Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Vergelijkbare documenten
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

VOORSTEL VAN WET. Artikel I De Registratiewet 1970 wordt als volgt gewijzigd:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verruiming spreekrecht in rechtszaal van kracht

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS

A 2011 N 57 PUBLICATIEBLAD

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Is een prenatale aantekening in het gezagsregister van gezamenlijk gezag van ongehuwde ongeregistreerde ouders mogelijk?

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

PUBLICATIEBLAD. LANDSVERORDENING van de 8'*^mei 2010 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek^ (Landsverordening herziening namenrecht)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

A 2017 N 65 PUBLICATIEBLAD

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met de invoering van kostendekkende griffierechten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

(B vervallen) Artikel I. De Wet op de jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd: Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

VOORSTEL VAN RIJKSWET. Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Transcriptie:

STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 2600 5 februari 2013 Advies Raad van State betreffende het wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mede in verband met de evaluatie van de Wet openstelling huwelijk en de Wet geregistreerd partnerschap Nader Rapport 21 januari 2013 nr. 342918 Directie Wetgeving en Juridische Zaken Aan de Koningin Nader rapport inzake wijziging BW en RV mede i.v.m de evaluatie van de Wet opstelling huwelijk en de Wet geregistreerd partnerschap Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 13 oktober 2012 nr. 12.002418, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 27 november 2012, nr. W03.12.0422/II, bied ik U hierbij aan. 1. De Afdeling merkt op dat het voorstel de verwijzing schrapt in artikel 1:253a, vierde lid, BW naar het inmiddels niet meer bestaande artikel 1:377a, vierde lid, BW. De Afdeling wijst erop dat eerder is aangekondigd dat de verwijzing naar artikel 1:377a, vierde lid, BW zou worden vervangen door een verwijzing naar artikel 1:377a derde lid, BW waarmee het beoordelingskader van dit artikel van toepassing zou worden op artikel 1:253a BW. De Afdeling merkt op dat zowel artikel 1:377a BW als artikel 1:253a BW situaties beogen te regelen van contact en zorg tussen een ouder en zijn kind en het minder goed te begrijpen is dat de gronden tot begrenzing van contacten als een ouder het gezag niet heeft (art. 1:377a BW) veel stringenter zijn geformuleerd dan wanneer de ouder het gezag wel heeft (art. 1:253a BW). Het ligt volgens de Afdeling voor de hand om in de gevallen dat de ouder wel het gezag heeft, de gronden tot begrenzing of ontzegging van contact even stringent te formuleren. De Afdeling adviseert in de toelichting hier op in te gaan en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen. Op grond van artikel 1:253a, tweede lid, BW kan in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening aan de rechter een regeling worden gevraagd inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan de toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken omvatten alsmede en uitsluitend indien het belang van het kind dit vereist, een tijdelijk verbod aan een ouder om met kind contact te hebben (onderdeel a). Artikel 1: 377a, eerste lid, BW bevat het recht van het kind op omgang met zijn ouders en degene die tot hem in een nauwe persoonlijke betrekking staat. Voor de niet met gezag belaste ouder is het recht op en de verplichting tot omgang in dat artikel met zoveel woorden opgenomen. Het derde lid bevat de ontzeggingsgronden voor het recht op omgang. Artikel 1:377 h BW (oud) bevatte een regeling over de omgang tussen het kind en ouder met gezag bij wie het kind zijn gewone verblijfplaats niet heeft. Deze regeling is op grond van de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige echtscheiding in artikel 1:253a BW opgenomen. In dit artikel wordt met betrekking tot de met het gezag belaste ouders niet langer van omgang gesproken, maar van een verdeling van zorg- en opvoedingstaken. In het vierde lid van artikel 1:253a BW is thans onder meer artikel 1:377a, vierde lid, BW van overeenkomstige toepassing verklaard. In plaats van omgang dient in dit artikel gelezen te worden: een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De vervanging van de verwijzing naar artikel 1:377a, vierde lid, BW, welke lid zag op een bevoegdheidsregeling (vervallen per 1 mei 2007), door de verwijzing naar artikel 1:377a, derde lid, BW zou betekenen dat de rechter het recht op een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan ontzeggen op de in dat derde lid aangegeven gronden. In de memorie van toelichting bij de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding is aangegeven dat het derde lid van artikel 1:377a BW niet van overeenkomstige toepassing is verklaard. Wanneer ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen moet altijd een regeling inzake de verdeling van de verzorgings- en opvoedingstaken worden vastgesteld. Zou geen contact van een ouder met het kind voor langere (tijdelijke) duur in het belang van het kind zijn, dan behoort daartoe de rechter ter zake van een nadere bepaling van de verzorgings- en 1 Staatscourant 2013 nr. 2600 5 februari 2013

