ECLI:NL:GHARN:2005:AT9295

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

ECLI:NL:GHARN:2007:208

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2017:6481

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHARN:2004:AQ5960

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 10 februari 2015.

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ2970

ECLI:NL:RBSHE:2010:BL6745

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHAMS:2005:AT7002

ECLI:NL:GHARL:2016:3906. Uitspraak. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2014:205


ECLI:NL:GHDHA:2015:1193

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:GHSHE:2007:BA1899

ECLI:NL:GHSGR:2009:BK5211

ECLI:NL:RBNNE:2015:6277

ECLI:NL:GHDHA:2014:2351

ECLI:NL:GHARN:2011:BV9367

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:GHARL:2013:9938

ECLI:NL:GHAMS:2015:3559 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1187

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHAMS:2016:5666 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540

ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6472

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116

ECLI:NL:GHARL:2015:2577

ECLI:NL:RBZUT:2003:AH9598

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBAMS:2015:10245

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

LJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, Print uitspraak

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBGRO:2007:BC0348

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572

ECLI:NL:GHAMS:2008:BF7385 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2014:3064

ECLI:NL:GHSHE:2001:AD8580

Het hoger beroep De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2002:13

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:GHSHE:2009:BI3091

ECLI:NL:RBROT:2017:4588

ECLI:NL:GHLEE:2010:BL7457 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2016:7862

Transcriptie:

ECLI:NL:GHARN:2005:AT9295 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 11-07-2005 Datum publicatie 13-07-2005 Zaaknummer 21-006809-04 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger beroep Milieustrafzaak. Aan door bestuurlijke instanties gewekte verwachtingen is het openbaar ministerie op zich niet gebonden. Van een uitdrukkelijke toezegging door of vanwege het openbaar ministerie dat verdachte niet zou worden vervolgd is bovendien niet gebleken. Ook anderszins kan niet worden gezegd dat de gang van zaken bij verdachte redelijkerwijs de verwachting kon wekken dat zij voor de in de tenlastelegging opgenomen strafbare feiten niet zou worden vervolgd. Integendeel kon verdachte uit de opstelling van de KMAR en het openbaar ministerie afleiden dat deze zich op het standpunt stelden dat haar handelingen strafrechtelijk niet door de beugel konden en dat zij daarvoor mogelijk vervolgd zou worden. Het beroep op afwezigheid van alle schuld faalt omdat de brieven van de gemeente waarop men zich baseert, dateren van na de tenlastegelegde en bewezenverklaarde periode. Ten overvloede geldt dat verdachte uit de waarschuwingen van de KMAR en het openbaar ministerie kon afleiden dat het in elk geval niet zeker was dat het standpunt van de gemeente juist was. Daarom kan niet worden gezegd dat verdachte zonder meer op de mededelingen van de gemeente mocht vertrouwen. Wetsverwijzingen Wet milieubeheer 8.1, geldigheid: 2005-07-11 Wet op de economische delicten, geldigheid: 2005-07-11 Vindplaatsen Uitspraak Rechtspraak.nl Parketnummer: 21-006809-04 Uitspraak d.d.: 11 juli 2005 TEGENSPRAAK Gerechtshof te Arnhem economische kamer

Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Almelo van 11 november 2004 in de strafzaak tegen [VERDACHTE], gevestigd te [vestigingsplaats]. Het hoger beroep De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 juni 2005 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen nu het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen. De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman overeenkomstig zijn aan het hof overgelegde pleitnotitie betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu er sprake is van schending van het gelijkheids-, het opportuniteits- en het vertrouwensbeginsel. Het hof verwerpt dit verweer. Vooropgesteld wordt dat niet kan worden gesproken van een zodanig handelen van het openbaar ministerie dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte tekort is gedaan aan haar recht op een behoorlijke behandeling van haar strafzaak. Het beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen omdat niet is gebleken dat van gelijke gevallen sprake is. Met betrekking tot het vertrouwens- en opportuniteitsbeginsel geldt het volgende. Uitgangspunt is dat het openbaar ministerie rekening dient te houden met de beginselen van een behoorlijke procesorde, welke onder meer meebrengen dat de voor het justitiële beleid verantwoordelijke

