ECLI:NL:GHSHE:2017:908

Vergelijkbare documenten
Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARN:2009:BH3792

ECLI:NL:GHSHE:2017:891

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:RBGEL:2016:1041

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 10 februari 2015.

ECLI:NL:GHAMS:2016:5666 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578

ECLI:NL:GHLEE:2010:BL7457 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBDHA:2016:13684

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:RBALM:2010:BM9518

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:RBONE:2013:BY9769

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:RBNNE:2015:6277

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2017:1325

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBGEL:2014:6552

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

ECLI:NL:RBZUT:2010:BM8951

ECLI:NL:RBROT:2016:10337

ECLI:NL:GHDHA:2015:1193

ECLI:NL:GHSGR:2009:BK5211

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBDHA:2017:551

Parketnummer: /19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak

ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6472

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:GHARL:2015:8983

ECLI:NL:GHARN:2004:AQ5960

ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042

ECLI:NL:RBDHA:2014:1284

ECLI:NL:GHARL:2017:6481

ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2264

ECLI:NL:GHAMS:2017:2691 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

ECLI:NL:GHDHA:2014:2351

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540

ECLI:NL:GHDHA:2014:1798

ECLI:NL:GHAMS:2017:3023 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer


ECLI:NL:GHSHE:2007:BA1899

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699

ECLI:NL:GHDHA:2014:205

ECLI:NL:RBZUT:2012:BX2401

ECLI:NL:RBASS:2012:BW7835

ECLI:NL:GHSGR:2009:BN4085

Transcriptie:

ECLI:NL:GHSHE:2017:908 Instantie Datum uitspraak 28-02-2017 Datum publicatie 17-07-2017 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003124-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger beroep Artikelen 225, 321 en 326 Sr. Veroordeling ter zake van het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, meermalen gepleegd. Vrijspraakoverweging verduistering in dienstbetrekking en oplichting. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak Afdeling strafrecht Parketnummer : 20-003124-16 Uitspraak : 28 februari 2017 TEGENSPRAAK Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-hertogenbosch gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, zitting houdende te Zutphen, van 23 juni 2016 in de strafzaak met parketnummer 05-054650-16 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978, wonende te [adres]. Hoger beroep

De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij verwijzingsbeslissing van 3 oktober 2016 de zaak verwezen naar dit hof. Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair ten laste gelegde (kort gezegd: verduistering, in dienstbetrekking gepleegd) bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdediging heeft ten aanzien van de primair ten laste gelegde verduistering in dienstbetrekking en de subsidiair eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde oplichting vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het subsidiair tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde gebruik maken van een valselijk opgemaakt geschrift heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof. Voorts is geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding. Vonnis waarvan beroep Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter. Tenlastelegging Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 augustus 2014 tot en met 03 november 2015 te Harderwijk, (telkens) opzettelijk een geldbedrag (tot een totaal van ongeveer 9204,98 EURO), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) geldbedrag(en) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als vestigingsverantwoordelijk manager vestiging Harderwijk ( [adres] aldaar), in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 augustus 2014 tot en met 03 november 2015 te Harderwijk, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [bedrijf] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van in totaal ongeveer 9204,98 en/of een of meerdere dinerbonnen, door terwijl verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als vestigingsverantwoordelijke manager vestiging Harderwijk ( [adres] aldaar) meerdere fictieve inkoopfacturen en/of (kas)bon(nen) voor goederen en/of diensten (die niet op die wijze geleverd zijn) in te boeken in de kasadministratie en/of boekhouding, te weten: - een factuur d.d. 18 maart 2015 ten bedrage van 2405,- betreffende de aankoop van lichtmetalen velgen; - een factuur d.d. 11 juni 2015 ten bedrage van 1600,- met als omschrijving inkoop gebruikte wielen ten behoeve van occassion ; - een factuur d.d. 2 november 2015 ten bedrage van 2499,98 betreffende de levering van een wielset inclusief banden; - (kas)bon(en) voor dinerbonnen met een totaalbedrag van 1450,-; - (kas)bon d.d. 8 september 2014 betreffende een sponsorbijdrage aan [tennisvereniging] ; - (kas)bon d.d. 18 maart 2015 betreffende een bijdrage aan [ondernemerscafé], waardoor voornoemde [bedrijf] werd bewogen tot de afgifte van genoemd geldbedrag en/of dinerbonnen en/of hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 augustus 2014 tot en met 3 november 2015 te Harderwijk, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door als vestigingsverantwoordelijk manager in dienst bij [bedrijf], vestiging Harderwijk, meerdere (fictieve) facturen en/of (kas)bon(en) op te nemen in de kasadministratie en/of boekhouding van [bedrijf], te weten: - een factuur d.d. 18 maart 2015 ten bedrage van 2405,- betreffende de aankoop van lichtmetalen velgen; - een factuur d.d. 11 juni 2015 ten bedrage van 1600,- met als omschrijving inkoop gebruikte wielen ten behoeve van occassion ; - een factuur d.d. 2 november 2015 ten bedrage van 2499,98 betreffende de levering van een wielset inclusief banden; - (kas)bon(en) voor dinerbonnen met een totaalbedrag van 1450,-; - (kas)bon d.d. 8 september 2014 betreffende een sponsorbijdrage aan [tennisvereniging] ;