opvoedingstaken op de voet van artikel 1:253a BW te worden benaderd (Kamerstukken II 2004/05, 30 145, nr. 3, blz. 14 en 15). Artikel 1:253a BW noemt het belang van het kind aan de hand waarvan een contactverbod wordt beoordeeld. De rechter zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht nemen, waarbij het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen (zie HR 25 april 2008, NJ 2008, 414). Er is echter geen reden aan te wijzen voor het hanteren van strengere eisen voor het ontzeggen van omgang op tussen het kind en een ouder zonder gezag grond van artikel 1:377a BW dan voor het verbieden van contact tussen het kind en een ouder met gezag op grond van artikel 1:235a BW. In de rechtspraak wordt bij de beoordeling of een contactverbod moet worden toegewezen, wel met zoveel woorden aangesloten bij de ontzeggingsgronden voor omgang genoemd in artikel 1:377a, derde lid BW (Gerechtshof s-hertogenbosch 2 december 2009, LJN BK5370 en 5 april 2011, LJN BQ0324 en Gerechtshof s-gravenhage 21 juli 2010, LJN BN3239). In navolging van het advies van de Afdeling wordt daarom voorgesteld om voor van het opleggen van een tijdelijk contactverbod naar de ontzeggingsgronden van artikel 1:377a, derde lid, BW te verwijzen. Deze verwijzing is opgenomen in artikel 1:253a, tweede lid, onder a, BW in de betreffende zinsnede over het tijdelijk contactverbod. Het wetsvoorstel en de toelichting zijn op dit punt aangepast. 2. De Afdeling merkt over de voorgestelde wijziging van artikel 1:244 BW, inhoudende dat het gezagsregister niet meer enkel bij de rechtbanken, maar ook op een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen plaats kan berusten, op dat de memorie van toelichting en de berichtgeving op rechtspraak.nl niet geheel overeenstemmen. Blijkens rechtspraak.nl zijn vanaf 1 september 2012 alle rechtbanken aangesloten op het nieuwe Centraal Gezagsregister. De Afdeling stelt vast dat de basis van een centraal gezagsregister in de wijziging van de wet en in de wijziging van het besluit gezagsregisters dient te liggen. De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de verhouding tussen het wetsvoorstel en het in de praktijk functionerende Centraal Gezagsregister en zo nodig te wachten met het verder beschikbaar maken van het Centraal Gezagsregister tot hiervoor een grondslag bestaat in het BW en het Besluit gezagsregisters. Het Centraal Gezagsregister is een openbaar register waarop de rechtbanken zijn aangesloten. Het wordt in tegenstelling tot andere openbare registers niet ontsloten via www.rechtspraak.nl. De vernieuwing bestaat verder uit een betere datakwaliteit en ingebouwde checks. Ook in de nieuwe situatie berust het gezagsregister bij de rechtbanken. Belanghebbenden kunnen nu bij elke rechtbank terecht met een aantekening aangaande de uitoefening van gezamenlijk gezag (art. 1:252 BW) of met een verzoek om raadpleging van gegevens uit het gezagsregister. Zij hoeven zich niet langer te wenden tot de rechtbank van het arrondissement waarin het kind geboren is. Griffiers van de rechtbanken kunnen zelf de rechtsfeiten die betrekking hebben op het gezag aantekenen in het gezagsregister. Een beslissing inzake het gezag die is gegeven in een ander arrondissement dan het arrondissement waarin het kind is geboren, hoeft niet langer te worden verzonden naar de rechtbank van het geboortearrondissement. Gegevens kunnen nu sneller en eenvoudiger worden verwerkt in het register. Omdat het gezagsregister nog steeds bij de rechtbanken berust, is het niet nodig eerst de inwerkingtreding van de wijziging van artikel 1:244 BW af te wachten. Wel zal ik een wijziging voorbereiden van het Besluit Gezagsregisters. Onder meer zal de bepaling in dit besluit dat de griffier rechtsfeiten aantekent die betrekking hebben op de gezagsuitoefening over de in het arrondissement geboren minderjarigen worden gewijzigd. De toelichting is met bovenstaande informatie aangevuld. 3. Met de redactionele opmerkingen van de Afdeling is rekening gehouden. 4. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het wetsvoorstel technisch aan te passen aan een recente wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partners van de moeder anders dan door adoptie (Kamerstukken 33 032). Bij amendement is artikel 1:204 BW aangevuld met een nieuw vierde lid en is het vierde lid vernummerd tot vijfde lid. Met deze wijziging is in het wetsvoorstel in artikel VI, over de samenloop met het bovengenoemde wetsvoorstel, onder 10, rekening gehouden. Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven. 2 Staatscourant 2013 nr. 2600 5 februari 2013

Advies Raad van State s-gravenhage, 27 november 2012 No. W03.12.0422/II Aan de Koningin Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2012, no. 12.002418, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mede in verband met de evaluatie van de Wet openstelling huwelijk en de Wet geregistreerd partnerschap, met nota van toelichting. In het voorstel worden, in navolging van de aanbevelingen op grond van de evaluatie van de Wet openstelling huwelijk en de Wet geregistreerd partnerschap, 1 enkele verschillen tussen het geregistreerd partnerschap en het huwelijk opgeheven. Hiertoe wordt onder meer geregeld dat de kinderen die binnen een geregistreerd partnerschap worden geboren, van rechtswege in familierechtelijke betrekking staan tot zowel de mannelijke partner als de moeder. Voorts wordt voorgesteld dat het gezagsregister (ook) op een centrale plaats kan worden gehouden. Ten slotte omvat het voorstel nog een aantal meer technische wijzigingen. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het voorstel, maar maakt opmerkingen over de verhouding tussen het beoordelingskader voor de zorgregeling met betrekking tot contact en de omgangsregeling en over de actualiteit van de voorstellen ten aanzien van het gezagsregister. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Verhouding zorgregeling met betrekking tot contact en omgangsregeling Het voorstel schrapt de verwijzing in artikel 1:253a, vierde lid, BW naar het inmiddels niet meer bestaande artikel 1:377a, vierde lid, BW. Eerder kondigde de regering aan dat deze verwijzing zou worden vervangen door een verwijzing naar 1:377a, derde lid, BW, waarmee het beoordelingskader van dit artikel van toepassing zou worden op artikel 1:253a BW. 2 Daarop wordt thans teruggekomen. De Afdeling merkt daarover het volgende op. De toelichting gaat niet in op de verhouding tussen artikel 1:253a en 1:377a. In artikel 1:253a BW is geregeld dat ouders die gezamenlijk het ouderlijk gezag hebben, geschillen omtrent de gezamenlijke gezagsuitoefening aan de rechter kunnen voorleggen. De rechtbank kan op basis van het tweede lid, onderdeel a, van dit artikel een zorgregeling vaststellen die haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt of een contactverbod aan een van de ouders opleggen, indien het belang van het kind dit vereist. Artikel 1:377a, tweede en derde lid, BW biedt de rechter de mogelijkheid om het recht op omgang invulling te geven of dat recht aan een van de ouders te ontzeggen, indien de omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de ontwikkeling van het kind, de ouder kennelijk ongeschikt of niet in staat moet worden geacht tot omgang, het kind van twaalf jaar of ouder van ernstige bezwaren tegen omgang heeft doen blijken of omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind. Zowel artikel 1:377a BW als artikel 1:253a BW beogen situaties te regelen van contact en zorg tussen een ouder en zijn kind. Weliswaar gaat het in artikel 1:377a BW om de situatie dat een ouder die contact wil, geen gezag heeft over het kind en gaat het in artikel 1:253a BW om het geval dat de ouder die contact wil wel het gezag heeft, maar beide situaties betreffen het contact met het kind of, om in de termen van de jurisprudentie van het EHRM te spreken, het genieten van elkaars gezelschap. 3 Het is dan minder goed te begrijpen dat de gronden tot begrenzing van contacten als een ouder het gezag niet heeft veel stringenter zijn geformuleerd dan wanneer de ouder wel het gezag heeft. Eerder ligt het voor de hand om in de gevallen dat de ouder wel het gezag heeft, de gronden tot begrenzing of ontzegging van contact even stringent te formuleren als in de gevallen dat de ouder niet het gezag heeft over het kind. De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen. 1 Kamerstukken II 2006/07, 30 800 VI, nr. 32, bijlage. 2 Vergelijk Kamerstukken I 2008/09, 30 145, nr. E, blz. 4. 3 EHRM 8 juli 1987, nr. 9749/82 (W tegen het Verenigd Koninkrijk), NJ 1988, 828. 3 Staatscourant 2013 nr. 2600 5 februari 2013

