ECLI:NL:RBGEL:2017:2594

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBOBR:2015:3690

ECLI:NL:GHAMS:2014:3092

ECLI:NL:RBAMS:2016:7682

ECLI:NL:RBOVE:2014:1077

ECLI:NL:GHARL:2017:2726

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6154

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:RBASS:2011:BP3458

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Arnhem afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBROT:2015:6424

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882

ECLI:NL:RBOVE:2016:649

ECLI:NL:RBAMS:2015:10059

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBNHO:2013:10520

ECLI:NL:RBHAA:2012:2572

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:RBDHA:2014:11422

ECLI:NL:RBMAA:2012:BY2805

ECLI:NL:RBNHO:2016:6062

ECLI:NL:RBDHA:2017:6614

ECLI:NL:RBAMS:2014:8276

ECLI:NL:OGEAA:2017:172

ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9770

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703

Gerechtshof 's-hertogenbosch , ECLI:NL:GHSHE:2018:4847

Zoekresultaat - inzien document

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0950

ECLI:NL:RBZWB:2016:7795

ECLI:NL:GHSHE:2017:146

ECLI:NL:RBSGR:2012:25290

ECLI:NL:GHAMS:2013:2541 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ7913

ECLI:NL:RBMNE:2017:386

ECLI:NL:GHAMS:2013:4982

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:917 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBNHO:2015:1704

ECLI:NL:RBALK:2009:BH5268

ECLI:NL:RBMNE:2017:449

ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590

ECLI:NL:GHDHA:2013:591

ECLI:NL:RBDHA:2015:6706

ECLI:NL:RBOVE:2015:5761

ECLI:NL:RBOVE:2015:3739

ECLI:NL:RBDHA:2017:8005

ECLI:NL:RBZUT:2012:BX7183

Raad voor de Kinderbescherming, Midden-Nederland, locatie Utrecht, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Utrecht.

ECLI:NL:RBROE:2004:AR5891

ECLI:NL:RBOVE:2015:5815

ECLI:NL:RBMNE:2014:2366

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB6006

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/01/ / FA RK

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBDHA:2014:8157

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057

ECLI:NL:RBZWB:2016:6374

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/ FA RK ; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

ECLI:NL:RBOVE:2016:1478

ECLI:NL:RBDOR:2012:BW9587

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBSGR:2009:BL0577

ECLI:NL:RBOVE:2013:856

ECLI:NL:GHARN:2011:BR0277

ECLI:NL:GHARN:2004:AR8882

ECLI:NL:GHDHA:2014:935

ECLI:NL:RBDHA:2013:13810

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHDHA:2013:4390

ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ1184

ECLI:NL:RBDHA:2015:2826

ECLI:NL:GHSHE:2005:AS9756

ECLI:NL:RBZWO:2002:AE6600

ECLI:NL:GHLEE:2012:BX6197 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBARN:2008:BG3849

ECLI:NL:GHARL:2016:10060

ECLI:NL:RBHAA:2009:BK7496

ECLI:NL:GHDHA:2013:3850

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3762

ECLI:NL:RBAMS:2016:43

Uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE. Sector familie- en jeugdrecht. Enkelvoudige kamer

ECLI:NL:GHSHE:2006:AV4210

ECLI:NL:RBHAA:2001:AD7176

ECLI:NL:GHARN:2012:BX8537

ECLI:NL:GHARL:2015:3052

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBZWO:2003:AI0668

ECLI:NL:RBROE:2009:BK5011

ECLI:NL:GHSHE:2017:1404

ECLI:NL:RBROT:2001:AD4035

ECLI:NL:RBDHA:2016:13772

Transcriptie:

ECLI:NL:RBGEL:2017:2594 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 11-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer C/05/290891 / FA RK 15-3197 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en familierecht Eerste aanleg - enkelvoudig Beschikking Verplichting tot omgang met zoontje. Vastgesteld is dat de man de vader is van het kind. Vader wil echter geen contact. Er is wel omgang met het zusje. De Raad voor de Kinderbescherming vindt de houding van vader tegen de belangen van het kind ingaan, maar adviseert geen omgangsregeling vast te stellen omdat vader niet tot inzicht te brengen is. De rechtbank oordeelt dat vader de verplichting heeft de omgang een kans te geven en stelt toch een omgangsregeling vast. Wetsverwijzingen Burgerlijk Wetboek Boek 1 377a, geldigheid: 2009-03-01 Vindplaatsen Uitspraak Rechtspraak.nl PFR-Updates.nl 2017-0146 beschikking RECHTBANK GELDERLAND Team familierecht Zittingsplaats Arnhem Zaakgegevens: C/05/290891 / FA RK 15-3197 Datum uitspraak: 11 april 2017 beschikking naar aanleiding van het verzoek van [verzoekster] (nader te noemen: de vrouw),