- (kas)bon d.d. 18 maart 2015 betreffende een bijdrage aan [ondernemerscafé]. De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. Zo heeft het hof de factuurdatum onder het subsidiair eerste en tweede alternatief/cumulatief, tweede gedachtestreepje verbeterd gelezen, in die zin dat het d.d. 11 juni 2015 betreft. De verdachte is door deze verbeteringen niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak primair en subsidiair eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het primair ten laste gelegde (verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft) heeft begaan. Daartoe overweegt het hof als volgt. De verdachte is ter terechtzitting van de politierechter en het hof stellig teruggekomen op de bekennende verklaring van de verduistering in dienstbetrekking, zoals afgelegd bij de politie. De verdediging heeft in dat verband betoogd dat de verdachte niet in de gelegenheid is gesteld om een advocaat te raadplegen, ook niet op het moment dat hij daarom expliciet gevraagd zou hebben. Voorts zou de verdachte zich onder druk gezet hebben gevoeld, vanwege het feit dat langer verblijf bij de politie zou kunnen leiden tot verlies van zijn nieuwe baan. Het karakter van de verdachte, inhoudende dat hij anderen graag tevreden wil stellen, zou ook een doorslaggevende rol hebben gespeeld bij het afleggen van de bekentenis. Het hof is van oordeel dat niet is uit te sluiten dat de verdachte dermate onder druk heeft gestaan dat hij bij de politie de verduisteringshandelingen heeft bekend. Voor het hof is voorts aannemelijk geworden dat de verdachte zich zowel in de arbeidsrechtelijke procedure tegen de werkgever als bij de politie heeft verzet tegen de stellingen van de werkgever inhoudende dat de verdachte zou hebben toegegeven geld te hebben verduisterd c.q. weggenomen. Te meer nu de overige verklaringen van de verdachte daar volledig contrair aan zijn, zal de bij de politie afgelegde bekennende verklaring niet worden gebruikt voor het bewijs. In het dossier bevinden zich overigens geen andere bewijsmiddelen die de conclusie rechtvaardigen dat buiten redelijke twijfel verheven is dat de verdachte de ten laste gelegde verduistering in dienstbetrekking heeft begaan. Mitsdien zal hij daarvan worden vrijgesproken. Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting evenmin door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het subsidiair eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde (oplichting) heeft begaan. Naar het oordeel van het hof wordt het handelen van de verdachte gekenmerkt door het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, zoals onder het subsidiair tweede alternatief/cumulatief ten laste is gelegd. Niet in alle gevallen waarin sprake is van een vorm van bedrog of het gebruik maken van vervalste geschriften, kan het handelen van de persoon die zich daaraan schuldig maakt echter ook worden aangemerkt als oplichting. Als belangrijk gemeenschappelijk kenmerk van de verschillende

in art. 326 van het Wetboek van Strafrecht opgenomen oplichtingsmiddelen kan worden genoemd dat de verdachte door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen bij een ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wil roepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken (vgl. Hoge Raad 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2892). Naar het oordeel van het hof is daarvan bij de verdachte onvoldoende gebleken. Bovendien is geen wettig bewijs voorhanden voor de omstandigheid dat [bedrijf] is bewogen tot de afgifte van geldbedragen. Het hof is daarom van oordeel dat de verdachte van oplichting, zoals subsidiair onder het eerste alternatief/cumulatief ten laste is gelegd, behoort te worden vrijgesproken. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op tijdstippen in de periode van 7 oktober 2014 tot en met 3 november 2015 te Harderwijk, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door als vestigingsverantwoordelijk manager in dienst bij [bedrijf], vestiging Harderwijk, meerdere fictieve facturen op te nemen in de kasadministratie en/of boekhouding van [bedrijf], te weten: - een factuur d.d. maart 2015 ten bedrage van 2405,- betreffende de aankoop van lichtmetalen velgen; - een factuur d.d. 11 juni 2015 ten bedrage van 1600,- omschrijving inkoop gebruikte wielen; - een factuur d.d. 2 november 2015 ten bedrage van 2499,98 betreffende de levering van een wielset inclusief banden. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Met name acht het hof het bewijs er voor tekort schieten dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte en/of vervalste (kas)bonnen. Niet alleen heeft de verdachte verklaard de dinerbonnen en sponsorbijdragen daadwerkelijk te hebben uitgegeven, er is ook geen nader onderzoek gedaan (bij de begunstigden van de dinerbonnen en sponsorbijdragen). Bewijsmiddelen Ten aanzien van het bewezen verklaarde volstaat het hof, gelet op de bekennende verklaring van verdachte daaromtrent, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. 1 1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 17 november 2015, opgesteld door verbalisant [verbalisant 1], buitengewoon opsporingsambtenaar domein generieke opsporing van de politieeenheid Midden-Nederland, district stad Utrecht, proces-verbaalnummer PL0900-2015348345-1,