2. Een centraal gezagsregister In het voorstel wordt artikel 1:244 BW aangepast, waardoor het gezagsregister in het vervolg niet meer enkel bij de rechtbanken, maar tevens op een andere bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen plaats kan berusten. De toelichting stelt dat deze aanpassing is ingegeven door het in voorbereiding zijnde centraal houden en ontsluiten van het gezagsregister. Blijkens rechtspraak.nl zijn vanaf 1 september 2012 alle rechtbanken aangesloten op het nieuwe Centraal Gezagsregister. 4 Belanghebbenden kunnen hierdoor bij elke rechtbank terecht voor een uittreksel of indiening, ongeacht het arrondissement van geboorte van het kind om wie het gaat. 5 De Afdeling stelt vast dat de berichtgeving op rechtspraak.nl en de toelichting niet geheel overeenstemmen, waarbij onduidelijk is op welke wijze het Centraal Gezagsregister en de toegang daartoe thans is georganiseerd. Tevens stelt de Afdeling vast dat indien gekozen wordt voor een centraal gehouden gezagsregister, de basis daarvoor moet liggen in de onderhavige wijziging alsmede in een wijziging van het Besluit gezagsregisters. 6 Die wijzigingen zijn nog niet doorgevoerd. Vooralsnog bestaat dan ook geen basis voor een centraal gehouden gezagsregister. De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de verhouding tussen het wetsvoorstel en het in de praktijk functionerende Centraal Gezagsregister en zo nodig te wachten met het (verder) beschikbaar maken van het Centraal Gezagsregister tot hiervoor een grondslag bestaat in het Burgerlijk Wetboek en het Besluit gezagsregisters. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner. 4 Zie: http://www.rechtspraak.nl/actualiteiten/nieuws/pages/centraal-gezagsregister-per-1-september-beschikbaar.aspx. 5 Zie: http://www.rechtspraak.nl/organisatie/rechtbanken/maastricht/veelgesteldevragen/pages/aanvragengezamenlijk-ouderlijk-gezag.aspx. 6 Zo stelt artikel 1 van het Besluit gezagsregisters dat de griffier rechtsfeiten aantekent in het bij de rechtbank berustende register die betrekking hebben op de gezagsuitoefening over de in het arrondissement geboren minderjarigen. 4 Staatscourant 2013 nr. 2600 5 februari 2013

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W03.12.0422/II met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft Artikel 1:3, derde lid, BW, de keuze voor de term beëindigen en de in de toelichting daaraan toegeschreven betekenis bezien in relatie tot de aanpassing van artikel 1:247, vierde en vijfde lid BW. Artikel 1:202, eerste lid, BW aanvullen met een verwijzing naar de ontkenning van het door het geregistreerd partnerschap ontstane vaderschap. In Artikel III, onderdeel D, tevens de verwijzing naar artikel 10:95 lid 2 BW in lid 3 (oud) schrappen. In Artikel III, onderdeel E, tevens de zinsnede artikel 95 lid 4 vervangen door: artikel 95 lid 3. In artikel VI, onder 10, voor 1. het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden: invoegen: Artikel 204 wordt als volgt gewijzigd:. 5 Staatscourant 2013 nr. 2600 5 februari 2013

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mede in verband met de evaluatie van de Wet openstelling huwelijk en de Wet geregistreerd partnerschap Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige bepalingen met betrekking tot het geregistreerd partnerschap in overeenstemming te brengen met die omtrent het huwelijk alsmede enige andere aanpassingen in het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan te brengen; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: ARTIKEL I Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 3, derde lid, komt te luiden: B 3. Door het eindigen van het huwelijk of geregistreerd partnerschap wordt de aanverwantschap niet opgeheven. In artikel 5, zesde lid, komt de eerste volzin te luiden: C Indien de moeder na de geboorte van het kind op grond van artikel 199, onderdeel b, het vaderschap van de overleden echtgenoot of geregistreerde partner ontkent en zij ten tijde van de geboorte en van de ontkenning is hertrouwd of een nieuw partnerschap heeft laten registreren, kunnen de moeder en haar echtgenoot of geregistreerde partner gezamenlijk ter gelegenheid van de ontkenning verklaren welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal hebben. In artikel 23b, eerste lid, tweede volzin, wordt personen waarop vervangen door: personen op wie. D In artikel 58, eerste en tweede lid, wordt over te gaan telkens vervangen door: wordt overgegaan. E In artikel 69, eerste lid, onder a, wordt bloedverwanten in de opgaande lijn vervangen door: bloedverwanten in de rechte lijn. F Artikel 98 vervalt. G In artikel 141, zesde lid, eerste volzin, wordt het woord vordering vervangen door rechtsvordering en wordt de zinsnede het onherroepelijk worden van de beschikking tot scheiding van tafel en bed vervangen door: na de inschrijving van de beschikking tot scheiding van tafel en bed in het register, bedoeld in artikel 116. H Artikel 199 wordt als volgt gewijzigd: 6 Staatscourant 2013 nr. 2600 5 februari 2013