wonende te [woonplaats], advocaat mr. M. van Hunnik te Barneveld. Belanghebbenden zijn: - [naam] (nader te noemen: de man), wonende te [woonplaats], bijgestaan door zijn advocaat mr. R.M. Bissumbhar te Barneveld; - de minderjarige [naam] (nader te noemen: [het kind] ), geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], in rechte vertegenwoordigd door de bijzondere curator mr. I.E.J. Weideveld- Buitenhuis, advocaat te Barneveld. 1 Het verloop van de procedure 1.1. Dit verloop blijkt uit: - de beschikking van deze rechtbank van 19 mei 2016; - het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, ingekomen op 18 oktober 2016; - het F9 formulier namens de vrouw, ingekomen op 6 januari 2017; - het faxbericht namens de man, ingekomen op 6 januari 2017; - het F9 formulier (met bijlage) namens de man, ingekomen op 20 januari 2017; - het F9 formulier namens de man, ingekomen op 25 januari 2017. 1.2. De behandeling ter zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 maart 2017. Daarbij waren aanwezig: - de vrouw, bijgestaan door haar advocaat; - de man, bijgestaan door zijn advocaat; - namens de Raad voor de Kinderbescherming: mevrouw Van Mierlo. 2 De beoordeling 2.1. Volhard wordt bij hetgeen is overwogen en beslist in de beschikking van deze rechtbank van 19 mei 2016. In deze beschikking: - is het (juridische) vaderschap vastgesteld van de man over [het kind] ; - is bepaald dat de kosten van het DNA-onderzoek door de vrouw en de man moeten worden gedragen; - is de Raad voor de Kinderbescherming verzocht te rapporteren over de zorgregeling en de geslachtsnaam; - zijn de verzoeken over de geslachtsnaam, de zorgregeling en de kinderalimentatie aangehouden. De zorgregeling 2.2. De vrouw verzoekt de rechtbank om tussen de man en [het kind] als omgangsregeling vast te stellen dat [het kind] bij de man verblijft: - een weekend per twee weken van vrijdag 19:00 uur tot zondag 19:00 uur, waarbij [het kind] bij de vrouw wordt gehaald en gebracht alsmede - gedurende de vakanties en feestdagen, bij helfte in onderling overleg te verdelen. 2.3. De man verzoekt het verzoek van de vrouw af te wijzen. Hij geeft daarbij te kennen dat hij niets met [het kind] te maken wil hebben. Ter voorkoming van oplopende escalatie tussen de vrouw en

