Rosemount magnetisch flowmetersysteem (transmitter en meetbuis) met FOUNDATION fieldbus. Start

Vergelijkbare documenten
Rosemount magnetisch flowmetersysteem (transmitter en meetbuis)

Start. Stap 8: Bescherming tegen lekkage (optioneel) Stap 9: Zet de transmitter aan. Stap 10: Controleer de procesaansluitingen

Rosemount 848L. Discrete Logic Transmitter met FOUNDATION veldbus. Productnietlangerleverbaar' Rosemount 848L

Rosemount 8700 Series magnetische flowmetersensoren

Rosemount magnetisch flowmetersysteem (transmitter en meetbuis)

Rosemount 752 externe indicator met FOUNDATION veldbusprotocol

Rosemount 5400 Series

Rosemount 752 externe indicator met FOUNDATION veldbusprotocol

Rosemount 415 Fire Pump

Rosemount 8712E magnetisch flowmetersysteem (transmitter en sensor)

ATEX installatieinstructies. Micro Motion CMF400- sensoren met hulpversterker

Rosemount 8732E magnetisch flowmetersysteem met FOUNDATION -veldbus (transmitter en sensor)

Rosemount golfgeleide radar

Model 3700 transmitter (9-draads) of Model 3350 randapparatuur

Mobrey MCU900-serie 4 20 ma + HART-compatibele controller

Micro Motion model 775

Productnietlangerleverbaar'

Rosemount 144 pc-programmeerbare temperatuurtransmitters Productnietlangerleverbaar'

Rosemount 3244MVF MultiVariable temperatuurtransmitter

ATEX installatieinstructies. Micro Motion T-serie-sensoren

Installatie-instructies P/N MMI , Rev. A februari ATEX installatie-instructies voor Micro Motion Model LFT Low Flow-transmitters

Rosemount 5400 niveautransmitter

Rosemount 8732E magnetische-flowmetersysteem (transmitter en sensor)

ATEX installatieinstructies. Micro Motion F-seriesensoren DMT 01 ATEX E 158 X

Rosemount 702 draadloze discrete transmitter

Rosemount 3095FT massaflow-transmitter

Installatie Instructies P/N MMI , Rev. AA Juli ATEX installatieinstructies. Micro Motion transmitters model 9701/9703

Rosemount 3490-serie 4 20 ma + HART-compatibele controller

ATEX installatie-instructies voor Micro Motion ELITE -sensors

Rosemount 5600 Series radarniveautransmitter met HART en Foundation Fieldbus-protocol

Golfgeleide radar met Rosemount 9901-kamers

Productnietlangerleverbaar'

ATEX installatieinstructies. Micro Motion D- en DL-sensoren

ATEX installatieinstructies. Micro Motion H-seriesensoren

Micro Motion CNG050 sensoren

Systeemplanning NED-1

Keystone OM13 - EPI-2 driedraads module Handleiding voor installatie en onderhoud

Installatie-instructies P/N MMI , Rev. A September ATEX installatie-instructies voor Micro Motion MVD Direct Connect -meters

Rosemount 3308-serie draadloze golfgeleide radar, 3308A

Rosemount 753R externe indicator internetbewaking

Installatie Instructies P/N , Rev. C Juni Voor transmitterinstallaties met ATEX-goedkeuring

Reliance DuraStar INSTALLATIE-, BEDIENINGS- en ONDERHOUDSINSTRUCTIES

Productnietlangerleverbaar'

Hoge Antennewinst Lage Ruis DVB-T binnen- en buitenantenne

HANDLEIDING ATEX Explosionproof

Rosemount Veiligheidsinstructies ATEX en IECEx drukvast. Aanvulling op handleiding , Rev AA Mei 2009 Rosemount 2130

Terminator. ZP-PTD100-WP Aansluitset temperatuursensor. The Heat Tracing Specialists INSTALLATIEMETHODEN

Druktransmitter uit de Rosemount 3051S-serie met HART -oplossingen voor draadloze toepassingen

Rosemount 3490-serie 4 20 ma + HART-compatibele regelaar

E69F Elektro-pneumatische signaalomvormer en E69P Elektro-pneumatische klepstandsteller. Veiligheidsinformatie

Rosemount 3095FC multivariabele massaflowtransmitter

DTTH SCHAKELAAR VOOR TEMPERATUUR EN VOCHTIGHEID. Montage & gebruiksvoorschriften

Installatie-instructies P/N MMI , Rev. A September ATEX installatie-instructies voor Micro Motion - transmitters, model 2200

Snelstartgids , v. BB Juni Sensorconstructie Rosemount 0065/0185

Snelstartgids , Rev. BA Februari Rosemount 0085-buisklemsensorconstructie

Model RFT9739 Instructies voor transmitterinstallatie

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 4500-laserprinter

PDM-8-MB POM (VOEDING OVER MODBUS) Montage & gebruiksvoorschriften

Rosemount 8714D (kalibratiestandaard) magnetische meetbuissimulator. Snelstartgids , Rev DA Maart 2014

ACS-30-EU-MONI-RMM2-E

Handleiding Explosieveilig timerrelais Type AR-023. II 3 D Ex tc IIIC T80ºC Dc

Montage handleiding Meskantafsluiters

Installatie-instructies P/N MMI , Rev. A Juli ATEX installatie-instructies voor Micro Motion - transmitters, modellen 1500 en 2500

Rosemount 485 Annubar Pak-Lok-constructie

BELANGRIJKE KENNISGEVING

OFFICINE OROBICHE S.p.A. 1/5 GEBRUIKERSHANDLEIDING VOOR MAGNETISCHE sensoren voor serie 2000 instrumenten

FACILA DP091, DP092. Buitenpost opbouw met camera. Montage- en gebruikershandleiding

Adapters en verloopmoeren van metaal

Emotron PTC/PT100 board 2.0 Optie

Installatie & Onderhoudsinstructies 10/2015

Rosemount 585 Main Steam Annubar met ondersteuning aan tegenoverliggende kant

Installatie & Onderhoudsinstructies

Rosemount 644H-temperatuurtransmitters met FOUNDATION -veldbus

INSTALLATIE INSTRUCTIES VOOR VLINDERKLEPPEN

FACILA DP093. Buitenpost inbouw met camera. Montage- en gebruikershandleiding

Installatie instructies

Product information Scheidingsversterkers en Beveiliging

Handleiding. Explosieveilige schemerschakelaar Type AR-022. II 3 G Ex nr IIC T6 Gc II 3 D Ex tc IIIC T80ºC Dc

Rosemount 3051-druktransmitter met FOUNDATION -Fieldbus Rosemount 3051CF-serie flowmetertransmitter met FOUNDATION -Fieldbus

CE-vereisten P/N MMI , Rev. AA Januari Micro Motion 9739 MVD-transmitters CE-vereisten

GEVAAR: WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: LET OP:

Het typenummer is te vinden op de identificatiesticker aan de onderzijde van het product.

