Ministerie van Verkeer en Waterstaat Mevrouw J.C. Huizinga-Heringa Postbus 20901 2500 EX DEN HAAG Rotterdam, 11 april 2008 Geachte Mevrouw Huizinga-Heringa, Betreft : KVNR-reactie op Beleidsbrief zeevaart De KVNR is verheugd dat het zeer grondige evaluatieproces van het zeevaartbeleid is afgerond en geresulteerd heeft in een doorwrochte beleidsbrief. De KVNR en de aangesloten reders hebben zoals bekend op verzoek van het ministerie medewerking verleend aan essentiële onderdelen van de evaluatie. De reactie van de KVNR is gestructureerd aan de hand van drie thema s, die bovenaan de beleidsagenda staan. In volgorde van behandeling zijn dit milieu, arbeidsmarkt en het maritieme vestigings- en ondernemingsklimaat. Milieu De KVNR kan zich goed vinden in de schets van de milieuprestaties van de zeevaart, de ontwikkelingen die een verdere verbetering van de milieuprestaties noodzakelijk maken en de uitgangspunten die het kabinet noemt voor verdere regelgeving. Terecht wordt het belang benadrukt van mondiale regelgeving, met het oog op het voorkomen van nadelige effecten op de concurrentiepositie van de Nederlandse vloot. In dit licht is de recent bereikte overeenstemming binnen IMO over het zwavelgehalte van de scheepsbrandstof een belangrijke stap voorwaarts. De KVNR kan zich volmondig achter de bereikte overeenstemming scharen. Beschikbaarheid en handhaafbaarheid zijn hierbij wel aandachtspunten. De KVNR is op verschillende fronten zeer actief op het milieugebied. Zo zijn te noemen het Platform Scheepsemissies, het financieel ondersteunen van de cursus van ProSea voor het bevorderen van het milieubewustzijn van zeevarenden en het financieren van de ontwikkeling van milieulesmateriaal door het Scheepvaart en Transport College, wat kosteloos ter beschikking wordt gesteld aan alle zeevaartscholen. Daarnaast spreekt de KVNR haar bereidheid uit om in het najaar samen met de andere betrokken organisaties in de zeevaart een intentieverklaring te sluiten met de Nederlandse overheid teneinde de prestaties op milieugebied verder te verbeteren. 1
De KVNR wil twee kanttekeningen maken bij de beleidsbrief. In de eerste plaats over de karakteristieken van de Nederlandse vloot en de effecten daarvan op het kunnen doorvoeren van milieuverbeteringen. De Nederlandse vloot bestaat vooral uit relatief kleine schepen. Dit betekent dat de fysieke ruimte om additionele technische installaties aan boord te plaatsen teneinde milieuprestaties te verbeteren zeer beperkt zo niet vaak afwezig is. In de tweede plaats betekent dit dat de additionele kosten van technische aanpassingen verhoudingsgewijs, als percentage van de omzet die met dat schip wordt gerealiseerd, voor Nederlandse vlagschepen veel hoger zijn dan voor grote bulkcarriers en daardoor sneller bedrijfseconomisch niet haalbaar. Dit aspect dient meegenomen te worden bij het beoordelen van internationale voorstellen voor het verbeteren van de milieuprestaties, om de concurrentiekracht van Nederlandse reders niet in gevaar te brengen. Een tweede kanttekening betreft de problematiek van het afval aan boord van schepen, zowel huishoudelijk als ander afval. De beleidsbrief merkt op dat verdere aanscherping van de IMOregelgeving gewenst is. De KVNR mist hier in het geheel de stand van zaken rond de implementatie van de betreffende EU-richtlijn, die voor reders erg problematisch is. Thans is er namelijk sprake van een voor reders frustrerende lappendeken van afgifterechten en betalingsverplichtingen binnen Europa en zelfs binnen Nederland. In Rotterdam bijvoorbeeld is er mede daardoor sprake van zeer grote financiële overschotten; geld dat terug moet