ECLI:NL:RBZWB:2014:8977

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

ECLI:NL:RBZWB:2015:7148

ECLI:NL:RBZWB:2013:4673

ECLI:NL:RBZWB:2017:4204

ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ4751

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6206

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573

ECLI:NL:RBZWB:2015:306

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:RBZWB:2014:747


ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2838

ECLI:NL:RBZWB:2013:5107

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:RBARN:2009:BI3591

ECLI:NL:RBZWB:2015:2161

ECLI:NL:RBZWB:2017:2696

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

ECLI:NL:RBZWB:2013:7492

ECLI:NL:RBZWB:2015:4441

ECLI:NL:GHSHE:2016:2335

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RBZWB:2014:7077

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097

ECLI:NL:RBGEL:2015:7076

Uitspraak als bedoeld in afdeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3747

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Maastricht, de inspecteur.

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

Kapitaalverzekering vormt geen KEW ook niet nu polis was verpand aan geldverstrekker en uitkering is benut voor aflossing hypotheek

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823

ECLI:NL:RBGEL:2017:11

ECLI:NL:RBGEL:2014:1686

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00490

ECLI:NL:GHARN:2007:AZ6619

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

ECLI:NL:RBDHA:2016:12157

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

ECLI:NL:RBSGR:2008:BG5774

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4752 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00638

ECLI:NL:RBZWB:2015:8725

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6681

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:RBGEL:2017:4332

ECLI:NL:RBZWB:2017:2385

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:GHARL:2014:6759


ECLI:NL:RBBRE:2008:BD1346

ECLI:NL:RBROT:2016:9569

ECLI:NL:GHSHE:2016:2733

ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ6240

ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229

ECLI:NL:RBROT:2006:AV6127

ECLI:NL:RBDHA:2014:14470

ECLI:NL:GHDHA:2016:30

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

/ Belastingrecht. Hoger beroep

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:RBZWB:2016:2064

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

ECLI:NL:RBDHA:2016:5723

ECLI:NL:RBGEL:2015:7274

ECLI:NL:RBNNE:2013:6459

ECLI:NL:GHSHE:2015:2518

LJ : BJ8782, Rechtbank Breda, 08/5579. Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBZWB:2017:1974

ECLI:NL:RBSGR:2011:BP5171

ECLI:NL:GHARL:2015:20

ECLI:NL:RBZWB:2016:4124

ECLI:NL:GHAMS:2016:4800 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/00898

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 november 2014 in de zaak tussen [eiser], wonende te [X], eiser

ECLI:NL:GHARL:2017:4367

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

ECLI:NL:GHARL:2017:613

ECLI:NL:RBGEL:2017:3683

ECLI:NL:GHARL:2016:8884


ECLI:NL:GHARL:2015:3296

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549

ECLI:NL:GHARN:2005:AT7887

ECLI:NL:RBGEL:2015:4535

ECLI:NL:RBDHA:2015:5568

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

ECLI:NL:RBDHA:2015:3059

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

ECLI:NL:RBZWB:2015:3923

ECLI:NL:RBGEL:2014:7773

Transcriptie:

ECLI:NL:RBZWB:2014:8977 Instantie Datum uitspraak 27112014 Datum publicatie 03022015 Rechtbank ZeelandWestBrabant Zaaknummer AWB 14 _ 2760 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste aanleg enkelvoudig BPM auto nieuw of gebruikt Belanghebbende heeft vier maanden na eerste toelating tot de openbare weg een auto gekocht met 519 km op de teller. De rechtbank is van oordeel dat de auto waarmee honderden kilometers zijn gereden zonder instemming van de belastingplichtige naar verkeersopvattingen een gebruikte auto is. Nu beide partijen de handelswaarde van de gebruikte auto niet aannemelijk hebben gemaakt, stelt de rechtbank die waarde in goede justitie vast. Wetsverwijzingen Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, geldigheid: 2015 0203 Vindplaatsen Rechtspraak.nl FutD 20143010 VN Vandaag 2015/244 VN 2015/15.3.3 Uitspraak RECHTBANK ZEELANDWESTBRABANT Belastingrecht, enkelvoudige kamer Locatie: Breda Procedurenummer AWB 14/2760 uitspraak van 27 november 2014 Procesverbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen [belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X], belanghebbende,

