ECLI:NL:RBMID:2011:BR4744

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBMID:2012:BX7952

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

ECLI:NL:RBAMS:2013:6267

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:RBROT:2017:3261

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

ECLI:NL:RBMID:2007:BB8676

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758

ECLI:NL:RBDHA:2017:4885

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168

ECLI:NL:RBMID:2010:BP5101

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6133

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241

ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2053

ECLI:NL:RBMID:2008:BE0039

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:RBOVE:2014:3703

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:GHARL:2014:10207


LJN: AO9357, Rechtbank Arnhem, Print uitspraak

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBZLY:2011:BV2289

ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3422

ECLI:NL:RBLIM:2017:8199

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

EJEA ECLI:NL:RBMNE:2016:3152 Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer414169/KG ZA

ECLI:NL:RBZWB:2013:11284

ECLI:NL:RBNNE:2014:1383 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C HA ZA

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBROT:2016:4320

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ7462

ECLI:NL:RBGRO:2009:BK5682

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBMID:2008:BD7099

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBMID:2008:BD3414

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:RBUTR:2003:AN8905

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:RBARN:2011:BU7634

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:RBGEL:2016:7158

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927

ECLI:NL:RBROT:2017:886

ECLI:NL:RBOVE:2013:1759

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:RBROT:2009:BI9844

ECLI:NL:RBMID:2008:BD4799

n naam van 01e Ko. n~ng

Zoekresultaat inzien document. ECLI:NL:RBROT:2012:BX5563 Permanente link: Uitspraak

ECLI:NL:RBUTR:2009:BL0337

ECLI:NL:RBROT:2017:5084

SCHEIDSRECHTERLIJK INCIDENTEEL VONNIS in een geschil tussen. de besloten vennootschap A., hierna te noemen leverancier,

ECLI:NL:RBNNE:2017:2980

ECLI:NL:RBMID:2009:BK9164

ECLI:NL:RBDHA:2014:12398

ECLI:NL:RBLIM:2014:6224

ECLI:NL:RBLIM:2017:1301

ECLI:NL:RBOVE:2014:1265

Rechtbank Amsterdam CV EXPL Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl

ECLI:NL:RBMNE:2013:BY8980

ECLI:NL:RBROT:2015:8694

ECLI:NL:RBROT:2015:7740

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RBLIM:2014:7598

ECLI:NL:RBMID:2011:BR3855

ECLI:NL:RBZWB:2013:11405

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBNHO:2013:13255

ECLI:NL:RBROT:2017:3541

ECLI:NL:RBMID:2010:BP5711

ECLI:NL:RBALK:2010:BP3091

ECLI:NL:RBLIM:2017:1672

ECLI:NL:RBNNE:2014:131

ECLI:NL:RBHAA:2006:AX8776

ECLI:NL:RBAMS:2014:290

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBOVE:2016:4562

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ8522

Transcriptie:

ECLI:NL:RBMID:2011:BR4744 Instantie Rechtbank Middelburg Datum uitspraak 09-02-2011 Datum publicatie 10-08-2011 Zaaknummer 75196 / HA ZA 10-466 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg - enkelvoudig A. vordert de onbevoegdverklaring van de rechtbank omdat tussen partijen arbitrage is overeengekomen. Hoewel dit juist is wordt het beroep verworpen. De zaak hangt samen met een aantal andere reeds bij de rechtbank aanhangige geschillen en het is zeer onwenselijk deze zaken gescheiden te behandelen. Vindplaatsen Rechtspraak.nl TVA 2012/83 Uitspraak vonnis RECHTBANK MIDDELBURG " \* MERGEFORMAT Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 75196 / HA ZA 10-466 Vonnis in incident van 9 februari 2011 in de zaak van de besloten vennootschap