vloeien naar de sector. De KVNR dringt er op aan dat eerst het Europese huis op orde is waarna de noodzaak bezien kan worden van verdere aanscherping op IMO-niveau. In elk geval dient er geen sprake te zijn van een Europese dan wel nationale kop op de internationale (IMO) wetgeving. Arbeidsmarkt en onderwijs De KVNR kan zich goed vinden in de schets van de arbeidsmarktproblematiek en het belang van de Nederlandse zeevarenden voor de Nederlandse maritieme cluster. Reders investeren nu al veel tijd en geld in de stage van leerlingen van zeevaartscholen, omdat zij er belang aan hechten Nederlandse schepen met Nederlandse zeevarenden te kunnen blijven bemannen. Gezien de beperkte vaarperiode genieten de reders slechts beperkt van hun zeer forse opleidingsinspanningen. Vooral de Nederlandse maritieme cluster plukt hiervan de vruchten. De beleidsbrief legt terecht een belangrijke verantwoordelijkheid voor het vergroten van het aantal Nederlandse zeevarenden bij de sociale partners en het onderwijsveld. De oprichting van de Taskforce arbeidsmarkt zeevarenden (TAZ) getuigt er van dat reders en vakorganisaties deze verantwoordelijkheid invullen. De aankondiging dat onderzocht zal worden of de overheid financieel kan bijdragen aan de snuffelstages die Nederlandse reders aanbieden om jongeren te interesseren in het beroep, wordt positief ontvangen. Behoudens deze aankondiging ziet de overheid weinig mogelijkheden voor extra inspanningen. Deze zijn in onze ogen evenwel op zijn plaats gelet op de grootte van de problematiek en het belang van Nederlandse zeevarenden voor de Nederlandse maritieme cluster. Het herstel van de effectiviteit van de afdrachtvermindering zeevaart tot Europees niveau acht de KVNR een essentieel onderdeel van een nieuw elan in het zeescheepvaartbeleid. De KVNR acht de conclusies van de PRC-studie 1 klip en klaar; de loonkosten voor een Nederlandse reder zijn ten opzichte van België en Duitsland tot 28% hoger. Dit betekent een 1 Het fiscale level playing field zeescheepvaart in de EU, maart 2008, Policy Research Corporation 2
fors concurrentienadeel voor de Nederlandse reder en een slechtere arbeidsmarktpositie van Nederlandse zeevarenden. De beleidsbrief ontkent deze problematiek van een verstoord level playing field niet. De KVNR pleit voor een herstel van de afdrachtvermindering via een aanpassing van de wet vermindering afdracht en aanpassing van het loonaangifteformulier 2. Dit zijn relatief eenvoudige wijzigingen. De fiscaal-technische bezwaren die de beleidsbrief noemt op blz. 17 getuigen niet echt van een wil om een oplossing te vinden voor de problematiek en houden ook geen stand. Het KVNR-voorstel voor een negatieve aangifte is vergelijkbaar met de toeslagensystematiek voor burgers. De beleidsbrief vermeldt dat er voor een negatieve aangifte geen onderscheid gemaakt kan worden binnen de wet voor alleen de zeevarenden. Het maken van een onderscheid hoeft echter ook niet. Het invoeren van een negatieve aangifte voor de drie afdrachtverminderingen die thans nog van kracht zijn 3 heeft namelijk alléén voor de afdrachtvermindering zeevaart budgettaire consequenties 4. Er is dus uit deze hoofde geen belemmering om de wet en het loonaangifteformulier aan te passen. De stap in het KVNR-voorstel van fiscaal loon naar bruto loon als basis voor de berekening van de hoogte van de afdrachtvermindering past al binnen de wet. Voor de S&Oafdrachtvermindering wordt namelijk al een bruto-loonbegrip gehanteerd als basis genomen voor de berekeningen. Ook dit onderdeel van het KVNR-voorstel kan dus niet op bezwaren stuiten. De alternatieven die de KVNR heeft onderzocht brengen