en de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur. De bestreden uitspraak op bezwaar De uitspraak van de inspecteur van 28 maart 2014 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslag belasting van personenauto s en motorrijwielen (hierna: BPM) ter zake van een personenauto Jeep Wrangler 2.8 CRD Rubicon (VIN eindigend op [xxxx]) (hierna: de auto). Zitting Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2014 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Westerhoven, tot bijstand vergezeld van [A] en namens de inspecteur, [verweerder]. 1 Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep gegrond; vernietigt de uitspraak op bezwaar; vermindert de naheffingsaanslag tot 7.091; veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van 1.460; gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van 328 aan haar vergoedt. 2 Gronden 2.1. De auto is op 28 september 2012 voor het eerst toegelaten tot de openbare weg in Duitsland. Bij de verkoop van de auto op 10 januari 2013 door een Duitse autohandelaar aan belanghebbende stond op de teller 519 kilometer. 2.2. Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van de auto in het Nederlandse kentekenregister op of omstreeks 21 januari 2013 aangifte BPM gedaan. Bij de berekening van de verschuldigde BPM is belanghebbende ervan uitgegaan dat het gaat om een gebruikte auto. Volgens de aangifte is, na toepassing van de vermindering volgens de XRAYkoerslijst, een bedrag van 16.253 aan BPM verschuldigd. Belanghebbende heeft voornoemd bedrag op 25 januari 2013

voldaan. 2.3. Met dagtekening 11 november 2013 is aan belanghebbende de naheffingsaanslag BPM van 11.300 opgelegd. De inspecteur heeft daarbij onder meer gesteld dat: uit de werkorder van de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW) blijkt dat de auto een tellerstand had van 546 kilometer; het voertuig op de datum van aangifte nog geen 12 maanden oud was; en bij de fysieke opname van het voertuig niet is gebleken dat het voertuig sporen van gebruik vertoonde en dat de auto door de dienstdoende ambtenaar als nieuw is omschreven. 2.4. In geschil is of: a. in het onderhavige geval sprake is van een gebruikte auto (belanghebbende) dan wel van een nieuwe auto (inspecteur); en b. de door belanghebbende gehanteerde handelswaarde van 35.164 juist is. Nieuw of gebruikt 2.5. Voor de berekening van de verschuldigde BPM maakt de Wet op de belasting van personenauto s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) onderscheid tussen nieuwe en gebruikte personenauto s (artikel 9, vijfde en zesde lid, van de Wet BPM). 2.6. Gelet op de systematiek van de wet, waarbij de catalogusprijs als heffingsgrondslag de hoofdregel is en een vermindering van de aldus berekende BPM de uitzondering, rust op belanghebbende de bewijslast aannemelijk te maken dat bij het doen van aangifte voor de BPM sprake is geweest van een gebruikte auto. 2.7. Gesteld noch aannemelijk is geworden dat hier sprake is van de door het kabinet bestreden U bochtconstructie waarbij een nieuw te leveren auto eerst op een buitenlands kenteken wordt gezet om vervolgens als gebruikt voertuig te worden geïmporteerd (Kamerstukken II 20092010, 32 129, nr. 3, p. 18). In dit verband acht de rechtbank van belang dat belanghebbende onweersproken heeft gesteld dat de eerste registratie van de auto plaatsvond vóór het sluiten van de koopovereenkomst. 2.8. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 14 september 2012, nr. 12/00848, ECLI:NL:HR:2012:BX7199, geoordeeld dat onder een nieuwe auto moet worden verstaan een auto die na de vervaardiging ervan niet of nauwelijks in gebruik is geweest. Dat een auto ten tijde van het belastbare feit een lage kilometerstand had en geen gebruikssporen betekent naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf nog niet dat sprake is van een gebruikte auto. Een auto waarmee honderden kilometers zijn gereden zonder instemming van de belastingplichtige heeft naar het oordeel van de rechtbank naar verkeersopvattingen niet meer als nieuw te gelden, ook niet als de auto in nieuwstaat verkeert. In het onderhavige geval doet zich de vraag voor of de op de factuur vermelde kilometerstand zijn aan te merken als gebruik in voornoemde zin. Meer specifiek doet zich de vraag voor of de kilometerstand betrekking heeft op kilometers die zijn afgelegd om de auto in Nederland af te leveren bij belanghebbende. 2.9. Belanghebbende heeft gesteld dat het bij zakelijke transacties tussen twee autohandelaren gebruikelijk is dat verkochte auto s met opleggers worden vervoerd van de ene autohandelaar naar de andere autohandelaar. De rechtbank heeft geen reden om daaraan te twijfelen en acht aannemelijk dat de onderhavige auto met een oplegger naar Nederland is vervoerd. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de op de factuur vermelde kilometerstand betrekking heeft op het gebruik van de auto door derden waarop belanghebbende geen invloed heeft gehad. Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank naar verkeersopvattingen sprake van een gebruikte auto. Handelswaarde