XRS-5/XRS-5C SENSOR. Gebruiksaanwijzing September 1999 XRS-5 SENSOR

GPRS-A. Universele monitoringsmodule. Quick start. De volledige handleiding is verkrijgbaar op Firmware versie 1.00 gprs-a_sii_nl 02/18

DS200 Magmeter. Elektromagnetische flowmeter met USB-interface

GEBRUIKSAANWIJZING Thermometer PCE-IR 50

Magneetklep DN15 t/m DN150

HANDLEIDING. Sesame. Thermoplastic Tank Technologies

Naslaghandleiding , Rev AB Juli 2011 Rosemount Rosemount Veiligheidsinstructies.

HP Power Distribution Rack

KAPTIV-CS SERVICE KIT

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 5500-laserprinter

ACS-30-EU-PCM2-x-32A

PTC 2.0-optieprint. PTC/RTC-optieprint. Gebruiksaanwijzing Nederlands. Voor frequentieregelaar Emotron VFX/FDU 2.0-IP2Y. Voor Emotron FlowDrive-IP2Y

Conettix Cellular Communicators

Micro Motion MVD Direct Connect -meters

Versnellingsschakelaar

CS-1600 HANDLEIDING. CS-1600_manual_nl

Snelstartgids , Rev BA November Rosemount 4088B MultiVariable -transmitter met BSAP/MVS-protocollen

Transcriptie:

magnetisch flowmetersysteem (transmitter en meetbuis) met FOUNDATION fieldbus Start Stap 1: Vóór de installatie Stap 2: Transport Stap 3: Montage Stap 4: Installatie (geflensde meetbuis) Stap 4: Installatie (flensloze meetbuizen) Stap 4: Installatie (hygiënische meetbuizen) Stap 5: Aarding Stap 6: Bedrading Stap 7: Basis-configuratie Stap 8: Bescherming tegen lekkage (optioneel) Stap 9: Leg voeding aan naar de transmitter Stap 10: Controleer de procesaansluitingen Stap 11: Controleer de configuratie Einde Productnietlangerleverbaar' www.rosemount.com

2003 Inc. Alle rechten voorbehouden. Alle merken zijn eigendom van de eigenaar. Inc. 8200 Market Boulevard Chanhassen, MN 55317, VS T (VS) (800) 999-9307 T (internationaal) (952) 906-8888 F (952) 949-7001 Emerson Process Management bv Postbus 212 2280 AE Rijswijk T (070) 413 66 66 F (070) 390 68 15 E info.nl@emersonprocess.com www.emersonprocess.nl Emerson Process Management Flow Postbus 350 3900 AJ Veenendaal Wiltonstraat 30 3g05 UW Veenendaal T 31 (0) 318 49 55 55 F 31 (0) 318 49 55 56 Emerson Process Management nv/sa De Kleetlaan, 4 B-1831 Diegem Belgie T (32) 2 716 7711 F (32) 2 725 83 00 www.emersonprocess.be Emerson Process Management Asia Pacific Private Limited 1 Pandan Crescent Singapore 128461 T (65) 6777 8211 F (65) 6777 0947/ 65 6777 0743 BELANGRIJKE KENNISGEVING Deze installatiegids bevat elementaire richtlijnen voor de 8742C. Hij bevat geen gedetailleerde instructies voor configuratie, diagnostiek, onderhoud, probleemoplossing en explosieveilige, drukvaste of intrinsiek veilige (I.S.) installaties. Raadpleeg de naslaghandleiding van de 8742C (publicatienummer 00809-0100-4793) voor nadere instructies. De handleiding en deze beknopte installatiegids zijn ook in digitale vorm beschikbaar op www.rosemount.com.

WAARSCHUWING Als u deze installatierichtlijnen niet opvolgt, kan ernstig of dodelijk letsel het gevolg zijn. De installatie- en onderhoudsinstructies zijn uitsluitend bestemd voor gebruik door bevoegd personeel. Voer geen andere onderhoudswerkzaamheden uit dan degene die in de gebruiksaanwijzing beschreven staan, tenzij u er bevoegd toe bent. Controleer of de gebruiksomgeving van de meetbuis en transmitter overeenkomt met de van toepassing zijnde FM-, CSA- of CENELEC-goedkeuring. Sluit een 8742C niet aan op een meetbuis die niet van is en die zich in een explosiegevaarlijke atmosfeer bevindt. WAARSCHUWING De meetbuis-bekleding kan gemakkelijk beschadigd worden bij het transport. Leg nooit iets door de meetbuis heen om hem op te tillen of om te wrikken. Door beschadiging van de bekleding kan de meetbuis onbruikbaar worden. Gebruik om schade aan de uiteinden van de meetbuis-bekleding te voorkomen geen metalen pakkingen of pakkingen met spiraalvorm. Als de meetbuis regelmatig verwijderd moet worden, neem dan voorzorgsmaatregelen ter bescherming van de uiteinden van de bekleding. Vaak worden ter bescherming korte passtukken aangebracht op de uiteinden van de meetbuis. Correct aanhalen van de flensbouten is essentieel voor een goede werking en lange levensduur van de meetbuis. Alle bouten moeten in de juiste volgorde worden aangehaald tot het gespecificeerde aanhaalmoment. Als u deze aanwijzingen niet opvolgt, kan ernstige schade aan de bekleding van de meetbuis ontstaan en moet de meetbuis misschien vervangen worden.

STAP 1: VÓÓR DE INSTALLATIE Voordat u de 8742C magnetische flowmeter-transmitter installeert, moet u een aantal stappen uitvoeren waardoor het installatieproces vergemakkelijkt wordt. Deze stappen omvatten het identificeren van de opties en configuraties die voor u van toepassing zijn, het zo nodig instellen van de hardware-schakelaars en het afwegen van de fysieke vereisten. Op de montageplaats voor de 8742C moet genoeg ruimte zijn voor een stevige montage, gemakkelijke toegang tot de kabelaansluitingen en het volledig kunnen openen van de transmitterdeksels. Vermijd voor een maximale levensduur van de transmitter overmatige hitte en trillingen. Typische probleemgebieden zijn leidingen met sterke vibratie met integraal gemonteerde transmitters, installaties in een warm klimaat in direct zonlicht en buiteninstallaties in een koud klimaat. Om mogelijke problemen te voorkomen kunnen op afstand gemonteerde transmitters worden geïnstalleerd in de regelkamer. Hierdoor wordt de elektronica beschermd tegen de omstandigheden en heeft u gemakkelijke toegang voor configuratie en onderhoud. Hardware-schakelaars De elektronicaprint van de 8742C is uitgerust met twee door de gebruiker in te stellen hardware-schakelaars. Met deze schakelaars stelt u de simulatie-activering en de transmitterbeveiliging in. Bij verzending uit de fabriek zijn deze schakelaars standaard als volgt ingesteld: Activering simulatie: uit Transmitterbeveiliging: uit

De schakelaars bevinden zich op de bovenste van de elektronica-printen van de transmitter. Afbeelding 1. Hardware-schakelaars activering simulatie transmitterbeveiliging De instellingen van de hardware-schakelaars wijzigen Meestal hoeven de instellingen van de hardware-schakelaars niet gewijzigd te worden. Als de instellingen van de schakelaars gewijzigd moeten worden, volgt u de stappen in de handleiding. Draai de transmitterbehuizing De elektronicabehuizing kan op de meetbuis gedraaid worden in stappen van 90 door de vier montagebouten onder op de behuizing los te draaien, de behuizing te draaien en de bouten vervolgens weer aan te brengen. Als de behuizing weer in de oorspronkelijke stand wordt gezet, zorg dan dat het oppervlak schoon is en dat er geen kier is tussen de behuizing en de meetbuis.

