ECLI:NL:RBHAA:2006:AX9578 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 11-04-2006 Datum publicatie 29-06-2006 Zaaknummer 15/502438-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste aanleg - meervoudig Medeplegen invoer zonder vondst cocaïne. Verdachte ontkent een rolkoffer bij zich te hebben gehad toen hij vanuit Mexico op de luchthaven Schiphol aankwam en heeft verder gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht. De rechtbank acht de invoer van het niet onderschepte transport van cocaïne door verdachte bewezen. Ten eerste is door verbalisanten geconstateerd dat verdachte toen hij het vliegtuig verliet in het bezit was van een rolkoffer, dat hij deze bij zich had toen hij even later bij een café wat stond te drinken met naar later bleek [betrokkene 1], die eveneens afkomstig was vanuit Mexcio en een rolkoffer meevoerde, en dat beide mannen deze koffers niet meer bij zich hadden toen zij zich bij de bagageband bevonden. Daarnaast vertoont het onderhavige geval zoveel overeenkomsten met een cocaïne-transport op 27 januari 2006, dat de rechtbank ervan uit gaat dat een vaste kern van dezelfde personen betrokken is bij de handel in cocaïne vanuit het bronland Mexico en dat verdachte voor deze personen cocaïne vanuit Mexico Nederland heeft binnengebracht. Op 27 januari 2006 is immers op Schiphol-airside nabij het casino ene [betrokkene 2] aangehouden, die wordt verdacht van het overnemen/afhalen van twee koffers met naar het blijkt cocaïne. Deze koffers zijn door twee personen vanuit Mexico naar Nederland gebracht. Deze [betrokkene 2] was in het bezit van een mobiele telefoon met nummer [gsm 1], een nummer waarmee verdachte op de dag van het onderhavige transport - ruim een maand eerder - telefonisch contact heeft gehad. [betrokkene 2] heeft over de bij hem in beslag genomen mobiele telefoon en de zich daarin bevindende simkaart verklaard dat hij deze heeft gekregen van [betrokkene 3] in wiens opdracht hij koffers met cocaïne op Schiphol moest ophalen. Het nummer van deze [betrokkene 3] staat in de onder [betrokkene 2] in beslag genomen telefoon geprogrammeerd onder nummer [gsm 2]. Dit nummer komt ook voor in de mobiele telefoon die onder verdachte in beslag is genomen. Dit nummer heeft namelijk op 10 december 2005 vier maal ingebeld met diens mobiele telefoon tussen 14.30 en 15.11 uur, dat wil zeggen vlak na aankomst van verdachte en zijn metgezel [betrokkene 1], die eveneens wordt verdacht van de invoer van cocaïne, vanuit Mexico. De rechtbank acht het op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte en voornoemde [betrokkene 1] voor dezelfde organisatie een cocaïne transport hebben uitgevoerd. Noch uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts aannemelijk geworden dat die personen zich ook bezig hielden met de invoer van iets anders dan cocaïne. Bovendien heeft eerder genoemde [betrokkene 1] verklaard dat verdachte en hij
de koffers hebben overgedragen nabij het casino op de luchthaven Schiphol, zoals ook op 27 januari 2006 is gebeurd, en dat verdachte via zijn gsm instructies kreeg over waar de door hen vervoerde koffers moesten worden overgedragen. Voorts heeft [betrokkene 1] verklaard dat zich verdovende middelen in de koffers die hij en verdachte vervoerden bevonden en dat hij voor het transport een beloning van tussen EUR 7.000 en EUR 9.000 zou krijgen. Op grond van de hoogte van die beloning gaat de rechtbank er vanuit dat er tenminste twee kilogram cocaïne in elk van de koffers zat. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK HAARLEM VESTIGING SCHIPHOL SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Parketnummer: 15/502438-05 Uitspraakdatum: 11 april 2006 Tegenspraak op de voet van art. 279 tweede lid Sv. VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv) Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 maart 2006 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats]. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 10 december 2005 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming
van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Bewijsbeslissing 3.1 Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat hij op 10 december 2005 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte onder primair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3.1 Bewijsoverweging Verdachte heeft ontkend op 10 december 2005 een rolkoffer bij zich te hebben gehad toen hij vanuit Mexico op de luchthaven Schiphol aankwam en heeft verder gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht. De rechtbank acht de invoer van het niet onderschepte transport van cocaïne door verdachte bewezen. Ten eerste is door verbalisanten geconstateerd dat verdachte toen hij het vliegtuig verliet in het bezit was van een rolkoffer, dat hij deze bij zich had toen hij even later bij een café wat stond te drinken met naar later bleek [betrokkene 1], die eveneens afkomstig was