1. ALGEMEEN BEGRIPPEN; REFERENTIE, DOELSTELLING, GRONDGEBONDEN, JONGVEEAANTAL BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN REDUCTIE...

Vergelijkbare documenten
Regeling fosfaatreductieplan 2017 vragen en antwoorden

Regeling fosfaatreductieplan 2017 vragen en antwoorden

Regeling fosfaatreductieplan 2017 vragen en antwoorden

Regeling fosfaatreductieplan 2017 vragen en antwoorden

1. ALGEMEEN BEGRIPPEN; REFERENTIE, DOELSTELLING, GRONDGEBONDEN, JONGVEEAANTAL BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN REDUCTIE...

Regeling fosfaatreductieplan 2017 vragen en antwoorden

1. ALGEMEEN BEGRIPPEN; REFERENTIE, DOELSTELLING, GRONDGEBONDEN, JONGVEEAANTAL BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN REDUCTIE...

Regeling fosfaatreductieplan 2017 vragen en antwoorden

Regeling fosfaatreductieplan 2017 vragen en antwoorden

1. ALGEMEEN BEGRIPPEN; REFERENTIE, DOELSTELLING, GRONDGEBONDEN, JONGVEEAANTAL BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN REDUCTIE...

1. ALGEMEEN BEGRIPPEN; REFERENTIE, DOELSTELLING, GRONDGEBONDEN, JONGVEEAANTAL BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN REDUCTIE...

1. ALGEMEEN BEGRIPPEN; REFERENTIE, DOELSTELLING, GRONDGEBONDEN, JONGVEEAANTAL BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN REDUCTIE...

Regeling fosfaatreductieplan 2017 vragen en antwoorden. Inhoud

Verantwoorde ontwikkeling Nederlandse melkveehouderij Pakket maatregelen fosfaatreductie 6 juni 2017

Verantwoorde ontwikkeling Nederlandse melkveehouderij. Pakket maatregelen fosfaatreductie 17 feb 2017

Verantwoorde ontwikkeling Nederlandse melkveehouderij Pakket maatregelen fosfaatreductie 8 mei 2017

Vragen en Antwoorden Fosfaatreductieplan door ZuivelNL versie 16 december 2016

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Fosfaatreductieplan ZuivelNL Vragen en antwoorden

Fosfaatreductieplan ZuivelNL Vragen en antwoorden

Vraag 1 Kunt u aangeven hoeveel melkveehouders sinds 2 juli 2015 gestart zijn met hun bedrijf of kort voor 2 juli 2015 zijn gestart?

Pink >1 Veestapel Grondgebonden Aantal Aantal Aantal GVE Aantallen ,48 J

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Regeling fosfaatreductieplan 2017 wordt gewijzigd als volgt:

Groeiregulering in de melkveehouderij

Teus Kool. Flash VAB. Fosfaatrechtenstelsel. ComponentAgro. Specialist en mede-eigenaar ComponentAgro B.V.

Voornemen tot Maatregelenpakket fosfaatreductie

Voornemen tot Maatregelenpakket fosfaatreductie

CDM-Advies Kortingspercentage fosfaatrechten. Samenvatting

Beslissing Ik verklaar uw bezwaren gedeeltelijk gegrond. Dit betekent dat ik het besluit van 23 september 2017 herroep.

Rekenmodel grondgebondenheid behorende bij de AMvB Verantwoorde groei melkveehouderij

Additionele regels ten behoeve van een verantwoorde groei van de melkveehouderij (Wet grondgebonden groei melkveehouderij)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

T E U S K O O L P R O D U C T I E R E C H T E N T H E M A D A G L A N D E L I J K V A S T G O E D. N L. Productierechten

Fosfaatreductie en fosfaatrechten

Groeimogelijkheden verkend bij AMvB grondgebonden melkveehouderij

CONCEPT. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Gelet op artikel 38, eerste en derde lid, van de Meststoffenwet; Besluit:

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum Gesprek met Innovatief uit de Knel. Geachte Voorzitter,

AMvB Grondgebonden groei melkveehouderij. 21 April 2015 Harry Kager LTO Nederland

Fosfaatrechten. Vleesvee en Zoogkoeien. Tony Huizinga, Bert Knegtering en Christel Pieterse 6 november 2018

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Fosfaatrechten Melkveehouderij. Marcel van Alphen

Agro-Nieuwsbrief Uitgave: maart 2017

Monitor fosfaatreductiepakket 1 April 2017

Mestbeleid. Verplichte mestverwerking

Agrarische nieuwsbrief, uitgave april 2017

April Tel

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

AgroActualiteiten. Gecombineerde Opgave vanaf 1 maart. Maart 2017 Jaargang 18, nummer 2. Inhoud

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof 4 Datum 23 januari 2018 Betreft Resultaten fosfaatreductieplan 2017

Grondgebondenheid melkveehouderij op micro- en macroniveau

1. Kan ik mijn ingestuurde mestverwerkingsovereenkomsten (MVO) corrigeren als ik het niet goed heb ingevuld of wil wijzigen?