STAP 2: TRANSPORT Transporteer alle onderdelen voorzichtig om schade te voorkomen. Transporteer het systeem zo mogelijk in de oorspronkelijke verpakkingen naar de installatielocatie. Met Teflon beklede meetbuizen worden verzonden met einddoppen waardoor ze beschermd zijn tegen mechanische schade en de gewone vervorming die anders optreedt. Verwijder de einddoppen pas net voor de installatie. Afbeelding 2. Ondersteuning van de 8705-meetbuis voor transport meetbuizen van 15 tot en met 100 mm (½ tot en met 4 inch) meetbuizen van 150 mm (6 inch) en groter 8732-0281B02A, C02A

STAP 3: MONTAGE Rechte lengte voor en na de meter Om te zorgen dat de meetbuis aan de specificaties blijft voldoen onder alle verschillende procesomstandigheden dient hij geïnstalleerd te worden met minstens vijf rechte buisdiameters vóór en minstens twee rechte buisdiameters ná het elektrodevlak (zie afbeelding 3). Afbeelding 3. Rechte buisdiameters voor en na de meter 5 buisdiameters 2 buisdiameters stroomrichting 8732-0281G02A Richting van de stroom De meetbuis moet zo worden gemonteerd dat de PUNT van de stroomrichtingspijl, afgebeeld op het meetbuis-identificatielabel, in de richting van de stroom door de buis wijst. Stand van de meetbuis De meetbuis moet zo worden geïnstalleerd dat hij tijdens bedrijf altijd volledig gevuld is. Een verticale installatie laat opwaartse procesvloeistofstroming toe en zorgt ervoor dat het doorsnede-oppervlak altijd gevuld is, onafhankelijk van de flow-snelheid. Horizontale installatie is alleen geschikt in lage buisgedeeltes die gewoonlijk gevuld zijn. Zorg in dit geval dat het elektrodevlak binnen 45 graden van horizontaal ligt.

Afbeelding 4. Stand van de meetbuis A STROOMRICHTING STROOM- RICHTING 8732-0005A01A, 8732-0005A01C De elektrodes in de 8705-meetbuis staan goed gericht als de twee meetelektrodes in de standen 3 uur en 9 uur staan, zoals te zien rechts in afbeelding 4. De elektrodes in de 8711 staan goed gericht als de bovenkant van de meetbuis verticaal dan wel horizontaal staat, zoals te zien in afbeelding 5. Vermijd montagestanden waarbij de bovenkant van de meetbuis op 45 van de verticale of horizontale stand gericht staat. Afbeelding 5. Montagestand 8711 45 elektrodevlak 45 elektrodevlak 8711-8711-E01A, 8711-8711-F01A

STAP 4: INSTALLATIE (GEFLENSDE MEETBUIS) Pakkingen Voor elke aansluiting van de meetbuis op een aangrenzend instrument of buisgedeelte is een pakking vereist. De pakkingen moeten van een materiaal zijn dat verenigbaar is met de procesvloeistof en de bedrijfsomstandigheden. Metalen pakkingen en pakkingen met spiraalvorm kunnen de bekleding beschadigen. Aan weerszijden van de aardingsring is een pakking vereist. Voor alle andere toepassingen (inclusief meetbuizen met bekledingsbescherming of een aardelektrode) is slechts één pakking vereist voor elke eindaansluiting. Flensbouten Aanbevolen aanhaalmomenten voor elke maat meetbuis en elk type bekleding staan in tabel 1 voor ASME B16.5 (ANSI)-flenzen en in tabel 2 voor DIN-flenzen. Raadpleeg de fabrikant als de flensclassificatie van de meetbuis niet voorkomt in de tabellen. Haal de flensbouten vóór de meetbuis, in de volgorde aangegeven in afbeelding 6, aan tot 20% van het aanbevolen aanhaalmoment. Herhaal deze procedure aan de kant ná de meetbuis. Haal bij meetbuizen met meer of minder flensbouten de bouten aan in een soortgelijke kruisgewijze volgorde. Herhaal deze volledige aanhaalreeks tot 40%, 60%, 80% en ten slotte 100% van de aanbevolen aanhaalmomenten of totdat het lekken tussen de proces- en de meetbuisflenzen stopt. Als het lekken bij het aanbevolen aanhaalmoment nog niet is opgehouden kunnen de bouten in stappen van 10% verder worden aangehaald totdat de verbindingen stoppen met lekken of totdat het gemeten aanhaalmoment de maximale aanhaalspecificatie van de bouten bereikt. De bescherming van de bekleding in overweging nemende komt de gebruiker vaak tot een ander aanhaalmoment waarbij het lekken ophoudt, afhankelijk van de specifieke combinatie van flenzen, bouten, pakkingen en het bekledingsmateriaal van de meetbuis. Controleer op lekkage bij de flenzen nadat u de bouten heeft aangehaald. Als u niet de juiste aanhaalmethode gebruikt, kan dat tot ernstige schade leiden. De verbindingen van een meetbuis moeten 24 uur na de

eerste installatie nogmaals worden aangehaald. In de loop der tijd kan het bekledingsmateriaal van een meetbuis vervormd raken door de druk. Afbeelding 6. Aanhaalvolgorde flensbouten 8 bouten 8742f_01a.eps Tabel 1. Aanbevolen aanhaalmomenten flensbouten voor de 8705- en 8707-meetbuizen met hoge signaalsterkte Maatcode Leidingdiameter Teflon/ Tefzel/ PFA-bekledingen Klasse 150 Klasse 300 (pound-foot) (pound-foot) Polyurethaan/ neopreen/ Linatex-bekledingen Klasse 150 Klasse 300 (pound-foot) (pound-foot) 005 15 mm ( 1 /2-inch) 8 8 010 25 mm (1 inch) 8 12 015 40 mm (1 1 /2 inch) 13 25 7 18 020 50 mm (2 inch) 19 17 14 11 030 80 mm (3 inch) 34 35 23 23 040 100 mm (4 inch) 26 50 17 32 060 150 mm (6 inch) 45 50 30 37 080 200 mm (8 inch) 60 82 42 55 100 250 mm (10 inch) 55 80 40 70 120 300 mm (12 inch) 65 125 55 105 140 350 mm (14 inch) 85 110 70 95 160 400 mm (16 inch) 85 160 65 140 180 450 mm (18 inch) 120 170 95 150 200 500 mm (20 inch) 110 175 90 150 240 600 mm (24 inch) 165 280 140 250 300 750 mm (30 inch) 195 415 165 375 360 900 mm (36 inch) 280 575 245 525

