DE STEVEN HOOGENDIJK AWARD FOR MEDICAL ENGINEERING* DOOR MR. J.R. VOÜTE Opgericht in 1769 is het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte een van de weinige instituties die Rotterdam nog heeft uit de tijd van de Verlichting in de achttiende eeuw. Zijn oprichter, de Rotterdamse uurwerkmaker Steven Hoogendijk (1698-1788), gaf het Genootschap als doelstelling mee 'door de bevorderinge en volmaakinge der Proefondervindelijke Wijsbegeerte nuttig te zijn aan het gansche Mensdom en aan het Vaderland in het bijzonder. En nog steeds wordt, volgens een recente brochure van het Genootschap, in de geest van de stichter gepoogd om de 'proefondervindelijke wijsbegeerte', dat wil zeggen experimenteel onderzoek op het gebied van de natuurwetenschappen, te bevorderen, in het bijzonder op die gebieden waar het welzijn van de mens kan worden verbeterd. Nu, aan het begin van de eenentwintigste eeuw, betekent dit dat het Genootschap zich bezighoudt met twee disciplines in de natuurwetenschappen, een medische en een technische. Op beide terreinen is er een persoonlijke band met een universiteit. Bij de medische pijler is dat de Erasmus Universiteit Rotterdam, bij de technische de Technische Universiteit Delft. Beide relaties bestaan op professoraal niveau, een zakelijk-organisatorische binding is niet aanwezig. Sedert de oprichting heeft het Bataafsch Genootschap zijn doel nagestreefd door de uitschrijving van prijsvragen. Reeds in 1770 ontwierpen twee bekende medailleurs, G. van Moelingen en J.G. Holtzhey, prijspenningen die bestemd waren om in goud of zilver aan laureaten van de prijsvragen te worden uitgereikt. In 1866 kwam daar een nieuwe prijspenning van J.R Menger bij. Kleine onderlinge verschillen daargelaten, vertonen deze penningen grote gelijkenis. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw bleek het instituut van de prijsvraag niet meer levensvatbaar te zijn. Oproepen voor de for- 391
mulering van nieuwe prijsvragen leidden tot weinig of niets; werd er toch een prijsvraag uitgeschreven, dan bleven inzendingen uit. Gouden of zilveren penningen werden dan ook niet meer uitgereikt. Dit gegeven leidde in 1972 tot de instelling van de Steven Hoogendijk Prijs, een tweejaarlijkse prijs, bestaande uit een geldbedrag van vierduizend gulden, een verguld zilveren gedenkpenning naar het ontwerp van J.P. Menger en een oorkonde, bedoeld als 'een eerbetoon aan de persoon van de bekroonde als wetenschapsbeoefenaar en toe te kennen aan de natuurlijke persoon of aan de groep van terzake samenwerkende natuurlijke personen die een wetenschappelijke prestatie op het gebied der proefondervindelijke wijsbegeerte heeft geleverd van bijzonder belang of van bijzondere waarde in de gemeente Rotterdam'. In de periode 1974-2000 werd de prijs 23 maal uitgereikt, waarvan veertien keer op bio-medisch gebied en negen keer op technisch gebied. Was deze prijs oorspronkelijk bedoeld voor gepromoveerde, jonge Rotterdamse onderzoekers, in 1982 is het reglement van de prijs zodanig gewijzigd 'dat in het vervolg elke twee jaar een prijs zal worden toegekend voor wetenschappelijk werk op medisch-biologisch gebied verricht te Rotterdam, en eveneens één voor wetenschappelijk werk verricht aan de Technische Hogeschool te Delft of onder haar auspiciën'. Ondertussen was in de loop van 1997 in de directeurenvergadering de gedachte gerezen om aan de Erasmus Universiteit een bijzondere leerstoel in bio-medische technologie te vestigen. Daarbij werd gedacht aan een buitenlandse deskundige die bijvoorbeeld gedurende drie maanden gastcolleges zou komen geven en van wie een stimulerende rol op dit gebied mocht worden verwacht, zowel binnen de TU Delft als binnen de medische faculteit van de EUR. Aan een dergelijk 'visiting professorship' moest dan een 'International Steven Hoogendijk Award' worden verbonden, die afwisselend te Delft en te Rotterdam zou worden toegekend. Na rijp beraad is hierop verder voortgeborduurd, waarbij de naam van de onderscheiding uiteindelijk 'International Steven Hoogendijk 392