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Vragen en Antwoorden Fosfaatrechten 7 december 2018

AgroActualiteiten. Mei 2017 Jaargang 18, nummer 3. Inhoud. Weer aanpassing fosfaatreductieplan

2. Onderdeel f komt te luiden: f. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;.

Grondgebruik (ha) Grasland 27,00 Bouwland 5,00. Aantal graasdieren (incl. uitgeschaard naar natuurterrein) 100 Melkkoeien 90,0

Agro-Nieuwsbrief. Speciale uitgave: fosfaatrechten. Welke runderen vallen onder melkvee? Volgens de Meststoffenwet vallen de volgende diercategorieën

Directoraat-generaal Agro Bezoekadres Postadres Overheidsidentificatienr Behandeld door Ons kenmerk Uw kenmerk Bijlage(n)

Nieuwsbrief VMB-ADVIES. Geachte lezer, Speciale uitgave: fosfaatrechten. Agro. Januari 2018

Bedrijfsoverdracht melden bij RVO.NL. Bert Knegtering en Christel Pieterse

Monitor fosfaatreductiepakket 1 januari 2018

Fosfaatrechten. Tel In deze uitgave onder andere: Reden invoering fosfaatrechten

Hierbij informeer ik uw Kamer over de voortgang en resultaten van verschillende dossiers op het gebied van het mestbeleid.

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

Monitor fosfaatreductiepakket 1 Juli 2017

GD Programma BVD-vrij Certificering Gewijzigd per maart 2016

In hoofdstuk 10 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt na paragraaf 4a een paragraaf ingevoegd, luidende:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Controleren I&R registratie schapen voor graasdierpremie

Toelichting bij Aangifte. MINAS 2005 Intermediairs

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. 18 november 2016 Maatregelenpakket fosfaatreductie

Studiebijeenkomst. Fosfaatrechten in de praktijk. Peter J. Houtsma Houtsma Bedrijfsadvies

Verklaring de-minimissteun

Introductie Optimus advies door middel van Melkveewet en GLB 2015

Paarden 6 mnd., kg 11 11,6 127,6 36,6 402,6 17,5 192,5 Paarden 6 mnd., > 450 kg 4 15,0 60,0 47,6 190,4 22,0 88,0 Totaal

Paratuberculose Programma Gewijzigd per augustus 2015

Monitor fosfaatreductiepakket 1 oktober 2017

Agro-Nieuwsbrief juli 2017

Geachte melkveehouder,

Wijzigingen Gecombineerde opgave

Aanvraagformulier Gevel- en voorterreinfonds bedrijventerrein Vak A Hoofdweg CapelleXL

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Agro-nieuwsbrief maart 2017

Aanbevolen wordt om alvorens deze verklaring in te vullen eerst de toelichting in de bijlage van dit formulier te lezen!

Protocol statusbeheer IBR-vrij (route tankmelk) Versie 1.0 (juli 2018)

fosfaatreductieplan melkvee Lees alles op pagina 2 Onder meer in dit nummer: Bouwplan 2017: let op vergroening Gecombineerde Opgave: vanaf 1 maart

Protocol statusbeheer IBR-vrij (route intake bloed, bewaking tankmelk) Versie 1.0 (juli 2018)

Review excretieforfaits melkvee en jongvee - Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

In bezwaar tegen fosfaatreductieplan?