BOUWBEDRIJF [naam eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] B.V., gevestigd te Heinkenszand, eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident, procesadvocaat: mr. K.M. Moeliker te Middelburg, voorheen mr. E.H.A. Schute, tegen 1. de besloten vennootschap RRE B.V., gevestigd te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, eiseres in het incident, advocaat: mr. P.C.H. Jansen te Breda, 2. de vennootschap onder firma BOUWRAADHUIS V.O.F., gevestigd te Kruiningen, en haar vennoten: 3. [gedaagde sub 3 in vrijwaring], wonende te Arnemuiden, 4. [gedaagde sub 4 in vrijwaring], wonende te Yerseke, procesadvocaat: mr. K.P.T.G. Flos te Middelburg. Partijen in het incident zullen hierna [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] en RRE

genoemd worden. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding in vrijwaring met producties; - de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid; - de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident. De feiten Op 25 september 2008 is tussen [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] als aannemer en RRE als opdrachtgever een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen voor de bouw van een woon- en winkelpand aan de Kanaalstraat 9 te Oost-Souburg. Op deze overeenkomst zijn door [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] van toepassing verklaard de algemene voorwaarden voor aannemingen in het bouwbedrijf 1992 (AVA 1992). Artikel 21 lid 2 van deze voorwaarden luidt, voor zover van belang, als volgt: Alle geschillen daaronder begrepen die, welke slechts door een der partijen als zodanig worden beschouwd die naar aanleiding van deze overeenkomst of van de overeenkomsten die daarvan een uitvloeisel zijn, tussen opdrachtgever en aannemer mochten ontstaan, worden beslecht door arbitrage overeenkomstig de regelen beschreven in de statuten van de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland, zoals deze drie maanden voor het tot stand komen van de overeenkomst luiden. Tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden, meer in het bijzonder de heiwerkzaamheden die in opdracht van [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] door Van Vliet Heiwerken B.V. zijn verricht, is schade ontstaan aan één van de belendende percelen. De eigenaar, [naam eigenaar], heeft [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] en RRE aansprakelijk gesteld voor deze schade.

Op 26 april 2010 heeft [naam eigenaar van beschadigd belendende perceel] [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] en RRE voor deze rechtbank gedagvaard. [naam eigenaar van beschadigd belendende perceel] vordert in de hoofdzaak (aanhangig onder zaak-/rolnummer 72969 / HA ZA 10-186) [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] en RRE hoofdelijk te veroordelen tot betaling van 24.253,65, vermeerderd met rente en kosten. Aan zijn vordering tot schadevergoeding legt hij onder meer een onrechtmatig handelen van [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] en RRE ten grondslag. Bij vonnis van 18 augustus 2010 heeft de rechtbank [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] toegestaan om RRE, Bouwraadhuis v.o.f. (hierna: Bouwraadhuis), haar vennoten en N.V. Interpolis Schade in vrijwaring te dagvaarden tegen een daarbij bepaalde dag, teneinde op de eis in vrijwaring te antwoorden en voort te procederen. [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] vordert in de vrijwaringsprocedure RRE, Bouwraadhuis en haar vennoten (hoofdelijk) te veroordelen om aan [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] te betalen datgene waartoe [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] als gedaagde in de hoofdzaak jegens [naam eigenaar van beschadigd belendende perceel] mocht worden veroordeeld, met inbegrip van rente en kosten. Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] onder meer dat, indien [naam eigenaar van beschadigd belendende perceel] schade heeft geleden ten gevolge van de heiwerkzaamheden, er in het voorgeschreven ontwerp van RRE, dat is opgesteld door Bouwraadhuis, kennelijk ten onrechte is gekozen voor de methode zoals die hier is toegepast en dat dit een toerekenbare tekortkoming en/of onrechtmatige daad oplevert van RRE jegens [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident], en eveneens een onrechtmatige daad oplevert van Bouwraadhuis jegens [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident]. Door Bouwraadhuis en haar vennoten (gedaagden in vrijwaring sub 2 tot en met 4) zijn geen incidenten opgeworpen en is inmiddels voor antwoord geconcludeerd. De vrijwaringsprocedure gericht tegen N.V. Interpolis Schade is op verzoek van [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] doorgehaald. Het geschil in het incident RRE vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vordering van [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] kennis te nemen. RRE voert ter onderbouwing daarvan aan dat op de op 25 september 2008 tussen RRE en [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] gesloten overeenkomst van aanneming van werk de AVA 1992 van toepassing zijn verklaard. Artikel 21 lid 2 van deze voorwaarden bepaalt dat geschillen zullen worden beslecht door de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland, zodat de rechtbank onbevoegd is van het geschil kennis te nemen. RRE heeft ook belang bij een vonnis waarin de onbevoegdheid van de civiele rechter wordt uitgesproken, omdat RRE op haar beurt Bouwraadhuis in vrijwaring wenst op te roepen en de overeenkomst tussen haar en Bouwraadhuis ook voorziet in een arbitragebeding.

[eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] stelt voorop dat de vordering van RRE moet worden afgewezen wegens misbruik van (proces)recht. RRE heeft immers geen rechtens te respecteren belang bij de gevorderde onbevoegdheid omdat zij in de hoofdzaak, die de door [naam eigenaar van beschadigd belendende perceel] tegen [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] en RRE ingestelde vordering betreft, hoe dan ook voor deze rechtbank dient te procederen en bovendien niet is gebleken dat tussen RRE en Bouwraadhuis een arbitragebeding zou gelden. Kennelijk is het belang van RRE bij de door haar voorgestane onbevoegdheid van de rechtbank daarin gelegen dat het daardoor voor [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] lastiger wordt om haar vrijwaringsvordering te effectueren. [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] zal immers een aparte arbitrageprocedure aanhangig moeten maken en dat leidt tot extra tijdsverlies en extra kosten. Gelet ook op de sterke samenhang tussen de hoofdzaak en de vrijwaringsvordering die is ingediend tegen verschillende gedaagden stelt [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] dat het zeer onwenselijk is de zaken te splitsen. Onder deze omstandigheden is toepassing van de arbitrageclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De beoordeling in het incident Ten aanzien van haar bevoegdheid om van de vordering van [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] kennis te nemen, overweegt de rechtbank als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat tussen [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] en RRE een overeenkomst van aanneming van werk is gesloten en dat tussen [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] en RRE de algemene voorwaarden van [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] gelden die een arbitraal beding bevatten. [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] stelt dat het beroep van RRE op het arbitragebeding in dit geval buiten beschouwing dient te worden gelaten wegens misbruik van recht en strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid. Dat RRE een beroep doet op het arbitraal beding, kan naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval niet de conclusie rechtvaardigen dat dit beroep misbruik van recht oplevert. De enkele niet nader onderbouwde stelling van [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] dat RRE slechts het belang heeft om het voor [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] lastiger te maken om haar vrijwaringsvordering te effectueren is daarvoor onvoldoende. Wel is de rechtbank van oordeel dat, zoals [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] heeft betoogd, toepassing van de arbitrageclausule in dit geval tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Daartoe wordt overwogen dat, zoals [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] heeft betoogd, er een dusdanige samenhang bestaat tussen de vrijwaringsvordering van [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] tegen RRE, en de reeds aanhangige hoofdzaak, die de door [naam eigenaar van beschadigd belendende perceel] tegen [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] en RRE ingestelde vordering betreft, en de vrijwaringsvordering van [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] tegen Bouwraadhuis en haar vennoten (gedaagden in vrijwaring sub 2 tot en met 4) dat het om proceseconomische redenen zeer onwenselijk is deze zaken te splitsen. Een onbevoegdverklaring zou er in het onderhavige geval toe leiden dat de vrijwaringsvordering gedeeltelijk, voor wat RRE betreft, door arbiters, en gedeeltelijk door de rechtbank (jegens Bouwraadhuis en haar vennoten) zou worden behandeld, terwijl RRE in de hoofdzaak ook voor deze rechtbank dient te procederen. Daar komt bij dat de rechtbank met [eiseres in vrijwaring, verweerster

in het incident] van oordeel is dat vooralsnog niet aannemelijk is dat tussen RRE en Bouwraadhuis algemene voorwaarden gelden die een arbitraal beding bevatten en derhalve RRE haar belang bij de gevorderde onbevoegdheid onvoldoende heeft aangetoond. Dit brengt met zich mee dat de incidentele vordering van RRE zal worden afgewezen. RRE zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld, die aan de zijde van [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] worden begroot op 452,00. De beslissing De rechtbank in het incident wijst de vordering tot onbevoegdverklaring af, veroordeelt RRE in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiseres in vrijwaring, verweerster in het incident] tot op heden begroot op 452,00, in de vrijwaringszaak verwijst de zaak naar de rol van 23 maart 2011 voor het nemen van een conclusie van antwoord in vrijwaring door RRE, houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2011.