ECLI:NL:RBZWB:2016:7795

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBAMS:2016:7682

ECLI:NL:RBAMS:2015:10059

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690

ECLI:NL:RBAMS:2014:8276

ECLI:NL:RBGEL:2017:2594

ECLI:NL:RBZWB:2017:2587

ECLI:NL:RBOVE:2014:1077

ECLI:NL:RBDHA:2013:7717

Raad voor de Kinderbescherming, Midden-Nederland, locatie Utrecht, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Utrecht.

ECLI:NL:RBDHA:2013:13810

ECLI:NL:RBDHA:2014:8157

ECLI:NL:RBOVE:2016:649

ECLI:NL:RBROE:2009:BK5011

ECLI:NL:RBZWB:2016:6374

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBSGR:2009:BL0577

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474

ECLI:NL:RBARN:2008:BG3849

ECLI:NL:RBDHA:2015:6706

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBMAA:2012:BY2805

ECLI:NL:RBMNE:2014:2366

ECLI:NL:RBHAA:2012:2572

ECLI:NL:RBDOR:2012:BV9790

ECLI:NL:RBNHO:2013:10520

ECLI:NL:GHDHA:2013:3850

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6154

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0950

ECLI:NL:RBROE:2004:AR5891

ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ1184

ECLI:NL:RBDOR:2010:BM7569

ECLI:NL:RBNHO:2015:11309

ECLI:NL:RBZLY:2010:BL6834

ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9770

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBROT:2015:6424

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703

ECLI:NL:GHAMS:2014:3092

ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590

ECLI:NL:GHARL:2015:3052

ECLI:NL:GHSHE:2017:146

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR0816

ECLI:NL:GHAMS:2013:2541 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Gerechtshof 's-hertogenbosch , ECLI:NL:GHSHE:2018:4847

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3762

ECLI:NL:GHDHA:2014:935

ECLI:NL:RBMNE:2017:449

ECLI:NL:RBMNE:2017:386

ECLI:NL:OGEAA:2017:172

ECLI:NL:RBASS:2011:BP3458

ECLI:NL:RBOVE:2016:1478

ECLI:NL:RBDHA:2017:8005

ECLI:NL:RBOVE:2015:5815

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:GHAMS:2017:357 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBSGR:2012:25290

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057

ECLI:NL:GHSHE:2017:1404

ECLI:NL:GHDHA:2013:591

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHLEE:2012:BX6197 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:573 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBHAA:2009:BK7496

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:RBHAA:2001:AD7176

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBGEL:2015:1016

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHARL:2017:2726

ECLI:NL:RBHAA:2012:BW9354

ECLI:NL:RBZWO:2003:AI0668

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

Uitspraak. Uithuisplaatsing. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBDHA:2017:6614

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL :00-11:15

Zoekresultaat - inzien document

ECLI:NL:RBZWB:2015:2161

Uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE. Sector familie- en jeugdrecht. Enkelvoudige kamer

ECLI:NL:RBDHA:2014:10175

ECLI:NL:RBUTR:2010:BM2770

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

ECLI:NL:GHSHE:2016:4392

ECLI:NL:RBZWB:2016:1839

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857

ECLI:NL:RBALK:2009:BH5268

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2008:BG4947

ECLI:NL:RBNHO:2015:864

ECLI:NL:GHDHA:2015:1011

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

Transcriptie:

ECLI:NL:RBZWB:2016:7795 Instantie Datum uitspraak 30-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer C/02/323759 / FA RK 16-6853 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg - enkelvoudig Tijdelijke schorsing van het gezag van de ouders in verband met het mogelijk toedienen van een bloedtransfusie aan de minderjarige tijdens of na een hartoperatie. De ouders weigeren toestemming te verlenen in verband met hun geloofsovertuiging. Voorlopige voogdij. Artikel 1:268 BW. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak beschikking RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT Jeugdrecht Zittingsplaats: Breda zaakgegevens : C/02/323759 / FA RK 16-6853 datum uitspraak: 30 november 2016 beschikking schorsing van het ouderlijk gezag in de zaak van RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NL, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Breda. betreffende [minderjarige], geboren op 17 maart 2008 te Tilburg, hierna te noemen [voornaam minderjarige].

