Naar een meer stimulerende bijstandsregeling Een richtlijn bij lokale experimenten

Vergelijkbare documenten
Agenda-initiatief van de raadsleden Eylem Köseoglu (PvdA) en Romkje Mathkor (GroenLinks)

Gemeente Ede. Memo. Aan : Gemeenteraad. Van : College van Burgemeester en Wethouders. Opgesteld door : Rob Albersnagel. Datum : 15 maart 2016

ECSD/U

Agendapuntnr.: Renswoude, 27 oktober Nr.: Behandeld door: M.H.T. Jansen Onderwerp: Verordening Tegenprestatie Renswoude 2015

Roosen. daal. Gemeente. Aan de leden van de gemeenteraad. Geachte raadsleden,

Wat zou je doen wanneer je morgen een basisinkomen krijgt?

Advies met betrekking tot het Vertrouwensexperiment met de bijstand

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Venray 2017

Raadsvoorstel. Vergadering : 26 januari Agendapunt : 5. Programma : (8) Werk en bijstand Portefeuillehouder : H. Rijpstra. Aan de Raad.

Parttime ondernemen in de bijstand De stand van zaken

Beleidsregels Tegenprestatie in de Participatiewet ingaande 1 januari 2015 concept

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Innovatie in het participatiebeleid: de bijdrage van de vertrouwensexperimenten in beeld

EEN SOCIALE BIJSTAND WEL GEEN VERPLICHTINGEN BIJVERDIENEN

COMMISSIEVOORSTEL Opiniërend BIJ ZAAKNUMMER: AST/2015/003186

ALGEMENE TOELICHTING VERORDENING TEGENPRESTATIE

naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 december 2014,

No besluit vast te stellen de. Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Twenterand

VERORDENING TEGENPRESENTATIE PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ 2015

ONDERZOEKSOPZET 1000-BANENPLAN REKENKAMER LEEUWARDEN DECEMBER 2016

Beschut werk in Aanleiding

Hoe beweegprogramma's voor kwetsbare ouderen te implementeren?!

VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ 2015

b e s l u i t : Het college kan een tegenprestatie opdragen voor zover die werkzaamheden:

Toelichting behorende bij de Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Oldenzaal 2015

Verordening tegenprestatie Participatiewet BMWE 2015

De raad van de gemeente Schiermonnikoog,

Toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet Het Hogeland 2019

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Peel en Maas

Tegenprestatie naar Vermogen

vast te stellen de hierna volgende Verordening tegenprestatie Alkmaar 2015 Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Pagina 1 van 5 Versie Nr.1 Registratienr.: Z/14/004375/13096_1 Agendapunt 7

Decentralisatie-uitkering Programma Economische Zelfstandigheid

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d., nummer:. ;

Een basis van bestaan DWARSDWAR

Discussienota Naar een socialere bijstand GroenLinks Den Haag November 2015

Wijziging Re-integratieverordening Wet werk en bijstand

Aanvraag experimenten Participatiewet

Verordening Tegenprestatie WerkSaam Westfriesland 2015

INITIATIEFVOORSTEL EEN STIMULERENDE BIJSTANDS- REGELING

gelezen het voorstel van de Stuurgroep West Betuwe van 18 december 2018,

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Castricum 2015

Individuele omstandigheden. Geen tegenprestatie. Afstemmen. Bevoegdheid opdragen tegenprestatie. Tegenprestatie is geen re-integratie-instrument

Effectiever minimabeleid in Amersfoort

Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociale Dienst Bommelerwaard (hierna te noemen Sociale Dienst Bommelerwaard);

Aan de raad AGENDAPUNT NR Doetinchem, 5 april 2017 ALDUS VASTGESTELD 12 APRIL Initiatiefvoorstel raadswerkgroep pilot regelarme bijstand

Verordening tegenprestatie Sociale Zekerheid 2015, gemeente Drimmelen

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Aan het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Maassluis. Geacht college van Burgemeester en Wethouders,

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Algemene toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015 gemeente Pijnacker-Nootdorp

Aan de raad AGENDAPUNT 3. Doetinchem, 10 december Beleidsplan Re-integratiebeleid

O O * Uitvoeringsregels tegenprestatie Omdat iedereen van toegevoegde waarde is

Toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Waterland 2015

Hoe houden we onze niet-werkenden arbeidsfit? Divosa najaarscongres 2014 Aukje Smit, Joost van Hoorn