Tabel 2. Aanhaalmomenten flensbouten en boutbelastingsspecificaties voor de 8705 005 15 mm (0.5 inch) 010 25 mm (1 inch) 015 40 mm (1.5 inch) 020 50 mm (2 inch) 030 80 mm (3 inch) 040 100 mm (4 inch) 060 150 mm (6 inch) 080 200 mm (8 inch) 100 250 mm (10 inch) 120 300 mm (12 inch) 140 350 mm (14 inch) 160 400 mm (16 inch) 180 450 mm (18 inch) 200 500 mm (20 inch) 240 600 mm (24 inch) Teflon/Tefzel-bekleding PN10 PN 16 PN 25 PN 40 (newton) (newton) (newton) Maatcode Leidingdiameter (newtonmeter) (newtonmeter) (newtonmeter) (newtonmeter) (newton) 10 4400 10 4400 20 10100 20 10100 50 16100 50 16100 60 20100 60 20100 50 16800 50 16800 50 17800 70 19600 90 24700 130 28700 130 35200 90 19700 130 29200 170 34400 100 28000 130 28300 190 38000 250 44800 120 32000 170 38400 190 38600 270 47700 160 43800 220 49500 320 57200 410 68100 220 50600 280 56200 410 68100 610 92900 190 43200 340 68400 330 55100 420 64000 230 51100 380 68900 440 73300 520 73900 290 58600 570 93600 590 90100 850 112000

010 25 mm (1 inch) 015 40 mm (1.5 inch) 020 50 mm (2 inch) 030 80 mm (3 inch) 040 100 mm (4 inch) 060 150 mm (6 inch) 080 200 mm (8 inch) 100 250 mm (10 inch) 120 300 mm (12 inch) 140 350 mm (14 inch) 160 400 mm (16 inch) 180 450 mm (18 inch) 200 500 mm (20 inch) 240 600 mm (24 inch) Polyurethaan-, Linatex- en neopreen-bekledingen PN 10 PN 16 PN 25 PN 40 (newton) (newton) (newton) Maatcode Leidingdiameter (newtonmeter) (newtonmeter) (newtonmeter) (newtonmeter) (newton) 20 7040 20 7040 30 10700 30 10700 40 13400 40 13400 30 11100 30 11100 40 11700 50 13200 60 16400 90 19200 90 23400 60 13100 90 19400 110 22800 70 18600 80 18800 130 25400 170 29900 80 21300 110 25500 130 25800 180 31900 110 29100 150 33000 210 38200 280 45400 150 33700 190 37400 280 45400 410 62000 130 28700 230 45600 220 36800 280 42700 150 34100 260 45900 300 48800 350 49400 200 39200 380 62400 390 60100 560 74400 STAP 4: INSTALLATIE (FLENSLOZE MEETBUIZEN) Pakkingen Voor elke aansluiting van de meetbuis op een aangrenzend instrument of buisgedeelte is een pakking vereist. De pakkingen moeten van een materiaal zijn dat verenigbaar is met de procesvloeistof en de bedrijfsomstandigheden. Metalen pakkingen en pakkingen met spiraalvorm kunnen de bekleding beschadigen. Aan weerszijden van de aardingsring is een pakking vereist. Voor alle andere toepassingen (inclusief meetbuizen met bekledingsbescherming of een aardelektrode) is slechts één pakking vereist voor elke eindaansluiting.

Uitlijning en bouten 1. Plaats bij leidingen met een diameter van 40 tot en met 200 mm (1 1 /2 tot en met 8 inch) centreerringen over beide uiteinden van de meetbuis. Voor leidingen met een kleinere diameter, 4 tot en met 25 mm (0.15 tot en met 1 inch), zijn geen centreerringen nodig. Steek bij PN 10-16 van 100 en 150 mm (4 en 6 inch) eerst de meetbuis met de ringen erin en vervolgens de tapbouten. De sleuven voor dit ring-scenario bevinden zich binnen op de ring. 2. Steek tapbouten voor de onderkant van de meetbuis tussen de buisflenzen. Specificaties voor de tapbouten staan in tabel 3. Gebruik van bouten van koolstofstaal op leidingen met een kleinere diameter, 4 tot en met 25 mm (0.15 tot en met 1 inch), in plaats van de gespecificeerde roestvrijstalen bouten, leidt tot verslechtering van de prestaties. Tabel 3. Specificaties tapbouten Nominale maat meetbuis Specificaties tapbouten 4 25 mm (0.15 1 inch) 316 SST ASTM A193, Grade B8M Klasse 1 gemonteerde draadtapbouten 40 200 mm (1 1 /2 1 inch) CS, ASTM A193, Grade B7 gemonteerde draadtapbouten 3. Plaats de meetbuis tussen de flenzen. Zorg dat de centreerringen goed in de tapbouten geplaatst zijn. De tapbouten moeten uitgelijnd zijn met de markeringen op de ringen die overeenkomen met de flens die u gebruikt. 4. Breng de overige tapbouten, ringen en moeren aan. 5. Haal aan tot de momentspecificaties genoemd in tabel 1. Haal de bouten niet te strak aan, anders wordt de bekleding beschadigd.

Afbeelding 7. Plaatsing pakkingen met centreerringen zelf aangeschafte pakking installatie, tapbouten, moeren en ringen centreerringen STROOM- RICHTING Flensbouten Haal de flensbouten in een kruisgewijze volgorde aan. Controleer altijd op lekkage bij de flenzen nadat u de flensbouten heeft aangehaald. De verbindingen van elke meetbuis moeten 24 uur na de eerste keer aanhalen van de flensbouten nogmaals worden aangehaald. Tabel 4. Maatcode Leidingdiameter Pound-foot Newton-meter 15F 4 mm (0.15 inch) 5 11 30F 8 mm (0.30 inch) 5 11 005 15 mm ( 1 /2-inch) 5 11 010 25 mm (1 inch) 10 9 015 40 mm (1 1 /2 inch) 15 14 020 50 mm (2 inch) 25 21 030 80 mm (3 inch) 40 20 040 100 mm (4 inch) 30 45 060 150 mm (6 inch) 50 77 080 200 mm (8 inch) 70 61 8732-0002A1A

STAP 4: INSTALLATIE (HYGIËNISCHE MEETBUIZEN) Pakkingen Voor elke aansluiting van de meetbuis op een aangrenzend instrument of buisgedeelte is een pakking vereist. De pakkingen moeten van een materiaal zijn dat verenigbaar is met de procesvloeistof en de bedrijfsomstandigheden. Pakkingen worden geleverd voor tussen de IDF- en de proceskoppelingsfitting, bijvoorbeeld een Tri-Clamp-fitting, op alle 8721 hygiënische meetbuizen, behalve als de proceskoppelingsfittingen niet zijn meegeleverd en het enige aansluitingstype een IDF-fitting is. Uitlijning en bouten Bij installatie van een magnetisch inductieve meter met hygiënische fittingen moeten de fabrieksnormen worden gevolgd. Er zijn geen speciale aanhaalmomenten of -methodes voor de bouten vereist. Afbeelding 8. Hygiënische installatie 8721 zelf aangeschafte klem zelf aangeschafte pakking N.B.: indien besteld, door de fabrikant geleverde klem en pakking 8721_a_06.eps