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan: [naam moeder 1], hierna te noemen de moeder, wonende te Tilburg, [naam vader], hierna te noemen de vader, wonende te Tilburg, STICHTING BUREAU JEUGDZORG NOORD-BRABANT, de gecertificeerde instelling, hierna te noemen de GI, gevestigd te Tilburg. Het procesverloop Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken: - het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 28 november 2016, ingekomen bij de griffie op 28 november 2016. Op 30 november 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn: - de moeder, - de vader, - een vertegenwoordiger van de Raad, - een vertegenwoordigster van de GI. De feiten Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. Het verzoek De Raad heeft verzocht de ouders gedeeltelijk te schorsen in de uitoefening van het gezag, voor zover betreft het geven van toestemming voor een bloedtransfusie aan [voornaam minderjarige] en de GI te belasten met de voorlopige voogdij over [voornaam minderjarige] te weten in de periode van 6 december 2016 tot en met 7 december 2016.

De standpunten De Raad legt aan het verzoek ten grondslag dat een gedeeltelijke schorsing van de ouders in de uitoefening van het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] noodzakelijk is, omdat medische behandeling van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is en de ouders geen toestemming tot deze behandeling willen of kunnen geven. De maatregel is noodzakelijk om ernstig gevaar voor de gezondheid van [voornaam minderjarige] weg te nemen. [voornaam minderjarige] is geboren met een hartafwijking. Hij wordt behandeld in het LUMC in verband met een atriumseptum defect type II (ASDII) en een Partiële Abnormale Pulmonair Retour. Een operatie is noodzakelijk, omdat [voornaam minderjarige] zonder behandeling in de toekomst hartfalen en hartritmestoornissen zal ontwikkelen en een verslechterde levenskwaliteit. Tijdens de operatie zal een hartlongmachine worden gebruikt en bestaat de kans op bloedverlies en onmiddellijk daarna verblijf op de intensive care. De ouders kunnen vanuit hun geloofsovertuiging geen toestemming geven aan het LUMC om [voornaam minderjarige], indien nodig, bloed te mogen toedienen tijdens of na de operatie. Indien [voornaam minderjarige] geen (noodzakelijk) bloed toegediend krijgt hetzij tijdens de operatie of daags na de operatie dan is er een groot risico dat hij komt te overlijden. De Raad is van mening dat [voornaam minderjarige] beschermd dient te worden tegen de risico s van overlijden tijdens of daags na de operatie als mocht blijken dat er een noodzaak is voor een bloedtransfusie. Hij dient deze dan toegediend te krijgen. Er is sprake van een kritieke fase op de dag van de operatie op 6 december 2016 en de dag na de operatie op 7 december 2016 waarop mogelijk een bloedtransfusie noodzakelijk is. Binnen de aanvaardbare termijn hierna kunnen de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] weer geheel zelf dragen. Zij staan achter een goede medische verzorging van [voornaam minderjarige] en zij zorgen ervoor dat hij de beste zorg krijgt geboden. Ter terechtzitting is het verzoek door de Raad nader toegelicht. De Raad heeft daarbij het verzoek gehandhaafd. De ouders hebben ter terechtzitting, eensluidend, naar voren gebracht dat de situatie heel erg moeilijk is voor hen. Zij zijn zorgzame ouders en zij willen het beste voor [voornaam minderjarige]. [voornaam minderjarige] heeft het Syndroom van Down en hij is geboren met een hartafwijking. De ouders zijn betrokken bij [voornaam minderjarige] en zij hebben gevraagd om de mogelijkheden te bekijken van alternatieve behandeling van [voornaam minderjarige] zodat hij kan worden behandeld zonder dat hij bloed krijgt. De ouders zijn om die reden bij de arts in het LUMC in Leiden terecht gekomen. Daar is getracht om met een hartkatheterisatie [voornaam minderjarige] te behandelen. Tijdens deze behandeling is door de behandelend artsen echter nog een hartafwijking aangetroffen welke moet worden behandeld met een operatie. De ouders hebben aangegeven dat zij vanwege hun geloofsovertuiging niet kunnen instemmen met een bloedtransfusie aan [voornaam minderjarige] indien deze noodzakelijk is. Zij hebben van de behandelend arts, dokter [naam arts], begrepen dat door de operatie die gaat plaatsvinden en het risico daarbij op bloedverlies een kleine kans aanwezig is dat [voornaam minderjarige] bloed moet krijgen. De ouders vertrouwen erop dat de behandelend arts alles in het werk zal stellen om te voorkomen dat [voornaam minderjarige] bloed krijgt toegediend. Zij hopen dat voordat deze beslissing wordt genomen eerst gekeken wordt naar een alternatief. Vanuit hun geloofsovertuiging kunnen zij echter geen toestemming geven om aan [voornaam minderjarige] bloed toe te dienen. Mocht het verzoek van de Raad worden toegewezen en een bloedtransfusie blijkt noodzakelijk te zijn dan heeft dit voor de ouders geen gevolgen voor hun liefde voor [voornaam minderjarige]. Zij zullen de situatie dan heel moeilijk vinden, maar zij zullen evenveel van hem houden en voor hem zorgen. Ook zal dit geen problemen opleveren binnen de geloofsgemeenschap waarvan de ouders en [voornaam minderjarige] deel uitmaken nu de ouders er alles aan hebben gedaan om de mogelijkheden te benutten voor een alternatieve behandeling van [voornaam minderjarige]. De ouders hopen dat een bloedtransfusie niet noodzakelijk zal zijn.