1. In onderdeel a wordt is gehuwd vervangen door: is gehuwd of door een geregistreerd partnerschap is verbonden. 2. Onderdeel b komt te luiden: I b. wiens huwelijk of geregistreerd partnerschap met de vrouw uit wie het kind is geboren, binnen 306 dagen voor de geboorte van het kind door zijn dood is ontbonden, zelfs indien de moeder was hertrouwd of een nieuw partnerschap had laten registreren; indien echter de vrouw sedert de 306de dag voor de geboorte van het kind was gescheiden van tafel en bed of zij en haar echtgenoot of geregistreerde partner sedert dat tijdstip gescheiden hebben geleefd, kan de vrouw binnen een jaar na de geboorte van het kind ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand verklaren dat haar overleden echtgenoot of geregistreerde partner niet de vader is van het kind, van welke verklaring een akte wordt opgemaakt; was de moeder op het tijdstip van de geboorte hertrouwd of had zij een nieuw partnerschap laten registreren dan is de huidige echtgenoot of geregistreerde partner de vader van het kind;. Het opschrift van afdeling 2 van titel 11 komt te luiden: J Afdeling 2 Ontkenning van het door huwelijk of geregistreerd partnerschap ontstane vaderschap In artikel 200, tweede lid, wordt na het huwelijk ingevoegd: of geregistreerd partnerschap. K In artikel 201, eerste lid, wordt na deze echtgenoot telkens ingevoegd: of geregistreerde partner. L Artikel 204 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid, onder a, komt te luiden: a. door een man die krachtens artikel 41 geen huwelijk met de moeder mag sluiten of krachtens artikel 80a, zesde lid, geen geregistreerd partnerschap met de moeder mag aangaan;. 2. Het eerste lid, onder e, vervalt. 3. Het eerste lid, onder f, wordt verletterd tot e. M Artikel 207, tweede lid, onder b, komt te luiden: N b. tussen de man en de moeder van het kind krachtens artikel 41 geen huwelijk zou mogen worden gesloten of krachtens artikel 80a, zesde lid, geen geregistreerd partnerschap zou mogen aangaan; Artikel 227 wordt als volgt gewijzigd: 1. In artikel 227, eerste lid, wordt de zinsnede krachtens artikel 41 geen huwelijk met elkaar zouden mogen aangaan vervangen door: krachtens artikel 41 geen huwelijk zouden mogen aangaan of krachtens artikel 80a, zesde lid, geen partnerschap zouden mogen aangaan; 2. Artikel 227, vierde lid, komt te luiden: 4. Indien het kind is of wordt geboren binnen de relatie van de adoptant en de ouder, en het kind door en tengevolge van kunstmatige donorbevruchting als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting is verwekt en een door de stichting, bedoeld in die wet, ter bevestiging hiervan afgegeven verklaring wordt overgelegd waaruit blijkt dat de 7 Staatscourant 2013 nr. 2600 5 februari 2013

identiteit van de donor aan de vrouw bij wie de kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden onbekend is, wordt het verzoek toegewezen, tenzij de adoptie kennelijk niet in het belang van het kind is of niet is voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 228. O In artikel 229 wordt, onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende: P 4. De adoptiefouders die niet met elkaar zijn gehuwd of door een geregistreerd partnerschap zijn verbonden oefenen door adoptie het gezag over de geadopteerde gezamenlijk uit. Artikel 244 komt te luiden: Q Bij de rechtbanken, dan wel op een andere bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen plaats of plaatsen, berusten openbare registers, waarin aantekening gehouden wordt van rechtsfeiten die op het over minderjarigen uitgeoefende gezag betrekking hebben. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke rechtsfeiten aangetekend worden, op welke wijze deze aantekening geschiedt en op welke wijze verstrekking van aangetekende gegevens plaatsvindt. Artikel 247 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het vierde lid wordt het beëindigen van het geregistreerd partnerschap vervangen door: de ontbinding van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood. 2. In het vijfde lid wordt het beëindigen van het geregistreerd partnerschap vervangen door: de ontbinding van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood. R In artikel 247a wordt artikel 815, tweede lid vervangen door: artikel 815, tweede en derde lid. S In artikel 253a, vierde lid, vervalt 377a, vierde lid,. T In artikel 253h, tweede lid, wordt Zij vervangen door: Hij. U In artikel 253n, eerste lid, wordt 251a, eerste lid vervangen door: 251, tweede lid. V Artikel 292 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Een ouder kan bij uiterste wilsbeschikking of door hiervan aantekening te laten opnemen in het register, bedoeld in artikel 244, bepalen welke persoon dan wel welke twee personen na zijn dood voortaan als voogd onderscheidenlijk als gezamenlijke voogden het gezag over zijn kinderen zullen uitoefenen. 2. In het derde lid wordt beschikking vervangen door: beschikking of aantekening. 3. Een vierde lid wordt toegevoegd, luidende: 4. Heeft een ouder bij beschikking en bij aantekening verschillende voogden aangewezen, dan heeft de laatst gedane aanwijzing gevolg. 8 Staatscourant 2013 nr. 2600 5 februari 2013

ARTIKEL II (BOEK 6 BW) In artikel 216 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt drie vervangen door: vier. ARTIKEL III (BOEK 10 BW) Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 92 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt na en de met haar gehuwde of gehuwd geweest zijnde man ingevoegd: of de man met wie zij door een geregistreerd partnerschap is verbonden of verbonden is geweest. 2. In het tweede lid wordt in de tweede zin na echtgenoten ingevoegd: of geregistreerde partners. 3. In het derde lid wordt na huwelijk ingevoegd: of geregistreerd partnerschap. B In artikel 93 wordt in het vierde lid in de eerste volzin na de met zijn moeder gehuwd of gehuwd geweest zijnde man ingevoegd of de man met wie zijn moeder door een geregistreerd partnerschap is verbonden of verbonden is geweest en wordt in de tweede volzin na de met de moeder gehuwde of gehuwd geweest zijnde nog levende man ingevoegd: respectievelijk de man met wie de moeder door een geregistreerd partnerschap is verbonden of de nog in levende zijnde man met wie zij door een partnerschap verbonden is geweest. C In artikel 94, eerste lid, wordt na huwelijk ingevoegd: of geregistreerd partnerschap. D Artikel 95 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het tweede lid vervalt. 2. Het derde tot en met vijfde lid worden vernummerd tot tweede tot en met vierde lid. E In artikel 96 wordt de zinsnede artikel 95 leden 1 en 2 vervangen door: artikel 95 lid 1. F In artikel 101 lid 2, onder b, wordt artikel 95 lid 4 vervangen door: artikel 95 lid 3. ARTIKEL IV (WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING) In de aanhef van het tweede lid van artikel 815 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt tussen een en ouderschapsplan ingevoegd: door beide echtgenoten ondertekend. ARTIKEL V (OVERGANGSRECHT) Artikel 199, onderdeel a en b, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van de inwerkingtreding van de wijziging van dit artikel, blijft van toepassing op kinderen die reeds geboren zijn voor dit tijdstip. ARTIKEL VI (SAMENLOOP MET HET WETSVOORSTEL TOT WIJZIGING VAN BOEK 1 VAN HET BURGERLIJK WETBOEK IN VERBAND MET HET JURIDISCH OUDERSCHAP VAN DE VROUWELIJKE PARTNER VAN DE MOEDER ANDERS DAN DOOR ADOPTIE) 1. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging 9 Staatscourant 2013 nr. 2600 5 februari 2013