de man en de mogelijke weerslag daarvan op [het kind], acht de man de vaststelling van de zorgregeling niet in het belang van [het kind]. 2.4. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert de rechtbank om geen zorgregeling tussen de man en [het kind] vast te stellen en het daartoe strekkende verzoek van de vrouw af te wijzen. Zij stelt daartoe dat het weliswaar in het belang van [het kind] zou zijn om een zorgregeling vast te stellen, doch dat de totale weigering van de man om contact te hebben met [het kind] een cruciale rol speelt. Nu de man niet tot inzicht is te brengen wat dit voor [het kind] en zijn andere kinderen betekent, heeft het naar het oordeel van de Raad ook geen meerwaarde om zorgregeling af te dwingen. De rechtbank overweegt als volgt. 2.5. Ingevolge artikel 1:377a BW heeft [het kind] recht op omgang met zijn ouders. De niet met het gezag belaste ouder, de man, heeft het recht op en ook de verplichting tot omgang met [het kind]. De rechter stelt op verzoek van een van de ouders een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt het recht op omgang. Het recht op omgang wordt slechts ontzegd indien in casu: - omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [het kind], of - de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of - omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind. 2.6. In verband met de houding van de man zou de rechtbank het door de vrouw verzochte kunnen afwijzen om [het kind] teleurstellingen te besparen. De rechter ziet echter aanleiding om een zorgregeling tussen de man en [het kind] te bepalen, nu het ontbreken van contact niet in het belang van [het kind] wordt geacht. 2.7. De vrouw handelt door een omgangsregeling te verzoeken overeenkomstig haar plicht om het contact tussen de man en [het kind] te stimuleren. Als vader dient de man zijn verantwoordelijkheid te nemen en een goede relatie te (gaan) onderhouden met [het kind]. Een goede band tussen ouders en [het kind] is van wezenlijk belang voor de evenwichtige ontwikkeling van [het kind] en de man dient zich dit terdege te realiseren. Daarnaast is het belang van [L], de dochter van partijen, en [E], de zoon van de man en diens nieuwe partner, in het geding nu zij belang hebben bij contact met hun (half-)broertje en de man. 2.8. Niet is gebleken dat omgang ernstig nadeel zal opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [het kind] of anderszins in strijd is met zijn belang. De rechtbank begrijpt op zichzelf de vrees bij de man dat de omgang tussen hem en [het kind] meer contact tussen de man en de vrouw noodzakelijk zal maken, er dan conflicten zullen ontstaan en daardoor alles wat partijen hebben bereikt met name de nu goed lopende omgangsregeling met [L] in het gedrang zal kunnen komen. Die zorg van de man lijkt voorshands echter niet gegrond, juist omdat de verhouding tussen partijen is genormaliseerd en zij over [L] waar nodig kunnen communiceren en (daardoor) de omgangsregeling zonder veel problemen verloopt. De rechtbank vindt kortom dat de man het moet proberen met [het kind] zodat de omgang een eerlijke kans wordt gegeven en daarmee [het kind] een eerlijke kans van zijn vader krijgt. Evenmin staat vast dat de man kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang. De rechtbank acht mitsdien geen ontzeggingsgronden aanwezig. 2.9. De man heeft al geruime tijd geen enkel contact met [het kind]. De door de vrouw verzochte regeling vindt de rechtbank daarom te uitgebreid. Bepaald zal worden dat - als opstartfase - in het belang van [het kind] de man elke twee weken op zaterdag of op zondag gedurende drie uren omgang met [het kind] heeft, bij voorkeur als [L] ook bij de man verblijft. De vrouw zal, evenals bij [L], [het kind] naar de man brengen en de man zal hem terugbrengen. 2.10. Het wordt de man aangeraden hulp te zoeken om de omgang tot stand te brengen, mocht hij

daarbij problemen ervaren. Vaststelling van enige omgang betekent voor de vrouw een extra belasting, namelijk door naast [het kind] te blijven stimuleren in het contact met de man, hem ook te begeleiden bij eventuele teleurstellingen en het hanteerbaar maken daarvan. Ook de vrouw zal bij zichzelf te rade moeten gaan of zij daarbij hulp nodig heeft. 2.11. Van de man en de vrouw wordt verwacht dat zij zo spoedig mogelijk in overleg treden om de omgangsregeling verdere inhoud en vorm te geven en daarbij passende hulp te zoeken. De wijziging van de geslachtsnaam 2.12. De man en de vrouw hebben er gezamenlijk voor gekozen dat [L], hun eerste kind die door de man is erkend, de geslachtsnaam van de man heeft. [het kind] is niet erkend door de man en heeft daarom de geslachtsnaam van de vrouw. Voor wijziging van de geslachtsnaam van [het kind] in die van de man is nodig dat de vrouw en de man gezamenlijk verklaren dat [het kind] dezelfde geslachtsnaam zal hebben als [L]. Nu een dergelijke verklaring ontbreekt, zal het verzoek van de vrouw worden afgewezen. De bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] 2.13. Partijen zijn het er over eens dat de man met ingang van 19 mei 2016 - de datum waarop het vaderschap van de man over [het kind] gerechtelijk is vastgesteld - een onderhoudsbijdrage voor [het kind] aan de vrouw zal betalen van 25 per maand. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen. 3 De beslissing De rechtbank: 3.1. stelt vast dat de man elke twee weken op zaterdag of op zondag gedurende drie uren omgang met [het kind] heeft, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen; 3.2. bepaalt dat de man met ingang van 19 mei 2016 bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] aan de vrouw zal betalen 25 per maand, vanaf nu telkens bij vooruitbetaling te voldoen; 3.3. verklaart genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad; 3.4. wijst af het meer of anders verzochte. Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, rechter, in tegenwoordigheid van F. Wolters als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2017. Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld: - door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, - door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden. Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof te Arnhem.