veel hogere uitvoeringskosten en administratieve lasten met zich mee voor zowel het bedrijfsleven als de Belastingdienst. Dit terwijl de huidige systematiek prima functioneert en eenvoudig aangepast kan worden. Suggesties om verbeteringen in de uitvoeringspraktijk van de tonnageregeling te koppelen aan de afdrachtvermindering, om zo het nadelige effect van de afdrachtvermindering zeevaart op de concurrentiekracht te compenseren, hebben belangrijke bezwaren. Vooropgesteld zij dat een uitvoeringspraktijk van de tonnageregeling die tot de Europese top behoort zeer belangrijk is voor de aantrekkelijkheid van Nederland als maritiem land. Maar een verbetering in de uitvoeringspraktijk van de tonnageregeling heeft geen enkel effect op de arbeidsmarktpositie van de Nederlandse zeevarende. Een ander bezwaar is dat niet alle reders die Nederlandse zeevarenden in dienst hebben in gelijke mate profiteren van verbeteringen in de uitvoeringspraktijk van de tonnageregeling. Dit terwijl ze wel allemaal last hebben van het niet volledig kunnen benutten van de afdrachtvermindering. Dit zou dan ook resulteren in scheve concurrentieverhoudingen tussen Nederlandse reders. Dat acht de KVNR zeer ongewenst. Het KVNR-voorstel zorgt er juist voor dat de afdrachtvermindering voor iedere Nederlandse reder, groot of klein, hetzelfde effect heeft en dat iedere Nederlandse zeevarende dezelfde arbeidsmarktpositie heeft in termen van loonkosten of hij of zij nu voor een kleine of grote reder werkt. Een andere inspanning van de overheid op het gebied van de arbeidsmarkt kan bestaan uit het 2 De KVNR stelt voor het percentage te verhogen van 40 naar 45%, te berekenen over het bruto loon in plaats van fiscaal loon en een maandelijkse negatieve loonaangifte mogelijk te maken. 3 De drie afdrachtverminderingen zijn: Speur- & Ontwikkelingswerk (S&O), onderwijs en zeevaart. 4 De S&O-afdrachtvermindering heeft, gelet op de omvang van de regeling, al een mechanisme om budgetoverschrijdingen te voorkomen door het vaststellen van lagere percentages bij ministeriéle regeling. De afdrachtvermindering onderwijs kent dermate lage jaarbedragen dat er van een verrekeningsproblematiek geen sprake is. 3
weer voortzetten van het longitudinaal onderzoek dat de motieven onderzoekt van studenten om voor het nautisch onderwijs te kiezen en de redenen voor vroegtijdige uitval. Naar beste weten van de KVNR ligt dit onderzoek binnen de overheid al geruime tijd stil. De beleidsbrief vermeldt enkele beleidsmaatregelen op het vlak van de kwaliteit van het onderwijs (maatregel 11). Gesproken wordt over de overheid, zonder dit nader in te vullen. Gepleit wordt voor een stevige rol van het ministerie van V&W om de kwaliteit van het onderwijs te borgen, vooral door het borgen van de internationale standaarden in de nationale nautische opleidingen. De beleidsbrief vermeldt dat samenwerking tussen de zeevaartopleidingen moet leiden tot een verhoogde instroom van studenten. Voor de intensivering van de samenwerking staan enkele reguliere financieringsmogelijkheden door de overheid open, aldus de beleidsbrief. Niet duidelijk wordt waarom anders dan in het recente verleden een intensivering van de samenwerking nu wel van de grond zal komen en op welke wijze het ministerie van V&W daar een actieve rol bij zal spelen, al dan niet tezamen met het ministerie van OC&W. Vestigings- en ondernemingsklimaat De beleidsbrief schetst een alarmerend beeld van de recente economische prestaties van de Nederlandse zeevaart. Ondanks de goede marktomstandigheden blijft de economische ontwikkeling achter bij die van de rest van de cluster en de Nederlandse