769 VUT-CAO december 2005 VUT-CAO STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET BIOSCOOPBEDRIJF

Vergelijkbare documenten
VUT-CAO STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET BIOSCOOPBEDRIJF

Reglement deelnemersraad BPF Bouw

VUT-CAO STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET BIOSCOOPBEDRIJF. december 2005

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland. Reglement Verantwoordingsorgaan

STATUTEN. van. Stichting VUT-fonds ECI

Reglement van het Verantwoordingsorgaan

VUT-CAO STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET BEROEPSGOEDERENVERVOER OVER DE WEG EN DE VERHUUR VAN MOBIELE KRANEN.

Huishoudelijk reglement van het verantwoordingsorgaan (definitief) Bedrijfstakpensioenfonds voor de drankindustrie

STATUTEN STICHTING AANVULLINGSFONDS MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. november 2004

VUT-CAO STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGD UITTREDEN VOOR DE PARTICULIERE BEVEILIGING _721_CAO_120911_Wijziging VUT-regeling

2. Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit drie personen. Het bestuur benoemt de leden van het Verantwoordingsorgaan.

REGLEMENT VERANTWOORDINGSORGAAN STICHTING PENSIOENFONDS OPENBARE BIBLIOTHEKEN

REGLEMENT DEELNEMERSRAAD STICHTING PENSIOENFONDS ACHMEA

: de werknemer die deelnemer is in de pensioenregeling van het pensioenfonds. : de Centrale Ondernemingsraad Wolters Kluwer Holding Nederland b.v.

Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959 Januari 2018

STATUTEN. Stichting Fonds Kollektieve Belangen voor de Technische Groothandel

HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN

Wolters Kluwer Nederland B.V. Reglement Sociale Pensioencommissie

4. Bestuurders van het fonds kunnen geen lid zijn van het Verantwoordingsorgaan.

Regeling van werkzaamheden van het Verantwoordingsorgaan van de. lnstelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen;

Reglement verantwoordingorgaan Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties 2015

Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat. Reglement Deelnemersraad

Reglement van het verantwoordingsorgaan

Huishoudelijk Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland.

Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting Personeelspensioenfonds APG

Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds Equens

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015

Statuten STICHTING SERVICE INSTITUUT VEILIGHEID, ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN EN GEZONDHEID

REGLEMENT REGLEMENT VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN VAN STICHTING PENSIOENFONDS ECOLAB / 11

Stichting IKEA Pensioenfonds. Reglement Verantwoordingsorgaan

Reglement Verantwoordingsorgaan. Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959

Reglement van het Verantwoordingsorgaan. Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG)

Uitvoeringsreglement Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw

Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting Brocacef Pensioenfonds

VUT-CAO STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGD UITTREDEN VOOR DE PARTICULIERE BEVEILIGING _721_ CAO nieuw_120911_wijziging VUT-regeling

de aangesloten onderneming volgens de statuten van het pensioenfonds; de personen, in dienst van de werkgever.

Artikel 1 - Definities

Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon "

REGLEMENT. Toeslagregeling per

STATUTEN STICHTING VROEGPENSIOENFONDS VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE. november 2008

REGLEMENT VERANTWOORDINGSORGAAN

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

Reglement Verantwoordingsorgaan

a. het bestuur: het bestuur van de stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel.

Reglement Verantwoordingsorgaan, d.d. 25 september Reglement Verantwoordingsorgaan. Stichting Pensioenfonds Equens

Reglement Verantwoordingsorgaan. Stichting Pensioenfonds Openbare Bibliotheken

REGLEMENT VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID. Reglement VO bpfbouw

Voorbeeld reglement deelnemersraad van Stichting Pensioenfonds

Reglement verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen

STATUTEN STICHTING VROEGPENSIOENFONDS TECHNISCHE GROOTHANDEL. maart 2014

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie. Reglement Verantwoordingsorgaan

Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group. Reglement Verantwoordingsorgaan

REGLEMENT VERANTWOORDINGSORGAAN. Stichting Pensioenfonds NIBC

Statuten NAAM, ZETEL EN DUUR DOEL VERENIGINGSJAAR LIDMAATSCHAP

REGLEMENT VERANTWOORDINGSORGAAN. Stichting Pensioenfonds NIBC

Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat. Reglement Verantwoordingsorgaan

Stichting Pensioenfonds Trespa

NAAM, ZETEL EN DUUR DOEL

Reglement Verantwoordingsorgaan 1

S T A T U T E N van: Stichting Jubileumfonds 1948 en 2013 voor het Concertgebouw statutair gevestigd te Amsterdam d.d.

REGLEMENT VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID

REGLEMENT VOOR HET VERANTWOORDINGSORGAAN VAN STICHTING PENSIOENFONDS ABP

TIJDELIJKE AANVULLINGSREGELING van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate. Per 1 januari 2006

STATUTEN BVA. Statuten BVA

REGLEMENT VOOR HET WAO-HIAAT PENSIOEN Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

VOORBEELD REGLEMENT VERANTWOORDINGSORGAAN

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

REGLEMENT. per 1 januari Stichting VUT fonds ECI

REGLEMENT VOOR HET WAO-HIAAT PENSIOEN Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

Reglement Raad van Toezicht

Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake Overgangsregeling voor de Rijnen Binnenvaart

Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds Transavia Vliegers

4. Bestuurders van de fondsen kunnen geen lid zijn van het Verantwoordingsorgaan.

2004B4458JB VOLLEDIGE EN DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN STICHTING PRIORITEITSAANDELEN EUROCOMMERCIAL PROPERTIES

INVALIDITEITSPENSIOENREGELING STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HOUTHANDEL

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

OVERGANGSREGLEMENT. december 2006

Reglement Verantwoordingsorgaan. Stichting Pensioenfonds Transavia Grond & Cabinepersoneel

Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Reglement Verantwoordingsorgaan

Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Gist-Brocades. VUT Reglement

Statuten. Stichting Naleving CAO Tentoonstellingsbedrijven (SNTB)

Statuten. Stichting Preferente Aandelen KAS BANK

Stichting Metro Pensioenfonds. ANW Hiaatreglement. 28 oktober 2008

Statuten van Stichting Administratiekantoor van gewone aandelen A ANNO12, gevestigd te Amersfoort

REGLEMENT AANVULLEND ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS IMTECH

Artikel 1 Naam en zetel 1. De Stichting draagt de naam: Stichting De Stichting heeft haar zetel in de gemeente..

Stichting Pensioenfonds HAL. Pensioenreglement WIA -Excedentpensioen

Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

Concept. Statuten, Verenigde Taxibedrijven Nijmegen (VTN)

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

Huishoudelijk reglement. Van het verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds Openbare Apothekers

WET van 3 maart 2004, houdende instelling van de Sociaal Economische Raad (Wet Sociaal Economische Raad) (S.B no. 41).

Stichting Administratiekantoor van aandelen Telegraaf Media Groep N.V.

19. REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

PENSIOENFONDS HORECA & CATERING REGLEMENT VERANTWOORDINGSORGAAN

STATUTEN NAAM EN ZETEL ARTIKEL

Verschillen tussen kerkgenootschappen en modaliteiten of hun onderlinge verhoudingen doen binnen het terrein van de Bond niet ter zake.