Commissie notitie. Onderwerp: Nadere Regeling Tegenprestatie

Toelichting Participatiewet Raadsbijeenkomst

Wet Werk en Bijstand de belangrijkste punten op een rij. Letterlijke teksten uit het wetsvoorstel

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Midden-Drenthe

Experimenteren met bijstand: peiling onder bijstandsgerechtigden

M E M O. 1 Kamerstukken II 2016/2017, 34352, nr. 39

De Verordening tegenprestatie Participatiewet IOAW en IOAZ Waddinxveen 2015.;

Zijn maatregelen gericht op re-integratie effectief? Jaap de Koning. Presentatie voor het Muntendam Symposium, 12 december, Rode Hoed, Amsterdam

besluit vast te stellen de Bijlage van de gemeente Wijchen bij de Verordening tegenprestatie

TOEVOEGING BIJLAGE NIJMEGEN AAN REGIONALE VERORDENING TEGENPRESTATIE

Innovatie in het participatiebeleid: de bijdrage van de vertrouwensexperimenten in beeld

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 december 2015;

Verordening. Tegenprestatie 2015

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Oplegmemo met nadere toelichting matrix arbeidsmarkt

GIDS-gemeenten die de JOGGaanpak & GIDS combineren

Informatie voor doorverwijzers Aanbod taalcoaching

Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Enschede 2015

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Workshop 3: vergelijking verschillende aanpakken van participatie in het land. Jeroen Slot, OIS gemeente Amsterdam

Effectief aan de slag (met re-integratie) 24 juni Buurtalliantie

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel: 2012/64

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

Datum 9 april 2013 Betreft Reactie op zwartboek FNV en uitzending van Nieuwsuur over werken in de bijstand

Voortgangsrapportage Sociale Zaken

gelezen het voorstel van de college van burgemeester en wethouders;

VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET, IOAW en IOAZ ASTEN 2015

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 december 2014, nr ;

Bijlage 1 : Beschut werk

Aan: Het College van Burgemeester & Wethouders van de gemeente Leiden Postbus PC Leiden

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van,

Aan: de leden van de Commissie Welzijn ten behoeve van de vergadering van 23 januari 2012 Onderwerp: Voedselbank Teylingen

Re-integratiebeleid: wat is er in 30 jaar bereikt en hoe is verbetering mogelijk?

Armoede, werk en inkomen. De crisis is niet voorbij. Gezamenlijke aanpak

Samenvatting. Samenvatting Maatschappelijke kosten-baten analyse beschut werk 1

Verordening tegenprestatie participatiewet 2015 Documentnummer INT

Verordening tegenprestatie naar vermogen Participatiewet, IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2015

TEGENPRESTATIE REGIO ZUID-KENNEMERLAND HAARLEM ZANDVOORT HEEMSTEDE BLOEMENDAAL HAARLEMMERLIEDE EN SPAARNWOUDE

Implementatie van IPS in Nederland: is het uitvoerbaar?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

notitie elfredzaamheid statushouders statushouders otitie: De weg naar financiële zelfredzaamheid tatushouders Rode draden notitie: De weg naar

Transcriptie:

