ECLI:NL:RBLEE:2004:AQ9609

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBNHO:2013:8112

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ7609

ECLI:NL:RBGRO:2011:BU9709

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8462

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ECLI:NL:RBNNE:2014:1696

ECLI:NL:RBARN:2010:BO4467

Wederindiensttredingsvoorwaarde Ontslagbesluit; zzp'er; stageovereenkomst

ECLI:NL:RBHAA:2003:AO1229

ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL

ECLI:NL:RBASS:2012:BX2999

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8812

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:RBLEE:2007:BB5165

ECLI:NL:RBARN:2011:BU7634

ECLI:NL:RBLIM:2014:7598

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBOVE:2016:4562

ECLI:NL:RBNNE:2017:2980

ECLI:NL:RBLIM:2017:1301

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBOBR:2016:1526

ECLI:NL:RBGEL:2017:4300

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1235

ECLI:NL:RBNNE:2016:1062

ECLI:NL:RBROT:2010:BN8300

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:RBAMS:2015:3655

ECLI:NL:RBNHO:2016:4991

ECLI:NL:RBOBR:2017:3330

ECLI:NL:RBAMS:2017:2065

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

ECLI:NL:RBALM:2011:BP3985

Rechtbank Amsterdam CV EXPL Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl

ECLI:NL:RBNNE:2014:131

ECLI:NL:RBAMS:2010:BO3017

vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

ECLI:NL:RBLEE:2005:AT7230

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBLIM:2016:661

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:RBAMS:2017:1537

ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168

ECLI:NL:RBAMS:2014:290

ECLI:NL:RBALK:2006:AY4703

ECLI:NL:RBDHA:2017:1591


ECLI:NL:RBHAA:2010:BL8963

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841

ECLI:NL:RBUTR:2007:AZ6321

ECLI:NL:RBROT:2017:886

ECLI:NL:RBDHA:2013:18614

ECLI:NL:RBROT:2016:6088

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9935

LJN: CA1235,Sector kanton Rechtbank Alkmaar, CV EXPL

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306

ECLI:NL:RBMNE:2014:6635

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN6904

ECLI:NL:RBOVE:2014:1265

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:RBROT:2016:229

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3422

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBNNE:2013:6272

vonnis RECHTBANK Overijssel Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Almelo Zaaknummer: \CV EXPL Vonnis van 17 april 2018

ECLI:NL:RBROT:2015:5262

Uitspraak. RECHTBANK BREDA Sector kanton. Locatie Bergen op Zoom. zaak/rolnr.: AZ VERZ beschikking d.d. 22 juli 2009.

ECLI:NL:RBOVE:2016:5109

ECLI:NL:GHAMS:2014:4892 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC9654

ECLI:NL:RBUTR:2010:BM6817

LJN: BJ4855,Sector kanton Rechtbank Haarlem, zaak/rolnr.: / CV EXPL

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBALM:2010:BN8235

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241

ECLI:NL:RBGEL:2013:4384

ECLI:NL:RBASS:2006:AX0491

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:RBNHO:2016:8196

ECLI:NL:RBGEL:2013:4571

ECLI:NL:RBLIM:2017:1672

Transcriptie:

ECLI:NL:RBLEE:2004:AQ9609 Instantie Rechtbank Leeuwarden Datum uitspraak 02-09-2004 Datum publicatie 07-09-2004 Zaaknummer 144905 /CV EXPL 04-490 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg - enkelvoudig 7:681 BW: kennelijk onredelijk ontslag. De aan de werknemer toekomende vergoeding is in overeenstemming met het Sociaal Plan dat werkgever met de vakorganisaties heeft afgesloten en moet dan ook in beginsel als toereikend worden beschouwd. Toepassing van het Sociaal Plan jegens de betrokken werknemer is, gelet op de omstandigheden van het geval, niet onredelijk te noemen. Wetsverwijzingen Burgerlijk Wetboek Boek 7 Burgerlijk Wetboek Boek 7 681 Vindplaatsen Uitspraak Rechtspraak.nl JIN 2004/10 met annotatie van Zondag Rechtbank Leeuwarden Sector Kanton Locatie Heerenveen Uitspraak: 2 september 2004 Zaak-/rolnummer: 144905 /CV EXPL 04-490 VONNIS in de zaak van: [x], wonende te [woonplaats], eiser, hierna te noemen: [x], gemachtigde: mr. J.H.W. Jannink, werkzaam bij FNV Ledenservice te Groningen,