STAP 5: AARDING Raadpleeg tabel 5 om te bepalen welke aardingsoptie u moet volgen voor een juiste installatie. De meetbuis-behuizing moet altijd op aarde worden aangesloten volgens de landelijke en plaatselijke elektriciteitsvoorschriften. Als u dit niet doet kan de bescherming die de apparatuur u biedt verminderd worden. De inwendige aardverbinding (beschermende massa-aansluiting) in de aansluitkast is de inwendige-aardverbindingsschroef. Deze schroef is te herkennen aan het aardsymbool. Tabel 5. Installatie aarding Aardingsopties Geen aardingsoptieringen Aardings- Type buis Geleidende buis zie zonder binnenbekleding afbeelding 9 niet vereist Buis met geleidende binnenbedoende onvolkleding aarding Niet-geleidende onvoldoende buis aarding Aardelektrodes niet vereist zie zie afbeelding 10 afbeelding 9 zie zie afbeelding 11 afbeelding 12 Bekledingsbeschermingen zie afbeelding 10 zie afbeelding 10 zie afbeelding 11 Afbeelding 9. Geen aardingsopties of aardelektrode in buis met bekleding aarde 8705-0040C

Afbeelding 10. Aarding met aardingsringen of bekledingsbeschermers aarde aardingsringen of bekledingsbeschermingen 8705-038C Afbeelding 11. Aarding met aardingsringen of bekledingsbeschermers aarde aardingsringen 8711-0360a01b

Afbeelding 12. Aarding met aardelektrodes aarde 8711-0360a01a STAP 6: BEDRADING Kabel- en doorvoerbuis-aansluitingen De aansluitkast van zowel de meetbuis als de transmitter heeft een opening voor 20 mm (¾-inch) NPT-doorvoerbuis-aansluitingen. Bij het maken van deze aansluitingen moeten de plaatselijke elektriciteitsvoorschriften of die van de fabriek gevolgd worden. Ongebruikte openingen moeten worden afgedicht met metalen blindstoppen. Een juiste elektrische installatie is vereist om meetfouten als gevolg van elektrische ruis en interferentie te voorkomen. Aparte doorvoerbuizen voor de twee kabels zijn niet vereist, maar wel een exclusieve doorvoerbuis tussen elke transmitter en meetbuis. Voor de beste resultaten in een omgeving met veel elektrische ruis moet afgeschermde kabel gebruikt worden. Doorvoerbuiskabels Leg kabel van de juiste doorsnede door de doorvoerbuis-aansluitingen van uw magnetische flowmetersysteem. Leg de voedingskabel van de voedingsbron naar de transmitter. Leg de kabels van de spoelaandrijving en de elektrodes van de flowmeter naar de transmitter. Bewerk de uiteinden van de spoelaandrijvings- en elektrodekabels zoals afgebeeld in afbeelding 13. Laat maximaal 1 inch onafgeschermde draad open bij zowel de spoelaandrijvings- als de elektrodekabels. Te lange draden en kabels zonder afscherming kunnen elektrische ruis veroorzaken, met onstabiele meetresultaten als gevolg.

Afbeelding 13. Vergrote afbeelding bewerkte kabel 26 (1.00) kabelafscherming N.B. Afmetingen zijn in millimeter (inch) 8705/0041a.eps Stap 6.1 Aansluiting transmitter op de meetspoelen In deze paragraaf over bedrading wordt het aanleggen van voeding via de transmitter naar de meetbuisspoelen behandeld. De transmittervoeding naar de spoelen stuurt een pulserende DC-frequentie naar de meetbuis. Bedraad de transmitter volgens de plaatselijke elektriciteitsvoorschriften. Aard de transmitterbehuizing via de doorvoerbuisaansluiting met schroefdraad. Sluit voor wisselstroomtoepassingen de neutrale pool van de wisselstroom aan op de aansluitklem N en sluit de actieve pool van de wisselstroomvoeding aan op aansluitklem L1. Zorg bij gelijkstroomtoepassingen dat u de juiste polen aansluit op de positieve en negatieve aansluitklem. Units die werken op een voeding van 15 50 V dc kunnen tot 1 ampère stroom trekken. Volg ook de voedingsdraad- en uitschakelsvereisten hieronder:

Afbeelding 14. Voedingsstroom 1.0 voedingsstroom (ampère) 0.75 0.5 0.25 0 15 50 20 30 40 voedingsspanning (volt) I = 10/V I = voedingsstroomvereiste (ampère) V = voedingsspanning (volt) Vereisten voedingsdraad Gebruik draad van 12 tot 18 AWG, geschikt voor gebruik bij de verwachte temperaturen. Gebruik voor aansluitingen in een omgevingstemperatuur van meer dan 60 C (140 F) een draad die gespecificeerd is voor 80 C (176 F). Gebruik voor omgevingstemperatuur van meer dan 80 C (176 F) een draad die gespecificeerd is voor 110 C (230 F). Uitschakelen Sluit het instrument aan via een externe onderbreker of een schakelaar. Breng een duidelijk label aan op de onderbreker of schakelaar en plaats hem in de buurt van de transmitter, waarbij u de plaatselijke elektriciteitsvoorschriften volgt. Installatiecategorie De installatiecategorie voor de 8742C is (overspannings-) categorie II.

Stroombeveiliging De voedingsleidingen van de 8742C flowmeter-transmitter moeten gezekerd worden. De maximumspecificaties van de zekeringen zijn als volgt: Voedingsspanning Zekeringsspecificatie Fabrikant 110 V ac 250 V; 1 A, snelzekering Bussman-AGCI of equivalent 220 V ac 250 V; 0,5 A, snelzekering Bussman-AGCI of equivalent Stap 6.2 Communicatie-ingang transmitter Voor de FOUNDATION-fieldbus-communicatie is een voeding vereist van minimaal 9 V dc en maximaal 32 V dc bij de communicatie-aansluitklemmen van de transmitter. Overschrijd de 32 V dc bij de communicatie-aansluitklemmen van de transmitter niet. Voer geen wisselspanningslijnvoeding toe naar de communicatie-aansluitklemmen van de transmitter. Een onjuiste voedingsspanning kan schade toebrengen aan de transmitter. Netspanningsbewaking Elke Fieldbus-voeding vereist een netspanningsbewaker om de voedingsuitgang van het Fieldbus-bedradingssegment te ontkoppelen. Veldbedrading Er moet voeding worden geleverd voor FOUNDATION fieldbus-communicaties, onafhankelijk van de voeding voor de spoelen. Gebruik voor een optimaal resultaat een afgeschermde kabel met getwiste aders. Om een optimaal resultaat te behalen bij nieuwe toepassingen dient u een kabel met getwiste aders te gebruiken die speciaal ontworpen is voor veldbus-communicaties. Het aantal instrumenten op een veldbussegment wordt beperkt door de voedingsspanning, de kabelweerstand en hoeveel stroom die ieder instrument trekt. Tabel 6. Ideale kabelspecificaties voor veldbusbedrading Eigenschap Ideale specificatie Impedantie 100 ohm ± 20% bij 31,25 khz Diameter bedrading 18 AWG (0,8 mm 2 ) Bedekking door afscherming 90% Demping 3 db/km Capacitatieve asymmetrie 2 nf/km

