1995D0232 NL 31.12.1998 002.001 1 Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen B BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 27 juni 1995 betreffende het opzetten van een tijdelijk experiment in het kader van Richtlijn 69/208/EEG van de Raad teneinde de voorwaarden vast te stellen waaraan zaad van hybriden en van mengrassen van kool- en van raapzaad moet voldoen (95/232/EG) (PB L 154 van 5.7.1995, blz. 22) Gewijzigd bij: Publicatieblad nr. blz. datum M1 Beschikking 98/173/EG van de Commissie van 17 februari 1998 L 63 30 4.3.1998 M2 Beschikking 1999/84/EG van de Commissie van 19 januari 1999 L 27 31 2.2.1999
1995D0232 NL 31.12.1998 002.001 2 BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 27 juni 1995 betreffende het opzetten van een tijdelijk experiment in het kader van Richtlijn 69/208/EEG van de Raad teneinde de voorwaarden vast te stellen waaraan zaad van hybriden en van mengrassen van kool- en van raapzaad moet voldoen (95/232/EG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Richtlijn 69/208/EEG van de Raad van 30 juni 1969 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen ( 1 ), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, en met name op artikel 12 bis, Overwegende dat bij Richtlijn 69/208/EEG geen specifieke voorwaarden zijn vastgesteld waaraan zaad van kool- en van raapzaadhybriden moet voldoen; dat bovendien voor materiaal dat niet officieel is opgenomen in de Gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen in bovengenoemde richtlijn geen specifieke voorwaarden zijn vastgesteld, ook niet voor mengrassen; dat dergelijk materiaal niet op grond van die richtlijn kan worden gecertificeerd en in de handel gebracht; Overwegende dat op basis van voorlopige resultaten is gesteld dat specifieke voorwaarden voor zaaizaad van hybriden van kool- en van raapzaad moeten worden vastgesteld; Overwegende dat eveneens is gesteld dat de certificering en het in de handel brengen van zaaizaad van mengrassen thans moeten worden toegestaan en bijgevolg specifieke voorwaarden voor zaaizaad van dergelijke mengrassen moeten worden vastgesteld; Overwegende dat op communautair niveau op basis van de beschikbare gegevens deze verzoeken nog geen bevestiging konden verkrijgen; Overwegende dat het daarom dienstig is om onder bepaalde voorwaarden een tijdelijk experiment op te zetten teneinde te kunnen bepalen aan welke voorwaarden zaaizaad van hybriden en van mengrassen van kool-, respectievelijk raapzaad moet voldoen; Overwegende dat het experiment zodanig moet worden opgezet dat op communautair niveau zoveel mogelijk informatie kan worden verzameld om tot de, met het oog op een eventuele aanpassing van de communautaire regelgeving, nodige gevolgtrekkingen te kunnen komen; Overwegende dat de Lid-Staten voor het experiment van bepaalde, krachtens Richtlijn 69/208/EEG op hen rustende verplichtingen moeten worden vrijgesteld; Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 1. Onder de in de bijlage vervatte voorwaarden wordt op communautair niveau een tijdelijk experiment opgezet om te bepalen aan welke voorwaarden zaaizaad van hybriden en van mengrassen van koolzaad (Brassica napus L.) en van raapzaad (Brassica rapa L var. silvestris (Lam.) Briggs) moet voldoen om overeenkomstig Richtlijn ( 1 ) PB nr. L 169 van 10. 7. 1969, blz. 3.