dossierpagina s 17 tot en met 21, voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever] namens de benadeelde [bedrijf], gevestigd te Amersfoort. 2. Drie schriftelijke bescheiden, te weten: - een factuur van maart 2015 ten bedrage van 2405,00, dossierpagina 61; - een factuur d.d. 11 juni 2015, ten bedrage 1600,00 met bijbehorende journaalposten, dossierpagina s 56-58; - een factuur d.d. 2 november 2015 ten bedrage van 2499,98, dossierpagina 60. 3. Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof s-hertogenbosch van 14 februari 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte ten aanzien van het opzettelijk gebruik maken van vervalste geschriften. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd: opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is strafbaar. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, voor zover bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, meermalen gepleegd. De verdachte heeft door facturen valselijk op te maken en deze te gebruiken in de administratie van [bedrijf] het vertrouwen dat zijn werkgever in hem heeft gesteld, ernstig geschonden. Als verantwoordelijk vestigingsmanager zou hij juist een voorbeeldfunctie moeten vervullen. Daarnaast schaadt de handelswijze van de verdachte het algemene vertrouwen dat het handelsverkeer moet kunnen stellen in de juistheid van de boekhouding van vennootschappen. Het hof heeft ten voordele van de verdachte acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 9 december 2016, betrekking hebbende op de verdachte, waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan het bewezen verklaarde niet eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld. Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij door het onderhavige feit is ontslagen door zijn voormalig werkgever, alsmede de omstandigheid dat verdachte zich onder behandeling van een psycholoog heeft laten stellen om de achtergronden van zijn handelen te leren begrijpen en daaruit voor de toekomst lering te trekken. Alles afwegende acht het hof, evenals de politierechter, oplegging van een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis, passend en geboden. Vordering van de benadeelde partij [bedrijf] De benadeelde partij [bedrijf] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van 9.204,80. Deze vordering is door de politierechter bij vonnis waarvan beroep gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van 6.504,98, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2015 voor een bedrag van 2405,00, vanaf 11 juni 2015 voor een bedrag van 1.600,00 en vanaf 2 november 2015 voor een bedrag van 2.499,98, telkens tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Daarnaast is de verdachte veroordeeld in de proces- en executiekosten. De benadeelde partij heeft in hoger beroep haar volledige vordering gehandhaafd. De verdediging heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering.

Het hof stelt voorop dat de concrete omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de beantwoording van de vraag of voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen (in dit geval: opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, meermalen gepleegd) en de door de benadeelde partij geleden schade om te kunnen aannemen dat deze door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Zoals hiervoor is overwogen is in het onderhavige geval niet komen vast te staan dat de verdachte een of meer geldbedragen heeft verduisterd. Gelet hierop is het hof van oordeel dat nader onderzoek noodzakelijk is naar de vraag of, en zo ja, in hoeverre, voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van de verdachte het meermalen vervalsen van de boekhouding en de door de benadeelde partij gevorderde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen, al dan niet deels, rechtstreeks schade heeft geleden. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Mitsdien zal het hof de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Voor wat betreft de proceskosten zal het hof bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. BESLISSING Het hof: vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht: verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar; veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis; verklaart de benadeelde partij [bedrijf] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen. Aldus gewezen door: mr. P.J. Hödl, voorzitter, mr. J. Platschorre en mr. J.A. van Zon, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. J.N. van Veen, griffier, en op 28 februari 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken. Mr. J.A. van Zon is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen. 1 Hierna wordt tenzij anders vermeld steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politieeenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, basisteam Veluwe-West, registratienummer PL0600-2016081313, afgesloten d.d. 16 maart 2016, op ambtseed opgesteld door verbalisant [verbalisant 2] en op ambtsbelofte door verbalisant [verbalisant 3], inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina s 1-128.