterzijde in de berm tot stilstand. Dit betrof de Gewandeweg te Oss. Het andere voertuig kwam tot stilstand midden op de kruising. De aanhanger welke zich achter het voertuig bevond stond op zijn kop. Uit de Verkeersongevallenanalyse (hierna: VOA), is het volgende gebleken. 3 Over de John F. Kennedybaan reed het samengestelde voertuig merk Kia. Deze ging in de richting van de kruising van deze weg met de Zaltbommelseweg Gewandeweg. Over deze Zaltbommelseweg reed het voertuig merk Volkswagen in de richting van dezelfde kruising. Het verkeer op deze kruising was geregeld door middel van verkeerslichten, welke in werking waren ten tijde van het onderzoek. Uit informatie van de gemeente bleek dat deze verkeerslichten ten tijde van het ongeval ingeschakeld waren en, voor zover hen bekend, naar behoren functioneerden. Beide voertuigen reden gelijktijdig de kruising op. Gezien de rijrichtingen was het niet mogelijk dat beide rijrichtingen groen licht hadden gehad. Dit omdat beide rijrichtingen met elkaar in conflict waren. Uit indicatief onderzoek ten aanzien van de gemaakte snelheidsanalyse bleek dat de bestuurder van de Volkswagen tussen de 65 en 85 kilometer per uur zou hebben gereden op het moment van de daadwerkelijke aanrijding. Uit ditzelfde indicatieve onderzoek bleek ook dat de bestuurder van de Kia zich vermoedelijk wel gehouden had aan de ter plaatse toegestane snelheid. Gezien de zichtfoto s, welke op een afstand van zo n 30 meter voor de plaats van de botsing genomen zijn, is het zicht op dat moment dusdanig goed dat de andere partij opgemerkt zou moeten kunnen worden. Reden beide betrokken partijen op dat moment niet harder dan de ter plaatse toegestane 50 kilometer per uur en had op dat moment op het gevaar gereageerd door tijdig te remmen, dan was het ongeval voorkomen

of slechts sprake geweest van lichte schade. [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard 4 dat hij op zondag 16 augustus 2015 omstreeks 2:45 uur met zijn auto, merk Kia, type Venga is vertrokken vanuit [café], gelegen aan de Ridderstraat te Oss. Achter de auto hing een dichte aanhangwagen met het instrumentarium van de band. Hij is samen met [belanghebbende] en [belanghebbende 2] in zijn auto vertrokken. Bij de kruising met de Gewandeweg/Zaltbommelseweg staan verkeerslichten. Deze waren werkend. [slachtoffer] zag dat het verkeerslicht op rood stond toen hij aan kwam rijden. Hij heeft het gas losgelaten. [slachtoffer] is daar plaatselijk heel bekend en weet wanneer er geen aanbod van kruisende vlakken komt, het verkeerslicht op aanbod gaat werken. Hij heeft dat nog tegen [getuige] en [getuige 2] gezegd. Het verkeerslicht werd inderdaad ruim voordat hij bij de kruising was groen en hij is wat gas bij gaan geven. [slachtoffer] reed de kruising op met een snelheid van ten hoogste 50 kilometer per uur. Op het moment dat hij op de kruising reed zag hij een soort flits. Uit zijn ooghoeken zag hij iets snel bewegen vanaf zijn rechterzijde in hun richting. Voordat hij er erg in had, voelde hij een flinke klap op de auto. [slachtoffer] voelde dat deze klap, de impact, vanaf de rechterzijde kwam. [slachtoffer] kon zich goed bewegen maar voelde wel pijn op zijn borst. Op de kruising was een ravage. Hij heeft zijn auto bekeken en zag dat de voorzijde vernield was door de botsing. Hij zag dat de aanhangwagen op zijn kop lag. Uit de medische informatie is gebleken dat [slachtoffer] een breuk heeft opgelopen aan zijn borstbeen. 5 Op 7 januari 2016 heeft [slachtoffer] aanvullend verklaard 6 dat hij een aantal weken geen auto gereden heeft omdat hij last had van de autogordel op zijn borst. Hij heeft vier tot vijf weken last gehad om zijn hobby uit te voeren, gitaar spelen. Hij slaapt slecht, hij draait veel in zijn slaap omdat hij er in zijn hoofd nogal mee bezig is en het ongeval steeds herbeleeft. [slachtoffer] neemt sinds het ongeval nu nog pijnstillers. [getuige] heeft bij de politie verklaard 7 dat hij op zondag 16 augustus 2015 rechts voor in de auto zat bij [slachtoffer]. Hij weet dat ze de kruising naderden en dat de verkeerslichten op rood stonden. Getuige zag dat [slachtoffer] langzaam de kruising met lichten naderde en dat deze vervolgens op groen sprongen. Hij zag en voelde dat [slachtoffer] daarom weer gas bij gaf en getuige denkt dat ze 30 of 40 kilometer per uur reden toen ze de kruising