organen niet handelen naar willekeur, doch tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen zouden verzetten in gebondenheid jegens de verdachte aan toezeggingen welke bij laatstgenoemde gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt. Aan door bestuurlijke instanties gewekte verwachtingen is het openbaar ministerie op zich niet gebonden. Van een uitdrukkelijke toezegging door of vanwege het openbaar ministerie dat verdachte niet zou worden vervolgd is bovendien niet gebleken. Ook anderszins kan niet worden gezegd dat de gang van zaken bij verdachte redelijkerwijs de verwachting kon wekken dat zij voor de in de tenlastelegging opgenomen strafbare feiten niet zou worden vervolgd. Integendeel kon verdachte uit de opstelling van de KMAR en het openbaar ministerie afleiden dat deze zich op het standpunt stelden dat haar handelingen strafrechtelijk niet door de beugel konden en dat zij daarvoor mogelijk vervolgd zou worden. De tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: Zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 augustus 2003 tot en met 30 april 2004 in de gemeente Enschede, al dan niet opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een in of op perceel [perceel] gelegen inrichting, te weten een vliegclub met hangar, torentje en clubgebouw, zijnde een inrichting genoemd in Categorie 3.1 onder a van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I, heeft veranderd of de werking daarvan heeft veranderd, immers heeft zij, verdachte, toen aldaar genoemde inrichting uitgebreid met: - een mobiele opslag van duizend liter, in elk geval een grote hoeveelheid vliegtuigbrandstof (AVGAS) en/of - het overpompen van vliegtuigbrandstof van de mobiele opslag naar de vaste opslagtank en/of - het aftanken van vliegtuigen op een niet vloeistofdichte vloer, althans zonder bodembeschermende voorziening en/of - het vliegen met vliegtuigen op meer en/of andere dagen dan de toegestane zaterdagen en/of - het taxiën met vliegtuigen van en naar de inrichting, te weten de hangar; art. 8.1 lid 1 ahf/ond b Wet milieubeheer. Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Overwegingen met betrekking tot het bewijs Ter terechtzitting in hoger beroep zijn door en namens verdachte verweren per onderdeel van de tenlastelegging gevoerd. De verschillende onderdelen worden hierna behandeld. Een mobiele opslag van duizend liter Blijkens de voorschriften (onderdeel 13) verbonden aan de milieuvergunning die op 7 oktober 1997 door de Burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede aan verdachte is verleend, dient opslag van vliegtuigbenzine te geschieden in een metalen tank van 750 liter. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de vertegenwoordiger van verdachte verklaard dat drie tot vier jaar geleden (het hof begrijpt: omstreeks 2001) naast de vaste opslagtank van 750 liter een zogenaamde Intermediate Bulk Container (IBC) is aangekocht met een capaciteit van 1000 liter. Namens de verdachten is ter terechtzitting in hoger beroep betwist dat de IBC kan worden aangemerkt als een mobiele opslag nu de