vanuit Mexcio en een rolkoffer meevoerde, en dat beide mannen deze koffers niet meer bij zich hadden toen zij zich bij de bagageband bevonden. Daarnaast vertoont het onderhavige geval zoveel overeenkomsten met een cocaïne-transport op 27 januari 2006, dat de rechtbank ervan uit gaat dat een vaste kern van dezelfde personen betrokken is bij de handel in cocaïne vanuit het bronland Mexico en dat verdachte voor deze personen cocaïne vanuit Mexico Nederland heeft binnengebracht. Op 27 januari 2006 is immers op Schiphol-airside nabij het casino ene [betrokkene 2] aangehouden, die wordt verdacht van het overnemen/afhalen van twee koffers met naar het blijkt cocaïne. Deze koffers zijn door twee personen vanuit Mexico naar Nederland gebracht. Deze [betrokkene 2] was in het bezit van een mobiele telefoon met nummer [gsm 1], een nummer waarmee verdachte op de dag van het onderhavige transport - ruim een maand eerder - telefonisch contact heeft gehad. [betrokkene 2] heeft over de bij hem in beslag genomen mobiele telefoon en de zich daarin bevindende simkaart verklaard dat hij deze heeft gekregen van [betrokkene 3] in wiens opdracht hij koffers met cocaïne op Schiphol moest ophalen. Het nummer van deze [betrokkene 3] staat in de onder [betrokkene 2] in beslag genomen telefoon geprogrammeerd onder nummer [gsm 2]. Dit nummer komt ook voor in de mobiele telefoon die onder verdachte in beslag is genomen. Dit nummer heeft namelijk op 10 december 2005 vier maal ingebeld met diens mobiele telefoon tussen 14.30 en 15.11 uur, dat wil zeggen vlak na aankomst van verdachte en zijn metgezel [betrokkene 1], die eveneens wordt verdacht van de invoer van cocaïne, vanuit Mexico. De rechtbank acht het op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte en voornoemde [betrokkene 1] voor dezelfde organisatie een cocaïne transport hebben uitgevoerd. Noch uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts aannemelijk geworden dat die personen zich ook bezig hielden met de invoer van iets anders dan cocaïne. Bovendien heeft eerder genoemde [betrokkene 1] verklaard dat verdachte en hij de koffers hebben overgedragen nabij het casino op de luchthaven Schiphol, zoals ook op 27 januari 2006 is gebeurd, en
dat verdachte via zijn gsm instructies kreeg over waar de door hen vervoerde koffers moesten worden overgedragen. Voorts heeft [betrokkene 1] verklaard dat zich verdovende middelen in de koffers die hij en verdachte vervoerden bevonden en dat hij voor het transport een beloning van tussen EUR 7.000 en EUR 9.000 zou krijgen. Op grond van de hoogte van die beloning gaat de rechtbank er vanuit dat er tenminste twee kilogram cocaïne in elk van de koffers zat. 4. Strafbaarheid van het feit Het bewezenverklaarde levert op: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod. 5. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft - zakelijk weergegeven - tot het navolgende gerekwireerd: - bewezenverklaring van het feit; - oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht; - verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen ticket, de instapkaart en de telefoon; - teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen betalingsbewijs, de agenda en de notities. Hoofdstraf Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne. De rechtbank schat deze hoeveelheid gelet op de verklaring van de metgezel van verdachte, [betrokkene 1], dat hij voor het transport een beloning gelegen tussen EUR 7.000 en EUR 9.000 zou ontvangen, op twee kilogram. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Gelet op de omstandigheden van de onderhavige zaak, vindt de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de straf die ten aanzien van dit soort misdrijven pleegt te worden opgelegd. Bij de door de rechtbank aangenomen hoeveelheid van twee kilogram cocaïne past evenwel een lagere straf dan door de officier van justitie geëist.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Verbeurdverklaring De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten het telefoontoestel, het ticket en de instapkaart, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: 33, 33a van het Wetboek van Strafrecht. 2, 10 van de Opiumwet. 8. Beslissing De rechtbank: Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJFTIEN MAANDEN. Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Verklaart verbeurd: - 1 vliegticket, Northwest, 5130741481 6 1 telefoontoestel, kleur grijs, Nokia, 1 instapkaart, Aero Mexico. Gelast de teruggave aan verdachte van: - 1 betalingsbewijs, 1 agenda, kleur groen, 5 notities/memo's. Beveelt de gevangenneming van verdachte, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd. 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door mr. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. Van Dijk en Janse van Mantgem, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier De Koning, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 april 2006.