ECLI:NL:GHAMS:2015:3559 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Vergelijkbare documenten
Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2009:BI3091

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 10 februari 2015.

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

ECLI:NL:GHAMS:2016:5666 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHSGR:2009:BK5287

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6472

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU5850

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBAMS:2015:10245

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:GHDHA:2014:2351

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:GHDHA:2014:205

ECLI:NL:GHDHA:2015:1193

ECLI:NL:GHAMS:2017:3023 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARN:2007:208

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA0056

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:GHAMS:2017:2691 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2007:BA1899

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:GHARL:2017:6481

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1187

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 21 januari 2016.

ECLI:NL:GHSGR:2009:BK5211

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:GHSHE:2011:BP2613

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:GHARN:2011:BV9367

ECLI:NL:GHSGR:2010:BN2157

ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2264

ECLI:NL:GHLEE:2010:BL7457 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2001:AD8580

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBNNE:2015:6277

ECLI:NL:GHDHA:2015:3358

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ECLI:NL:GHDHA:2016:4346

ECLI:NL:RBALK:2011:BQ2782

ECLI:NL:GHARN:2004:AQ5960

ECLI:NL:RBHAA:2011:BU4938

ECLI:NL:RBOBR:2016:6592

ECLI:NL:GHARL:2016:7862

ECLI:NL:RBDHA:2017:1714

Transcriptie:

ECLI:NL:GHAMS:2015:3559 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-09-2015 Datum publicatie 18-04-2017 Zaaknummer 23-005402-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger beroep Rijden onder invloed van cannabis. Het verweer dat het NFI-rapport dient te worden uitgesloten van het bewijs omdat de verdachte niet is geïnformeerd over de (vermeend) beperkte mogelijkheid een betrouwbare contra-expertise te kunnen doen wordt verworpen. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak parketnummer: 23-005402-13 datum uitspraak: 1 september 2015 TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw) Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 november 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-081300-13 tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974, adres: [adres]. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 april 2015 en 18 augustus 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 18 maart 2013 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cannabinoiden, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad. Vonnis waarvan beroep Het bij verstek gewezen vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, gelet op de (bespreking van de) in hoger beroep gevoerde verweren en de daarbij verrichte onderzoeken en omdat het hof tot een andere beslissing komt met betrekking tot de op te leggen straf. Bewijsverweer De raadsvrouw heeft gesteld dat het NFI-rapport niet kan dienen als bewijsmateriaal en dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet uitgesloten kan worden dat het onderzoek niet betrouwbaar is geweest, nu de verdachte niet is geïnformeerd over de (vermeend) beperkte mogelijkheid een betrouwbare contraexpertise te kunnen doen. Uit de verklaring van prof. [naam 2] volgt immers dat bloed met cannabis tijdig dient te worden onderzocht. Bij niet-tijdig onderzoek bestaat het risico dat de mogelijkheid van een fout bij het eerste onderzoek niet kan worden uitgesloten, zodat het aanvankelijk gepresenteerde testresultaat door een fout in de beoordeling tot stand kan zijn gekomen, aldus de raadsvrouw. Voorts sluit de verdediging niet uit dat het na tijdsverloop altijd om een dergelijk grote afname in de gemeten THC-waarde zal gaan en wijst de verdediging erop dat de gemeten waarde na contra-expertise geen strafbare hoeveelheid THC in het bloed heeft opgeleverd. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het volgende gebleken. Op 18 maart 2013 is de verdachte, naar aanleiding van een overtreding van de Wegenverkeerswet 1994, door verbalisanten staande gehouden nadat zij hadden geconstateerd dat de verdachte een doorgetrokken streep overschreed. De verbalisanten zagen dat de verdachte grote pupillen had en zij