Naar een meer stimulerende bijstandsregeling Een richtlijn bij lokale experimenten Joop Roebroek (Socioloog, MIES Groningen) Ernst-Jan de Bruijn (Econoom) Sjir Hoeijmakers (Econometrist) Achtergrond en aanleiding Eindhoven, 31 januari 2015 Per 1 januari 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet, waaronder de oude Wet Werk en Bijstand valt. Deze wet kent vele verschillende bepalingen en instrumenten voor gemeenten om te zorgen dat de burgers die dat nodig hebben voldoende inkomensondersteuning krijgen, en mensen die daartoe in staat zijn zo veel mogelijke in hun eigen inkomen voorzien. Maar werkt het huidige beleid wel écht stimulerend, of wordt er veel tijd, geld en stress gestopt in maatregelen die niets of weinig bereiken? Een gedegen antwoord op deze vraag is overduidelijk van belang. Hiermee in verband klinkt in steeds meer gemeenten de roep om te experimenteren in de denkrichting van het zogeheten basisinkomen. De filosofie achter dit idee is op vele manieren een tegenpool van de richting waarin ons stelsel zich de laatste jaren heeft ontwikkeld. De denkrichting van het basisinkomen staat voor minder voorwaardelijkheden en plichten, voor minder controle, en daarmee meer vrijheid en verantwoordelijkheid bij burgers zelf. Daarnaast vraagt de denkrichting iets te doen aan de zogenoemde armoedeval : het feit dat mensen effectief bijna 100 procent belasting betalen over het geld dat ze vanuit een uitkeringspositie verdienen. Als laatste betekent een beweging in de richting van een basisinkomen een versimpeling van het systeem, en een daarmee samengaande besparing van uitvoeringskosten. Deze richtlijn is bedoeld om gemeenten te ondersteunen bij het nadenken over en daadwerkelijk opzetten van experimenten met de bijstandsregeling in de denkrichting van een basisinkomen. Wij gaan specifiek in op vier hypothesen die door gemeenten onderzocht kunnen worden met een experiment. Uiteraard zal iedere gemeente eigen voorkeuren hebben over wat te onderzoeken, en zullen de randvoorwaarden per gemeente verschillen. Ons doel is dan ook niet om hier een experiment voor te koken, maar om te laten zien hoe een experiment opgebouwd kan worden en wat er zoal kan worden onderzocht. Wij hopen daarmee bij te dragen aan de vele initiatieven die op dit moment in het gehele land ontspringen. Daarnaast hopen wij door het schetsen van een algeheel kader bij te dragen aan de coördinatie tussen deze initiatieven, opdat de verschillende experimenten in samenhang uiteindelijk zo sterk mogelijke antwoorden op de gestelde vragen zullen kunnen geven. Achtereenvolgens geven we in dit document een kort theoretisch kader en stellen we mogelijke onderzoeksvragen vast; gaan we in op de onderzoeksopzet van een experiment; gaan we in op de financiering en organisatie; behandelen we de mogelijke opbrengsten en risico s; behandelen we ter illustratie een eerder uitgevoerd kleinschalig experiment in de gemeente Utrecht en kijken we naar welke stappen nu gezet dienen te worden. 1

Theoretisch kader en onderzoeksvragen Van een aantal aspecten van de Participatiewet is het onduidelijk of zij naar behoren functioneren, en vaak zelfs onwaarschijnlijk dat zij dat doen. Op vier van deze aspecten gaan wij hier nader in. Binnen de Participatiewet worden aan burgers allereerst diverse voorwaarden gesteld en allerlei verplichtingen opgelegd. Denk hierbij onder andere aan de sollicitatieplicht, meldplicht en voorwaarden voor verblijf in buitenland, cursus- en activiteitenplicht, huisbezoeken, de voorwaarden voor vrijwilligerswerk, de mogelijkheden om opleidingen te volgen, en verder alle nieuwe voorwaarden die per 1 januari 2015 zijn gaan gelden en extra eisen die gemeentes sindsdien eventueel zelf stellen, zoals een tegenprestatie in de vorm van arbeid. Het naleven van deze voorwaarden en verplichtingen levert een mentale belasting op voor burgers, wat mogelijk ten koste gaat van aandacht, wilskracht en zelfcontrole bij andere belangrijke zaken. 1 Bovendien dragen die voorwaarden en verplichtingen bij tot een klimaat van wantrouwen en stigmatisering, en ondermijnen daarmee mogelijk ook hun eigen doelen. Het controleren van deze voorwaarden en verplichtingen kost ook de overheid veel tijd, moeite en geld. Ondanks deze kosten is het onbekend of de huidige voorwaarden en plichten hun functie als stimulans om weer aan het werk te gaan of een bijdrage te leveren aan de samenleving daadwerkelijk waarmaken. Mogelijk resulteren zij juist in een maatschappelijk suboptimale uitkomst. Tot op heden is er op basis van het al dan niet hanteren van voorwaarden en verplichtingen bijvoorbeeld op basis van een controlegroep die vrij is gesteld van voorwaarden en verplichtingen weinig gedegen onderzoek gedaan naar de effectiviteit daarvan. Een tweede in het oog springend mogelijk probleem van het huidige systeem betreft de armoedeval. Dat verwijst naar het gegeven dat burgers die vanuit de bestaande regelingen gaan werken, bijna evenveel worden gekort op hun uitkering als zij verdiend hebben met werken. Feitelijk is daarbij sprake van een zeer hoge marginale belastingdruk, die ertoe leidt dat burgers in een uitkering sterk ontmoedigd worden om weer betaald aan het werk te gaan. 2 Een (tijdelijke) verlaging van de marginale druk maakt werk meer lonend en resulteert mogelijk in een hogere arbeidsparticipatie. Ten derde geeft recent onderzoek naar de impact van armoede op diverse psychologische aspecten aanleiding om de hoogte van de bijstandsuitkering onder de loep te nemen. Armoede werkt stressverhogend en belast cognitieve functies van mensen. 3 Dit heeft negatieve gevolgen voor economische beslissingen die mensen nemen waardoor er een armoedefuik kan ontstaan: leven in een armoedecontext creëert armoede. De hoogte van de bijstandsuitkering is gebaseerd op een de eerdere vaststelling van het zogenaamde bestaansminimum. Is deze hoogte echter vanuit maatschappelijk oogpunt optimaal, gezien de psychologische consequenties van 1 Mullainathan, S. & Shafir, E. (2013) Schaarste: Hoe gebrek aan tijd en geld ons gedrag bepalen. Amsterdam: Maven Publishing 2 Centraal Planbureau (2008) Armoedeval heeft wèl gedragseffecten. CPB Notitie 24-01-2008; Koning, P. (2013). Activerend arbeidsmarktbeleid: een beknopte handleiding. TPEdigitaal, 7(2), 60-66 3 Haushofer, J. & Fehr, E. (2014) On the psychology of poverty. Science, 344, 862-867; Mani, A., Mullainathan, S., Shafir, E., & Zhao, J. (2013). Poverty Impedes Cognitive Function. Science, 341, 976-980; Shah, A. K., Mullainathan, S., & Shafir, E. (2012). Some consequences of having too little. Science, 338, 682-685. 2