1995D0232 NL 31.12.1998 002.001 3 69/208/EEG te kunnen worden gecertificeerd en in de handel te kunnen worden gebracht. 2. Alle Lid-Staten mogen aan het experiment deelnemen. Artikel 2 Voor de doeleinden van deze beschikking wordt verstaan onder: mengras : een aan de certificeringsinstantie gemeld mengsel van gecertificeerd zaad van een bepaald mannelijk steriel hybrideras dat officieel is toegelaten overeenkomstig Richtlijn 70/457/EEG van de Raad ( 1 ), met gecertificeerd zaad van een of meer bepaalde, eveneens toegelaten bestuiverrassen, dat mechanisch is samengesteld in een door de personen die voor de instandhouding van de bestuiverafhankelijke hybride en van bestuiver(s) verantwoordelijk zijn, gezamenlijk bepaalde verhouding; bestuiverafhankelijke hybride ; de mannelijk steriele component in het mengras; bestuiver(s) : de stuifmeel leverende component in het mengras. Artikel 3 Zaaizaad van hybriden en van mengrassen van kool-, respectievelijk raapzaad mag in de Gemeenschap in de handel worden gebracht op voorwaarde dat aan de in de bijlage vervatte voorwaarden en eisen wordt voldaan. Artikel 4 1. Onverminderd artikel 3 van de onderhavige beschikking zijn de Lid-Staten die aan het experiment deelnemen, vrijgesteld van de bij Richtlijn 69/208/EEG vastgestelde bepalingen inzake voorvrucht, rasechtheid, raszuiverheid, isolatie van de teelt, aantal veldkeuringen en etikettering. 2. Voor zaad van mengrassen van kool- en van raapzaad zijn de Lid-Staten die aan het experiment deelnemen, bovendien vrijgesteld van het bepaalde in artikel 2, lid 1, punt c, van Richtlijn 69/208/EEG, voor zover het daar bepaalde betrekking heeft op de eis dat het zaad moet zijn van een in de gemeenschappelijke of in de nationale rassenlijst opgenomen ras en van het bepaalde in artikel 8 van genoemde richtlijn, voor zover het daar bepaalde betrekking heeft op de homogeniteit van de partijen. Artikel 5 1. De Lid-Staten delen de Commissie mede of zij al dan niet aan het experiment deelnemen. 2. De Lid-Staten dienen vóór het einde van elk jaar bij de Commissie en bij de andere Lid-Staten een voortgangsrapport in over de resultaten van het experiment. 3. Het experiment loopt af op M2 31 december 2000. 4. De bijlage kan in de periode waarover het experiment loopt, op grond van de verzamelde gegevens worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 20 van Richtlijn 69/208/EEG. 5. De Lid-Staten kunnen vóór M2 31 december 2000 besluiten dat zij niet langer aan het experiment deelnemen indien zij van oordeel zijn dat de uitvoering van het experiment voor de kwaliteit van het zaad nadelige gevolgen kan hebben. Zij stellen de Commissie en de andere Lid-Staten onverwijld daarvan in kennis. ( 1 ) PB nr. L 225 van 12. 10. 1970, blz. 1.
1995D0232 NL 31.12.1998 002.001 4 Artikel 6 Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.
1995D0232 NL 31.12.1998 002.001 5 BIJLAGE VOORWAARDEN EN EISEN 1. Voorwaarden waaraan het gewas moet voldoen: a) het gewas moet worden geteeld op een perceel waarop in de afgelopen vijf jaar geen teelt van planten van Cruciferae is verricht; b) wanneer voor de zaadproduktie van een mannelijk steriele component gebruik wordt gemaakt, moet de mannelijke steriliteit ten minste 98 % bedragen. De mate van mannelijke steriliteit wordt bepaald door de bloemen te onderzoeken op het ontbreken van fertiele helmknoppen; c) voor de produktie van basiszaad moet de afstand tot naburige stuifmeelbronnen die een ongewenste kruisbestuiving kunnen opleveren, ten minste 500 meter en voor de produktie van gecertificeerd zaad ten minste 300 meter bedragen. Deze afstanden behoeven niet in acht te worden genomen indien er tegen ongewenste kruisbestuiving voldoende bescherming is; d) er moeten ten minste drie veldkeuringen worden verricht. De eerste keuring moet vóór de bloei, de tweede in het eerste stadium van de bloei en de derde aan het einde van de bloei worden uitgevoerd. 