Reglement Verantwoordingsorgaan. Stichting Pensioenfonds Openbare Bibliotheken

Transcriptie:

769 VUT-CAO december 2005 VUT-CAO STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET BIOSCOOPBEDRIJF

Artikel 1 Werkingssfeer Deze overeenkomst is van toepassing op werkgevers en werknemers zoals gedefinieerd in artikel 3 sub d en e van de VUT-CAO. Artikel 2 Tijdstip van de uitkering De eerste uitkering geschiedt over de maand waarin de deelneming is begonnen. Het tijdstip van de betaling ligt in de tweede helft van de maand waarover de uitkering verschuldigd is. Artikel 3 Begripsbepalingen a. VVU-CAO: Collectieve arbeidsovereenkomst regelende het vervroegd uittreden voor het Bioscoopbedrijf. b. Deelnemer: Deelnemer aan de regeling is de werknemer wiens verzoek om deel te nemen aan de regeling door het bestuur is ingewilligd. c. SV-uitkering: Een uitkering krachtens de ZW, WIA/AAW/WAZ of WW, dan wel een combinatie van genoemde uitkeringen, of een vergelijkbare uitkering op grond van een vrijwillige of verplichte verzekering, een en ander eventueel aangevuld met (een) uitkering(en) ingevolge de Toeslagenwet. d. werkgever: 1. de natuurlijke of rechtspersoon, die het film- en/ of het bioscoopbedrijf uitoefent, hetgeen het geval is indien hij hetzij gedurende tenminste 32 dagen per jaar het geven van openbare filmvoorstellingen onderneemt, hetzij regelmatig filmvertoningsrechten verwerft en overdraagt aan bioscoopondernemingen als hiervoor bedoeld, hetzij films vervaardigt of bewerkt; 2. de natuurlijke of rechtspersoon, die met een of meer natuurlijke of rechtspersonen als hiervoor bedoeld onder 1. behoort tot een economische en/of organisatorische eenheid, die ten doel heeft of mede ten doel heeft de uitoefening van een of meer van de onder 1. genoemde activiteiten. e. werknemer: degene die krachtens een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek in dienst is van een werkgever in de zin van sub d. f. het fonds: Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Film- en Bioscoopbedrijf. blz - 1 -

Artikel 4 Uitvoering De uitvoering wordt opgedragen aan het fonds, die onder zijn verantwoordelijkheid zulks kan delegeren aan de administrateur. Deze uitvoering geschiedt volgens de statuten van het fonds en de reglementen van de VUTregeling. De reglementen van de VUT-regeling en de statuten van het fonds worden aan de overeenkomst gehecht en geacht daarvan onderdeel uit te maken. Artikel 5 Financiering van de regeling 1. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 van het Reglement financiering Film- en Bioscoopbedrijfregelingen is de werkgever een bijdrage verschuldigd. Bij aanvang van ieder kalenderjaar wordt door het bestuur de bijdrage voor de regeling vastgesteld, berekend conform de actuariële en bedrijfstechnische nota en uitgedrukt in een percentage van de loonsom van de werkgever. 2. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 het Reglement financiering Film- en bioscoopbedrijfregelingen verhaalt de werkgever een deel van de bijdrage op de deelnemer. 3. De financiële middelen van de stichting worden verkregen uit: a. de door de werkgevers in de zin van artikel 3 van het Reglement financiering Film- en Bioscoopbedrijfregelingen te storten bijdragen; b. de door de werknemers te betalen premie in de zin van artikel 4 van het Reglement financiering Film- en Bioscoopbedrijfregelingen; c. de te kweken rente; d. andere baten. Artikel 6 Voorwaarden voor deelneming 1.a. Om aan de regeling te kunnen deelnemen moet de betrokken werknemer vóór 1 januari 2005 de 55-jarige leeftijd hebben bereikt en op het moment dat hij gaat deelnemen voldoen aan de voorwaarden gesteld bij het overgangsreglement. Vanaf het kalenderjaar 2001 is het mogelijk om als de volgende uittredingsleeftijd is bereikt dan wel wordt bereikt in de maand met ingang waarvan men uittreedt, afhankelijk van het geboortejaar uit te treden met; Geboortejaar uittredingsleeftijd 1945 of eerder 61 jaar 1946 61 jaar en 6 maanden 1947 62 jaar 1948 62 jaar en 6 maanden 1949 63 jaar b. gedurende de laatste 10 jaar voorafgaande aan de uittreding ononderbroken als werknemer werkzaam zijn geweest bij een werkgever, behoudens: blz - 2 -

- een onderbreking wegens arbeidsongeschiktheid; - andere onderbrekingen van beperkte duur buiten de schuld van de werknemer, zulks ter beoordeling van het bestuur, en c. ook overigens voldoen aan de in het reglement gestelde voorwaarden. 2. Voorts moet de betrokken werknemer om aan de regeling te kunnen deelnemen: a. niet in aanmerking komen voor een volledige SV-uitkering dan wel niet krachtens de wet in aanmerking komen voor doorbetaling van loon door de werkgever in geval van ziekte; b. niet onder een afvloeiingsregeling of een non-activiteitsregeling vallen; c. het dienstverband beëindigen. 3. De deelnemer heeft slechts recht op een uitkering indien en zolang zijn tijdelijk en/of levenslang ouderdomspensioen uit hoofde van een arbeidsovereenkomst in het bioscoopbedrijf wordt overgemaakt aan de stichting. 4. Indien het verzoek om uittreden niet wordt ingewilligd, blijft het dienstverband van de werknemer ongewijzigd gehandhaafd. Artikel 7 De uitkering 1. Als grondslag voor de uitkering geldt het laatst genoten vaste loon op jaarbasis, vermeerderd met de eventuele eindejaarsuitkering, de eventuele buffetprovisie en de eventuele feestdagentoeslag, die genoten zijn in het jaar voorafgaande aan de datum van uittreding en eveneens vermeerderd met de eventuele nachtvoorstellingtoeslag die gemiddeld in de laatste drie jaren voorafgaand aan de uittredingsdatum op jaarbasis is genoten, indien deze tenminste vijf jaren aaneengesloten en voorafgaand aan de uittredingsdatum voor minimaal 23 weken per jaar is uitbetaald. 2. De netto-uitkering bedraagt 100% van het netto loon als bedoeld in lid 1 van dit artikel. 3. De in lid 2 van dit artikel omschreven uitkering bedraagt bij de aanvang van de uitkering netto tenminste het netto-bedrag van het wettelijke minimumloon. Indien minder is gewerkt dan de gebruikelijke arbeidsduur wordt de minimumuitkering in verhouding verlaagd. 4. De deelnemer ontvangt over de uitkering jaarlijks een vakantietoeslag als overeengekomen in de CAO voor het bioscoopbedrijf. 5. De uitkering zal in maandelijkse termijnen worden betaald. De uitkering zal worden aangepast overeenkomstig de prijscompensatieregeling zoals overeengekomen in de CAO voor het bioscoopbedrijf. 6. Aan deelnemers die door hun uittreden kinderbijslag derven, zal door de stichting een vervangende kinderbijslag worden uitgekeerd. Artikel 8 Inhoudingen Op de uitkering worden door de stichting ingehouden: blz - 3 -