armoede? Mogelijk is een hogere bijstandsuitkering gunstiger voor zowel het individu als de maatschappij. 4 En ten slotte toont eerder onderzoek aan dat de huidige activiteiten gericht op reintegratie mogelijk nauwelijks een bijdrage leveren aan het weer vinden van betaalde arbeid. 5 Daarbij staat de korte termijn centraal en wordt vooral de nadruk gelegd op wat burgers niet kunnen. Er wordt nauwelijks aandacht besteed aan dieperliggende motivaties en wensen van burgers. Het eindresultaat in termen van gezondheid, welzijn, welbevinden, het vinden van betaald werk en het deelnemen aan de samenleving lijkt verre van optimaal. Bovenstaande beschouwing leiden tot onderzoeksvragen als de volgende: 1. Wat zijn de effecten van (het verminderen van) voorwaarden en verplichtingen op (arbeids)participatie, gezondheid en welzijn van burgers? 2. Wat zijn de effecten van het (tijdelijke) behoud van een deel van de uitkering bij verworven inkomsten op de (arbeids)participatie van burgers? 3. Wat zijn de effecten van een hogere uitkering te denken valt aan een verhoging van 150 tot 200 euro bruto per maand de (arbeids)participatie, de gezondheid en het welzijn van burgers? 4. Wat zijn de effecten van het meer richten van coaching op de lange termijn, en het daarbij meer centraal stellen van het creëren van ruimte voor de talenten en kwaliteiten van burgers, gekoppeld aan hun eigen dromen, wensen en verlangens, op de (arbeids)participatie, de gezondheid en het welzijn van de burgers? Onderzoeksopzet experimenten Om bovengenoemde effecten op sociaaleconomische uitkomsten als (arbeids)participatie, gezondheid en welzijn effectief te meten zijn uiteraard methodologisch sterk opgezette experimenten nodig. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van een Randomized Controlled Trial (RCT) waarbij deelnemers willekeurig worden ingedeeld in interventie- en controlegroepen. Effecten van de voorgestelde wijzigingen kunnen vervolgens bepaald worden door de sociaaleconomische uitkomsten van de interventiegroepen te vergelijken met die van de controlegroepen. Het voordeel van deze methode is dat bij de effectmeting externe invloeden zoals economische veranderingen zoveel mogelijk uitgesloten kunnen worden, waardoor nauwkeurig de effecten van de veranderingen in de Participatiewet gemeten kunnen worden. Bij de willekeurige indeling in groepen moet wel een belangrijke kanttekening gemaakt worden. Vanwege eventueel te meten effecten op de gemeenschap waarin mensen leven, en effecten die de gemeenschap op individuen kan hebben de sociale dynamiek van de bijstandsregeling is het sterk te overwegen ervoor te zorgen dat deelnemers onderhevig aan dezelfde experimentele condities in hetzelfde geografisch afgebakende gebied wonen. Dit wil zeggen dat niet per individu, maar per gebied willekeurig wordt 4 Hierbij moet uiteraard rekening gehouden worden met een vergroting van de armoedeval door de hogere uitkering. 5 Butter, F. den, & Mihaylov, E. (2008) Activerend arbeidsmarktbeleid is vaak niet effectief. Economische Statistische Berichten, 93, 61-63; Kampen, T. (2014) Verplicht vrijwilligerswerk: De ervaringen van bijstandscliënten met een tegenprestatie voor hun uitkering; SEOR/Regioplan (2014) Uitkomsten en ervaringen experimenten nettoeffectiviteit re-integratie. 3