Award for Medical Engineering' werd; de toevoeging Medical Engineering werd noodzakelijk geacht om met klem de praktische toepassing van het bekroonde medische onderzoek centraal te stellen. De prijs brengt de verplichting met zich mee om in Delft en Rotterdam enkele gastcolleges op postdoctoraal niveau te geven. Toekenning geschiedt aan één of meer kandidaten voor het hele oeuvre van de betrokkene(n) en bij de keuze van de laureaat of laureaten zijn de volgende criteria van overwegend belang: zichtbare innovaties (apparaten of systemen), maatschappelijk nut en voorbeeldwerking. De onderscheiding die eens in de twee jaar wordt uitgereikt, bestaat uit een penning en een bedrag van vijftienduizend euro. Roulerend zal deze worden gegeven voor prestaties op één van de vier volgende medische deelgebieden: interne geneeskunde, chirurgie, neurologie of psychiatrie en preventieve of sociale geneeskunde. Voor de eerste prijsuitreiking, die op 15 juni 2001 heeft plaatsgevonden, vond het Genootschap zijn winnaars op het gebied van de echografie zoals toegepast in de kindergeneeskunde. Op voordracht van een commissie van deskundigen, bestaande uit de hoogleraren dr. H.K.A. Visser namens de Koninklijke Academie van Wetenschappen, dr. ir. CJ. Snijders namens het Bataafsch Genootschap en dr. H.A. Büller als deskundige op het vakgebied van de kindergeneeskunde, werden als prijswinnaars voor 2001 twee Nederlandse ingenieurs en een Amerikaanse hartspecialist aangewezen: prof. dr. ir. N. Bom, ir. J.C. Somer en prof. dr. DJ. Sahn uit Lake Oswego (Oregon, VS). Aan de overwegingen van de commissie ontleen ik: Met stelligheid kan ook voor de kindergeneeskunde worden gezegd dat echografie de belangrijkste technologische bijdrage aan het vakgebied is geweest. Echografie is een diagnostische, beeldvormende techniek, die over de hele wereld op grote schaal in dagelijkse routine wordt toegepast. Een doorbraak tot klinische bruikbaarheid is de introductie begin jaren zeventig van twee 'real time' technieken waarmee thans alle apparaten in de wereld zijn toegerust. De methoden berusten op een zeer snelle, elektronische manier om 393
de geluidsbundels in het doorsnedevlak van organen te laten aftasten tijdens onderzoek door de arts. De basis hiervoor is gelegd door twee Nederlanders, ir. J.C. Somer en prof. dr. ir. N. Bom. De prijsuitreiking vond plaats in de Burgerzaal van het Stadhuis onder voorzitterschap van de Praeses Magnificus van het Genootschap, de burgemeester van Rotterdam, mr. I.W. Opsteken. Bij het zoeken naar een ontwerper voor de bij de prijs behorende penning heeft het Genootschap zijn keus uitdrukkelijk tot Rotterdamse kunstenaars willen beperken. Op voorstel van het Centrum Beeldende Kunst nodigde het Genootschap daartoe de kunstenares Sylvia B. (in 1963 in Utrecht geboren) uit. Zij heeft zich na haar opleiding aan de Rotterdamse Kunstacademie toegelegd op beeldhouwen. In Rotterdam is van haar onder meer een bronzen sculptuur op een pleintje aan de Claes de