en artikel I, onder B, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel B, van deze wet, komt artikel I, onderdeel B, van deze wet te luiden: B Artikel 5, zesde lid, komt te luiden: 6. Indien de moeder na de geboorte van het kind op grond van artikel 199, onderdeel b, het vaderschap van de overleden echtgenoot of geregistreerde partner ontkent of op grond van artikel 198, tweede lid, het moederschap van de overleden echtgenote of geregistreerde parnter ontkent en zij ten tijde van de geboorte en van de ontkenning is hertrouwd of een nieuw partnerschap heeft laten registreren, kunnen de moeder en haar echtgenoot of geregistreerde partner gezamenlijk ter gelegenheid van de ontkenning verklaren welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal hebben. Van de verklaring van de ouders wordt een akte van naamskeuze opgemaakt. Bij gebreke van een verklaring heeft het kind de geslachtsnaam van de echtgenoot of geregistreerde partner. 2. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging en artikel I, onderdeel B, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel B, van deze wet, komt artikel I, onderdeel B, onder 1, van die wet te luiden: 1. Het zesde lid komt te luiden: 6. Indien de moeder na de geboorte van het kind op grond van artikel 199, onderdeel b, het vaderschap van de overleden echtgenoot of geregistreerde partner ontkent of op grond van artikel 198, tweede lid, het moederschap van de overleden echtgenote of geregistreerde partner ontkent en zij ten tijde van de geboorte en van de ontkenning is hertrouwd of een nieuw partnerschap heeft laten registreren, kunnen de moeder en haar echtgenoot of geregistreerde partner gezamenlijk ter gelegenheid van de ontkenning verklaren welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal hebben. Van de verklaring van de ouders wordt een akte van naamskeuze opgemaakt. Bij gebreke van een verklaring heeft het kind de geslachtsnaam van de echtgenoot of geregistreerde partner. 3. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging en artikel I, onderdeel G, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel H, van deze wet, wordt in deze wet, na onderdeel G, een onderdeel toegevoegd, luidende: Ga Artikel 198 komt als volgt te luiden Artikel 198 1. Moeder van een kind is de vrouw: a. uit wie het kind is geboren; b. die op het tijdstip van de geboorte van het kind is gehuwd of door een geregistreerd partnerschap is verbonden met de vrouw uit wie het kind is geboren, indien dit kind is verwekt door kunstmatige donorbevruchting als bedoeld in artikel 1, onder c, sub 1, van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting en een door de stichting, bedoeld in die wet, ter bevestiging hiervan afgegeven verklaring is overgelegd, waaruit blijkt dat de identiteit van de donor aan de vrouw bij wie de kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden onbekend is, tenzij de laatste zin van dit onderdeel of de eerste zin van artikel 199, onder b, geldt. De verklaring dient bij de aangifte van de geboorte te worden overgelegd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand en werkt terug tot aan de geboorte van het kind. Indien het huwelijk of geregistreerd partnerschap na de kunstmatige donorbevruchting en voor de geboorte van het kind is ontbonden door de dood van de echtgenote of geregistreerde partner van de vrouw uit wie het kind is geboren, is de overleden echtgenote of geregistreerde partner eveneens moeder van het kind als de voornoemde verklaring wordt overgelegd bij de aangifte van de geboorte van het kind, zelfs indien de vrouw uit wie het kind is geboren was hertrouwd of een nieuw partnerschap had laten registreren; c. die het kind heeft erkend; d. wier ouderschap gerechtelijk is vastgesteld; of 10 Staatscourant 2013 nr. 2600 5 februari 2013

e. die het kind heeft geadopteerd. 2. De vrouw uit wie het kind is geboren kan, indien zij op het tijdstip van de kunstmatige donorbevruchting was gescheiden van tafel en bed of zij en haar echtgenote of geregistreerde partner sedert dat tijdstip gescheiden hebben geleefd, binnen een jaar na de geboorte van het kind ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand verklaren dat haar overleden echtgenote of geregistreerde partner niet de moeder is van het kind, bedoeld in het eerste lid, onder b, van welke verklaring een akte wordt opgemaakt; was de vrouw uit wie het kind is geboren op het tijdstip van de geboorte hertrouwd of had zij een nieuw partnerschap laten registreren dan is in dat geval de huidige echtgenoot of geregistreerd partner de ouder van het kind. 4. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging en artikel I, onderdeel G, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel H, van deze wet, komt artikel I, onderdeel G, van die wet te luiden: G Artikel 198 komt te luiden: Artikel 198 1. Moeder van een kind is de vrouw: a. uit wie het kind is geboren; b. die op het tijdstip van de geboorte van het kind is gehuwd of door een geregistreerd partnerschap is verbonden met de vrouw uit wie het kind is geboren, indien dit kind is verwekt door kunstmatige donorbevruchting als bedoeld in artikel 1, onder c, sub 1, van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting en een door de stichting, bedoeld in die wet, ter bevestiging hiervan afgegeven verklaring is overgelegd, waaruit blijkt dat de identiteit van de donor aan de vrouw bij wie de kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden onbekend is, tenzij de laatste zin van dit onderdeel of de eerste zin van artikel 199, onder b, geldt. De verklaring dient bij de aangifte van de geboorte te worden overgelegd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand en werkt terug tot aan de geboorte van het kind. Indien het huwelijk of geregistreerd partnerschap na de kunstmatige donorbevruchting en voor de geboorte van het kind is ontbonden door de dood van de echtgenote of geregistreerde partner van de vrouw uit wie het kind is geboren, is de overleden echtgenote of geregistreerde partner eveneens moeder van het kind als de voornoemde verklaring wordt overgelegd bij de aangifte van de geboorte van het kind, zelfs indien de vrouw uit wie het kind is geboren was hertrouwd of een nieuw partnerschap had laten registreren; c. die het kind heeft erkend; d. wier ouderschap gerechtelijk is vastgesteld; of e. die het kind heeft geadopteerd. 2. De vrouw uit wie het kind is geboren kan, indien zij op het tijdstip van de kunstmatige donorbevruchting was gescheiden van tafel en bed of zij en haar echtgenote of geregistreerde partner sedert dat tijdstip gescheiden hebben geleefd, binnen een jaar na de geboorte van het kind ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand verklaren dat haar overleden echtgenote of geregistreerde partner niet de moeder is van het kind, bedoeld in het eerste lid, onder b, van welke verklaring een akte wordt opgemaakt; was de vrouw uit wie het kind is geboren op het tijdstip van de geboorte hertrouwd of had zij een nieuw partnerschap laten registreren dan is in dat geval de huidige echtgenoot of geregistreerd partner de ouder van het kind. 5. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging en artikel I, onder H, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel H, van deze wet, komt artikel I, onderdeel H, van deze wet als volgt te luiden H Artikel 199 wordt als volgt gewijzigd: 11 Staatscourant 2013 nr. 2600 5 februari 2013