Bedradingaansluiting transmitter De communicatie-aansluitklemmen zijn polariteitongevoelig: de polariteit van de gelijkstroomvoedingsdraden is niet van belang bij het aansluiten op de voedingsaansluitklemmen. Bij bedrading van schroefaansluitklemmen bevelen wij het gebruik van kabelschoenen aan. Draai de aansluitklemmen aan om te zorgen dat er goed contact is. Beide transmitterdeksels moeten geheel gesloten zijn om aan de vereisten voor explosieveiligheid te voldoen. Verwijder de transmitterdeksels niet in een explosiegevaarlijke atmosfeer wanneer de transmitter onder stroom staat. Afbeelding 15. Voedingsaansluitingen (De voeding, het filter, de eerste afsluitweerstand en het configuratie-apparaat bevinden zich doorgaans in de regelkamer.) 1900 m (6234 ft) max. (afhankelijk van de kenmerken van de kabel) afsluitweerstanden (verbindingslijn) geïntegreerde netspanningsbe waker en voedingsfilter veldbussegment * In intrinsiek veilige installaties zullen soms minder instrumenten per intrinsieke-veiligheidsisolering zijn toegestaan. (aftaklijn) (aftaklijn) instrument 1 t/m 11* 8742-8742_01A Stap 6.3 Bedrading transmitter naar meetbuis Tussen een meetbuis en een op afstand gemonteerde transmitter is een exclusieve kabeldoorvoer vereist voor de spoelaandrijvings- en elektrodekabels. Het bundelen van kabels in één doorvoerbuis leidt snel tot interferentie en ruisproblemen in uw systeem. Leg door elke leiding hoogstens één set kabels.

Afbeelding 16. Aanleg leidingen Fout Goed voeding voeding uitgangen uitgangen voeding voeding uitgangen uitgangen spoelaandrijvings- en elektrodekabels spoelaandrijvings- en elektrodekabels 8705/0000a01a, 0000a01b.eps Tabel 7. Kabelvereisten Beschrijving Lengte Onderdeelnummer signaalkabel (20 AWG) Belden 8762, m 08712-0061-0003 Alpha 2411 of equivalent ft 08712-0061-0001 spoelaandrijvingskabel (14 AWG) Belden 8720, Alpha 2442 of equivalent m ft 08712-0060-0013 08712-0060-0001 combinatiekabel signaal en spoelaandrijving (18 AWG) (1) m ft 08712-0752-0003 08712-0752-0001 (1) Een combinatiekabel voor signaaldoorgifte en spoelaandrijving is niet aanbevolen voor gebruik in een magmeter-systeem met hoge signaalsterkte. Voor installaties met montage op afstand mag de combinatiekabel voor signaaldoorgifte en spoelaandrijving niet langer zijn dan 30 m (100 ft). Voor de installatie van een transmitter op afstand zijn een signaalkabel en een spoelaandrijvingskabel van gelijke lengte vereist. Integraal gemonteerde transmitters worden in de fabriek bedraad, er is geen verbindende kabel voor nodig. Lengtes tussen de 1,5 en de 300 meter (5 tot 1000 ft) kunnen gespecificeerd worden en worden dan meegeleverd met de meetbuis.

Verbindingen meetbuis naar op afstand gemonteerde transmitter Afbeelding 17. Bedradingsschema voor montage op afstand Sluit geen wisselstroom aan op de meetbuis en op aansluitklemmen 1 en 2 van de transmitter. Als u dit wel doet, zal de elektronicaprint vervangen moeten worden. 8742b_07a,8742/8742_07.eps Verbindingen meetbuis naar integraal gemonteerde transmitter Afbeelding 18. Bedradingsschema voor integrale montage elektronicaprint Sluit geen wisselstroom aan op de meetbuis en op aansluitklemmen 1 en 2 van de transmitter. Als u dit wel doet, zal de elektronicaprint vervangen moeten worden. 8732-8732B01A,8742/8742_08

STAP 7: BASIS-CONFIGURATIE Snel opstarten Nadat het magnetisch flowmetersysteem is geïnstalleerd en de communicatie is opgestart moet de configuratie van de transmitter worden voltooid. De standaard-transmitterconfiguratie, zonder optiecode C1, door de klant gekozen configuratie, wordt geleverd met de volgende parameters: Meeteenheden: ft/s Buismaat: 7,6 cm (3 in.) Kalibratienummer meetbuis: 100000501000000 Instrument-tag en knooppuntadres toewijzen De 8742C magnetische flowmeter-transmitter wordt geleverd met een lege tag en een tijdelijk adres zodat de host automatisch een adres en tag kan toewijzen. Gebruik de functies van het configuratie-apparaatgereedschap als de tag of het adres gewijzigd moeten worden. Het gereedschap kan de volgende dingen doen: De tag op een nieuwe waarde instellen. Het adres in een nieuw adres veranderen. Als het instrument zicht op een tijdelijk adres bevindt, kunnen alleen de tag en het adres worden gewijzigd of worden overgeschreven. Het hulpmiddel-, transducer- en functieblok zijn allemaal buiten werking.

Flow-specifieke blokconfiguratie AI-blok Het analoge ingang (AI)-functieblok vormt de voornaamste interface tussen het meetsysteem en de regel en/of bewakingssystemen. Om het instrument op de juiste manier te configureren moeten drie parameters worden ingesteld voor een correcte interactie tussen het AI-blok en het transducerblok. 1. De parameter CHANNEL (kanaal) bepaalt welke transducerblok-meting wordt gebruikt door het AI-blok. Er is in de 8742C magnetische flowmeter-transmitter slechts één kanaal beschikbaar: AI1.CHANNEL = 1 (flow). 2. De tweede parameter is de XD_SCALE.UNITS_INDX. De standaardconfiguratie is foot per seconde (ft/s). 3. Tot slot, aangezien de flow-eenheid van het transducerblok zich in de juiste meeteenheid bevindt, wordt L_TYPE geconfigureerd als Direct. L_TYPE kan Direct of Indirect zijn. Algemene blokconfiguratie Over het algemeen beschikken alleen het transducerblok en het AI-blok over configuraties voor flow-specifieke parameters. Alle andere functieblokken worden geconfigureerd door het AI-blok met andere blokken te verbinden die worden gebruikt voor regel- of bewakingstoepassingen. N.B. Raadpleeg de FOUNDATION-fieldbus blokproducthandleiding, publicatie 00809-0100-4783, voor meer informatie over configureren en probleemoplossing van het AI-blok.

Productcertificaties Goedgekeurde productielocaties Inc. Chanhassen, Minnesota, VS Fisher- Technologias de Flujo, S.A. de C.V. Chihuahua, Chihuahua, Mexico Informatie betreffende Europese richtlijnen De EG-verklaring van overeenstemming voor alle op dit product toepasselijke Europese richtlijnen is te vinden op onze website, www.rosemount.com. Neem contact op met ons plaatselijke verkoopkantoor voor een afschrift op papier. ATEX-richtlijn Inc. voldoet aan de ATEX-richtlijn. Drukvaste behuizing, beschermingstype Ex d volgens EN50 018 Transmitters met drukvaste behuizing mogen alleen geopend worden wanneer de voeding is uitgeschakeld. Het afsluiten van openingen in het apparaat dient te geschieden met daartoe geschikte EEx d metalen kabelwartels of met een metalen afsluitplug. Het op het goedkeuringsetiket vermelde energieniveau mag niet overschreden worden. Beveiliging van type n volgens EN50 021 Het afsluiten van openingen in het apparaat dient te geschieden met daartoe geschikte EExe of EExn metalen kabelwartels en metalen afsluitpluggen of met daartoe geschikte, door ATEX goedgekeurde kabelwartels en afsluitpluggen van klasse IP66, goedgekeurd door een door de EU goedgekeurde certificeringinstantie.