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,

Controleplan Weidegang (inclusief Deelweidegang) FrieslandCampina

Regeling fosfaatreductie varkenshouderij 2017 Vraag en antwoord

Kengetallen. E-13 Voortplanting

Protocol statusbeheer BVD-vrij (route oorbiopten) Versie 1.1 (juli 2018)

Tempel A D V I E S. Agrarisch adviesbureau. in Lunteren. Ir. FCA van den Tempel Tel

Wijziging Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten voor melkvee

Handleiding invullen van Kringloopwijzer in de Centrale Database

Transcriptie:

Regeling fosfaatreductieplan 2017 vragen en antwoorden versie 11; 29 augustus 2017 De antwoorden op bijgaande vragen zijn gevalideerd door ZuivelNL en RVO.nl. De vragen en antwoorden zijn van toepassing voor bedrijven die koemelk produceren bestemd voor consumptie of verwerking. Inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de vorige versie zijn in rood weergegeven. Aan dit document kunnen geen rechten worden ontleend Inhoud 1. ALGEMEEN... 2 2. BEGRIPPEN; REFERENTIE, DOELSTELLING, GRONDGEBONDEN, JONGVEEAANTAL... 4 3. BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN... 10 4. REDUCTIE... 15 5. HEFFING/BONUS... 17 6. BESCHIKKING... 21 7. OVERIG... 24 Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 1

0 Hoe kom ik op het portal van ZuivelNL? Het portal kunt u via melkweb of Z-net bezoeken. Melkweb: mijn overzicht > Regeling fosfaatreductieplan 2017 > blauwe button Naar ZuivelNL Z-net: mijn Z-net > Mijn fosfaatreductie 1. ALGEMEEN 1.1 Waarom is er een ministeriële regeling om fosfaat te reduceren? Er was toch een plan van de sector? De staatssecretaris wil het fosfaatreductieplan van de sector mede op verzoek van de Europese Commissie een steviger juridische basis geven. Dat doet hij door het plan te vervangen door een ministeriële regeling. Deze juridische basis is voor de Europese Commissie een betere waarborg dat de beoogde fosfaatreductie in 2017 wordt gehaald. 1.2 Welke bedrijven vallen onder de regeling? De regeling is alleen van toepassing is op bedrijven die koemelk produceren bestemd voor consumptie of verwerking. Eerder gold de regeling ook voor niet-melkproducerende bedrijven. Op 12 april 2017 heeft staatssecretaris Van Dam de Tweede Kamer laten weten de regeling te beperken tot melkproducerende bedrijven. Op 28 april 2017 en 31 mei is de wijzigingsregeling gepubliceerd in de Staatscourant. 1.3 Wat is een bedrijf? Een bedrijf is het geheel aan bedrijfsactiviteiten dat bij RVO.nl is geregistreerd onder één BRS nummer (bedrijfsregistratienummer). Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van twee locaties waarop melk geproduceerd wordt, melkleverende bedrijven met één BRS nummer en twee verschillende UBN s, wordt voor deze regeling geheel als één melkproducerend bedrijf beschouwd (zie ook vraag 3.11). Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 2

1.4 Worden melkveebedrijven waar de melk om welke reden dan ook niet wordt opgehaald nog als melkleverende bedrijven beschouwd? Of vallen zij in deze regeling onder de niet-melkleverende bedrijven? Een melkleverend bedrijf is een bedrijf dat regulier en bedrijfsmatig melk levert aan een onderneming, of, al dan niet verwerkt, aan de consument of een handelaar. In principe is de situatie van 1 maart bepalend. Een tijdelijke opschorting van de melklevering op initiatief van de producent of van de afnemer wijzigt deze status niet. Een definitieve beëindiging van de melklevering leidt tot een wijziging van de status met ingang van de eerstvolgende periode. 1.5 Wanneer gaat de regeling in? De regeling is 1 maart 2017 ingegaan en loopt tot en met 31 december 2017. De laatste aanpassingen op de regeling zijn met ingang van 1 juni 2017 in werking getreden. Vanaf 1 januari 2018 wordt de fosfaatproductie begrensd door de wet fosfaatrechten melkvee. 1.7 Waarom geldt de regeling ook voor biologische melkveebedrijven en andere bedrijven die geen gebruik maken van de derogatie? 1.8 Vallen niet-melk producerende bedrijven onder de regeling? Zowel bij het per 2018 in te voeren fosfaatrechtenstelsel als bij deze regeling gaat het om de reductie van de fosfaatproductie. Het gaat om de overschrijding van het fosfaatplafond. Ook bedrijven die geen gebruik maken van de derogatie kunnen daar aan hebben bijgedragen als gevolg van groei. Niet-melk producerende bedrijven vallen niet meer onder de regeling. Om het tijdelijk elders onderbrengen van dieren op nietmelkproducerende bedrijven tegen te gaan, is het jongveegetal geïntroduceerd (zie 2.11). Verder mogen koeien, die afgevoerd zijn naar een niet-melkleverend bedrijf, niet binnen 4 maanden terugkeren naar het oorspronkelijke afvoerende bedrijf. Als dat toch gebeurt, vindt met terugwerkende kracht een herberekening van de heffing plaats. Deze oplossing maakt het mogelijk dat afvoer naar bedrijven die de koeien vetweiden normaal mogelijk is. 1.9 Hoe ziet de regeling er uit? In de regeling krijgt een melkleverend bedrijf met vrouwelijk rundvee een referentieaantal, gebaseerd op het aantal GVE s dat Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 3

