Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 Uw brief nr. 2030415360 Onderwerp Kamervragen van het lid Bussemaker Ons kenmerk PDTJ/04/44621 Datum 29 juni 2004 Bijgaand doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van het lid Bussemaker (PvdA) over de resultaten van de Taskforce Jeugdwerkloosheid. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (H.A.L. van Hoof)
2 Vragen van het lid Bussemaker (PvdA) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de resultaten van de Taskforce Jeugdwerkloosheid (ingezonden 7 juni 2004) en de daarop gegeven antwoorden. Vraag 1 Bent u op de hoogte van de uitspraken van de voorzitter van de Taskforce Jeugdwerkloosheid, Hans de Boer, over de magere resultaten van de Taskforce tot nu toe? Antwoord 1 Ja. Vraag 2 Wat is de reden dat er tot nu toe slechts 2377 extra jeugdbanen, een kwart minder dan de Taskforce zelf voorspelde, zijn vervuld? Antwoord 2 De doelstelling van de Taskforce Jeugdwerkloosheid is om in 2004 10.000 extra aangemelde vacatures voor jeugdbanen te bereiken. Daarvan moeten er aan het eind van dit jaar 7.500 ook vervuld zijn. Het aantal vervulde banen loopt iets achter op schema, hoofdzakelijk omdat de Taskforce pas enkele maanden echt op stoom is. De doelstellingen voor 2004 lijken echter nog steeds haalbaar. Eind mei lag het aantal extra vervulde vacatures op 2.669, vooral door de inspanningen van de speciaal aangestelde jongerenadviseurs bij het CWI. Sinds enkele maanden komen hier de inspanningen van de Taskforce bij (zie vraag 3). Vraag 3 Deelt u de mening van de voorzitter van de Taskforce Jeugdwerkloosheid dat bij veel werkgevers de sense of urgency als het gaat om jeugdwerkloosheid ontbreekt? Antwoord 3 De eerste maanden dat de Taskforce actief is, hebben ons geleerd dat er veel commitment in het land is om de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Bij de regionale bijeenkomsten, verspreid door het land, merkt de Taskforce dat bestrijding van jeugdwerkloosheid voor veel organisaties topprioriteit is. In de regio zoeken partijen elkaar op om te gaan samenwerken bij het bestrijden van de jeugdwerkloosheid en het voortijdig schoolverlaten. Concrete daden blijven vooralsnog nog achter bij het getoonde commitment. Hans de Boer (voorzitter van de Taskforce) is ervan overtuigd dat de aanjagende functie van de Taskforce ervoor zal zorgen dat het getoonde commitment in de regio zal worden omgezet in concrete daden. Inmiddels zijn de eerste regionale actiebijeenkomsten met als doel banen voor jongeren te realiseren een groot succes geworden. Zo zijn in Drachten 300 banen geworven, in Rijn Gouwe is commitment verkregen voor 1000 banen, in Alphen aan den Rijn zijn 100 banen geworven en is er in Zeeland en Twente commitment voor 800 respectivelijk 1000 banen. Deze
3 bijeenkomsten waren goede voorbeelden van een geslaagde samenwerking tussen Regionale Platforms Arbeidsmarkt, de plaatselijke ondernemersverenigingen, het CWI, de gemeenten en de Taskforce. Indien deze voorbeelden vervolg krijgen in de rest van Nederland, is het te verwachten dat de Taskforce haar doelstellingen gaat halen. Vraag 4 Hoe denkt u dit gevoel van urgentie over te kunnen brengen als uit de cijfers blijkt dat ook bij de overheid zelf dit gevoel ontbreekt? Antwoord 4 Aan het gevoel van urgentie wordt door de Taskforce gewerkt door het organiseren van commitmentsessies en actiedagen in de regio. Hierbij worden concreet jeugdbanen geworven en jongeren gematcht (zie vraag 3). Ook de overheid voelt de urgentie om iets te doen aan de jeugdwerkloosheid en wil daarom ook investeren in banen en scholing voor jongeren. De rijksoverheid heeft daarom ook 850 jeugdbanen toegezegd. Vraag 5 Kunt u aangeven hoeveel jongeren er op dit moment werkloos zijn en hoeveel jongeren er deze maand van school zullen komen? Bent u zich ervan bewust dat de jongeren die nu werkloos zijn, op de arbeidsmarkt worden verdrongen door de jongeren die de komende tijd van school komen? Antwoord 5 Volgens de cijfers van het CWI zijn er half juni 54.140 niet-werkende werkzoekende jongeren onder de 23 jaar. Volgens schattingen van het ministerie van OCW verlaten in 2004 ongeveer 185.000 jongeren de school met of zonder diploma (dit cijfer is gecorrigeerd voor jongeren die weer instromen in het vervolgonderwijs). Deze groep is dus beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Het risico van verdringing is reëel. Daarom stelt de Taskforce Jeugdwerkloosheid zich ten onder meer ten doel om: jongeren die nu werkloos zijn in conditie te houden voor de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld door middel van stages; voortijdig schoolverlaters terug te geleiden naar het onderwijs, zodat ze alsnog een startkwalificatie kunnen halen. Op deze manier versterken deze jongeren hun positie op de arbeidsmarkt, hetgeen de kans op verdringing verkleint. Vraag 6