1. Onderdeel a komt te luiden: a. die op het tijdstip van de geboorte van het kind met de vrouw uit wie het kind is geboren, is gehuwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, tenzij onderdeel b of de slotzin van artikel 198, eerste lid, onder b, geldt. 2. Onderdeel b komt te luiden: b. wiens huwelijk of geregistreerd partnerschap met de vrouw uit wie het kind is geboren, binnen 306 dagen voor de geboorte van het kind door zijn dood is ontbonden, zelfs indien de moeder was hertrouwd of een nieuw partnerschap had laten registreren; indien echter de vrouw sedert de 306de dag voor de geboorte van het kind was gescheiden van tafel en bed of zij en haar echtgenoot of geregistreerde partner sedert dat tijdstip gescheiden hebben geleefd, kan de vrouw binnen een jaar na de geboorte van het kind ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand verklaren dat haar overleden echtgenoot of geregistreerde partner niet de vader is van het kind, van welke verklaring een akte wordt opgemaakt; was de moeder op het tijdstip van de geboorte hertrouwd of had zij een nieuw partnerschap laten registreren dan is in dat geval de huidige echtgenoot of geregistreerde partner de vader of, in het geval, genoemd in artikel 198, eerste lid, onder b, de huidige echtgenote of geregistreerde partner de moeder van het kind; 6. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging en artikel I, onderdeel H, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel H, van deze wet, komt artikel I, onderdeel H, van die wet te luiden: H Artikel 199 wordt als volgt gewijzigd: 1. Onderdeel a komt te luiden: a. die op het tijdstip van de geboorte van het kind met de vrouw uit wie het kind is geboren, is gehuwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, tenzij onderdeel b of de slotzin van artikel 198, eerste lid, onder b, geldt. 2. Onderdeel b komt te luiden: b. wiens huwelijk of geregistreerd partnerschap met de vrouw uit wie het kind is geboren, binnen 306 dagen voor de geboorte van het kind door zijn dood is ontbonden, zelfs indien de moeder was hertrouwd of een nieuw partnerschap had laten registreren; indien echter de vrouw sedert de 306de dag voor de geboorte van het kind was gescheiden van tafel en bed of zij en haar echtgenoot of geregistreerde partner sedert dat tijdstip gescheiden hebben geleefd, kan de vrouw binnen een jaar na de geboorte van het kind ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand verklaren dat haar overleden echtgenoot of geregistreerde partner niet de vader is van het kind, van welke verklaring een akte wordt opgemaakt; was de moeder op het tijdstip van de geboorte hertrouwd of had zij een nieuw partnerschap laten registreren dan is in dat geval de huidige echtgenoot of geregistreerde partner de vader of, in het geval, genoemd in artikel 198, eerste lid, onder b, de huidige echtgenote of geregistreerde partner de moeder van het kind; 7. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging en artikel I, onderdeel I, die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel H van deze wet, worden in deze wet in artikel I, na onderdeel K, twee onderdelen ingevoegd, luidende: Ka In het opschrift van afdeling 2a wordt na huwelijk ingevoegd: of geregistreerd partnerschap. Kb In artikel 202a, tweede lid, wordt na het huwelijk ingevoegd: of geregistreerd partnerschap. 12 Staatscourant 2013 nr. 2600 5 februari 2013

8. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging en artikel I, onderdeel I, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel H van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel I, van die wet in het opschrift van afdeling 2a na huwelijk ingevoegd of geregistreerd partnerschap en wordt in artikel 202a, tweede lid, na het huwelijk ingevoegd: of geregistreerd partnerschap. 9. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging en artikel I, onderdeel J, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel L, van deze wet, komt artikel I, onderdeel L, onder 1, van deze wet als volgt te luiden: 1. Het eerste lid, onder a, komt te luiden: a. door een persoon die krachtens artikel 41 geen huwelijk met de moeder mag sluiten of krachtens artikel 80a, zesde lid, geen geregistreerd partnerschap met de moeder mag aangaan;. 10. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging en artikel I, onderdeel J, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel L, van deze wet, komt artikel I, onderdeel J, van die wet te luiden: J 1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden: a. door een persoon die krachtens artikel 41 geen huwelijk met de moeder mag sluiten of krachtens artikel 80a, zesde lid, geen geregistreerd partnerschap met de moeder mag aangaan;. 2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na de moeder ingevoegd: of de vader. 3. Het derde lid komt te luiden: 3. De toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, dan wel de toestemming van het kind van twaalf jaren of ouder, kan op verzoek van de persoon die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank worden vervangen, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt, mits deze persoon: a. de verwekker van het kind is; of b. de biologische vader van het kind, die niet de verwekker is en in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind. 4. In het vierde lid wordt een man vervangen door: een persoon. 11. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging en artikel I, onderdeel M, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel M, van deze wet, komt artikel I, onderdeel M van deze wet als volgt te luiden M Artikel 207, tweede lid, onder b, komt te luiden: b. tussen de in de aanhef van het eerste lid bedoelde persoon en de moeder van het kind krachtens artikel 41 geen huwelijk zou mogen worden gesloten of krachtens artikel 80a, zesde lid, geen partnerschap zou mogen worden geregistreerd;. 12. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging 13 Staatscourant 2013 nr. 2600 5 februari 2013

