ECLI:NL:GHARL:2014:6759

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:GHARL:2017:613

ECLI:NL:GHARL:2017:634

ECLI:NL:GHAMS:2015:382 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00712

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 april 2016, nummer Awb 15/2747, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:GHARL:2015:3296

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

ECLI:NL:GHARN:2007:AZ6619

ECLI:NL:GHDHA:2017:1563

ECLI:NL:GHARL:2015:814

ECLI:NL:GHSHE:2010:BM7477

ECLI:NL:GHARL:2017:1064

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00490

ECLI:NL:GHARL:2015:708

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513


ECLI:NL:GHARL:2015:20

ECLI:NL:GHDHA:2017:2098

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:GHARL:2015:536

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

ECLI:NL:GHAMS:2009:BI1981 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 08/00054

ECLI:NL:GHARL:2014:7457

ECLI:NL:GHSHE:2016:2733

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

ECLI:NL:GHARL:2016:1535

ECLI:NL:RBARN:2009:BI3591

ECLI:NL:RBZWB:2015:4441

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857

ECLI:NL:GHARL:2015:2216

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBZWB:2013:4673

ECLI:NL:GHARL:2017:1065

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:GHARL:2017:4367

ECLI:NL:GHAMS:2010:BL3972 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 08/01104

ECLI:NL:GHDHA:2016:1495

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:GHARN:2006:AW2040

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891

Uitspraak. Viditax (FutD), FutD GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN. locatie Arnhem nummer: 16/00615 uitspraakdatum: 8 augustus 2017

ECLI:NL:GHARN:2012:BW7826

ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097


ECLI:NL:GHARN:2011:BT6229

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

ECLI:NL:GHARL:2013:8747

ECLI:NL:GHARN:2011:BP8393

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4752 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00638

ECLI:NL:RBNNE:2016:2318

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6206

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

/ Belastingrecht. Hoger beroep

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549

ECLI:NL:GHARN:2005:AT7887

ECLI:NL:GHSHE:2017:493

ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3747

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

ECLI:NL:GHDHA:2013:3180

ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ7209

Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], belanghebbende

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD7995 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00429

ECLI:NL:RBGEL:2014:2198

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is

ECLI:NL:GHSHE:2008:BH0220

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg (BsGW)

ECLI:NL:RBLEE:2007:BC2679

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:GHSHE:2017:880

ECLI:NL:GHSHE:2017:190

Transcriptie:

ECLI:NL:GHARL:2014:6759 Instantie Datum uitspraak 02-09-2014 Datum publicatie 12-09-2014 Zaaknummer 13/01247 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2013:4528, Bekrachtiging/bevestiging Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:809, Bekrachtiging/bevestiging Belastingrecht Hoger beroep Inkomstenbelasting. Hypotheekrente-aftrek. Lening van ouders aan kind. Kwijtschelding? Vindplaatsen Rechtspraak.nl FutD 2014-2099 PFR-Updates.nl 2014-0254 ERF-Updates.nl 2015-0043 V-N Vandaag 2014/1820 Belastingadvies 2014/21.5 Vp-bulletin 2014/58 V-N 2014/63.2.1 Mr. A.J.M. Arends annotatie in NTFR 2014/2419 Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummer 13/01247 uitspraakdatum: 2 september 2014 Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van [X], wonende te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 november 2013, nummer AWB 13/2280, in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland, kantoor Nijmegen (hierna: de Inspecteur). 1.Ontstaan en loop van het geding 1.1 De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) (aanslagnummer [0000.00.000].H.96) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en wonen van 28.438, tevens is bij beschikking 179 aan heffingsrente in rekening gebracht. 1.2 De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 maart 2013 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd. 1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 14 november 2013 ongegrond verklaard. 1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. 1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd. 1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en de heer [A], als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de heer [B], namens de inspecteur. 1.7 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht. 2 De vaststaande feiten 2.1 Belanghebbende heeft blijkens een onderhandse overeenkomst van 25 december 2002 een bedrag van 45.000,- geleend van zijn ouders om het aandeel van zijn voormalige echtgenote [C] in de gezamenlijke woning over te nemen. In artikel 2.1 van deze overeenkomst is bepaald dat belanghebbende over deze geldlening een rente van vijf procent per jaar is verschuldigd, bij achterafbetaling te voldoen. In artikel 2.2 van de overeenkomst is bepaald dat de rente maandelijks moet worden voldaan op de laatste dag van elke maand. Gedurende de periode 2002-2009 is de rente inderdaad maandelijks betaald en niet bijgeschreven op de lening. Vanaf het moment dat belanghebbende in 2009 in financiële problemen is gekomen is de rente niet meer maandelijks overgemaakt, maar bijgeboekt op de geldlening. Van deze bijboekingen wordt een administratie bijgehouden. 2.2 Belanghebbende en zijn broer ontvangen reeds jarenlang omstreeks 24 december - een schenking van hun ouders van ca. 5.000. De gemachtigde van belanghebbende informeert jaarlijks de vader van belanghebbende over het bedrag dat in dat jaar belastingvrij aan kinderen mag worden geschonken; de broer van belanghebbende ontvangt dat bedrag steeds in contanten of per bank, belanghebbende ontving dit bedrag ook steeds in contanten of per bank, maar vanaf 2009 wordt de schenking door de gemachtigde ter betaling van de verschuldigde rente verwerkt in