roken een sterke, hevige wietlucht vanuit de auto komen. Hierop is de verdachte aangehouden op verdenking van overtreding van de Wegenverkeerswet (proces-verbaal van bevindingen van 18 maart 2013, p. 7-10). Van de verdachte is vervolgens bloed afgenomen. De bevoegd forensisch toxicoloog dr. [naam 1], werkzaam als NFI-deskundige, heeft het bloed van de verdachte vervolgens onderzocht. Blijkens zijn rapport van 9 april 2013 waren de resultaten van het toxicologisch onderzoek in het bloed van de verdachte als volgt: - Stof: THC Cannabinoïden, concentratie: 0,0095 mg/l; - Stof 11-OH-THC Cannabinoïden, concentratie: 0,0033 mg/l; - Stof: THC-COOH Cannabinoïden, concentratie 0,067 mg/l. Voorts is vermeld dat er internationaal consensus bestaat over de concentratie THC in serum waarboven nadelige effecten op de rijvaardigheid beginnen op te treden, vergelijkbaar met 0,5 promille alcohol. THC is bij de verdachte gemeten in een concentratie die hoger is dan bovengenoemde grensconcentratie. De deskundige [naam 1] heeft op grond daarvan geconcludeerd dat ten tijde van de bloedafname de rijvaardigheid van de verdachte (naar het hof begrijpt: daardoor) waarschijnlijk nadelig beïnvloed was. De verdediging heeft ter zitting in hoger beroep van 19 juni 2014 verzocht een contra-expertise te laten uitvoeren. De contra-expertise op het bloed van de verdachte, uitgevoerd door prof. dr. [naam 2], heeft geleid tot de vaststelling van een lagere THC-concentratie dan in het aanvankelijk onderzoek van dr. [naam 1]. Dr. [naam 2] verklaart dit gemeten verschil in THC-concentratie in zijn rapport van 10 december 2014 op basis van het onderzoek van Scheidweiler (2013), waaruit is gebleken dat in een monster bewaard bij -20 graden Celsius gedurende 52 weken een 40-80% lagere THC-concentratie kan worden gemeten. In het nadere rapport van dr. [naam 2] van 12 mei 2015 heeft dr. [naam 2] zich op het standpunt gesteld dat de resultaten van het onderzoek van Scheidweiler (2013) representatief zijn in het licht van de FDA-richtlijn. Het hof stelt vast dat op verzoek van de verdediging een contra-expertise heeft plaatsgevonden. Deze heeft geleid tot de vaststelling van een lagere THC-concentratie in het bloed van de verdachte dan in het aanvankelijke onderzoek van het NFI. De deskundige [naam 2] heeft in zijn rapport een wetenschappelijke verklaring gegeven voor de mogelijke oorzaak van de aanzienlijk lagere gemeten THC-concentratie. Nu de door het NFI gemeten THC-concentratie voorts past bij de door de politie gedane constateringen het rijgedrag van de verdachte en de weedlucht uit de auto die door de verdachte werd bestuurd acht het hof de mogelijkheid dat de afwijkende resultaten van de contraexpertise hun grondslag vinden in een fout bij het - met waarborgen omgeven - onderzoek van het NFI, verwaarloosbaar klein. Het hof acht de oorspronkelijke onderzoeksresultaten van het NFI dan ook betrouwbaar en zal daar van uitgaan. Daaraan doet niet af dat de verdachte niet op voorhand is geïnformeerd over de beperkte mogelijkheid om een betrouwbare contra-expertise te kunnen doen, te weten binnen korte tijd na de bloedafname. Tot de waarborgen die moeten worden nageleefd alvorens sprake is van een onderzoek als bedoeld in artikel 163, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, behoort immers niet een dergelijke mededelingsplicht (vgl. art. 11 van de Regeling bloed- en urineonderzoek (Stcrt. 2005, 188) in verbinding met art. 10 van het Besluit alcoholonderzoeken (Stb. 1997, 293)). Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 18 maart 2013 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cannabinoïden, waarvan hij redelijkerwijs moest weten dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert op: overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is. Oplegging van straffen De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van 1.500 euro, subsidiair 25 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 179 Wegenverkeerswet 1994. Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van 1.100 euro, subsidiair 21 dagen hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179 wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een auto op de openbare weg onder invloed van - teveel - cannabis. Door aldus te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Gelet daarop acht het hof onder meer een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden, te meer nu niet is gebleken van persoonlijke omstandigheden die nopen tot een ander oordeel. Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 3 augustus 2015 is de verdachte eerder veroordeeld. Het hof acht, alles afwegende en mede gelet op, naar het hof aanneemt, verdachtes beperkte draagkracht, een taakstraf in combinatie met een rijontzegging van na te melden duur passend en geboden. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis. Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 (tien) maanden. Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. C.N. Dalebout en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van A.F. Verbunt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 september 2015. De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen. [ ]