en artikel IV, onderdeel B, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel III, onderdeel A, van deze wet, komt artikel III, onderdeel A, onder 1, van deze wet als volgt te luiden 1. In het eerste lid wordt en de met haar gehuwde persoon of gehuwd geweest zijnde persoon vervangen door: en de met haar gehuwde of gehuwd geweest zijnde persoon of de persoon met wie zij door een geregistreerd partnerschap is verbonden of verbonden is geweest. 13. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging en artikel IV, onderdeel B, van die wet later in werking treedt dan artikel III, onderdeel A, van deze wet, komt artikel IV, onderdeel B, onder 1, van die wet te luiden: 1. In het eerste lid wordt en de met haar gehuwde man of gehuwd geweest zijnde man of de man met wie zij door een geregistreerd partnerschap is verbonden of verbonden is geweest vervangen door: en de met haar gehuwde of gehuwd geweest zijnde persoon of de persoon met wie zij door een geregistreerd partnerschap is verbonden of verbonden is geweest. 14. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging en artikel IV, onderdeel C, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel III, onderdeel B, van deze wet, komt artikel III, onderdeel B, van deze wet als volgt te luiden: B In artikel 93, vierde lid, wordt in de eerste zin de zinsnede de met zijn moeder gehuwd of gehuwd geweest zijnde persoon vervangen door de met zijn moeder gehuwd of gehuwd geweest zijnde persoon of de persoon met wie zijn moeder door een geregistreerd partnerschap is verbonden of verbonden is geweest en wordt in de tweede zin na de met de moeder gehuwde of gehuwd geweest zijnde nog levende persoon ingevoegd: respectievelijk de persoon met wie de moeder door een geregistreerd partnerschap is verbonden of de nog in levende zijn persoon met wie zij door een partnerschap verbonden is geweest. 15. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging en artikel IV, onderdeel C, van die wet later in werking treedt dan artikel III, onderdeel B, deze wet, komt artikel IV, onderdeel C, onder 1, van die wet te luiden: 1. De zinsnede de met zijn moeder gehuwd of gehuwd geweest zijnde man of de man met wie zij door een geregistreerd partnerschap is verbonden of verbonden is geweest wordt vervangen door: de met zijn moeder gehuwd of gehuwd geweest zijnde persoon of de persoon met wie zijn moeder door een geregistreerd partnerschap is verbonden of verbonden is geweest. 16. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging en artikel IV, onderdeel D, van die wet later in werking treedt dan artikel III, onderdeel D, van deze wet, vervalt artikel IV, onderdeel D, onder 2, van die wet en vervalt in onderdeel D, onder 1, de aanduiding 1. ARTIKEL VII De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, 14 Staatscourant 2013 nr. 2600 5 februari 2013

MEMORIE VAN TOELICHTING Algemeen 1. Inleiding In het wetsvoorstel worden, mede naar aanleiding van toezeggingen gedaan in reactie op de evaluatie van de Wet openstelling huwelijk en de Wet geregistreerd partnerschap, enkele verschillen tussen het geregistreerd partnerschap en het huwelijk opgeheven. Geregeld wordt onder meer dat de man die op het tijdstip van de geboorte van het kind met de moeder door een geregistreerd partnerschap is verbonden, evenals de man die op het tijdstip van de geboorte met de moeder is gehuwd, vader van het kind is. Daarnaast worden enige inhoudelijke wijzigingen op het terrein van het personen- en familierecht voorgesteld, onder meer op het gebied van het gezag en het gezagsregister en wordt een aantal technische wijzigingen in het Burgerlijk Wetboek en een aanpassing in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering doorgevoerd. Ook wordt een toezegging met betrekking tot de verwijzing naar het ouderschapsplan nagekomen. 2. Geregistreerd partnerschap Op 1 januari 1998 is de Wet van 5 juli 1997 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met opneming daarin van bepalingen voor het geregistreerde partnerschap (Stb. 324) in werking getreden. Toen op 1 april 2001 het huwelijk werd opengesteld voor gelijkgeslachtelijke paren was de vraag aan de orde of er nog behoefte was aan het geregistreerd partnerschap. Besloten werd het geregistreerd partnerschap voorlopig te handhaven en in een evaluatie te onderzoeken of aan het geregistreerd partnerschap nog behoefte bleef. Op 12 december 2006 is het rapport Huwelijk of geregistreerd partnerschap? Een evaluatie van de Wet openstelling huwelijk en de Wet geregistreerd partnerschap aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2006/07, 30 800 VI, nr. 32). Het toenmalige kabinet heeft bij brief van 1 november 2007 haar standpunt inzake deze evaluatie bepaald (Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VI, nr. 11). Het rapport beschrijft de gevolgen van instandhouding of afschaffing van het geregistreerd partnerschap. Uit het onderzoek blijkt dat het geregistreerd partnerschap een instituut is dat een meer zakelijke betekenis voor paren heeft, die dan ook afwijkt van het huwelijk met zijn van oudsher symbolische betekenis en traditie. Voor de mensen die hun relatie meer zakelijk willen bevestigen, biedt het geregistreerd partnerschap een alternatief. Het instituut voorziet derhalve in een behoefte. Gekozen is daarom voor handhaving van het geregistreerd partnerschap. In dit wetsvoorstel worden enkele aanbevelingen uit de evaluatie betreffende de gelijkstelling van het geregistreerd partnerschap en het huwelijk uitgewerkt. Hiervoor is het nodig enige regelingen in het BW aan te passen. Een belangrijke wijziging is dat ook de man die ten tijde van de geboorte van een kind met de moeder door een geregistreerd partnerschap is verbonden vader van dat kind is (artikel 1:199 BW 7 ). Deze wijziging heeft onder meer gevolgen voor de bepalingen over erkenning en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. Op het terrein van de erkenning wordt voorts voorgesteld de bepaling over de rechterlijke tussenkomst voor de erkenning van een kind door een op het tijdstip van de erkenning met een andere vrouw gehuwde man te laten vervallen. Deze erkenning is nietig, tenzij de rechtbank heeft vastgesteld dat aan bepaalde voorwaarden is voldaan (art. 204, eerste lid, onder e). Het wordt thans verantwoord geacht om vanuit het oogpunt van gelijke behandeling van gehuwde mannen en mannen die een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, deze rechterlijke toets te laten vervallen. Het voorstel regelt niet alleen op enkele punten de gelijkstelling van het geregistreerd partnerschap met het huwelijk van personen van verschillend geslacht, maar voorziet, langs de weg van het regelen van samenloop met het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 BW van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie (Kamerstukken II 2011/12, 33 032, nrs. 1 3) (hierna wetsvoorstel lesbisch ouderschap) ook in afstammingsrechtelijke gevolgen voor lesbische paren die een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan. In het wetsvoorstel lesbisch ouderschap is geregeld dat de partner van de moeder (duomoeder) van rechtswege ouder wordt van het kind van haar echtgenote, als het kind is verwekt door kunstmatige donorbevruchting als bedoeld in artikel 1, onder c, sub 1 van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting en de identiteit van de biologische vader van het kind aan de moeder bij wie kunstmatige donorinseminatie is verricht onbekend is. In dit geval hoeft met de belangen van de biologische vader bij de totstandkoming van het ouderschap geen rekening te worden gehouden. Het ouderschap ontstaat om die reden automatisch door het huwelijk. 7 De hierna vermelde artikelen zijn artikelen uit Boek 1 BW, tenzij anders aangegeven. 15 Staatscourant 2013 nr. 2600 5 februari 2013