De vertegenwoordigster van de GI heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat de GI de maatregel zal aanvaarden. Er zal voor de operatie door de GI contact opgenomen worden met de behandelend arts. Zij zullen de toestemming aan de behandelend arts verlenen om een bloedtransfusie aan [voornaam minderjarige] te geven wanneer dit noodzakelijk mocht zijn. De beoordeling De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 1: 247 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat het ouderlijk gezag de plicht en het recht omvat van de ouder om zijn minderjarig kind op te voeden en te verzorgen, waaronder ook de zorg en de verantwoordelijkheid van het geestelijk en lichamelijk welzijn van het kind valt. Ouder kunnen dat recht in principe naar eigen normen en waarden inkleuren, maar dat recht is niet onbegrensd of absoluut. Voor een kind dat jonger is dan 12 jaar geldt dat beide gezagdragende ouders toestemming moeten geven voor een medische verrichting. [voornaam minderjarige] is een jongen van 8 jaar oud met het Syndroom van Down. Hij functioneert op het niveau van een 2-jarig kind. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] in verband met de behandeling van zijn hartafwijking geopereerd moet worden. Deze operatie zal plaatsvinden op 6 december 2016. Het risico is aanwezig dat [voornaam minderjarige] bloedtransfusies nodig heeft tijdens of een dag na de operatie in verband met bloedverlies, zo blijkt uit het rapport van de Raad. De Raad heeft contact gehad met het LUMC, het ziekenhuis waar [voornaam minderjarige] geopereerd zal worden en de behandelend arts aldaar, dokter [naam arts]. Deze bloedtransfusies zijn volgens de behandelend arts mogelijk tijdens en/of na de operatie op 6 december 2016 nodig, omdat er een reële kans bestaat dat [voornaam minderjarige], mocht hij deze dan door de artsen noodzakelijk geachte bloedtransfusies niet krijgen, komt te overlijden. De ouders willen het beste voor [voornaam minderjarige] en zij zorgen ervoor dat hun zoon de noodzakelijke behandeling krijgt. Zij kunnen echter, vanuit hun geloofsovertuiging, geen toestemming geven voor de eventuele noodzakelijke bloedtransfusies. De ouders zijn Jehova s Getuigen en hun geloof maakt dat zij niet akkoord kunnen gaan met (mogelijke) bloedtransfusies aan [voornaam minderjarige]. De Raad heeft de rechtbank verzocht om ouders vanwege het ontbreken van de toestemming voor een door de artsen van [voornaam minderjarige] noodzakelijk geachte medische behandeling, gedeeltelijk te schorsen in de uitoefening van het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige]. De Raad acht deze maatregel noodzakelijk om ernstig gevaar voor de gezondheid van [voornaam minderjarige] weg te nemen. De rechtbank overweegt voorts, dat zij op grond van artikel 1:268, eerste lid, sub b BW een ouder geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van het gezag kan schorsen, (onder meer) indien een medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar, noodzakelijk is om ernstig gevaar voor diens gezondheid af te wenden en een ouder die het gezag uitoefent toestemming daarvoor weigert.