tegen de besloten vennootschap INGENIEURSBUREAU ORANJEWOUD B.V., gevestigd te Heerenveen, gedaagde, hierna te noemen: Oranjewoud, gemachtigde: mr. M. Ambags, advocaat te Eindhoven. PROCESGANG 1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft [x] gevorderd om: a. voor recht te verklaren dat het aan [x] per 1 januari 2004 gegeven ontslag een zogenaamd kennelijk onredelijk ontslag is; b. Oranjewoud te veroordelen tot betaling van een bedrag van 29.300,16 bruto terzake van vergoeding in het kader van het kennelijk onredelijk ontslag, dan wel een zodanig bedrag als de kantonrechter in goede justitie vaststelt; c. Oranjewoud te veroordelen tot betaling van een bedrag van 998,31 terzake van buitengerechtelijke incassokosten; d. Oranjewoud te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over alle voornoemde gevorderde bedragen, vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd, tot aan de dag der algehele voldoening; e. Oranjewoud te veroordelen in de kosten van het geding. Bij de dagvaarding heeft [x] producties overgelegd. Oranjewoud heeft bij antwoord, onder overlegging van producties, de vordering betwist. Na repliek (met producties), dupliek (met een productie) en een akte van de zijde van [x] is vonnis bepaald op de stukken van het geding, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt. RECHTSOVERWEGINGEN 2. De vaststaande feiten Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast. 2.1. [x], geboren op [geboortedatum], is per 27 januari 1992 in dienst getreden van Oranjewoud, aanvankelijk op de afdeling Repro in Capelle aan den IJssel. Nadat Oranjewoud haar Repro-afdeling had afgestoten, is [x] -in 2001- als facilitair medewerker bij de stafgroep Facilities te Capelle aan den IJssel aan de slag gegaan, in welke functie hij belast was met postverwerking en het verlenen van hand- en spandiensten aan de huismeester van het kantoor. Zonodig verving [x] de huismeester. Het laatstverdiende salaris bedraagt 1696,00 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiegeld en een jaarlijkse eindejaarsuitkering van 610,00. De functie van facilitair medewerker is ingeschaald in schaal 3. 2.2. [x] heeft een gehoorstoornis, en wel in die zin dat hij slechthorend is. De gehoorstoornis wordt gedeeltelijk opgevangen door het gebruik van gehoorapparaten. Ten behoeve van [x] heeft

Oranjewoud daarom een speciale voorziening laten aanleggen, een telefoon met een ringleiding. 2.3. Oranjewoud heeft in haar onderneming een reorganisatie doorgevoerd, genaamd de actie 'Trimmen'. In het kader van deze reorganisatie zijn 150 arbeidsplaatsen bij Oranjewoud vervallen. De uitvoering van de reorganisatie is vooraf gegaan door een positief advies van de ondernemingsraad en overleg met de vakbonden over een Sociaal Plan. Op 9 september 2003 is Oranjewoud een Sociaal Plan overeengekomen met de vakorganisaties CNV Dienstenbond en De Unie. FNV Bondgenoten is wel bij de onderhandelingen over het Sociaal Plan betrokken geweest, maar heeft het niet mede ondertekend. 2.4. Ook de arbeidsplaats van [x] is door Oranjewoud vervallen verklaard, waarna Oranjewoud een ontslagvergunning voor [x] heeft aangevraagd bij het CWI. Ter motivering van de gevraagde ontslagvergunning heeft Oranjewoud onder meer gesteld: 'Wij vragen de vergunning vanwege het vervallen van de arbeidsplaats van betrokkene als gevolg van de kostenreductiemaatregelen die wij gedwongen zijn door te voeren om onze overhead te verlagen. Dit is voorts omschreven in de hoofdmotivatie van de collectieve ontslagaanvraag en ook opgenomen in de adviesaanvragen aan de OR. (...) De feitelijke werkzaamheden van betrokkene zijn van uitvoerende aard. Inhoudelijk gaat het om uitvoerende operationele werkzaamheden binnen de facilitaire dienst. De functie komt vanwege kostenreductie te vervallen. Er is op dit niveau geen andere functionaris in de facilitaire dienst werkzaam.' 2.5. Na verweer van de zijde van [x] heeft het CWI bij beslissing van 21 oktober 2003 de gevraagde ontslagvergunning verleend. Hierna heeft Oranjewoud bij schrijven van 28 oktober 2003 de arbeidsovereenkomst met [x] opgezegd tegen 1 januari 2004. 2.6. [x] heeft sinds 1 januari 2004 recht op een WW-uitkering. 2.7. Op grond van het Sociaal Plan heeft [x] recht op een aanvulling van zijn WW-uitkering tot 90% van het laatstverdiende bruto salaris, gedurende 12 maanden na beëindiging van het dienstverband. Het standpunt van [x] 2.1. [x] stelt dat het hem gegeven ontslag kennelijk onredelijk is, en wel op de volgende gronden: I. Het ontslag is gegeven onder opgave van een voorgewende of valse reden. Weliswaar is de functie van [x] geschrapt, maar de werkzaamheden die [x] bij Oranjewoud als facilitair medewerker heeft verricht, zijn in het geheel niet vervallen. De huismeester doet deze werkzaamheden er na het ontslag van [x] bij. II. De gevolgen van de opzegging voor [x] zijn, mede in aanmerking genomen de voor hem getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander werk te vinden, te ernstig in vergelijking met het belang van Oranjewoud bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst. [x] heeft een handicap, die hem een slechtere positie dan andere werknemers op de arbeidsmarkt bezorgt. Door zijn handicap zal een nieuwe werkgever speciale voorzieningen voor hem moeten treffen, en dat maakt hem minder aantrekkelijk dan niet-gehandicapte werknemers. De handicap van [x] legt bovendien een extra inspanningsverplichting op Oranjewoud om hem te herplaatsen in een andere passende functie binnen de onderneming. Oranjewoud heeft er echter niets aan gedaan om [x] te herplaatsen, terwijl hij gezien zijn capaciteiten als huismeester of administratief medewerker aan de slag had gekund bij Oranjewoud. Bovendien zijn de oude functie van [x], die van facilitair medewerker, en de functie van huismeester onderling uitwisselbaar. 2.2. De toepassing van het Sociaal Plan zou in het geval van [x] hoogst onbillijk zijn. [x] krijgt slechts