bepaald welke experimentele condities gelden. Dit gaat ten koste van enige statistische kracht, maar heeft als bijkomende voordelen dat het mogelijk maakt effecten te meten op zowel uit- als instroom; dat mensen niet het gevoel hebben dat ze worden benadeeld ten opzichte van hun buren ; en dat de uitvoering van het experiment kan worden vereenvoudigd. Onderstaande tabel geeft meer informatie over de opzet van een experiment zoals hierboven beschreven. Type Deelnemers Omvang steekproef Design Afhankelijke variabelen Opzet experimenten Veldonderzoek: Randomized Controlled Trial (RCT) Huishoudens die gebruik maken van een bijstandsuitkering Een zo groot mogelijke steekproefomvang verdient de voorkeur Onafhankelijke variabelen: A: 2 (Vermindering voorwaarden en verplichtingen: wel vs niet) B: 2 (Vermindering armoedeval: wel vs niet) C: 2 (Verhoging bijstandsuitkering: wel vs niet) D: 2 (traject met lange-termijnfocus: ja vs nee) Participatie Welzijn/gezondheid Financiën huishoudens Arbeidsparticipatie o (Duurzame) uitstroom naar werk o Kwaliteit van werk (loon, aantal uren, aansluiting bij kwalificaties, tevredenheid met baan) o Aantal sollicitaties o Instroom in de bijstandsregeling Activiteiten scholing Deelname vrijwilligerswerk Mentale welzijn o Stress o Depressie o Gebruik GGZ/Psychologische hulp o Ervaren welzijn en geluk Lichamelijke gezondheid o Gebruik huisarts o Opnames ziekenhuis Financiële problemen o Betalingsachterstanden o Problematische schulden o Gebruik schulddienstverlening Hoogte inkomen Het design van een dergelijk experiment kan bestaan uit verschillende onafhankelijke variabelen, waarbij de impact voor elke factor afzonderlijk gemeten kan worden. Gemeenten kunnen naar behoefte en randvoorwaarden een eigen design samenstellen en eventueel enkele van de genoemde onafhankelijke variabelen weglaten en/of andere toevoegen. 6 Bij variabele A hierboven kan een gemeente zelf bepalen welke voorwaarden en verplichtingen wel en niet geschrapt worden voor de interventiegroep. Bij variabele B dient bepaald te worden welk gedeelte van extra verworven inkomsten bovenop de bijstandsuitkering huishoudens mogen houden. Bij variabele C moet een keuze gemaakt worden omtrent de verhoging van de bijstandsuitkering. Ook de precieze 6 Het is van belang in deze samenhang ook te wijzen op de factor tijd. Het kan zijn dat gehypothetiseerde effecten niet meteen vanaf het begin van de experimenten optreden, maar pas na verloop van tijd, bijvoorbeeld als gevolg van het demonstratie-effect (het feit dat anderen een bepaald gedrag gaan vertonen). In dat kader is uiteraard ook de doorlooptijd van de experimenten van belang, zoals ook aangegeven onder Opbrengsten en risico s. 4