2. Voorwaarden waaraan het zaad moet voldoen: a) het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn voor wat de raskenmerken van de componenten betreft, zo nodig ook wat mannelijke steriliteit, respectievelijk herstel van de fertiliteit betreft; b) in acht te nemen minimumeisen wat raszuiverheid betreft: Zaadtype Minimumpercentage raszuiverheid aa) Door middel van zelfincompatibiliteit geproduceerde hybriden Basiszaad, inteeltlijn 98,0 Basiszaad, enkele hybride 95,0 Gecertificeerd zaad 90,0 bb) Door middel van mannelijke steriliteit geproduceerde hybriden Basiszaad, vrouwelijke component 99,0 Basiszaad, mannelijke component 99,9 Gecertificeerd zaad 90,0 Of aan de minimumeisen inzake raszuiverheid is voldaan, wordt vooral nagegaan bij overeenkomstig punt 1 verrichte veldkeuringen. 3. Zaaizaad mag slechts als gecertificeerd zaad worden gecertificeerd indien terdege rekening is gehouden met de resultaten van de op het veld verrichte officiële nacontroles op officieel genomen basiszaadmonsters en uitgevoerd tijdens het groeiseizoen van het voor certificering als gecertificeerd zaad bestemd zaad, waarbij is nagegaan of het basiszaad aan de voor basiszaad bij deze beschikking gestelde eisen inzake rasechtheid en raszuiverheid voldoet voor wat de kenmerken van de componenten, mannelijke steriliteit inbegrepen, betreft. Voor basiszaad van hybriden mag de raszuiverheid met daartoe geëigende biochemische methoden in plaats van met nacontroles op het veld worden getoetst. De voorwaarden waaronder dergelijke tests worden uitgevoerd, kunnen volgens de procedure van artikel 20 van Richtlijn 69/208/EEG worden vastgesteld. 4. Voor gecertificeerd zaad van mengrassen wordt het zaad van de bestuiverafhankelijke hybride en van de bestuiver(s) mechanisch gemengd in een verhouding die door degenen die voor de instandhouding van de componenten verantwoordelijk zijn, gezamenlijk wordt bepaald. De zaad-coating van de vrouwelijke component wordt anders gekleurd dan die van de mannelijke component.
1995D0232 NL 31.12.1998 002.001 6 5. Door middel van officiële nacontroles op officieel genomen monsters wordt nagegaan of aan de in punt 2 vervatte normen inzake het minimumpercentage raszuiverheid wordt voldaan. Voor gecertificeerd zaad van hybriden mag de raszuiverheid met daartoe geëigende biochemische methoden in plaats van met nacontroles op het veld worden getoetst. De voorwaarden waaronder dergelijke tests worden uitgevoerd, kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 20 van Richtlijn 69/208/EEG. 6. Voor het etiket gelden de volgende bepalingen: a) voor basiszaad en voor gecertificeerd zaad van hybriden gelden de in bijlage IV bij Richtlijn 69/208/EEG vervatte etiketteringsvoorschriften; b) voor basiszaad van hybriden of inteeltlijnen: wanneer de hybride of de inteeltlijn waaronder het basiszaad valt, op grond van Richtlijn 70/457/EEG officieel is toegelaten, wordt de naam vermeld waaronder de component officieel is toegelaten, met of zonder verwijzing naar het uiteindelijke ras, en, wanneer hybriden of inteeltlijnen als component voor het uiteindelijk ras worden gebruikt, de vermelding component ; in de overige gevallen wordt de naam van de component waaronder het basiszaad valt, eventueel in de vorm van een code, met een verwijzing naar het uiteindelijke ras, vermeld, met of zonder verwijzing naar de functies (mannelijk of vrouwelijk) en met vermelding van het woord component ; c) voor gecertificeerd zaad dat overeenkomstig punt 4 wordt gemengd, gelden voor het gecertificeerd zaad van elke component de in bijlage IV bij Richtlijn 69/208/EEG vervatte etiketteringsvoorschriften. Bovendien moet de functie (vrouwelijk of mannelijk) samen met het woord component en met de naam van het uiteindelijke mengras worden vermeld; d) voor gecertificeerd zaad van een mengras gelden de in bijlage IV bij Richtlijn 69/208/EEG vervatte etiketteringsvoorschriften, met dien verstande dat in plaats van de naam van het ras die van het mengras (vermelding mengras en de naam van het mengras) en het procentuele aandeel, berekend naar aantal zaden, van elke component in het mengras moeten worden vermeld; de naam van het mengras volstaat indien het procentuele aandeel naar aantal zaden schriftelijk aan de koper is medegedeeld en officieel is geregistreerd. Het etiket is blauw en heeft een diagonaal lopende groene streep; e) op het etiket wordt na de woorden EG-systeem het nummer van deze beschikking vermeld; f) indien een Lid-Staat aan het experiment deelneemt, moeten de monsters die door de Lid-Staat met het oog op de communautaire vergelijkende proeven worden verstrekt, afkomstig zijn van partijen zaad die officieel volgens het experiment zijn gecertificeerd.