Europese richtlijn betreffende drukapparatuur (PED) (97/23/EG) 8705 magnetische flowmeter-meetbuizen in de volgende combinaties van leidingdiameter en flens: Leidingdiameter: 40 mm (1 1/2 inch) / flens-type ANSI 600, ANSI 900 Leidingdiameter: 50 mm (2 inch) / flens-type ANSI 300, ANSI 600, ANSI 900 Leidingdiameter: 80 mm (3 inch) / flens-type PN40, ANSI 300, ANSI 600, ANSI 900 Leidingdiameter: 100 mm (4 inch) / flens-type PN 40, ANSI 300, ANSI 600, ANSI 900 Leidingdiameter: 150 mm (6 inch) / alle flens-types Leidingdiameter: 200 mm (8 inch) / PN16, PN25, PN40, ANSI 150, ANSI300, ANSI 600, ANSI900 Leidingdiameter: 250, 300, 350, 400, 450, 500, 600, 750, 900 mm (10, 12, 14, 16, 18, 20, 24, 30, 36 inch) / alle flens-types Beoordelingscertificaat kwaliteitssysteem EG nr. PED-H-20 Module H overeenstemmings-beoordeling 8711 magnetische flowmeter-meetbuizen Leidingdiameters: 1,5, 2, 3, 4, 6 en 8 in. Beoordelingscertificaat kwaliteitssysteem EG nr. PED-H-20 Module H overeenstemming en aan elkaar beoordeling Alle andere 8705/8711 meetbuizen Goed vakmanschap Meetbuizen volgens SEP of van Categorie I met explosiebestendige bescherming vallen buiten het bereik van de PED en kunnen niet voor overeenstemming met de PED gecertificeerd worden. De verplichte CE-markering voor meetbuizen volgens artikel 15 van de PED bevindt zich op de meetbehuizing (CE 0434). Gebruik voor meetbuizen van categorie I IV module H voor overeenstemmingbeoordelingsprocedures.

Elektromagnetische compatibiliteit (EMC) (89/336/EEG) Alle modellen EN 50081-1: 1992, EN 50082-2: 1995, EN 61326-1: 1997 Geïnstalleerde signaalbedrading mag niet gelijk oplopen met en niet door dezelfde kabelgoot lopen als wisselstroomvoedingsbedrading. Het instrument moet goed worden geaard op massa of aarde volgens de plaatselijke elektriciteitsvoorschriften. Voor een betere bescherming tegen signaalinterferentie raden wij het gebruik van afgeschermde kabel aan. Zie Doorvoerbuiskabels op bladzijde 18 voor meer informatie. Laagspanningsrichtlijn (93/68/EEG) Alle modellen 8742 EN 61010-1: 1995 Andere belangrijke richtlijnen Gebruik uitsluitend nieuwe, oorspronkelijke onderdelen. Om te zorgen dat er geen procesmedium ontsnapt, nooit proces-flensbouten, adapter-bouten of ontluchtingsschroeven losdraaien of verwijderen tijdens bedrijf. Onderhoud mag uitsluitend worden uitgevoerd door bevoegd personeel. Certificaties explosiegevaarlijke locaties De meetbuis en transmitter in een integraal gemonteerd integraal gemonteerde magnetisch flowmetersysteem moeten equivalente, overeenkomstige certificaties voor explosiegevaarlijke locaties hebben. Voor op afstand gemonteerde systemen zijn geen overeenkomende optiecodes voor certificatie explosiegevaarlijke locaties vereist.

Goedkeuringsinformatie transmitter Tabel 8. Transmitter-optiecodes 8742 Transmitter I.S.(intrinsiek veilige) Goedkeuringscodes Veldbus-uitgang fieldbus-uitgang N0 N5 E5 ED K0 K5 KD (1) (1) Raadpleeg tabel 10 op bladzijde 37 voor de verhouding tussen omgevingstemperatuur, procestemperatuur en temperatuurklasse. Certificaties Noord-Amerika Factory Mutual (FM) N0 Goedkeuring Divisie 2 Klasse I, Divisie 2, Groepen A, B, C, D Temp.-klasse T4 bij 60 C Stofontstekingsbestendig Klasse II/III, Divisie 1, Groepen E, F, G Temp.-klasse T6 bij 60 C Behuizingstype 4X

N5 E5 K0 K5 Goedkeuring Divisie 2 uitsluitend voor meetbuizen met IS-elektroden Klasse I, Divisie 2, Groepen A, B, C, D Temp.-klassen T4 bij 60 C Stofontstekingsbestendig Klasse II/III, Divisie 1, Groepen E, F, G Temp.-klasse T6 bij 60 C Behuizing type 4X Goedkeuring explosieveiligheid Explosieveilig voor Klasse I, Divisie 1, Groepen C, D Temp.-klasse T6 bij 60 C Stofontstekingsbestendig Klasse II/III, Divisie 1, Groepen E, F, G Temp.-klasse T6 bij 60 C Klasse I, Divisie 2, Groepen A, B, C, D Temp.-klassen T4 bij 60 C Behuizing type 4X Goedkeuring Divisie 2 met intrinsiek veilige uitgang Raadpleeg -controletekening 08742-1051 Klasse I, Divisie 2, Groepen A, B, C, D met intrinsiek veilige uitgang voor Klasse I, Divisie 1, Groepen A, B, C, D. Temp.-klasse T4 bij 60 C Stofontstekingsbestendig Klasse II/III, Divisie 1, Groepen E, F, G Temp.-klasse T6 bij 60 C Behuizing type 4X Goedkeuring explosieveiligheid met intrinsiek veilige uitgang Raadpleeg -controletekening 08742-1051 Explosieveilig voor Klasse I, Divisie 1, Groepen C, D met intrinsiek veilige uitgang voor Klasse I, Divisie 1, Groepen A, B, C, D. Temp.-klasse T6 bij 60 C Stofontstekingsbestendig Klasse II/III, Divisie 1, Groepen E, F, G Temp.-klasse T6 bij 60 C Klasse I, Divisie 2, Groepen A, B, C, D Temp.-klassen T4 bij 60 C Behuizing type 4X

Canadian Standards Association (CSA) N0 Geschikt voor Klasse I, Divisie 2, Groepen A, B, C, D Temp.-klasse T4 bij 60 C Stofontstekingsbestendig Klasse II/III, Divisie 1, Groepen E, F, G Behuizing type 4X K0 Raadpleeg -controletekening 08742-1052 Geschikt voor Klasse I, Divisie 2, Groepen A, B, C, D met intrinsiek veilige uitgang voor Klasse I, Divisie 1, Groepen A, B, C, D. Temp.-klasse T4 bij 40 C Stofontstekingsbestendig Klasse II/III, Divisie 1, Groepen E, F, G Behuizing type 4X Europese certificaties ED CENELEC drukvast Certificaatnr.: KEMA03ATEX2159X II 2G EEx de IIB T6 (Ta = 20 C tot +65 C) V max = 250 V AC of 50 V DC 0575 KD CENELEC drukvast met intrinsiek veilige uitgang Certificaatnr.: KEMA03ATEX2159X II 2G EEx de [ia] IIB T6 (Ta = 20 C tot +65 C) V max = 250 V AC of 50 V DC 0575