uitvoering van het traject behorende bij variabele D kan uiteraard per gemeente verschillen. Door meerdere wijzigingen tegelijkertijd te onderzoeken kunnen er interessante interactie-effecten ontstaan. Wat is het effect van een vermindering van voorwaarden en verplichtingen gecombineerd met een traject met lange-termijnfocus (variabele A en D)? Leidt dit tot een hogere of misschien lagere arbeidsparticipatie en leidt dit bij mensen die een baan vinden tot een betere kwaliteit van banen? Zorgt een combinatie van een hogere bijstandsuitkering en een vermindering van de voorwaarden en verplichtingen tot verminderde participatie (variabele A en C)? Deze groep heeft nu immers een hoger besteedbaar inkomen en daarnaast een verminderde extrinsieke prikkel om te participeren. Of ontstaan er juist intrinsieke prikkels om te participeren? Voor een brede evaluatie van de effecten is het nuttig om een groot aantal afhankelijke variabelen, die potentieel relevant zijn, mee te nemen bij de effectmeting. Zo kan er een goed beeld gecreëerd worden van de impact van de wijzigingen in de bijstandsuitkering, waardoor dit onderzoek daadwerkelijk van toegevoegde waarde kan zijn voor het maatschappelijk debat omtrent de bijstandsuitkering (en het basisinkomen). Daarbij dient wel genoemd te worden dat het verzamelen van veel data gepaard gaat met hogere uitvoeringskosten van het onderzoek. Voor de meting van de afhankelijke variabelen is het nuttig om gebruik te maken van een breed scala aan instrumenten, zoals vragenlijsten, databestanden van gemeenten en eventueel zelfs fysieke metingen (zoals haaronderzoek voor het meten van stress). Uiteraard zal de meting van bovengenoemde kwantitatieve afhankelijke variabelen verder aangevuld moeten worden met kwalitatief onderzoek naar bijvoorbeeld de beleving van de burgers die aan het onderzoek deelnemen en de effecten op de gemeenschap waarin de burgers leven. Door zowel gebruik te maken van zachte, subjectievere data als harde, objectievere data kan een breed beeld gecreëerd worden van de impact. Financiering en organisatie De financiering van een experiment kan voor het grootste deel worden gebaseerd op de reguliere kosten voor de uitvoering van de Participatiewet. Deze biedt zelf mogelijkheden een aantal vragen nader te onderzoeken. In artikel 83 (onder de titel Innovatie ) wordt de mogelijkheid tot lokale experimenten opgevoerd. Hiervoor kan een gemeente een aanvraag voor een algemene maatregel van bestuur indienen bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daarnaast levert het loslaten van voorwaarden en verplichtingen additionele bronnen op. Het wegvallen van controle, huisbezoeken, meldplicht, etc., leidt tot minder kosten. Aan de andere kant kost de uitvoering van het experiment natuurlijk zelf wel weer extra geld. Dat betreft onder meer de inrichting van de experimenten en begeleiding. Aangezien een experiment ingebouwd moet worden in het oude systeem, valt te verwachten dat de kosten op dit gebied hoger zullen zijn dan de baten; hiervoor zal dus extra geld moeten worden geworven, zij het uit gemeentelijke fondsen, bij het ministerie of bij een private partij. 5