gedurende twaalf maanden een aanvulling op zijn WW-uitkering. Dat is gelet op de lengte van het dienstverband onvoldoende. Volgens [x] is het onderhavige Sociaal Plan bovendien niet op hem van toepassing nu zijn vakbond, FNV Bondgenoten, dit Sociaal Plan niet mede heeft ondertekend. 2.3. [x] vordert wegens de kennelijke onredelijkheid van het ontslag een schadevergoeding van 29.300,16 bruto, waarbij aansluiting is gezocht bij de kantonrechtersformule. Gelet op de handicap van [x] bestaat er zelfs aanleiding om een ruimere schadevergoeding dan op basis van de neutrale kantonrechtersformule toe te kennen. Het standpunt van Oranjewoud 3.1. Oranjewoud betwist dat er sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag. Hiertoe heeft zij het navolgende aangevoerd. 3.2. Oranjewoud voert allereerst aan dat er geen sprake is van een voorgewende of valse reden voor ontslag. De overgelegde stukken laten geen andere conclusie toe dan dat er een ontslagvergunning voor [x] is gevraagd en verkregen wegens het -op bedrijfseconomische gronden- vervallen van de functie van [x]. De werkzaamheden behorende bij de functie van [x] zijn voor het grootste gedeelte vervallen, terwijl het restant ervan weinig tijd kost en erbij wordt gedaan door de huismeester. 3.3. Voor zover [x] een beroep doet op schending van het anciënniteitsbeginsel, stelt Oranjewoud dat de functies van facilitair medewerker en die van huismeester niet onderling uitwisselbaar zijn. Daarvoor zijn de feitelijke werkzaamheden in de beide functies te verschillend. Bovendien kennen deze functies een verschillend salarisniveau. [x] heeft nooit als zelfstandig huismeester gefunctioneerd. 3.4. Oranjewoud betwist dat de arbeidsmarktpositie van [x] door zijn handicap slechter zou zijn dan die van niet-gehandicapten op de arbeidsmarkt. In ieder geval rechtvaardigt de handicap van [x] geen extra ontslagbescherming. 3.5. Volgens Oranjewoud moet op grond van de jurisprudentie worden aangenomen dat een Sociaal Plan dat in overleg met representatieve vakorganisaties tot stand is gekomen een aanwijzing is dat de getroffen voorzieningen voor de werknemer als toereikend moeten worden beschouwd. In beginsel moet het onderhavige Sociaal Plan dan ook als toereikend voor [x] worden beschouwd. Hier kan niet aan afdoen dat zijn vakbond FNV Bondgenoten het Sociaal Plan niet mede heeft ondertekend. Een Sociaal Plan verliest niet haar status doordat één vakorganisatie het niet heeft ondertekend. Het feit dat FNV Bondgenoten het Sociaal Plan niet mede heeft ondertekend, had bovendien niet te maken met de ontoereikendheid daarvan, maar louter met de (acute) dreiging uit de Rijksbegroting 2003/2004 van een korting van ontslagvergoedingen op de WW-uitkeringen van werknemers. FNV Bondgenoten had al wel à titre personnel met het Sociaal Plan ingestemd. 3.6. Wat betreft het herplaatsen van [x] in een andere passende functie, merkt Oranjewoud op dat zij hem heeft aangeboden om te bemiddelen voor een baan bij het bedrijf [naam bedrijf] waaraan Oranjewoud haar repro-activiteiten heeft uitbesteed. [x] had daar echter geen interesse in. Voorts heeft [x] geen interesse getoond voor dein het Sociaal Plan opgenomen mogelijkheid om deel te nemen aan outplacement. Voorts waren er geen vacatures binnen Oranjewoud, waarin [x] geplaatst had kunnen worden. Bovendien was [x] qua opleiding en ervaring ongeschikt voor deze functies. 3.7. Ten aanzien van de hoogte van de gevorderde schadevergoeding wijst Oranjewoud erop dat de kantonrechtersformule, die bij de (ontbindings)procedure ex artikel 7:685 BW hoort, niet automatisch van toepassing is op de kennelijk onredelijk ontslag procedure ex artikel 7:681 BW. De beoordeling van het geschil Vooraf 4.1. In de gedingstukken worden door [x] nogal wat bezwaren geuit tegen de beslissing van het CWI inzake de verzochte ontslagvergunning. De onderhavige procedure ex artikel 7:681 BW is echter niet