4 Deelt u de mening dat de overheid meer zou moeten investeren in banen en scholing om zo een daad te stellen waardoor ook andere werkgevers meer jeugdbanen zullen creëren? Antwoord 6 Ik ben van mening dat ook de overheid moet investeren in banen en scholing voor jongeren. De overheid verbindt zich dan ook aan het streefgetal van 850 extra jeugdbanen bij de departementen. Daarmee levert de overheid een meer dan evenredige inspanning. Er wordt langs verschillende sporen aan gewerkt. Op 25 mei heeft een tweede informatiebijeenkomst plaatsgevonden met de personeelsafdelingen van de verschillende ministeries om ervaringen uit te wisselen en knelpunten te bespreken. Naast de Taskforce Jeugdwerkloosheid heeft de belastingsdienst daarbij een presentatie verzorgd over een mogelijke aanpak voor ministeries met veel locaties in de regio. Daarnaast heeft het A+O-fonds in samenwerking met BZK een plan opgesteld om de ministeries bij dit onderwerp te ondersteunen. De Taskforce Jeugdwerkloosheid is verder nadrukkelijk beschikbaar om in contact met de afzonderlijke departementen het belang van het bestrijden van jeugdwerkloosheid toe te lichten. Zij zal erop wijzen dat het niet altijd hoeft te gaan om reguliere banen, maar dat ook leerwerkplekken, instapbanen en werkstages geschikt zijn. Vraag 7 Op welke andere manieren kan de overheid een meer aanjagende rol spelen? Antwoord 7 Afgelopen zomer is het plan van aanpak jeugdwerkloosheid (Kamerstukken II, 2002-2003, 23972, nr. 64) aan de Tweede Kamer aangeboden. Hierin wordt de Tweede Kamer uitgebreid geïnformeerd over een heel pakket aan actiepunten, waarmee dit kabinet de oplopende jeugdwerkloosheid onder jongeren wil tegengaan. Het gaat dan om het wegnemen van belemmerende wet- en regelgeving bij het bestrijden van jeugdwerkloosheid en het voortijdig schoolverlaten, het vergroten van de mogelijkheden van praktijkgericht leren, zowel in het VMBO als het mbo, het versoepelen van het overstappen van VMBO naar MBO( geld volgt leerling - systematiek), het verhogen van de middelen voor de RMC-functie van gemeenten ter verbetering van de trajectbegeleiding, het realiseren van een sluitende aanpak in de regio, zodat jongeren binnen 6 maanden weer naar school gaan of werk hebben. Het instellen van de Taskforce Jeugdwerkloosheid is één van de acties uit dat plan van aanpak jeugdwerkloosheid. De Taskforce speelt op verschillende manieren een aanjagende rol. De Taskforce zet in de regio aan tot acties om de jeugdwerkloosheid te bestrijden wanneer dit nog niet of te weinig het geval is en stimuleert daar waar al wel acties gaande zijn (zie vraag 3 en 4). Daarnaast inventariseert de Taskforce knelpunten die in de regio worden ervaren bij de bestrijding van de jeugdwerkloosheid en het voortijdig schoolverlaten en probeert hieraan vervolgens waar mogelijk op landelijk niveau tegemoet te komen door deze knelpunten aan te kaarten bij de
5 betreffende instanties en ministeries. Tenslotte, legt de Taskforce nuttige verbindingen tussen partijen die in het land bezig zijn met beide thema s en probeert samenwerking tot stand te brengen. Vraag 8 Deelt u de mening dat de overheid een nationaal convenant moet sluiten met werkgevers, vakbeweging en opleidingsinstituten voor het creëren van leerwerktrajecten, zodat er een nationaal opleidingsplan voor de niet-opgeleide jeugd komt? Antwoord 8 De Taskforce onderzoekt de mogelijkheden om met behulp van financiële middelen leerwerkplekken voor jeugdige werklozen te genereren bij werkgevers. Onderzocht wordt in hoeverre bijvoorbeeld middelen van O&O-fondsen, ESF en loonkostensubsidies van gemeenten hieraan kunnen bijdragen. De Taskforce is hierover in gesprek met de metaalsector. Net als mijn voorganger vind ik dit een interessante gedachte. De Taskforce onderzoekt of dit initiatief, zoals het zich nu aftekent in de metaalsector, ook in andere sectoren kan worden gebruikt. Het initiatief lijkt zeer interessante aanknopingspunten te hebben en kan flankerend zijn aan het huidige pakket van maatregelen. Vraag 9 Kunt u de Tweede Kamer op de hoogte houden rond de vorderingen en resultaten van dit convenant. Antwoord 9 Uiteraard. Ik zal u op de hoogte houden van de ontwikkelingen hieromtrent.