2.10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende tegenover de gemotiveerde betwisting van de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de handelswaarde ten tijde van de registratie van de auto 35.164 is. Belanghebbende heeft de afschrijving bepaald op basis van de XRAYkoerslijst. Koerslijstwaarden zijn gebaseerd op gemiddelden. Van belang is of de door belanghebbende bepleite afschrijving niet hoger is dan die van gelijksoortige auto s. De rechtbank vindt niet aannemelijk dat bij een auto van bijna 4 maanden oud, zonder gebruikerssporen en met een tellerstand van 546 kilometer het afschrijvingspercentage van zo n auto 40,9% bedraagt. Ter zitting heeft de inspecteur een afschrijvingspercentage van 0% bepleit. De rechtbank acht de inspecteur niet geslaagd de door hem bepleite afschrijving aannemelijk te maken nu hier sprake is van een gebruikte auto en de inspecteur geen gegevens heeft overgelegd over de handelswaarde van zo n gebruikte auto. De rechtbank stelt de handelswaarde van de auto in goede justitie vast op 50.500. 2.11. Voor de cataloguswaarde sluit de rechtbank aan bij de gegevens zoals die door belanghebbende zijn overgelegd. Immers die gegevens zijn specifieker dan de gegevens die de inspecteur hanteert. Derhalve stelt de rechtbank de catalogusprijs van de auto vast op 59.485, zodat voor de bepaling van de bruto BPM van 27.496 zoals door belanghebbende is berekend, dient te worden uitgegaan. Die bruto BPM is 57 lager dan de bruto BPM zoals door de inspecteur is berekend. De na te heffen BPM dient, als volgt te worden berekend: Cataloguswaarde 59.485 Handelswaarde (inkoopwaarde) 50.500 Afschrijving (cataloguswaarde / inkoopwaarde) 8.985 Afschrijvingspercentage (afschrijving/cataloguswaarde) 15,1% Historische bruto BPM 27.496 Afschrijving 15,1% 4.152 Te betalen BPM 23.344 BPM voldaan op aangifte 16.253 Na te heffen BPM 7.091 2.12. De rechtbank zal de naheffingsaanslag verminderen met 4.209 tot 7.091. 2.13. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard. Voor dat geval is niet in geschil dat belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding voor de bezwaar en beroepsfase van 1.460 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van 243, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van 487 en een wegingsfactor 1). Deze uitspraak is gedaan op 27 november 2014 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B.W. van EekenLiu, griffier. De griffier, De rechter, Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te shertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ shertogenbosch. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2 het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.