a. de verschuldigde loonbelasting en de premie voor de AOW/AWW/AAW/AWBZ; b. de inkomensafhankelijke bijdrage op grond van de Zorgverzekeringswet; c. het werknemersdeel van de pensioenpremie volgens de verplichte regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor het Film- en Bioscoopbedrijf. Artikel 9 Bijkomende verplichtingen van de stichting De stichting neemt de volgende financiële verplichtingen voor haar rekening: a. de inkomensafhankelijke bijdrage die deelnemers verschuldigd zijn op grond van de Zorgverzekeringswet; b. het werkgeversdeel van de pensioenpremie volgens de verplichte regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor het Film- en Bioscoopbedrijf. Indien voor de deelnemer een excedent-verzekering is afgesloten, zal het deel van de premie voor de lopende excedent-verzekering, dat bij voortduring van het dienstverband ten laste van de werkgever zou zijn gekomen, tot het overeengekomen tijdstip voor diens rekening blijven; Artikel 10 Voortzetting pensioenverzekeringen 1. Vervalt 2. Indien de werkgever op het moment van uittreding bijdraagt in een door de werknemer afgesloten pensioenverzekering, dan zet hij betaling van deze bijdrage voort alsof betrokkene in dienst van de werkgever zou zijn gebleven. De desbetreffende bedragen worden periodiek met de stichting verrekend. Artikel 11 Aanmelding voor deelneming en opzegging van het dienstverband 1. Om voor een uitkering in aanmerking te komen, dient de werknemer: a. zijn dienstverband op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste drie maanden. b. zich aan te melden bij de administrateur onder overlegging van de vereiste gegevens en wel tenminste twee maanden voor aanvangsdatum van de deelneming. 2. Indien zijn verzoek om uitkering door de stichting niet wordt ingewilligd, zal het dienstverband ongewijzigd worden voortgezet. blz - 4 -

Artikel 12 Vrijstelling Aan de werkgever kan door het bestuur vrijstelling van de verplichting tot premiebetaling aan de regeling worden verleend, onder door het bestuur te stellen voorwaarden. Artikel 13 Duur van de overeenkomst Deze overeenkomst is aangegaan voor een tijdvak van vijf jaar, ingaande op 1 januari 2002 en eindigende op 31 december 2006. blz - 5 -

859 STATUTEN juni 2003 STATUTEN STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET FILM- EN BIOSCOOPBEDRIJF

ARTIKEL 1 Naam en zetel 1. De stichting draagt de naam: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Film-en Bioscoopbedrijf. 2. De stichting is gevestigd te Amsterdam. ARTIKEL 2 Definities In deze statuten en het pensioenreglement wordt verstaan onder: a. het fonds: de in artikel 1 genoemde stichting; b. de wet: de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628); c. het bestuur: het orgaan van het fonds, bedoeld in artikel 7; d. het dagelijks bestuur: het orgaan van het fonds, bedoeld in artikel 11; e. de werkgever: A. de natuurlijke of rechtspersonen, die het film- en/of het bioscoopbedrijf uitoefent, hetgeen het geval is indien hij - hetzij gedurende tenminste 32 dagen per jaar het geven van openbare filmvoorstellingen onderneemt; - hetzij regelmatig filmvertoningsrechten verwerft en overdraagt aan bioscoopondernemingen als hiervoor bedoeld; - hetzij films vervaardigt of bewerkt; B. de natuurlijke of rechtspersoon, die met een of meer natuurlijke of rechtspersonen als hiervoor bedoeld onder A behoort tot een economische en/of organisatorische eenheid, die ten doel heeft of mede ten doel heeft de uitoefening van een of meer van de onder A bedoelde activiteiten; f. de werknemer; degene, die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in loondienst is van een werkgever; g. de accountant: degene die zijn beroep maakt van het inrichten en controleren van boekhoudingen en administraties in de zin van artikel 10b, lid 4 Pensioen- en spaarfondsenwet, jo. artikel 2:393 lid 1 Burgerlijk Wetboek; h. de pensioengerechtigde: degene, die krachtens het pensioenreglement enigerlei vorm van pensioen geniet. ARTIKEL 3 Doel blz - 1 -

1. Het fonds heeft ten doel overeenkomstig de bepalingen van deze statuten en de reglementen van het fonds ten behoeve van (gewezen) deelnemers en overige belanghebbenden geldelijke aanspraken toe te kennen op (flexibel) pensioen en/of uitkeringen wegens vervroegde uittreding. De in de vorige volzin bedoelde uitkeringen wegens vervroegde uittreding zijn gebaseerd op de collectieve arbeidsovereenkomst regelende het vervroegd uittreden voor het bioscoopbedrijf. De verplichtingen met betrekking tot het verrichten van VUT-uitkeringen worden zodanig geclausuleerd dat zij de pensioenen en aanspraken op pensioen niet in gevaar kunnen brengen. 2. Het fonds tracht dit doel te bereiken door: a. overeenkomstig de bij het reglement te stellen regelen uitkeringen toe te kennen; b. andere wettige middelen, die tot het bereiken van het doel bevorderlijk kunnen zijn. 3. Het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze nota is een omschrijving opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde bij en krachtens de artikelen 9a tot en met 9d en artikel 10, tweede lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet. Het bestuur van het fonds legt de nota alsmede iedere wijziging daarvan onverwijld over aan de Pensioen- en Verzekeringskamer. 4. Zodra het fonds verplichtingen heeft ten aanzien waarvan artikel 9, eerste of tweede lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet geen toepassing heeft gevonden doet het bestuur van het fonds daarvan onverwijld mededeling aan de Pensioen- & Verzekeringskamer. Het bestuur legt de in verband daarmee aangebrachte wijziging van de in het derde lid van dit artikel bedoelde nota onverwijld over aan de Pensioen- & Verzekeringskamer. ARTIKEL 4 Aangesloten werkgevers Aangesloten werkgever is de werkgever, die: a. krachtens artikel 2 van de wet verplicht is tot naleving van het bij of krachtens de statuten en het pensioenreglement bepaalde; b. krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst regelende het vervroegd uittreden voor het bioscoopbedrijf verplicht is tot bijdragebetaling aan het fonds; c. op verzoek ten behoeve van zijn werknemers of een groep van werknemers door het fonds eventueel onder nader te stellen voorwaarden, de regeling voor het film- en bioscoopbedrijf als zodanig heeft aanvaard. ARTIKEL 5 Deelnemers 1. Deelnemer is: a. de werknemer, die verplicht is tot deelneming in het fonds krachtens artikel 2 van de wet; b. de werknemer die, niet verplicht zijnde tot deelneming in het fonds, ingevolge een met zijn werkgever gesloten overeenkomst door het fonds als deelnemer is toegelaten; c. degene, die deelnemer was als bedoeld onder a of b en de deelneming individueel voortzet. 2. De toelating van een deelnemer, als bedoeld in het vorige lid onder b, is alleen mogelijk, indien de werkgever voor alle werknemers in zijn dienst, die tot eenzelfde groep behoren, toelating verzoekt. blz - 2 -