SPECIALE VOORWAARDEN VOOR VEILIG GEBRUIK (X): De verhouding tussen omgevingstemperatuur, procestemperatuur en temperatuurklasse dient te worden afgelezen uit de tabel onder (15 beschrijving) hierboven. (Zie tabel 10.) INSTALLATIE-INSTRUCTIES: De kabel- en kabel-invoerinstrumenten en afdichtingselementenen dienen van een voor verhoogde veiligheid gecertificeerd type te zijn, geschikt voor de gebruiksomstandigheden en correct geïnstalleerd. Bij omgevingstemperaturen van hoger dan 50 C dienen voor de flowmeter hittebestendige kabels te worden gebruikt met een temperatuurclassificatie van ten minste 90 C. Goedkeuringsinformatie meetbuizen Tabel 9. Meetbuis-optiecodes (1) (1) CE-markering is standaard op 8705 en 8711. Voor 570TM zijn geen certificeringen voor explosiegevaarlijke locaties verkrijgbaar. (2) Raadpleeg tabel 10 op bladzijde 37 voor de verhouding tussen omgevingstemperatuur, procestemperatuur en temperatuurklasse. Goedkeuringscodes 8705 meetbuis 8707 meetbuis 8711 meetbuis Voor niet-brandbare vloeistoffen Voor brandbare vloeistoffen Voor niet-brandbare vloeistoffen Voor brandbare vloeistoffen Voor niet-brandbare vloeistoffen Voor brandbare vloeistoffen N0 N5 E5 CD (2) KD (2)

Certificaties Noord-Amerika Factory Mutual (FM) N0 N5 Goedkeuring Divisie 2 voor niet-brandbare vloeistoffen (alle meetbuizen) Klasse I, Divisie 2, Groepen A, B, C, D Temp.-klasse T5 (8705/8711 bij 60 C) Temp.-klasse T3C (8707 bij 60 C) Stofontstekingsbestendig Klasse II/III, Divisie 1, Groepen E, F, G Temp.-klasse T6 (8705/8711 bij 60 C) Temp.-klasse T5 (8707 bij 60 C) Behuizing type 4X Goedkeuring Divisie 2 voor brandbare vloeistoffen (alle meetbuizen) Klasse I, Divisie 2, Groepen A, B, C, D Temp.-klasse T5 (8705/8711 bij 60 C) Temp.-klasse T3C (8707 bij 60 C) Stofontstekingsbestendig Klasse II/III, Divisie 1, Groepen E, F, G Temp.-klasse T6 (8705/8711 bij 60 C) Temp.-klasse T5 (8707 bij 60 C) Behuizing type 4X E5 Explosieveilig (uitsluitend 8711) Explosieveilig voor Klasse I, Divisie 1, Groepen C, D Temp.-klasse T6 bij 60 C Stofontstekingsbestendig Klasse II/III, Divisie 1, Groepen E, F, G Temp.-klasse T6 bij 60 C Klasse I, Divisie 2, Groepen A, B, C, D Temp.-klasse T5 bij 60 C Behuizing type 4X

Canadian Standards Association (CSA) Geschikt voor klasse I, Divisie 2, Groepen A, B, C, D Temp.-klasse T5 (8705/8711 bij 60 C) Temp.-klasse T3C (8707 bij 60 C) Stofontstekingsbestendig Klasse II/III, Divisie 1, Groepen E, F, G Behuizing type 4X Europese certificaties N1 Aangevraagd CENELEC niet-vonkend (uitsluitend 8705/8711) Certificaatnr.: KEMA02ATEX1302X II 3G EEx na [L] IIC T3... T6 SPECIALE VOORWAARDEN VOOR VEILIG GEBRUIK (X): Nog vast te stellen CD CENELEC verhoogde veiligheid (Zone 1) met IS-elektrodes (uitsluitend 8711) Certificaatnr.: KEMA03ATEX2052X II 1/2G EEx e ia IIC T3... T6 (Ta = 20 tot +65 ) (Zie tabel 10) 0575 INSTALLATIE-INSTRUCTIES: Bij een omgevingstemperatuur van hoger dan 50 C dienen voor de flowmeter hittebestendige kabels te worden gebruikt met een temperatuurclassificatie van ten minste 90 C. Een zekering van maximaal 0,7 A volgens IEC 127 dient te worden opgenomen in het spoelversterkingscircuit indien de meetbuizen gaan worden gebruikt met andere flow-transmitters (bijv. Model 8712).

KD CENELEC verhoogde veiligheid (Zone 1) met IS-elektrodes (uitsluitend 8705) Certificaatnr. KEMA 03ATEX2052X II 1/2G EEx e ia IIC T3... T6 (Ta = 20 tot 65 C) (Zie tabel 10) 0575 INSTALLATIE-INSTRUCTIES: Bij een omgevingstemperatuur van hoger dan 50 C dienen voor de flowmeter hittebestendige kabels te worden gebruikt met een temperatuurclassificatie van ten minste 90 C. Een zekering van maximaal 0,7 A volgens IEC 127 dient te worden opgenomen in het spoelversterkingscircuit indien de meetbuizen gaan worden gebruikt met andere flow-transmitters (bijv. Model 8712).

Tabel 10. Verhouding tussen omgevingstemperatuur, procestemperatuur en temperatuurklasse (1) Maat meter (inch) Maximale procestemperatuur Maximale omgevingstemperatuur Temperatuurklasse 15 ( 1 /2) 65 C (149 F) 115 C (239 F) T3 25 (1) 65 C (149 F) 120 C (248 F) T3 25 (1) 35 C (95 F) 35 C (95 F) T4 40 (1 1 /2) 65 C (149 F) 125 C (257 F) T3 40 (1 1 /2) 60 C (140 F) 60 C (140 F) T4 50 (2) 65 C (149 F) 125 C (257 F) T3 50 (2) 65 C (149 F) 75 C (167 F) T4 50 (2) 40 C (104 F) 40 C (104 F) T5 80 100 (3 4) 65 C (149 F) 130 C (266 F) T3 80 100 (3 4) 65 C (149 F) 90 C (194 F) T4 80 100 (3 4) 55 C (131 F) 55 C (131 F) T5 80 100 (3 4) 40 C (104 F) 40 C (104 F) T6 150 (6) 65 C (149 F) 135 C (275 F) T3 150 (6) 65 C (149 F) 110 C (230 F) T4 150 (6) 65 C (149 F) 75 C (167 F) T5 150 (6) 60 C (140 F) 60 C (140 F) T6 200 900 (8 36) 65 C (149 F) 140 C (284 F) T3 200 900 (8 36) 65 C (149 F) 115 C (239 F) T4 200 900 (8 36) 65 C (149 F) 80 C (176 F) T5 200 900 (8 36) 65 C (149 F) 65 C (149 F) T6 (1) Deze tabel is uitsluitend van toepassing voor de optiecodes CD en KD.