economie (blz. 12, tekst onder Paragraaf 2.3 en voetnoot 40). Deze opmerking vertaalt zich echter te weinig in een sense of urgency ten aanzien van mogelijke oplossingen om deze ontwikkeling te doen keren. Eén van de verklarende factoren is volgens de overtuiging van de KVNR het verlies aan koppositie binnen Europa op fiscaal gebied. Het noodzakelijke nieuw elan van het zeevaartbeleid à la Singapore kan mede bereikt worden door een daadkrachtig herstel van de fiscale maritieme koppositie. De noodzakelijke verbetering van de afdrachtvermindering zeevaart is in deze brief al eerder aan de orde gekomen. Voor de tonnageregeling is de KVNR blij met de aankondiging van het verlaagde tarief voor scheepsmanagers. Dit sluit goed aan bij de traditie en kracht van de Nederlandse maritieme sector. Dit geldt in mindere mate voor het verlagen van het tarief voor grote schepen, met als doel vooral zeer grote tankers en bulkschepen aan te trekken; markten waarin Nederlandse reders van oudsher niet of zeer beperkt actief in zijn. De KVNR is minder uitbundig over de te verwachten effecten van deze maatregel. Dit geldt des te meer daar de beleidsbrief erg terughoudend is over het opnieuw oppakken van de promotie- en acquisitie-activiteiten. De KVNR is tevreden met het belang dat wordt toegekend aan een uitvoeringspraktijk voor de effectiviteit van de tonnageregeling. De ambitie die uit maatregel 8 naar voren komt is evenwel erg bescheiden. De KVNR pleit ook voor de uitvoeringspraktijk voor een toppositie binnen Europa, uiteraard binnen de aanwezige ruimte van het Europese steunkader. De KVNR kan zich op zich goed vinden over de passages over de dienstverlening van de Inspectie V&W. Na jaren waarin de dienstverlening erg te wensen over liet, met schade aan de aantrekkelijkheid van de Nederlandse vlag tot gevolg, spreekt de beleidsbrief de intentie uit om de dienstverlening fors te verbeteren. Voor de zeevaart zien we hier al de eerste resultaten, maar er is nog veel nodig. Monitoring van de ontwikkeling is van groot belang. 4
De beleidsbrief legt terecht de nadruk op het belang van een tijdige en voorspoedige ratificatie van internationale verdragen. Uit een bijlage bij de beleidsbrief blijkt dat Nederland hier achterblijft. Ook in het belang dat de beleidsbrief legt bij doelregelgeving kan de KVNR zich goed vinden. Doelregelgeving stimuleert innovaties in het bedrijfsleven, dat zo zelf kan besluiten op welke wijze het de gestelde doelen kan en wil realiseren. De KVNR mist wel een ambitieniveau, gekoppeld aan de ervaringen die de afgelopen jaren binnen IMO zijn opgedaan met het formuleren van doelregelgeving. Afsluitend, de door de beleidsbrief uitgezette koers op het thema milieu kan op hoofdlijnen door de KVNR worden gesteund. Op het thema arbeidsmarkt maar vooral op het thema vestigings- en ondernemingsklimaat vermeldt de beleidsbrief wel de juiste analyse maar zijn de voorgestelde beleidsaanpassingen onvoldoende krachtig. Het noodzakelijke nieuwe elan in het scheepvaartbeleid, nodig om internationaal weer als scheepvaartnatie op de kaart te komen, is nog niet voldoende aanwezig. De KVNR heeft in deze brief een aantal concrete voorstellen gedaan om dit elan te realiseren. Tevens stelt de KVNR voor dat de overheid onder leiding van het Ministerie van Verkeer & Waterstaat een jaarlijkse monitoring van de belangrijkste beleidsinstrumenten uitvoert en, op grond van een internationale vergelijking, zo nodig daadkrachtige en voortvarende voorstellen doet voor beleidsaanpassingen. Op deze wijze blijft het Nederlandse register en de Nederlandse vlag internationaal meetellen. Hoogachtend, A. Korteland 5