3. Voortzetting van de deelneming als bedoeld in het eerste lid onder c geschiedt op de wijze en onder de voorwaarden zoals bepaald in het pensioenreglement van het fonds. 4. De hoedanigheid van deelnemer als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt, wanneer deze zou eindigen of al is geëindigd, behouden respectievelijk herkregen, indien en zolang de premie volgens de bepalingen van het pensioenreglement in verband met zijn arbeidsongeschiktheid geacht wordt voor hem aan het fonds te zijn voldaan. ARTIKEL 6 Belegging 1. Belegging van de beschikbare gelden van het fonds geschiedt op solide wijze. 2. De beschikbare gelden van het fonds worden door het bestuur belegd met inachtneming van redelijke eisen van liquiditeit en rendement en met inachtneming van een zojuist mogelijke risicoverdeling. 3. Ter zake van de bewaring van de bezittingen van het fonds zorgt het bestuur voor de nodige waarborgen ter voorkoming van vermogensschade. ARTIKEL 7 Bestuur 1. Er is een bestuur bestaande uit twaalf leden. Van dit aantal leden worden benoemd: a. zes leden door de Nederlandse Federatie voor de Cinematografie, gevestigd te Amsterdam; b. zes leden door de FNV KIEM, gevestigd te Amsterdam. 2. De bestuurleden worden benoemd voor een periode van 4 jaar en treden af volgens een door het bestuur op te stellen rooster. Zij zijn na aftreden terstond herbenoembaar. 3. Behalve door periodiek aftreden eindigt het lidmaatschap door: a. bedanken; b. overlijden; c. een daartoe strekkend besluit van de organisatie, welke het lid heeft benoemd. 4. In een tussentijdse vacature wordt binnen drie maanden na het ontstaan daarvan voorzien door de organisatie, die, gelet op het bepaalde in het eerste lid, daarvoor in aanmerking komt. Het nieuwe lid heeft zitting gedurende de tijd, die het vervangen lid nog had te vervullen krachtens het rooster als bedoeld in het tweede lid, doch is na afloop van die termijn terstond opnieuw benoembaar. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheden. 5. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangend secretaris. 6. De functies van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter worden, evenals de functies van secretaris en plaatsvervangend secretaris, telkens voor een periode van twee jaar afwisselend door werkgevers- en werknemersleden vervuld. Die periode vangt aan met het oneven kalenderjaar. blz - 3 -

7. De voorzitter heeft de leiding van alle vergaderingen. Convocatie voor de vergaderingen geschiedt in opdracht van de voorzitter. ARTIKEL 8 Bestuursbevoegdheden 1. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten, het pensioenreglement, het overgangsreglement inzake de collectieve arbeidsovereenkomst regelende het vervroegd uittreden voor het bioscoopbedrijf, de collectieve arbeidsovereenkomst regelende het vervroegd uittreden voor het bioscoopbedrijf en het financieringsreglement Film- en Bioscoopbedrijfregelingen en het is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van het fonds. Dat geldt ook voor het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen. 2. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds, en is belast met het beheer van het fonds. 3 De voorzitter en secretaris vertegenwoordigen gezamenlijk het fonds in en buiten rechte. Bij ontstentenis of belet van de voorzitter respectievelijk de secretaris treedt in zijn plaats de plaatsvervangende voorzitter respectievelijk de plaatsvervangende secretaris op. 4 De bestuursleden zijn verplicht geheim te houden hetgeen uit hoofde van hun functie te hunner kennis is gekomen. 5 Ieder der bestuursleden is bevoegd een deskundige te raadplegen. Ieder der bestuursleden is bevoegd zich ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan, mits ten minste één/vierde der bestuursleden zich hiervoor uitspreekt in een bestuursvergadering. 6 Reis - en verblijfkosten door de bestuursleden in hun functie gemaakt, worden vergoed. Vergoeding geschiedt volgens door het bestuur vastgestelde regelen. Het bestuur kan voorts besluiten de bestuursleden voor elke door hen bijgewoonde vergadering een vacatiegeld toe te kennen. ARTIKEL 8A Samenstelling van de deelnemersraad 1. Het fonds kent een deelnemersraad. De deelnemersraad vertegenwoordigt de deelnemers en de pensioengerechtigden van het fonds evenredig op basis van hun onderlinge getalsverhoudingen. De deelnemersraad draagt ervoor zorg dat de in de vorige volzin bedoelde evenredige vertegenwoordiging te allen tijde is gewaarborgd. De deelnemersraad bestaat uit 4 leden die worden benoemd door het bestuur na als deelnemersraadslid te zijn voorgedragen door representatieve organisaties in de zin van artikel 6a lid 4 van de Pensioen- en spaarfondsenwet. 2. De leden van de deelnemersraad worden benoemd voor een periode van vier jaar. Na afloop van deze periode kunnen zij direct opnieuw worden voorgedragen en benoemd. 3. Voorafgaande aan de eerste benoeming van de raadsleden en vervolgens steeds na vier jaren, stelt het bestuur vast hoe de zetelverdeling tussen de deelnemers en de pensioengerechtigden in de deelnemersraad zal zijn met inachtneming van het bepaalde in de eerste volzin van het eerste lid. blz - 4 -

4. Behalve door periodiek aftreden eindigt het lidmaatschap van de deelnemersraad door: a. bedanken; b. overlijden; c. een daartoe strekkend besluit van de organisatie / organisaties die het lid heeft / hebben voorgedragen; d. ontslag door de deelnemersraad, waardoor een tussentijdse vacature ontstaat. Ontslag door de deelnemersraad is alleen mogelijk wanneer de betrokkene, naar de mening van de overige drie raadsleden, ernstig in gebreke blijft in de uitoefening van zijn functie. 5. In geval van een tussentijdse vacature draagt de organisatie die het te vervangen raadslid had voorgedragen de opvolger van het betrokken lid voor. Het nieuwe lid heeft zitting gedurende de tijd die het vervangen lid nog had te vervullen, doch is na afloop van die termijn terstond opnieuw voor te dragen en benoembaar. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt de deelnemersraad zijn volledige bevoegdheden. 6. De voordracht geschiedt binnen een maand na het ontstaan van de vacature. 7. De deelnemersraad kiest per vergadering uit zijn midden een voorzitter. ARTIKEL 8B Bevoegdheden en taken van de deelnemersraad 1. De deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen. Het bestuur stelt de deelnemersraad in ieder geval in de gelegenheid te adviseren over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot: a. het nemen van maatregelen van algemene strekking; b. wijziging van de statuten en de pensioenreglementen van het fonds; c. vaststelling van het jaarverslag, de begroting, het verslag van de actuaris en het verslag van de accountant met betrekking tot de financiële toestand van het fonds; d. wijziging van de hoogte van ingegane pensioenen, in gevallen waarin de financiële toestand van het fonds daartoe aanleiding geeft; e. het verlenen van toeslagen hoe ook genaamd of het aanbrengen van wijzigingen, tenzij de toeslagen rechtstreeks voortvloeien uit een statutaire of reglementaire bepaling; f. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds; g. liquidatie van het fonds. 2. Het bestuur is verplicht het advies van de deelnemersraad op een zodanig tijdstip te vragen dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de in het eerste lid van dit artikel te nemen besluiten. 3. Het bestuur (of een delegatie van het bestuur) en de deelnemersraad komen ten minste tweemaal per kalenderjaar gezamenlijk in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden die het fonds betreffen aan de orde gesteld waarover het bestuur of de deelnemersraad overleg wenselijk acht. De gezamenlijke vergaderingen van het bestuur en de deelnemersraad wordt voorgezeten door de voorzitter van het bestuur. Naast de gezamenlijke vergaderingen komt de deelnemersraad maximaal tweemaal per kalenderjaar bijeen. De deelnemersraad stemt het tijdstip van zijn vergaderingen af met het bestuur. 4. Het bestuur is verplicht desgevraagd aan de deelnemersraad tijdig alle inlichtingen en gegevens te verstrekken, die deze voor de invulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. De inlichtingen en gegevens worden desgevraagd schriftelijk verstrekt. blz - 5 -