vliegtuigbenzine in de IBC telkens direct nadat deze uit Duitsland was opgehaald, werd overgetankt naar de vaste opslag. Het hof stelt voorop dat ook het tijdelijk bewaren van vliegtuigbenzine in een IBC als opslag kan worden aangemerkt. [Vertegenwoordiger 1 van verdachte] heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de IBC voorheen telkens in Duitsland werd volgetankt. Het hof acht anders dan door de vertegenwoordiger van verdachte is betoogd niet aannemelijk dat de mobiele opslag met een capaciteit van 1000 liter na bevoorrading telkens op het terrein van verdachte volledig kon worden overgetankt naar de vaste opslag van 750 liter en de binnen de inrichting aanwezige vliegtuigen. De heer [vertegenwoordiger 2 van verdachte], secretaris van [verdachte], verklaarde op 8 juni 2004 tegenover verbalisanten bovendien dat na het vullen van de vaste opslagtank een hoeveelheid van ongeveer 200 liter in de aanhangwagen (het hof begrijpt: de mobiele opslag) overbleef (dossierpagina 196). Met de aanwezigheid van de mobiele opslag heeft verdachte de inrichting uitgebreid en derhalve veranderd. Het overpompen van vliegtuigbrandstof van de mobiele opslag naar de vaste opslagtank Het bevoorraden van de vaste opslagtank door middel van een mobiele opslag vormt op zich geen uitbreiding van de inrichting. Het vullen van een vaste opslagtank die deel uitmaakt van de inrichting is inherent aan de aanwezigheid van de vaste opslagtank. Dat de vliegtuigbrandstof afkomstig is van een niet toegestane mobiele opslag doet daar niet aan af. Het hof zal de verdachte derhalve vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging. Het aftanken van vliegtuigen op een vloeistofdichte vloer, althans zonder bodembeschermende voorziening Zo er al sprake is van het afleveren van brandstof op een niet vloeistofdichte vloer of, zoals in de vergunningsvoorschriften onder 13.35 wordt voorgeschreven, niet op een aaneengesloten verharding impliceert dit niet een uitbreiding van de inrichting. Hooguit is er sprake van een overtreding van voorschrift 13.35 van de vergunning. Nu deze overtreding niet is tenlastegelegd, dient de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken. Het vliegen met vliegtuigen op meer en/of andere dagen dan de toegestane zaterdagen Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat het nooit de bedoeling van [verdachte] is geweest om uitsluitend op zaterdagen te vliegen. Het hof overweegt als volgt. In onderdeel 1 (werktijden/personeel) van de vergunningaanvraag Wet milieubeheer is namens verdachte als werktijd van maandag tot en met zondag aangegeven: van 08.00 uur tot 24.00 uur. Enkel en alleen de werktijd op zaterdag is gemarkeerd met een sterretje. Onder de werktijdentabel is een sterretje geplaatst met de tekst vliegen. De twee sterretjes verwijzen klaarblijkelijk naar elkaar. De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen plausibele andersluidende verklaring kunnen geven voor deze aanduiding. Hoewel de werktijdentabel niet uitblinkt in helderheid, is het niet aannemelijk dat in de vergunningsaanvraag die deel uitmaakt van de verleende milieuvergunning bedoeld is aan te geven dat ook op andere dagen dan de zaterdag zou worden gevlogen. Nu de heer [vertegenwoordiger 2 van verdachte] op 8 juni 2004 tegenover verbalisanten heeft verklaard dat er ook op andere dagen dan op de zaterdagen wordt gevlogen (dossierpagina 199), heeft de verdachte de inrichting uitgebreid en derhalve zonder vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer veranderd.

Het taxiën met vliegtuigen van en naar de inrichting Het hof acht overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet aannemelijk dat er met vliegtuigen van en naar de inrichting is getaxied. De verdachte wordt derhalve van dit onderdeel vrijgesproken. Bewezenverklaring Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: Zij op tijdstippen in de periode van 27 augustus 2003 tot en met 30 april 2004 in de gemeente Enschede opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een in of op perceel [perceel] gelegen inrichting, te weten een vliegclub met hangar, torentje en clubgebouw, zijnde een inrichting genoemd in Categorie 3.1 onder a van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I, heeft veranderd, immers heeft zij, verdachte, toen aldaar genoemde inrichting uitgebreid met: - een mobiele opslag van duizend liter, in elk geval een grote hoeveelheid vliegtuigbrandstof (AVGAS) en - het vliegen met vliegtuigen op meer en andere dagen dan de toegestane zaterdagen. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Namens de verdachte is ter terechtzitting een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld nu de verdachte op de constateringen van de gemeente, die aangaf dat verdachte in overeenstemming met de verleende vergunning handelde, mocht vertrouwen. Het beroep faalt omdat de brieven van de gemeente waarop men zich baseert, dateren van na de tenlastegelegde en bewezenverklaarde periode. Ten overvloede geldt dat verdachte uit de waarschuwingen van de KMAR en het openbaar ministerie kon afleiden dat het in elk geval niet zeker was dat het standpunt van de gemeente juist was. Daarom kan niet worden gezegd dat verdachte zonder meer op de mededelingen van de gemeente mocht vertrouwen. Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. Oplegging van straf en/of maatregel

Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op het maatschappelijk functioneren van verdachte en haar draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Nu het hof drie van de vijf tenlastegelegde onderdelen niet bewezen acht, zal het hof de verdachte een lagere straf opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 en 24 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a (oud), 2 en 6 (oud) van de Wet op de economische delicten en artikel 8.1 van de Wet milieubeheer. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht: Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een geldboete van 2.000,-- (tweeduizend euro). Beveelt, dat een gedeelte van de geldboete, groot 1.000,-- (duizend euro), niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Aldus gewezen door mr Van Houten, voorzitter, mrs Koksma en Hendriks, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr Beaujean, griffier, en op 11 juli 2005 ter openbare terechtzitting uitgesproken.