Voor de daadwerkelijke uitvoering kan worden gekozen voor een kleine, beperkte projectorganisatie. Deze kan in handen van de gemeente zijn, maar kan ook worden toegewezen aan semipublieke of private partijen. Zo vormt MOM (Maatschappelijke ontwikkelingsmaatschappij) in Tilburg de voortrekker bij het nadenken over mogelijke experimenten als hier beschreven. 7 Het onderzoek kan uiteraard worden uitgevoerd door universiteiten of andere wetenschappelijke instituten, wat overigens ook voor een deel van de uitvoeringsfinanciering kan zorgen. Het lijkt ons verder verstandig dat gemeentes die het plan opvatten experimenten op te zetten onderling enige vorm van coördinatie organiseren om de meerwaarde en uitkomsten van de experimenten zo hoog mogelijk te laten zijn. Dit kan bijvoorbeeld door het opzetten van een landelijke steungroep, maar ook door het regelmatig bijeenkomen/contact hebben van coördinatoren binnen de deelnemende gemeenten. Opbrengsten en risico s Deze lokale experimenten bieden de mogelijkheid om nieuwe én oude invalshoeken binnen de sociale zekerheid, meer in het bijzonder de Participatiewet, nader te onderzoeken. De precieze opbrengst, in termen van nader onderzoek, is in belangrijke mate afhankelijk van de omvang van de experimenten. Kunnen voldoende gemeenten enthousiast kunnen worden gemaakt en kunnen op basis van een gemeenschappelijke aanpak vergelijkbare experimenten in den lande worden opgezet, dan kan er een onderzoekssetting worden ontworpen die het mogelijk maakt sterke uitspraken te doen over mogelijke effecten, alsmede voor- en nadelen van de inzet van nieuwe invalshoeken. Maar ook als omvang van de experimenten meer beperkt blijft kunnen belangrijke opbrengsten worden opgeleverd. Experimenten maken het dan mogelijk om vanuit een kleinschalige, exploratieve setting zicht te krijgen op de hoge complexiteit van de relatie tussen voorwaarden en verplichtingen die al dan niet gekoppeld zijn aan een inkomensvoorziening op minimaal niveau enerzijds, en individuele keuzes, gedragingen, gevoelens, wensen en verlangens van burgers aan de andere kant. Daarbij komen mogelijk ook bredere inzichten bovendrijven inzake arbeidsparticipatie en maatschappelijke participatie. Die inzichten kunnen gebruikt worden om mogelijke hypothesen te ontwikkelen die bij het opstellen van grootschaligere experimenten van groot nut kunnen zijn. In eerste instantie liggen de risico s vooral rond het opstarten van een project. Krijgen we het ministerie zo ver om toestemming te geven voor experimenten zoals hier beoogd? Is er subsidie of sponsoring te vinden voor het uitvoeren van een gedegen onderzoek? Wanneer een experiment eenmaal van de grond is, bestaat een risico van onvoldoende coördinatie tussen onderzoeksteam en uitvoerders van de regelingen. Ook zit er een uitdaging in het verkrijgen van betrouwbare informatie van de participanten, zonder te veel te controleren en interfereren. Daarnaast moet worden gewaakt voor vroegtijdige afbraak van een experiment: zowel om tot enigszins betrouwbare resultaten te komen als om burgers daadwerkelijk een (gevoel van) eigen verantwoordelijkheid en regie te geven moet een minimumduur van het experiment gegarandeerd worden. Bij afronden van een experiment bestaan uiteraard ook risico s: 7 Binnen MOM werken acht Tilburgse partners samen: Tiwos, WonenBreburg, TBV Wonen (alle drie woningcorporaties), Thebe (Thuiszorg), de ContourdeTwern (Welzijn), De Wever (ouderenzorg), Instituut voor Maatschappelijk Werk en GGD Hart voor Brabant (gezondheid). 6

zo moet er genoeg aandacht (tijd en geld) besteed kunnen worden aan het analyseren en communiceren van de resultaten om tot bruikbare conclusies te komen. Voorbeeld: een kleinschalig experiment in de gemeente Utrecht Voor een beeld van de vormgeving van lokale experimenten grijpen wij als oriëntatie terug op een experiment dat tussen 1997 en 1999 plaatsvond in de gemeente Utrecht. 8 Daar werden 74 burgers met een bijstandsuitkering, met een grote afstand tot de arbeidsmarkt in de toenmalige terminologie fase 4 cliënten twee jaar lang vrijgesteld van alle voorwaarden en verplichtingen. In groepen van 15 a 20 personen hebben zij gezamenlijk gewerkt aan het verhogen van hun deelname aan de samenleving. Die deelname werd breed gedefinieerd: van 'het zichzelf weer ontmoeten' en 'het hervinden van zelfvertrouwen', via 'het overwinnen van existentiële problemen', 'het zelfstandig definiëren van problemen', 'het versterken van de zelfredzaamheid', 'het leren leven van je eigen leven', 'het ontwikkelen van netwerken', 'het opbouwen van duurzame participatie', 'het starten van vrijwilligerswerk', 'het volgen van cursussen en scholing' naar 'uitstroom naar betaalde arbeid'. Binnen het project stond het groepswerk, het samen werken aan het versterken van die maatschappelijke deelname op basis van elkaar ondersteunen op basis van ieders kwaliteiten en talenten, centraal. In Utrecht werd in groepen gewerkt waarbinnen alle deelnemers een vergelijkbare achtergrond hadden (alleenstaande moeders, alleenstaande mannen 40+, Marokkaanse vaders, etc.). Deze groepen kwamen eens in de twee weken weken onder lichte begeleiding van een coach bijeen. Zo werd er door mensen zelf samen aan een mooi toekomstperspectief gewerkt, waarbij geleerd kon worden van elkaars ervaringen en men in sociale, stimulerende context gemotiveerd werd om het heft zelf in handen te nemen. Het Utrechtse project kende een doorlooptijd van twee jaar. Het leerde dat het tijd kost (ongeveer een half jaar) voordat burgers loskomen van vooral de geïnternaliseerde interne mechanismes die een jarenlang leven onder het oude regime hebben opgeroepen. Gedragsverandering en het onderkennen van talenten, kwaliteiten, wensen en verlangens kost tijd. Uiteindelijk bleek de aanpak echter zeer succesvol. Hoewel uitstroom naar betaalde arbeid voor deze groep uitkeringsgerechtigden (vanwege de inschatting dat zij een grote afstand tot de arbeidsmarkt kenden de zogenaamde fase 4-cliënten) geen expliciete doelstelling was, nam lopende het project de oriëntatie op betaalde arbeid duidelijk toe. Ongeveer 25 procent van de cliënten stroomde uit naar een betaalde baan. Anderen werden actief met andere, op betaalde arbeid gerichte 'eigen projecten' of met het opzetten van een eigen bedrijf. Meer concreet zien de resultaten van het project in de vorm van de individuele keuzen en stappen van de deelnemers er als volgt uit: Tabel 1: Uitstroomresultaten van het project Melkertbaan 14 (19,8%) Zelfstandig ondernemerschap 4 (5,4%) Reguliere baan 4 (5,4%) 8 Roebroek, J.M. en R. Roelofs, Leven en werken in de stad. Sociale activering als uitdaging, in: Tijdschrift voor arbeid en bewustzijn, jrg. 19, nr. 3/4, p. 177-190. 7