5. Het bestuur is verplicht de deelnemersraad, uiterlijk binnen de drie maanden nadat een desbetreffend besluit is genomen, mee te delen in hoeverre een gegeven advies wordt opgevolgd. Als het advies (ten dele) niet wordt opgevolgd, dan dient het bestuur daarvan de redenen te vermelden. 6. De deelnemersraad beschikt over een beroepsrecht als bedoeld in artikel 6c, tweede lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet alsmede over een klachtrecht als bedoeld in artikel 6d, eerste lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet. Het in de vorige volzin bedoelde klachtrecht komt overeenkomstig laatstgenoemd artikel ook toe aan een gedeelte van 10% van de raadsleden. 7. De raadsleden verplichten zich door het aanvaarden van hun benoeming tot geheimhouding van hetgeen hun in functie omtrent het fonds, een bedrijf, beroep of persoon is bekend geworden en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvan de deelnemersraad of de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijk karakter moeten begrijpen. 8. De deelnemersraad stelt een huishoudelijk reglement vast waarin de werkwijze van de deelnemersraad wordt vastgelegd, hetgeen onder meer inhoudt: - de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen van de deelnemersraad worden bijeengeroepen; - de wijze waarop de deelnemersraad in de vergaderingen besluiten neemt; - de wijze waarop de deelnemersraad de in het eerste lid van dit artikel bedoelde adviezen samenstelt en aan het bestuur ter kennis brengt. Het huishoudelijk reglement behoeft de goedkeuring van het bestuur van het fonds. De deelnemersraad is verplicht om zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in het huishoudelijk reglement. ARTIKEL 8C Vergoedingen voor de deelnemersraad Reis - en verblijfkosten door de raadsleden in hun functie gemaakt, worden vergoed. Vergoeding geschiedt volgens door het bestuur vastgestelde regelen. Het bestuur kan voorts besluiten de raadsleden voor elke door hen bijgewoonde vergadering een vacatiegeld toe te kennen. ARTIKEL 8D Scholing en secretariële ondersteuning van de deelnemersraad Het bestuur draagt zorg voor een adequate scholing van de raadsleden van de deelnemersraad alsmede voor secretariële ondersteuning van de deelnemersraad. ARTIKEL 8E blz - 6 -

Raadpleging van externe adviseurs door de deelnemersraad De deelnemersraad is bevoegd bij de uitoefening van zijn bevoegdheden externe adviseurs te raadplegen. ARTIKEL 8F Vaststelling van budget Het bestuur stelt jaarlijks een budget beschikbaar aan de deelnemersraad waaruit de uitgaven voortvloeiende uit de toepassing van de artikelen 8C, 8D en 8E worden vergoed. Uitgaven die leiden tot het overschrijden van het budget of waarvoor het budget niet (meer) toereikend is, komen slechts voor rekening van het fonds indien het bestuur daarmee instemt. Het bestuur is bevoegd met betrekking hiertoe richtlijnen vast te stellen met inachtneming van redelijkheid en billijkheid. ARTIKEL 9 Vergaderingen van het bestuur 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste 4 leden zulks wenselijk achten, doch ten minste éénmaal per jaar, ter behandeling van de jaarstukken over het voorafgaande boekjaar. 2. Geldige besluiten kunnen, tenzij de statuten of het pensioenreglement daaromtrent anders bepalen, slechts genomen worden in vergaderingen, waarin ten minste de helft der leden aanwezig is, waaronder ten minste één werkgeverslid en één werknemerslid. 3. Indien in een vergadering geen besluiten kunnen worden genomen, daar niet voldaan is aan het bepaalde in het vorige lid, wordt binnen een maand een tweede vergadering bijeengeroepen. Is in die vergadering het vereiste aantal bestuursleden weer niet aanwezig, dan kunnen in die vergadering over de voorstellen, waaromtrent wegens het ontbreken van het quorum in de eerste vergadering geen besluit kon worden genomen, besluiten worden genomen, mits met ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen. 4. Indien de voorzitter en de secretaris dit wenselijk achten, kunnen in afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden besluiten schriftelijk van het bestuur worden gevraagd. Het besluit dient echter te worden genomen in een vergadering van het bestuur, indien door één of meer leden van het bestuur binnen de daarvoor door de voorzitter gestelde termijn bezwaar wordt gemaakt tegen de schriftelijke voorlegging. 5. De bestuursleden hebben in de vergadering ieder één stem, indien de aantallen der ter vergadering aanwezige werkgeversleden en werknemersleden even groot zijn. Is dit niet het geval, dan brengt ieder van de werkgevers-, respectievelijk van de werknemersleden evenveel stemmen uit als er leden van de andere groep aanwezig zijn. 6. Besluiten worden, voor zover daarvan bij deze statuten niet wordt afgeweken, genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Blanco stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd. blz - 7 -

7. Stemming over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling. Stemming over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes. Het bestuur is evenwel bevoegd, indien de meerderheid daartoe besluit, de stemming op een andere wijze te houden. 8. Bij staking van stemmen over zaken wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Indien de stemmen dan wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Bij staking van stemmen over personen beslis t het lot. ARTIKEL 10 Oproep voor de vergaderingen van het bestuur 1. De convocatie voor bestuursvergaderingen geschiedt, behoudens in spoedeisende gevallen ter beoordeling van de voorzitter, schriftelijk op een termijn van ten minste 7 tot 14 dagen. De oproeping geschiedt door de secretaris. 2. De convocatiebrieven vermelden, behalve het tijdstip en de plaats der vergadering, de te behandelen onderwerpen en bevatten als bijlagen zoveel mogelijk alle schriftelijk opgestelde voorstellen en ontwerpen, welke in de vergadering zullen worden behandeld. 3. In de vergaderingen, welke niet op de voorgeschreven wijze zijn bijeengeroepen, kunnen slechts besluiten worden genomen, indien alle bestuursleden aanwezig zijn. ARTIKEL 11 Dagelijks bestuur 1. Er is een dagelijks bestuur bestaande uit de functionarissen bedoeld in artikel 7, zesde lid. Deze functionarissen zijn tevens voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, secretaris en plaatsvervangend secretaris van het dagelijks bestuur. 2. Het dagelijks bestuur is belast met en bevoegd tot: a. de behandeling der ingekomen stukken en de afdoening der lopende zaken; b. de voorbereiding der zaken, die in de vergadering van het bestuur aan de orde zullen komen; c. de uitvoering van de besluiten van het bestuur. In spoedeisende gevallen is het dagelijks bestuur bevoegd zelfstandig op te treden; d. al datgene, waartoe het bestuur het dagelijks bestuur machtigt. 3. Het dagelijks bestuur is verantwoording verschuldigd aan het bestuur. ARTIKEL 12 Vergaderingen van het dagelijks bestuur blz - 8 -