bedoeld als een appèlmogelijkheid tegen de beslissing van het CWI. Voor zover [x] het CWI dan ook verwijt dat zij een onjuiste beslissing heeft genomen, zal de kantonrechter hieraan voorbijgaan. In dit geding staat louter de vraag centraal of het -met gebruikmaking van de gegeven ontslagvergunningdoor Oranjewoud aan [x] gegeven ontslag als kennelijk onredelijk dient te worden beschouwd. Een voorgewende of valse reden voor ontslag 4.2. De kantonrechter merkt allereerst op dat van een voorgewende reden voor ontslag sprake is indien de aangevoerde ontslagreden niet de werkelijke ontslagreden is en van een valse ontslagreden indien de aangevoerde ontslagreden in het geheel niet bestaat. 4.2.1. Oranjewoud heeft blijkens de gedingstukken aan het gegeven ontslag ten grondslag gelegd dat de functie van [x] vervallen is ten gevolge van het -op bedrijfseconomische gronden- doorvoeren van kostenreducties binnen de onderneming van Oranjewoud. De bedrijfseconomische noodzaak om arbeidsplaatsen te laten vervallen is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende door [x] betwist. Gesteld noch gebleken is dat er eigenlijk een andere ontslagreden was dan de hiervoor genoemde. Van een voorgewende reden voor ontslag is dan ook geen sprake. Ook van een valse reden voor ontslag is niet gebleken. De gedingstukken laten geen andere conclusie toe dan dat er sprake was van een bedrijfseconomische noodzaak om de functie van [x] te laten vervallen. 4.2.2. [x] haalt naar het oordeel van de kantonrechter het vervallen van een functie en het vervallen van werkzaamheden door elkaar. Oranjewoud heeft in verband met de door haar gewenste kostenreductie besloten om -onder meer- de functie van [x] te laten vervallen. Hierdoor kan Oranjewoud een bezuiniging op de kostenpost 'loonkosten' realiseren. Het vervallen van een functie hoeft echter niet te betekenen dat de bijbehorende werkzaamheden ook (geheel) komen te vervallen. Na het vervallen verklaren van een functie kunnen de bijbehorende werkzaamheden blijven bestaan. Die moeten alleen worden herverdeeld onder de overblijvende werknemers. Zo worden met minder werknemers dezelfde werkzaamheden als voorheen gedaan, zij het nu -zoals ook met de reorganisatie is beoogd- tegen geringere loonkosten. Schending van het anciënniteitsbeginsel 4.3. Voor zover in de stellingen van [x] een beroep op schending van het anciënniteitsbeginsel moet worden gelezen, als bedoeld in artikel 7:681 lid 2 sub d BW -[x] is hierover niet duidelijk-, is de kantonrechter van oordeel dat niet gebleken is dat de functie van [x] als facilitair medewerker en de functie van huismeester onderling uitwisselbaar zijn. Voor uitwisselbaarheid van functies is vereist dat de werknemer in functie A kan wat de werknemer in functie B kan en omgekeerd. Oranjewoud heeft onvoldoende weersproken gesteld dat de feitelijke werkzaamheden in beide functies nogal verschillen alsmede dat de beide functies een verschillend salarisniveau kennen. De functie van facilitair medewerker zit immers in schaal 3 en die van huismeester in schaal 5. Het verschil in salaris is ook een aanwijzing dat de beide functies niet vergelijkbaar zijn. Het enkele feit dat [x] wel eens hand- en spandiensten verleende aan de huismeester en hem incidenteel verving, betekent nog niet dat hij daardoor geschikt is voor de functie van huismeester. Gevolgencriterium 4.4. [x] heeft gesteld dat, mede in aanmerking genomen de voor hem getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander werk te vinden, de gevolgen van de opzegging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Oranjewoud bij de opzegging. De kantonrechter overweegt dienaangaande als volgt. 4.4.1. Volgens vaste jurisprudentie is bij de beantwoording van de vraag of een in het kader van een reorganisatie gegeven ontslag kennelijk onredelijk is, het feit dat de voor de werknemer getroffen voorziening in overeenstemming is met een -met representatieve vakorganisaties afgesloten- Sociaal Plan, een aanwijzing dat die voorziening toereikend is. De rechter dient nog wel een oordeel te geven