Geaccepteerd vrijwilligerswerk 11 (14,9%) Actief bestaan 17 (23,0%) Opleiding 5 (6,8%) Zoekend en actief 4 (5,4%) Bewustwordingstraject 6 (8,1%) Acceptatie van situatie 5 (6,8%) Zorgtraject 2 (2,7%) Gestopt 2 (2,7%) 74 betaalde arbeid: deze uitstroom betreft drie richtingen; om te beginnen reguliere arbeid, daarnaast gesubsidieerde arbeid in termen van een Melkertbaan en tenslotte het starten van zelfstandig ondernemerschap; te samen betreffen deze activiteiten iets meer dan 30 procent; vrijwilligerswerk: dat betreft geaccepteerd vrijwilligerswerk via de daartoe geëigende organisaties; actief bestaan: het ondernemen van allerlei activiteiten, waaronder vrijwilligerswerk, mantelzorg en andere zorgtaken; opleiding: het volgen van een opleiding naar aanleiding van het zich bewust worden van eigen potenties en kwaliteiten; zoekend en actief: deze cliënten hebben nog niet helemaal duidelijk wat zij precies willen, zijn actief en trachten daar een concrete invulling aan te geven; bewustwordingstraject: hier gaat het om een traject waarbij de cliënten hun bezigheid uit het project verder voortzetten; het betreft het verder uitwerken van kwaliteiten en mogelijkheden, alsmede het opdoen van enige ervaring ter zake; acceptatie van situatie: deze cliënten zijn zich bewust geworden van hun wensen en kwaliteiten, maar hebben tegelijkertijd ervaren dat hun beperkingen dermate zijn dat betaalde arbeid, of gestructureerd vrijwilligerswerk niet tot de mogelijkheden behoren; zij hebben gedurende het project wel zichzelf leren accepteren, onder meer op basis van de acceptatie vanuit de groep; zorgtraject: het betreft cliënten die ondersteuning krijgen van het maatschappelijk werk of een andere zorginstelling. Wat zijn de volgende stappen? Uit alle bovenstaande leiden we een aantal concrete eerste stappen af die nu (in samenwerking) gezet dienen te worden: Het bijeen brengen van beleidsmakers en bestuurders van gemeenten die te kennen hebben gegeven interesse te hebben voor het doen van experimenten. 9 Het verder in kaart brengen van wat wettelijk en financieel precies mogelijk is. Het zenden een gezamenlijk bericht/signaal aan het ministerie van SZW op basis waarvan gemeenten effectief een aanvraag voor de benodigde algemene maatregel van bestuur kunnen indienen. Het verder contact leggen met en tussen de uitvoerende instituten. Het uitwerken van specifieke onderzoeksplannen voor de deelnemende gemeenten, in acht nemend de specifieke behoeften en randvoorwaarden. 9 Wij zijn op dit moment op de hoogte van initiatieven in de gemeenten Utrecht, Groningen, Tilburg, Nijmegen, Wageningen, Enschede, Leeuwarden, Bronckhorst, Pekela en Winsum. 8