1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of twee andere leden zulks wenselijk achten, doch ten minste éénmaal per half jaar. Het bepaalde in artikel 10 is ten aanzien van het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing. 2. Geldige besluiten kunnen, tenzij de statuten of het pensioenreglement daaromtrent anders bepalen, genomen worden in vergaderingen, waarin ten minste drie leden aanwezig zijn. Het bepaalde in het derde tot en met achtste lid van artikel 9 is ten aanzien van het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing. ARTIKEL 13 Dagelijks beleid, deskundigheid bestuur 1. Het dagelijks beleid van het fonds wordt bepaald door het bestuur. 2. De deskundigheid van het bestuur van het fonds dient naar het oordeel van de Pensioen- en Verzekeringskamer voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden. 3. De voornemens, de handelingen of de antecedenten van de bestuursleden mogen de Pensioen- en Verzekeringskamer geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen, bedoeld in het tweede lid, de betrouwbaarheid van de bestuursleden niet buiten twijfel staat. 4. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden en zij zorgen ervoor dat deze personen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. 5. Het bestuur van het fonds brengt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf ter kennis aan de Pensioen- en Verzekeringskamer. 6. Een wijziging als bedoeld in het vijfde lid wordt niet doorgevoerd indien de Pensioen- en Verzekeringskamer binnen zes weken na ontvangst van de melding, of, indien de Pensioen- en Verzekeringskamer om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur van het fonds bekend maakt dat zij niet met de voorgenomen wijziging instemt. 7. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten, bedoeld in het derde lid, stelt het bestuur van het fonds de Pensioen- en Verzekeringskamer daarvan schriftelijk in kennis. ARTIKEL 14 Administrateur 1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur gevoerd door een door het bestuur tot wederopzegging benoemde administrateur. 2. De opdracht tot het voeren van het administratief en geldelijk beheer aan de administrateur wordt schriftelijk verstrekt. De opdracht, vergezeld van een instructie, wordt door het bestuur vastgesteld. blz - 9 -

3. De administrateur is verplicht alle vergaderingen van het bestuur en van het dagelijks bestuur bij te wonen, indien het bestuur respectievelijk het dagelijks bestuur zulks verlangt. Voor de vergaderingen, welke hij moet bijwonen, ontvangt de administrateur een oproeping. ARTIKEL 15 Financiering 1. Het fonds draagt er zorg voor dat de bezittingen van het fonds, tezamen met de te verwachten inkomsten, toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en (het) reglement(en) voortvloeiende pensioenverplichtingen. 2. Het fonds draagt er zorg voor dat de aanspraken die de deelnemers bij beëindiging van de deelname aan het reglement kunnen ontlenen in elk geval steeds aan het einde van ieder kalenderjaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig zijn gefinancierd. ARTIKEL 16 Actuaris en accountant 1. Door het bestuur wordt een actuaris benoemd die tot taak heeft het bestuur voor te lichten omtrent de financiële opzet van het fonds, de grondslagen waarop het rust en een verklaring af te geven over de juistheid van de op de balans en de rekening van baten en lasten voorkomende actuariële posten. 2. Door het bestuur wordt een accountant benoemd die tot taak heeft op de boekhouding geregeld toezicht te houden. De accountant controleert het in artikel 19 bedoelde verslag. De accountant voorziet de jaarrekening van een verklaring omtrent getrouwheid en ondertekend deze, zoals bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. 3. De accountant en actuaris zijn verplicht desgevraagd aan de Pensioen- en Verzekeringskamer inzicht te bieden in de werkzaamheden als bedoeld in het eerste en tweede lid, alsmede aan de Pensioen- en Verzekeringskamer alle overige inlichtingen te verstrekken die in redelijkheid geacht kunnen worden nodig te zijn voor de vervulling van de bij of krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet opgelegde taak. 4. De actuaris en de accountant zijn gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het fonds, waarvan de inzage behoort tot de juiste vervulling van de taak. 5. Het is de actuaris en de accountant verboden om fondsgegevens waarvan ter vervulling van de taak kennis wordt genomen, verder bekend te maken dan voor de functie strikt noodzakelijk is. ARTIKEL 17 blz - 10 -

Andere deskundigen Het bestuur kan andere deskundigen dan die bedoeld in de artikel 16 benoemen. ARTIKEL 18 Boekjaar; informatieverplichting Pensioen- en Verzekeringskamer 1. Het boekjaar van het fonds loopt van 1 januari tot en met 31 december. 2. Het bestuur van het fonds legt aan de Pensioen- en Verzekeringskamer jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening, een jaarverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds gegeven wordt en waaruit ten genoegen van die kamer blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet en dat de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden. 3. Het bestuur van een fonds legt aan de Pensioen- en Verzekeringskamer bovendien jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag betreffende het fonds over, voorzien van de verklaring van een actuaris. ARTIKEL 19 Rekening en verantwoording van het bestuur Na afloop van het boekjaar doet het bestuur aan de in artikel 7, eerste lid, genoemde organisaties, onder overlegging van de jaarstukken, waaronder een balans, een rekening van baten en lasten en de rapporten van de actuaris en van de accountant, rekening en verantwoording van het beheer van het fonds over het afgelopen boekjaar en brengt het verslag uit over de toestand van het fonds. ARTIKEL 20 Wijziging van statuten of pensioenreglement 1. De statuten en het (pensioen)reglement kunnen, onder goedkeuring van de in het eerste lid van artikel 7 genoemde organisaties, worden gewijzigd bij een besluit van het bestuur. Het bepaalde in artikel 9 is daarbij van toepassing, tenzij daarvan in de volgende leden van dit artikel wordt afgeweken. Het reglement financiering Film- en Bioscoopbedrijfregelingen wordt gewijzigd bij een besluit van het bestuur en onder goedkeuring van de CAO-partijen inzake het vervroegd uittreden voor het bioscoopbedrijf. 2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden genomen: - in een bestuursvergadering, waarin ten minste acht bestuursleden aanwezig zijn, waaronder tenminste twee werkgeversleden en twee werknemersleden; blz - 11 -