over de redelijkheid van de voorziening als die wordt betwist. 4.4.2. In het onderhavige geval heeft Oranjewoud een Sociaal Plan afgesloten met de vakbonden CNV Dienstenbond en De Unie. FNV Bondgenoten heeft het Sociaal Plan niet mede ondertekend. CNV Dienstenbond en De Unie zijn weliswaar kleinere vakorganisaties dan FNV Bondgenoten, maar dat wil niet zeggen dat het Sociaal Plan daardoor is afgesloten met onvoldoende representatieve vakorganisaties. Zou de kantonrechter die benadering volgen, dan zou er in Nederland geen Sociaal Plan meer kunnen worden gesloten zonder medewerking van de grootste vakorganisatie. Dat standpunt kan niet als juist worden aanvaard. 4.4.3. Gezien het vorenstaande moet de voor [x] op basis van het Sociaal Plan bestaande voorziening in beginsel als toereikend worden beschouwd. Dit geldt des te meer, nu Oranjewoud onweersproken heeft gesteld dat FNV Bondgenoten inhoudelijk al wel had ingestemd met het Sociaal Plan, doch louter als reactie tegen de kabinetsplannen inzake het korten van ontslagvergoedingen op WW-uitkeringen niet tot ondertekening is overgegaan. Het niet-ondertekenen van het Sociaal Plan door FNV Bondgenoten was dus niet gebaseerd op ontoereikendheid van het Sociaal Plan. 4.4.4. Het enkele feit dat [x] een gehoorstoornis heeft, betekent naar het oordeel van de kantonrechter niet dat hij in vergelijking met andere werknemers per definitie een slechtere positie op de arbeidsmarkt heeft, en dat hem daarom extra bescherming moet worden toegekend. Dit geldt te meer nu [x] zelf heeft gesteld dat zijn gehoorstoornis deels wordt ondervangen door het gebruik van gehoorapparaten. Ook leidt de gehoorstoornis van [x] niet tot de gevolgtrekking dat de voor hem getroffen voorziening op basis van het Sociaal Plan als niet redelijk moet worden beschouwd. 4.4.5. Voorts is naar het oordeel van de kantonrechter niet gebleken dat Oranjewoud niets heeft gedaan aan het herplaatsen van [x]. Integendeel, Oranjewoud heeft onvoldoende weersproken gesteld dat [x] een aanbod van Oranjewoud om te bemiddelen voor een baan bij [naam bedrijf] heeft afgewezen, alsmede dat [x] geen interesse heeft getoond voor de in het Sociaal Plan opgenomen mogelijkheid om deel te nemen aan outplacement. In dat licht bezien lijkt de vraag gewettigd wie van partijen onvoldoende heeft gedaan aan het zoeken naar een andere passende functie. Verder is niet gebleken dat er bij Oranjewoud vacatures bestonden waarin [x] geplaatst had kunnen worden. [x] stelt dan wel dat hij als administratief medewerker of huismeester bij Oranjewoud aan de slag had gekund, maar niet gebleken is dat er voor deze concrete functies vacatures bestonden. Conclusie 4.5. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt de kantonrechter tot de slotsom dat het door Oranjewoud aan [x] gegeven ontslag niet als kennelijk onredelijk kan worden beschouwd. De vorderingen van [x] zullen dan ook worden afgewezen. Proceskosten 4.6. [x] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld. BESLISSING De kantonrechter: wijst de vorderingen van [x] af; veroordeelt [x] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Oranjewoud begroot op 820,00 aan salaris gemachtigde. Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Varekamp-Vos, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 september 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.

c 119