Vaststaat dat de ouders weigeren toestemming te geven voor mogelijke noodzakelijke bloedtransfusies aan [voornaam minderjarige] tijdens of na zijn operatie. Zij worden door hun geloofsovertuiging er principieel van weerhouden om toestemming te geven voor de toediening van bloedtransfusies. Zij baseren zich daarbij op de Bijbel. De kinderrechter heeft oog voor de godsdienstige overtuiging van de ouders en twijfelt niet aan hun integriteit, noch aan hun liefde voor [voornaam minderjarige]. De ouders hebben ook aangegeven dat, indien [voornaam minderjarige] bloed toegediend krijgt omdat dit noodzakelijk is, hun liefde voor [voornaam minderjarige] even groot blijft en zij onverminderd goed voor hem zullen zorgen. Ook binnen de geloofsgemeenschap van de ouders en [voornaam minderjarige] zal dit niet tot problemen leiden. De ouders handelen vanuit hun diepste overtuiging en dit dient tot op een zekere hoogte gerespecteerd te worden. Door de weigering van de ouders, kan echter de gezondheid van [voornaam minderjarige] ernstig in gevaar komen en is er een reëel risico dat hij komt te overlijden, wanneer hij tijdens of na de operatie niet de bloedtransfusies krijgt die dan naar het oordeel van de artsen noodzakelijk zijn. Dr. [naam arts] van het LUMC, de thoraxchirurg die [voornaam minderjarige] zal opereren, heeft goed contact met de ouders en hij heeft de ouders beloofd om te proberen de operatie zo uit te voeren dat het toedienen van bloed niet nodig is, maar hij kan niet uitsluiten dat dit op de dag van de operatie of de dag erna toch nodig is, zo blijkt uit het rapport van de Raad. Dit maakt dat naar het oordeel van de rechtbank de gezondheidssituatie van [voornaam minderjarige] zodanig is dat indien de specialisten van het LUMC besluiten dat een bloedtransfusie nodig is en zij ondanks de bij hen bekende uitdrukkelijke wens van de ouders, hem toch bloed willen toedienen omdat dit medisch noodzakelijk is, de artsen deze mogelijkheid moet worden geboden. De noodzaak voor één of meer bloedtransfusies op de dag van de operatie en de dag na de operatie is dan evident. Om deze mogelijkheid voor de artsen te creëren teneinde dit ernstige gevaar voor de gezondheid van [voornaam minderjarige] af te wenden, is toestemming van iemand met gezag over [voornaam minderjarige] nodig. De ouders met gezag geven deze toestemming vanwege hun diepgevoelde geloofsovertuiging niet. De rechtbank is van oordeel dat daarmee aan het criterium van artikel 1:268, eerste lid, sub b BW is voldaan en het noodzakelijk is om de ouders gedeeltelijk en tijdelijk in de uitoefening van het gezag te schorsen, te weten op 6 december 2016 en 7 december 2016. Door deze schorsing ontstaat een gezagsvacuüm, dat naar het oordeel van de rechtbank op zodanige wijze ingevuld moet worden dat de eventueel benodigde toestemming voor bloedtransfusies wel wordt gegeven. De GI heeft aangeven bereid te zijn de voogdij op zich te nemen en indien nodig - deze toestemming te verlenen. De GI zal daarom op grond van artikel 1:268 derde lid BW worden belast met de voorlopige voogdij over [voornaam minderjarige] op voornoemde dagen en zij zal uit dien hoofde bevoegd zijn tot het geven van toestemming om aan [voornaam minderjarige] de mogelijk noodzakelijke bloedtransfusies te geven. Het voorgaande betekent dat zal worden beslist als hierna te melden. De beslissing De rechtbank: schorst tijdelijk, dat wil zeggen op 6 december 2016 en 7 december 2016,

gedeeltelijk, te weten slechts ten aanzien van de beslissingsbevoegdheid ten aanzien van het geven van bloedtransfusies aan [voornaam minderjarige], zijn ouders [naam vader] en [naam moeder 2] in de uitoefening van het ouderlijk gezag over [minderjarige], geboren op 17 maart 2008 te Tilburg; belast Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, Tilburg, op 6 december 2016 en 7 december 2016, met de voorlopige voogdij over [voornaam minderjarige] ; bepaalt dat aan de GI alleen de beslissingsbevoegdheid wordt toegekend ten aanzien van het geven van bloedtransfusies aan [voornaam minderjarige] ; verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Deze beschikking is gegeven door mr. Van Triest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2016. SB Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld: - door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, - door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden. Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof 's-hertogenbosch