- met ten minste drie vierde van de uitgebrachte stemmen. Indien geen besluit kan worden genomen, omdat het vereiste aantal bestuursleden niet aanwezig is, wordt binnen een maand een tweede vergadering bijeengeroepen. Is in die vergadering het vereiste aantal bestuursleden weer niet aanwezig, dan kan in die vergadering een besluit worden genomen, mits met ten minste drie vierde van de uitgebrachte stemmen. 3. Indien de voorzitter en de secretaris dit wenselijk achten, kan een besluit als bedoeld in het eerste lid ook schriftelijk van het bestuur worden gevraagd. Het besluit dient echter te worden genomen in een vergadering van het bestuur, indien door één of meer leden van het bestuur bezwaar wordt gemaakt tegen de schriftelijke voorlegging of tegen het voorgelegde ontwerpbesluit. 4. Een wijziging van de statuten of het pensioenreglement treedt in werking op een door het bestuur bepaald tijdstip. 5. Indien een wijziging van de statuten of van het pensioenreglement leidt tot een vermindering van de pensioenen en eventuele andere uitkeringen, zal deze vermindering geschieden volgens een schaal. In deze schaal zal tot uitdrukking komen, dat een groter percentage van de verworven aanspraken behouden blijft al naar mate de pensioendatum van betrokkene dichterbij is gelegen en dat de aanspraken van degenen, die reeds in het genot van pensioen zijn, met het kleinste percentage worden verminderd. 6. Een wijziging van de statuten wordt in een notariële akte neergelegd. ARTIKEL 20A Wijziging of vermindering van aanspraken 1. Indien het over enig boekjaar voor dekking van toe te kennen pensioenaanspraken beschikbare deel der over dat boekjaar ontvangen premies niet voldoende blijkt om de over dat boekjaar volgens het pensioenreglement toe te kennen pensioenaanspraken te verzekeren, zullen de aanspraken worden vastgesteld op een naar evenredigheid van het premietekort verminderd bedrag, tenzij het premietekort over dat boekjaar, naar het oordeel van het bestuur, gehoord de actuaris, ten laste van de algemene reserve kan worden gebracht. 2. Indien de financiële toestand van het fonds, naar het oordeel van het bestuur, gehoord de actuaris, daartoe aanleiding geeft, kan een wijziging van de statuten en het pensioenreglement leiden tot een wijziging of vermindering van de tegenover het fonds verworven aanspraken op pensioen, daaronder mede begrepen reeds ingegaan pensioen of andere uitkeringen. Het in de vorige volzin bepaalde lijdt uitzondering, indien het mogelijk is met betrekking tot het ontstane tekort een financieringsregeling te treffen. 3. Een vermindering van de aanspraken ingevolge het vorige lid zal voor alle deelnemers, gewezen deelnemers, en overige belanghebbenden worden bepaald naar evenredigheid van de waarde van hun aanspraken ten tijde van de vermindering. Het bestuur is bevoegd de reeds ingegane pensioenen geheel of ten dele van deze vermindering uit te zonderen. ARTIKEL 21 blz - 12 -

Overeenkomsten met andere pensioenfondsen 1. Het bestuur is bevoegd met andere pensioenfondsen overeenkomsten te sluiten, welke ten doel hebben om bij overgang van alle deelnemers of een bepaalde groep van deelnemers van het andere pensioenfonds naar het fonds: a. de verplichtingen van het andere pensioenfonds jegens deze deelnemers, de gewezen deelnemers die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als welke overgaat en overige belanghebbenden geheel of gedeeltelijk over te nemen, of b. aan deze deelnemers, de gewezen deelnemers, die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als welke overgaat en overige belanghebbenden aanspraken op pensioen te verlenen over perioden vóór de overgang naar het fonds volgens het pensioenreglement van het fonds. 2. Het bestuur is tevens bevoegd met andere bedrijfspensioenfondsen overeenkomsten te sluiten, welke ten doel hebben om bij overgang van alle deelnemers of een bepaalde groep van deelnemers naar het andere bedrijfspensioenfonds: a. de verplichtingen van het fonds jegens deze deelnemers, de gewezen deelnemers, die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als welke overgaat, en overige belanghebbenden geheel of gedeeltelijk over te dragen, of b. de aanspraken op pensioen van deze deelnemers, van de gewezen deelnemers, die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als welke overgaat, en van overige belanghebbenden om te zetten in aanspraken op pensioen over perioden van deelneming in het fonds volgens het pensioenreglement van het andere bedrijfspensioenfonds. 3. Het bestuur kan in verband met het in de vorige leden bepaalde ten aanzien van de betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden van de bepalingen van de statuten of het pensioenreglement afwijken, mits niet ten nadele van de gezamenlijke rechthebbenden. ARTIKEL 22 Ontbinding en liquidatie van het fonds 1. Het fonds kan worden ontbonden bij een besluit van het bestuur. Een besluit tot ontbinding van het fonds kan slechts genomen worden in een uitdrukkelijk daartoe bijeengeroepen vergadering. Het bepaalde in artikel 20, eerste en tweede lid, is van toepassing. 2. Indien tot ontbinding wordt besloten, treedt het fonds op een door het bestuur te bepalen datum in liquidatie. Tenzij het bestuur een liquidateur benoemt, geschiedt de liquidatie door het bestuur, dat in dat geval aanblijft tot de liquidatie is geëindigd. 3. Tenzij het bepaalde in artikel 21, tweede lid onder b, toepassing vindt, worden aan de deelnemers en hun nagelaten betrekkingen premievrije aanspraken op uitgesteld pensioen toegekend, berekend alsof bij voortbestaan van het fonds hun deelneming op de datum van ontbinding van het fonds werd beëindigd. 4. Het bestuur wendt een eventueel overschot zoveel mogelijk aan in overeenstemming met het doel van het fonds. Bij een eventueel tekort worden de ten tijde van de liquidatie bestaande pensioenaanspraken van alle deelnemers, gewezen deelnemers of overige belanghebbenden verminderd volgens een schaal. Het slot van artikel 20, vijfde lid is van toepassing. blz - 13 -

5. Indien het bestuur besluit, dat het fonds zich niet langer met de verlening van uitkeringen zal belasten, worden, tenzij het bepaalde in artikel 21, tweede lid, toepassing vindt, door het bestuur lijfrenteverzekeringen aangegaan bij een of meer instellingen, welke in het bezit zijn van de ingevolge artikel 24 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 vereiste vergunning. De aanspraken, welke aan de lijfrenteverzekeringen kunnen worden ontleend, zullen naar aard en omvang zoveel mogelijk gelijk zijn aan de aanspraken welke tegenover het fonds bestaan. Van de gesloten lijfrenteverzekeringen moeten bewijsstukken aan betrokkenen worden afgegeven, waarin de gewezen deelnemer en overige belanghebbenden onherroepelijk als begunstigden worden aangewezen, waarin overdracht, verpanding of belening van de verzekerde aanspraken wordt uitgesloten en waarin de mogelijkheid tot afkoop van de verzekerde aanspraken niet ruimer mag zijn geregeld dan in het reglement van het fonds. Zodra de lijfrenteverzekeringen gesloten zijn, zullen de aanspraken jegens de verzekeringsinstelling in de plaats treden van de aanspraken jegens het fonds. 6. De slotrekening van de liquidatie behoeft de goedkeuring van de in artikel 7, eerste lid, genoemde organisaties. Artikel 22A Overdracht of herverzekering als de Pensioen- en Verzekeringskamer zulks nodig acht Indien de Pensioen- en Verzekeringskamer zulks noodzakelijk acht in het belang van de deelnemers, de gewezen deelnemers, of andere belanghebbenden, gaat het fonds binnen de daarvoor door de Pensioen- en Verzekeringskamer gestelde termijn over tot het overdragen of herverzekeren van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico door het sluiten van overeenkomsten van verzekering met een verzekeraar als bedoeld in artikel 9 van de Pensioen- en spaarfondsenwet. ARTIKEL 23 Informatieverstrekking 1. Iedere deelnemer wordt bij de aanvang van de deelneming schriftelijk op de hoogte gesteld van de inhoud van de statuten en van het pensioenreglement. Jaarlijks worden de deelnemers schriftelijk geïnformeerd over wijzigingen van de statuten en het reglement. 2. Het bestuur van het fonds stelt de belanghebbenden in staat desgewenst van de geldende statuten en het geldende reglement kennis te nemen. ARTIKEL 24 Inwerkingtreding Deze statuten zijn in werking getreden met ingang van 23 december 1957 en zijn laatstelijk gewijzigd met ingang van 6 augustus 2003 (datum notariële verlijding). blz - 14 -

859 OVERGANGSREGLEMENT janurai 2006 OVERGANGSREGLEMENT STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR HET FILM- EN BIOSCOOPBEDRIJF