Vrieselaan te zien. Zelf zegt zij hiervan: 'Zon vreemd stukje niemandsland dat mij alsmaar leek te vragen er een beeld voor te maken. Het stelt de kale schedel van een oude heer met een vorsende blik voor. Zijn hoofd is tot de ogen weggezakt in een gemetselde rand, een abstractie van de Spaanse kraag zoals Claes de Vriese die wel heeft gedragen.' Sylvia B. maakt zowel autonoom werk voor de vrije markt als werk in opdracht. De penning die zij voor het Bataafsch Genootschap ontwierp, is haar eerste opdracht in dit genre. Omdat het Genootschap graag de voorzijde van de penning van Holtzhey in het ontwerp verwerkt zag, heeft zij er bewust naar gestreefd een eenheid tussen vooren keerzijde te realiseren. Daarom is de voorstelling dezelfde als die van het oorspronkelijke ontwerp van Holtzhey, met dien verstande dat sfeer en proporties van het ontwerp van Sylvia B. duidelijk van 2001 zijn en niet achttiende-eeuws. De vrouw op de penning -een personificatie van de Ondervinding- staat met haar voorzijde in de achttiende eeuw en met haar rugzijde in de eenentwintigste. Het opschrift -rerum magistr., meesteres der dingen- op het gewaad van Holtzhey's Ondervinding is voor Sylvia B. een bron van inspiratie geweest. Zij heeft zich de vraag gesteld of nu, anno 2001, deze spreuk 394
G?//fr//> Af/w«w nog geldt. Om dat te verbeelden staat de vrouw op een berenvel dat zij aan een leiband houdt; tegelijkertijd is zij aan haar andere hand verbonden aan een infuusapparaat. De symboliek is dat de mens denkt de natuur aan banden te hebben gelegd, terwijl hijzelf aan de banden van de techniek is komen te liggen. Dit komt ook tot uiting in het feit dat het rechter onderbeen de vorm van een prothese heeft. Op deze wijze verbeeldt de penning het verleidelijke maar tegelijkertijd verontrustende van de moderne technologie. Zo vormt deze ogenschijnlijk hybride penning toch een eenheid, waarbij de Ondervinding als acht- 395
75. tiende-eeuwse door Holthey van voren en als eenentwintigste-eeuwse door Sylvia B. van achteren wordt getoond. Het omschrift van de penning vermeldt, linksonder beginnend: - International - Steven Hoogendijk - Award for - Medical Engineering -, met onderaan de naam van de laureaat. Het omschrift wordt vijfmaal onderbroken; bovenaan door het veranderende jaartal en vervolgens door afbeeldingen van de hersenen, die de neurologie en psychiatrie verbeelden, een vergrootglas met hechtingssteek voor de chirurgie, een capsule voor de interne geneeskunde en een computer met grafieklijn voor de sociale en preventieve geneeskunde. Deze aspecten 396
zullen achtereenvolgens bij prijsuitreikingen aan de orde komen en zo wordt ook op de penning duidelijk dat het Genootschap zich met deze prijs in het bijzonder richt tot onderzoekers in de medische -de hersenen en de capsule- en de technische -het vergrootglas en de computerwetenschappen. De overige gegevens van de penning zijn: gepatineerd zilver met een doorsnee van 100 mm., een dikte van 7 mm., een gewicht van 500 gram en een zilvergehalte van 995 fijn. Het ligt in de bedoeling ten tijde van de verschijning van dit jaarboekje, in november 2002, in Het Schielandshuis een kleine expositie te wijden aan het Bataafsch Genootschap. De nieuwe penning zal dan zeker het middelpunt van deze presentatie vormen. * Een meer numismatische versie van dit artikel verscheen in de periodiek van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Munt- en penningkunde en de Vereniging voor Penningkunst, De Beeldenaar, 2002, nr. 1, p. 7-11. 397