de administratie van de geldlening als genoemd onder 2.1 en het restant van de schenking wordt gebruikt voor de sanering van andere schulden die belanghebbende aan zijn ouders heeft. 2.3 Indien de op deze wijze bijgehouden schuld van belanghebbende nog niet (geheel) is afgelost op het moment van overlijden van de ouders van belanghebbende, zal (het restant van) de schuld, worden verrekend met belanghebbendes erfdeel. 3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen 3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de aftrekbare hypotheekrente op juiste bedrag is vastgesteld. 3.2 Belanghebbende is van mening dat het bedrag ad 2.250 dat is bijgeschreven op de lening van hem aan zijn ouders aftrekbaar is als hypotheekrente. 3.3 De Inspecteur is van mening dat het betreffende bedrag is kwijtgescholden en derhalve niet als hypotheekrente kan worden afgetrokken. 3.4 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting. 3.5 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en vaststelling van het belastbaar inkomen uit werk en woning van 26.188. 3.6 De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. 4 Beoordeling van het geschil 4.1 Het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 10 juni 2010, nr. DGB210/921, Stcrt. 2010, 8462 (hierna: het Besluit) vermeldt in onderdeel 7.4 met betrekking tot de renteaftrek ter zake van een door de ouders ter beschikking gestelde lening aan het kind het volgende: 7.4 Lening ouders aan kind Renteaftrek bij het kind is ook mogelijk als de renteschuld aan de ouders wordt voldaan uit een schenking van de ouders (HR 6 maart 1991, nr. 26.956, BNB 1991/146). Maar renteaftrek bij het kind is echter niet mogelijk als die schenking een kwijtschelding inhoudt (HR 8 juni 1994, nr. 28.569, BNB 1994/238). 4.2 Het Hof is van oordeel dat er, gelet op de onder 2.1 t/m 2.3 genoemde feiten, geen sprake is van enige kwijtschelding door de ouders aan belanghebbende. De door belanghebbende verschuldigde rente wordt zorgvuldig geadministreerd en de jaarlijkse schenking, die belanghebbendes broer in contanten ontvangt, wordt door belanghebbende aangewend om de op de geldlening bijgeboekte bedragen aan te zuiveren. Naar het oordeel van het Hof brengt het feit dat er in de onderhavige situatie geen sprake is van een kasrondje niet met zich dat er sprake is van kwijtschelding. Het feit dat er niet jaarlijks een notariële akte van schenking wordt opgemaakt maakt dit niet anders. 4.3 Gelet op het in het Besluit genoemde arrest HR 6 maart 1991, nr. 26.956, ECLI:NL:HR:1991:BH8070 is het op de lening bijgeboekte bedrag ad 2.250 bij belanghebbende aftrekbaar als hypotheekrente. 4.4 Slotsom Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5 Proceskosten Het Hof stelt die kosten in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op 21,80 voor de reiskosten in eerste aanleg en 21,80 voor de reiskosten in hoger beroep, ofwel in totaal op 43,60. 6 Beslissing Het Hof: vernietigt de uitspraak van de Rechtbank; verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond; vernietigt de uitspraak van de Inspecteur; vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van 26.188; veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van 43,60, en gelast dat de Belastingdienst/Rivierenland aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten 44 in verband met het beroep bij de Rechtbank en 118 in verband met het hoger beroep bij het Hof. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, mr. J. van de Merwe en mr. R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier. De beslissing is op 2 september 2014 in het openbaar uitgesproken. De voorzitter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen. In verband daarmee is deze uitspraak ondertekend door mr. J. van de Merwe De griffier, (A. Vellema) (J. van de Merwe)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 2 september 2014 Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.