Artikel 1 Begripsbepalingen In dit artikel wordt onverminderd het bepaalde in artikel 2 van de statuten verstaan onder: a. VVU-CAO: Collectieve arbeidsovereenkomst regelende het vervroegd uittreden voor het Bioscoopbedrijf. b. Deelnemer: Deelnemer aan de regeling is de werknemer wiens verzoek om te kunnen uittreden door het bestuur is ingewilligd. c. SV-uitkering: Een uitkering krachtens de ZW, WIA/AAW/WAZ of WW, dan wel een combinatie van genoemde uitkeringen, of een vergelijkbare uitkering op grond van een vrijwillige of verplichte verzekering, een en ander eventueel aangevuld met (een) uitkering(en) ingevolge de Toeslagenwet. Artikel 2 Financiering van de regeling 1. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 van het Reglement financiering Film- en Bioscoopbedrijfregelingen is de werkgever een bijdrage verschuldigd. Bij aanvang van ieder kalenderjaar wordt door het bestuur de bijdrage voor de regeling vastgesteld, berekend conform de actuariële en bedrijfstechnische nota en uitgedrukt in een percentage van de loonsom van de werkgever. 2. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 van het Reglement financiering Film- en bioscoopbedrijfregelingen verhaalt de werkgever een deel van de bijdrage op de werknemer. 3. De financiële middelen van de stichting worden verkregen uit: a. de door de werkgevers in de zin van artikel 3 van het Reglement financiering Film- en Bioscoopbedrijfregelingen te storten bijdragen; b. de door de werknemers te betalen premie in de zin van artikel 4 van het Reglement financiering Film- en Bioscoopbedrijfregelingen; c. de te kweken rente; d. andere baten. Artikel 3 Voorwaarden voor deelneming 1.a. Om aan de regeling te kunnen deelnemen moet de betrokken werknemer vóór 1 januari 2005 de 55-jarige leeftijd hebben bereikt en op het moment dat hij gaat deelnemen voldoen aan de voorwaarden gesteld bij de VUT-CAO en dit reglement. Vanaf het kalenderjaar 2001 is het mogelijk om als de volgende uittredingsleeftijd is bereikt dan wel wordt bereikt in de maand met ingang waarvan men uittreedt, afhankelijk van het geboortejaar uit te treden met; Geboortejaar uittredingsleeftijd 1945 of eerder 61 jaar blz - 1 -

1950 61 jaar en 6 maanden 1951 62 jaar 1952 62 jaar en 6 maanden 1953 63 jaar b. gedurende de laatste 10 jaar voorafgaande aan de uittreding ononderbroken als werknemer werkzaam zijn geweest bij een werkgever, behoudens: - een onderbreking wegens arbeidsongeschiktheid; - andere onderbrekingen van beperkte duur buiten de schuld van de werknemer, zulks ter beoordeling van het bestuur, en c. ook overigens voldoen aan de in het reglement gestelde voorwaarden. 2. Voorts moet de betrokken werknemer om aan de regeling te kunnen deelnemen: a. niet in aanmerking komen voor een volledige SV-uitkering dan wel niet krachtens de wet in aanmerking komen voor doorbetaling van loon door de werkgever in geval van ziekte; b. niet onder een afvloeiingsregeling of een non-activiteitsregeling vallen; c. het dienstverband beëindigen. 3. De deelnemer heeft slechts recht op een uitkering indien en zolang zijn tijdelijk en/of levenslang ouderdomspensioen uit hoofde van een arbeidsovereenkomst in het bioscoopbedrijf wordt overgemaakt aan de stichting. 4. Indien het verzoek om uittreden niet wordt ingewilligd, blijft het dienstverband van de werknemer ongewijzigd gehandhaafd. ARTIKEL 4 Toetreding 1. Het verzoek tot vervroegde uittreding dient ten minste drie maanden voor de gevraagde uittredingsdatum schriftelijk door de werknemer aan het fonds en de werkgever te worden gedaan. 2. Het aanvraagformulier wordt door het fonds omgaand aan de werknemer verstrekt en deze zal het ingevulde formulier tenminste twee maanden voor de gevraagde uittredingsdatum in het bezit van het fonds stelllen, onder gelijktijdige overlegging van een kopie aan de werkgever. 3. Bij gehele of gedeeltelijke inwilliging van het verzoek respectievelijk bij afwijzing, geeft het fonds daarvan schriftelijk kennis aan de werknemer zowel als aan de werkgever. ARTIKEL 5 Uitkeringsgrondslag Als grondslag voor de uitkering geldt het loon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de VVU-CAO. blz - 2 -

ARTIKEL 6 Rechten van een deelnemer 1. Het fonds willigt het verzoek tot deelneming in als naar het oordeel van het fonds aan alle voorwaarden is voldaan. De deelneming zal steeds beginnen op de eerste van een kalendermaand. 2. De netto-uitkering bedraagt 100% van de tot een maandbedrag herleide uitkeringsgrondslag als bedoeld in artikel 5 en is ten minste gelijk aan het nettobedrag van het wettelijk minimumloon, zoals dat geldt bij aanvang van de uitkering aan de deelnemer. Indien minder dan de gebruikelijke arbeidsduur is gewerkt, wordt de minimum-uitkering bedoeld in de vorige volzin in verhouding verlaagd. 3. Het ingevolge artikel 3, lid 3, aan het fonds overgedragen ouderdomspensioen wordt gelijktijdig met de door het fonds te verstrekken uitkering in één bedrag uitgekeerd. ARTIKEL 6A Spaarvutbepaling Een werknemer die voldoet aan de uittredingsvoorwaarden en tevens de minimum uittredingsleeftijd heeft bereikt zoals opgenomen in artikel 3, lid 1, letter a kan het uittredingsmoment uitstellen tot een datum niet later dan 3 maanden voor de eerste dag van de maand waarin de werknemer 65 jaar wordt. In dat geval wordt de uitkering zoals bedoeld in artikel 7 lid 1, van de VVU-CAO, op zijn vroegst vanaf 1 januari 2006 herrekend aan de hand van een door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgestelde tabel welke is gebaseerd op algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. Deze tabel met uitstelfactoren vormt een bijlage bij dit reglement. De uitgestelde uitkering kan slechts ingaan indien de werknemer tijdig een aanvraag doet, zoals bedoeld in artikel 4, lid 1 en op dat moment nog voldoet aan alle voorwaarden voor uittreding. Maakt de deelnemer gebruik van zijn uitstelrecht, waarbij later uittreden tot een hogere uitkering leidt dan is het volgende van toepassing: - De actuariële verhoging wordt gemaximeerd tot een VUT-uitkering van 100 % van het netto loon als bedoeld in artikel 5; - Op grond van het netto loon wordt de bijbehorende bruto-uitkering berekend. Op het berekende brutoloon wordt de tabel met uitstelfactoren toegepast. - De contante waarde van het meerdere wordt maandelijks / eenmalig gestort als een waardeoverdracht in de voor de deelnemer geldende pensioenregeling. ARTIKEL 7 Inhoudingen, verplichtingen, uitkering Nadere regelingen ten opzichte van werkgever en/of werknemer zijn opgenomen in de VVU-CAO en worden, voor zover nodig, hier geacht te zijn ingelast. blz - 3 -