Van de regeling dat de man die met de moeder een geregistreerd partnerschap is aangegaan van rechtswege vader wordt van het kind van zijn geregistreerde partner en de regeling dat de duomoeder van rechtswege moeder wordt van het kind van haar echtgenote, vormt het sluitstuk de regeling dat de duomoeder die met de moeder een geregistreerd partnerschap is aangegaan van rechtswege moeder wordt van het kind dat binnen het geregistreerd partnerschap is geboren en verwekt is op de hierboven voor de gehuwde duomoeder aangegeven wijze. De wijzigingen in dit wetsvoorstel en in het wetsvoorstel lesbisch ouderschap samen hebben tot gevolg dat op gelijke wijze afstammingsrechtelijke gevolgen mogelijk zijn voor de moeder en duomoeder die een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan. Zoals ook in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel lesbisch ouderschap is vermeld ziet dat wetsvoorstel niet op het ouderschap van twee mannen, omdat een kind niet geboren kan worden in een relatie van twee mannen (Kamerstukken II 2011/12, 33 032, nr. 3, blz. 2). Een belangrijk verschil dat blijft bestaan tussen het geregistreerd partnerschap en het huwelijk ligt op het gebied van de beëindiging. Het geregistreerd partnerschap kan, naast de weg van ontbinding door de rechter, met wederzijds goedvinden door tussenkomst van de ambtenaar van de burgerlijke stand worden beëindigd wanneer er geen minderjarige kinderen zijn waarover al dan niet gezamenlijk gezag wordt uitgeoefend. Voor de beëindiging van het huwelijk is steeds ontbinding door de rechter nodig. Ook kent het geregistreerd partnerschap niet een met scheiding van tafel en bed vergelijkbaar instituut. De regeling van scheiding van tafel en bed geldt alleen voor echtgenoten. 3. Overige wijzigingen BW Het wetsvoorstel bevat voorts enkele andere inhoudelijke wijzigingen op het terrein van het personenen familierecht. Zo zijn er wijzingen opgenomen op het terrein van het gezag en het gezagsregister. In de eerste plaats wordt in de wet verduidelijkt dat adoptiefouders het gezag over hun kind gezamenlijk uitoefenen, ook indien zij niet met elkaar gehuwd zijn of door een geregistreerd partnerschap zijn verbonden. In de tweede plaats wordt geregeld dat het gezagsregister bedoeld in artikel 244 voortaan ook op een andere plaats of plaatsen dan bij de rechtbanken kan worden gehouden, waarbij primair gedacht wordt aan houden op een centrale plaats. In de derde plaats wordt het mogelijk dat ouders, voortaan ook hun aanwijzing van degene die na hun overlijden het gezag over hun kind zal uitoefenen, kunnen doen door registratie in het gezagsregister. Thans kan dit alleen bij uiterste wilsbeschikking (testamentaire voogdij). Dit geeft ouders een ruimere mogelijkheid om het gezag over kinderen vast te leggen. Ook wordt voorgesteld om aan (met name) kinderen de bevoegdheid te geven om nietigverklaring van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap van hun ouders te verzoeken. Dit is met name van belang indien het huwelijk of het geregistreerd partnerschap zou zijn gesloten door een hiertoe niet wilsbekwaam te achten persoon. Te denken valt hier aan een demente ouder. Tevens wordt een verwijzing met betrekking tot de inhoud van het ouderschapsplan in artikel 247a opgenomen. Hiermee wordt onder meer uitvoering gegeven aan de toezegging, gedaan tijdens de behandeling in de Eerste Kamer van het voorstel van wet dat heeft geleid tot de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding (Handelingen I 2008/09, 30 145, nr. 8, blz. 405). Tenslotte worden enkele redactionele onjuistheden hersteld. 4. Administratieve lasten en financiële gevolgen De hierboven genoemde wijziging met betrekking tot de mogelijkheid om in het gezagsregister te laten registreren welke persoon na de dood van de ouders het gezag zal uitoefenen kan een lastenverlichting voor de burger inhouden. Niet langer hoeft voor de aanwijzing van een voogd de gang naar de notaris te worden gemaakt. Daar het hier echter een alternatieve regeling betreft, is niet op voorhand de omvang van deze lastenverlichting aan te geven. De regel dat de man die op het tijdstip van de geboorte van een kind met de moeder door een geregistreerd partnerschap is verbonden vader wordt van dit kind, betekent een lastenverlichting in die zin dat de deze man geen bezoek aan de burgerlijke stand behoeft te brengen is om door de ambtenaar van de burgerlijke stand (kosteloos) een akte van erkenning op te laten maken. Door de Raad voor de rechtspraak is ingeschat dat de invoering van het wetsvoorstel geen substantiële werklastgevolgen voor de rechtspraak met zich mee zal brengen. Er zijn dan ook geen financiële gevolgen aan te geven. 5. Consultatie Adviezen over het wetsvoorstel zijn verkregen van de Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting, de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, de vereniging van Familierecht Advocaten Scheidingsmediators en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken. De adviezen zijn merendeel positief van aard en bevatten voornamelijk enkele voorstel- 16 Staatscourant 2013 nr. 2600 5 februari 2013