op 2 juli 2015 op het bedrijf geregistreerd stond in I&R (min 4% voor niet grondgebonden melkveebedrijven). Het bedrijf dient het aantal GVE s dat op 1 oktober 2016 aanwezig was, vanaf 1 maart stapsgewijs te reduceren met bepaalde percentages (het doelstellingsaantal). Naar aanleiding van de wijzigingen op 28 april en 31 mei, zijn er extra maatregelen genomen omtrent de afvoer van vee van melkleverende bedrijven [zie vraag 1.8] 2. BEGRIPPEN; REFERENTIE, DOELSTELLING, GRONDGEBONDEN, JONGVEEGETAL 2.1 Referentieaantal: hoe weet een melkveehouder hoeveel GVE s zijn bedrijf telde op 2 juli 2015 voor deze regeling? 2.2 Hoe worden de GVE s in de regeling berekend op een melk producerend bedrijf? De referentie is direct gebaseerd op de registratie in I&R op die datum (23.59 uur). Een rund telt mee vanaf de aanvoerdatum tot de afvoerdatum. Runderen die bijvoorbeeld voor de slacht zijn afgemeld op 2 juli 2015 tellen niet mee bij de afvoerder. Verder tellen runderen die gestorven zijn op 2 juli 2015 die dag ook niet mee bij het afvoerend UBN. De aantallen zullen ook worden getoond in het informatiesysteem van de zuivelonderneming (het portal zie vraag 0). De GVE s worden vastgesteld op basis van de volgende omrekeningsfactoren: vrouwelijk rund van 0 tot 1 jaar (inclusief vrouwelijke nuka s) is 0,23 GVE; vrouwelijk rund van 1 jaar of ouder dat niet heeft gekalfd is 0,53 GVE; vrouwelijk rund dat ten minste eenmaal heeft gekalfd, of ten minste 27 maanden oud is, is 1,0 GVE. Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 4

2.3 Is de referentie van 2 juli 2015 in het fosfaatrechtenstelsel gelijk aan de referentie van deze regeling? 2.4 Hoe gaat de regeling om met bedrijven die na 2 juli 2015 zijn gestart? 2.5 Is het mogelijk om de referentie van een ander bedrijf over te nemen? Nee, de referentie van 2 juli 2015 is voor de fosfaatrechten gebaseerd op de Meststoffenwet diercategorieën 100, 101 en 102. De referentie in de fosfaatreductieregeling 2017 gaat uit van de registratie in I&R van vrouwelijke runderen van 0 tot 1 jaar; van 1 jaar of ouder die niet hebben gekalfd en van vrouwelijke runderen die ten minste eenmaal hebben gekalfd, zoals die in I&R zijn geregistreerd. Voor bedrijven die na 2 juli 2015 zijn gestart, gelden geen bijzondere regels: de referentie is dan 0 en het doelstellingsaantal wordt gebaseerd op het veebestand van 1 oktober 2016. Alleen als een beëindigd bedrijf (gedeeltelijk) is overgenomen, is het mogelijk de referentie van een ander bedrijf (deels) over te nemen. (Zie 3.4) Op 30 maart 2017 heeft de staatssecretaris van EZ een wijziging op de Regeling gepubliceerd. Daarin is ook geregeld dat bij een (gedeeltelijke) overname van een beëindigd bedrijf het doelstellingsaantal voor verhoging in aanmerking kan komen. 2.6 Wat is een doelstellingsaantal? Dat is het aantal GVE s dat op 1 oktober 2016 in het I&R-systeem geregistreerd stond, verminderd met het reductiepercentage dat in een periode geldt. 2.7 Houdt de regeling rekening met grondgebonden bedrijven? Ja, melkveebedrijven die in 2015 grondgebonden waren krijgen een referentie gebaseerd op de veebezetting van 2 juli 2015, zonder aftrek van 4%. In de webapplicatie over het fosfaatreductieplan, te bereiken via het informatiesysteem van de zuivelonderneming (melkweb cq. Z-net), wordt aangegeven of zij voor deze regeling aangemerkt worden als grondgebonden. Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 5