opreden. Getuige zag ineens van rechts iets wits aankomen, een flits en een klap en toen was de aanrijding al gebeurd. Die flits bleek die witte auto te zijn die hun heeft aangereden. Het verkeerslicht stond op groen dat weet hij zeker. [getuige 2] heeft bij de politie verklaard 8 dat zij op zondag 16 augustus 2015 reden met de auto van [slachtoffer]. Toen ze op de kruising met de verkeerslichten kwamen aanrijden stond het op rood. Terwijl [slachtoffer] rustig reed richting de kruising sprong het verkeerslicht op groen en [slachtoffer] trok op met zijn auto. Ineens kwam er vanaf de rechterzijde een auto met volle vaart aangereden, die zo tegen hun aanreed. [slachtoffer] zal ongeveer 30 kilometer per uur gereden hebben en ze hadden zeker groen licht toen ze door het verkeerslicht reden. Verdachte heeft na het ongeval meegewerkt aan een ademanalyse onderzoek. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat het alcoholpercentage bij verdachte 115 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg. 9 Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in de 24 uur voorafgaand aan het

verkeersongeval acht glazen Malibu/cola heeft gedronken. Dit was tot aan 01:30 uur. 10 Verdachte is vanaf 25 november 2013 in het bezit van zijn eerste rijbewijs en hij is daarom een zogenaamd beginnend bestuurder. 11 Verdachte heeft ook meegewerkt aan een toxicologisch onderzoek. Uit dit onderzoek 12 blijkt dat in het bloed van verdachte een werkzame concentratie van cocaïne is gemeten van 0,14 mg/l. Op grond van de resultaten van het uitgevoerde toxicologisch onderzoek wordt geconcludeerd dat de rijvaardigheid ten tijde van de bloedafname waarschijnlijk nadelig beïnvloed was door de aangetoonde stof cocaïne. Verdachte heeft bij de politie verklaard 13 dat hij de dag van te voren, op 15 augustus 2015, een paar keer coke heeft gesnoven. De telefoon van verdachte is in beslag genomen 14 en er is vervolgens onderzoek verricht naar de telefoon. 15 Uit dit onderzoek bleek het volgende. Op 16 augustus 2015 omstreeks 08:25:47 werd er een instant message verstuurd door [telefoonnummer1] [belanghebbende 4] waarin zij bericht: ja zijn 7 keer over de kop gevlogen en vervolgens gevlogen reed met 100 over die kruising. Even later vanuit hetzelfde adres ja wa ik hoorde is ie met 100 door rood gereden en auto van links knalde in ons. Op 16 augustus 2015 omstreeks 10:54:18 werd er een instant message verstuurd door [telefoonnummer 2] [belanghebbende 5] met de tekst maar met 100 door rood gereden?, waarop [telefoonnummer 3] [belanghebbende 6] antwoord ja ik neem hem niks kwalijk ben zelf ingestapt. Op 16 augustus 2015 omstreeks 11:23:29 verstuurde [telefoonnummer 4] [belanghebbende 7] het volgende bericht zat er ook aan te komen altijd space en blazen en al. De vaststelling op grond van de bewijsmiddelen. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is, of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994). Daarvan kan pas worden gesproken als de verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen, dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander wordt gedood of waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat. Van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994 is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Bij deze beoordeling komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt met zich dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Op grond van de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat

verdachte op een overzichtelijke kruising een rood verkeerslicht heeft genegeerd waarbij hij minstgenomen harder reed dan de 50 kilometer per uur die was toegestaan, waardoor een botsing is ontstaan met de personenauto van [slachtoffer]. Hij bestuurde een auto die de kruising op reed toen het voor hem geldende verkeerslicht op rood stond. Verdachte heeft weliswaar ontkend dat hij door rood heeft gereden, echter de rechtbank acht de verklaring van verdachte, gezien de hiervoor genoemde bewijsmiddelen ongeloofwaardig en schuift de verklaring van verdachte terzijde. Uit de VOA blijkt dat het niet mogelijk is dat zowel verdachte als [slachtoffer] tegelijkertijd groen licht hadden. De verklaring van [slachtoffer] dat hij groen licht had toen hij de kruising passeerde wordt ondersteund door zijn beide passagiers. De verklaring van verdachte daarentegen wordt op geen enkele wijze ondersteund, nu zijn vier passagiers geen van allen hebben bevestigd dat verdachte groen licht had op het moment dat hij de kruising op reed. Ten aanzien van de gereden snelheid gaat de rechtbank uit van de VOA. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van het rapport te twijfelen. Daarbij komt dat [slachtoffer] en de getuigen [getuige] en [getuige 2] hebben verklaard dat verdachte met volle vaart kwam aangereden en dat zij hem in een flits zagen. Ter terechtzitting van 16 mei 2017 heeft verdachte ook verklaard dat hij uiterlijk ongeveer 60 kilometer per uur heeft gereden, zijnde harder dan de toegestane maximum snelheid ter plaatse. Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op de telefoongeschiedenis van verdachte, waaruit eveneens naar voren komt dat verdachte harder heeft gereden dan ter plaatste was toegestaan. De rechtbank stelt vervolgens vast dat verdachte gelet op de uitkomst van de ademanalyse en het bloedonderzoek ten tijde van het ongeval verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de WVW 1994. Weliswaar is in de tenlastelegging het tweede lid van artikel 8 van de WVW 1994 opgenomen en is het eerste en tweede lid alternatief tenlastegelegd, echter de rechtbank is van oordeel dat sprake is van een kennelijke misslag en dat verdachte door de hierna te noemen verbetering niet in zijn belangen is geschaad. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van 16 mei 2017 wist verdachte immers waarvan hij verdacht werd, te weten het als beginnend bestuurder rijden onder invloed van alcohol en verdovende middelen en heeft hij zich hiertegen kunnen verdedigen. De rechtbank leest derhalve in het tweede lid, het derde lid van artikel 8 van de WVW 1994 en leest daarnaast het primair tenlastegelegde aldus dat het eerste en derde lid van artikel 8 van de WVW 1994 cumulatief ten laste zijn gelegd. De rechtbank is van oordeel dat onder deze concrete, hiervoor uiteengezette omstandigheden sprake is van dusdanige ernstige verkeersfouten dat gesproken kan worden van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Verdachte heeft onder invloed van alcohol en cocaïne, met een overschrijding van de maximumsnelheid door rood gereden en heeft geen voorrang verleend aan de personenauto van [slachtoffer] ten gevolge waarvan een botsing is ontstaan. Daarmee is sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994. Het andersluidende verweer van de verdediging wordt verworpen. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het letsel dat [slachtoffer] ten gevolge van het ongeval heeft opgelopen niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 van de WVW 1994. De rechtbank merkt het letsel, te weten een gebroken borstbeen, aan als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan in de zin van artikel 6 van de WVW 1994. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring. Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte: Ten aanzien van het primair ten laste gelegde: op 16 augustus 2015 te Oss als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Zaltbommelseweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, te handelen als volgt: verdachte heeft met overschrijding van de maximumsnelheid rijdende op de Zaltbommelseweg en gekomen bij een kruising (van die Zaltbommelseweg met de Kennedylaan en/of Gewandeweg) terplaatse waar op of kort voor die kruising verkeerslichten waren geplaatst met het door hem bestuurde motorrijtuig die kruising zonder te stoppen en zonder bijzondere voorzichtigheid te betrachten op en over gereden en daarbij de doorgang niet vrij gelaten, althans geen voorrang verleend aan een bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zulks op een moment dat voor hem, verdachte het verkeerslicht op rood stond waardoor, een botsing tussen beide voertuigen is ontstaan, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid van de Wegenverkeerswet 1994. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De strafbaarheid van het feit. Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. De strafbaarheid van verdachte. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard. Oplegging van straf en/of maatregel. De eis van de officier van justitie. De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis. Daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren.

Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht Het standpunt van de verdediging. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de geëiste taakstraf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de ontzegging van de rijbevoegdheid heeft de raadsvrouw verzocht om deze geheel voorwaardelijk op te leggen, omdat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Verdachte heeft als ZZP-er een eigen bedrijf in het leggen van glasvezelkabels en zonder zijn rijbewijs kan hij zijn werk niet uitvoeren. Verder heeft de raadsvrouw gewezen op het tijdsverloop en op het gegeven dat verdachte een blanco strafblad heeft. Het oordeel van de rechtbank. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft door zijn schuld als bestuurder van een personenauto een botsing veroorzaakt met de personenauto van het slachtoffer [slachtoffer]. Verdachte verkeerde als beginnend bestuurder tijdens het ongeval onder invloed van alcohol en cocaïne. Tevens reed hij harder dan ter plaatste was toegestaan en heeft hij een rood verkeerslicht genegeerd. Het slachtoffer [slachtoffer] heeft door de botsing letsel opgelopen en ook de inzittenden van de auto van verdachte hebben ten gevolge van de botsing letsel opgelopen. Het ongeval heeft veel impact gehad op het slachtoffer [slachtoffer], onder meer omdat hij geruime tijd nadelige gevolgen van het ongeval heeft ondervonden. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat hij blijkens zijn strafblad niet eerder is veroordeeld. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met het gegeven dat verdachte voor zijn baan de beschikking moet hebben over zijn rijbewijs. Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf voor de maximale duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis. Gelet op de aard en de ernst van het feit zal de rechtbank aan verdachte eveneens opleggen een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren met aftrek van de duur welke het rijbewijs van verdachte reeds ingevorderd is geweest. De rechtbank ziet aanleiding voornoemde ontzegging geclausuleerd op te leggen. De ontzegging geldt niet ten aanzien van het besturen van motorrijtuigen ten behoeve van zijn werk op werkdagen (maandag tot en met zaterdag) tussen 07:30 uur en 15:00 uur. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK De rechtbank: Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: Ten aanzien van het primair ten laste gelegde:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van deze wet verklaart verdachte hiervoor strafbaar. legt op de volgende straffen. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde: Een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en Een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 2 jaar. Beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van verdachte voor het tijdstip waarop voormelde ontzegging ingaat, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van deze ontzegging in mindering wordt gebracht. Beveelt dat de ontzegging niet geldt ten aanzien van het besturen van motorrijtuigen ten behoeve van zijn werk op werkdagen (maandag tot en met zaterdag) tussen 07:30 uur en 15:00 uur. Dit vonnis is gewezen door: mr. A.E. van der Eijk, voorzitter,

mr. J.H.P.G. Wielders en mr. C.J. Sangers- de Jong, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier, en is uitgesproken op 30 mei 2017. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt tenzij anders vermeld bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, District s-hertogenbosch, Basisteam Maasland, genummerd PL2100-2015182764. Proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 13 juni 2016, pagina 2-10. Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 29 april 2016, pagina 55-95. Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 16 augustus 2015, pagina 32-33. Een geschrift betreffende medische informatie van [slachtoffer] d.d. 31 augustus 2015, pagina 136. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2016, pagina 137. Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 augustus 2015, pagina 52-53. Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 augustus 2015, pagina 54. Proces-verbaal betreffende ademonderzoekprocedure d.d. 16 augustus 2015, pagina 34. Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 16 augustus 2015, pagina 25-28. Proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 13 juni 2016, pagina 2-10. Toxicologisch onderzoek naar aanleiding van een vermoedelijke overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet d.d. 2 september 2015, pagina 36-41. Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 16 augustus 2015, pagina 25-28. Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 17 augustus 2016, pagina 143-144. Bijlage 11 onderzoek telefoon, behorende bij proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 16 november 2015, pagina 117-135.