Op 30 maart 2017 heeft de staatssecretaris van EZ een wijziging op de Regeling gepubliceerd. Daarin is een tweede aanvullende definitie van grondgebondenheid opgenomen. Hierdoor worden meer bedrijven alsnog grondgebonden terwijl ze dat volgens de eerste definitie van de Regeling niet waren. Het betreft vooral bedrijven met relatief laagproductieve melkkoeien. 2.8 Wat verstaat de regeling onder een grondgebonden bedrijf? De regeling verstaat onder een grondgebonden bedrijf een melkveebedrijf dat op basis van de Gecombineerde Opgave in het kalenderjaar 2015 voldoende fosfaatplaatsingsruimte had op grond om alle in 2015 geproduceerde mest (forfaitair berekend in kilogram fosfaat) van de vrouwelijke runderen te plaatsen. Voor de fosfaatproductie van de runderen wordt uitgegaan van de productie in 2015 waarbij of geldt: Gemiddeld aantal in 2015 gehouden runderen die minimaal 1 x gekalfd hebben X 41.3 kg fosfaat Gemiddeld aantal in 2015 gehouden vrouwelijke runderen die jonger dan een jaar zijn (kalf) x 9.6 kg fosfaat Gemiddeld aantal in 2015 gehouden vrouwelijk runderen die 1 jaar en ouder zijn en niet gekalfd hebben (pink) X 21.9 kg fosfaat Of er geldt: De excretieforfaits voor fosfaat opgenomen in bijlage D van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, waarbij een vrouwelijk rund van 0 tot 1 jaar wordt aangemerkt als diernummer 101, een vrouwelijk rund van 1 jaar of ouder dat niet heeft gekalfd als diernummer 102 en een rund dat ten minste heeft gekalfd als diernummer 100. Fosfaatruimte: de hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 6

kilogrammen fosfaat die in een kalenderjaar mag worden gebracht op: - de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond op 15 mei - in Nederland gelegen natuurterrein met de hoofdfunctie natuur die op 15 mei van het betreffende jaar bij het bedrijf in gebruik is Voor natuurterrein dat bestaat uit grasland wordt voor de bepaling van de fosfaatruimte gerekend met de norm van 70 kg 1 per hectare. Voor overige natuurterreinen wordt voor de bepaling van de fosfaatruimte gerekend met de norm van 20 kg per hectare. Een rekenmodel is te vinden op https://mijn.rvo.nl/fosfaatreductieplan-2017 2.9 Speelt de bedrijfsspecifieke excretie (BEX) zoals berekend met KringloopWijzer of van 2015 nog een rol bij de regeling? Nee, de regeling voorziet niet in het gebruik van een bedrijfsspecifieke norm. 2.10 Wordt een bedrijfsspecifieke gebruiksnorm (BEPpilot) in 2015 gebruikt bij het berekenen van de fosfaatruimte op het bedrijf? Ja, voor deelnemers van de BEP-pilot die in 2015 een beschikking van RVO hebben ontvangen geldt dat de bedrijfsspecifieke gebruiksnorm wordt meegenomen in de berekening van de fosfaatruimte en de bepaling van grondgebondenheid. 2.11 Wat wordt bedoeld met het jongveegetal? Dit is de verhouding tussen het op het bedrijf aanwezige jongvee (vrouwelijk rundvee tussen 0-1 jaar en 1 jaar of ouder maar nog niet afgekalfd) en het aantal afgekalfde koeien. Dat wordt berekend door het aantal vrouwelijke runderen (uitgedrukt in GVE) van de veehouder op 28 april 2017 van 0 tot 1 Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 7

jaar en van 1 jaar of ouder dat niet heeft gekalfd, te delen door het aantal runderen van de veehouder op die datum dat ten minste eenmaal gekalfd heeft. Het jongveegetal geldt niet voor bedrijven die op of na 1 juni 2017 vrouwelijk jongvee (ouder dan 35 dagen) uitsluitend afvoeren voor export, slacht of in verband met sterfte. Deze bedrijven mogen vrouwelijk jongvee tot en met 35 dagen wel afzetten naar bedrijven met een Nederlands UBN. Wanneer de houder runderen van ouder dan 35 dagen die niet hebben gekalfd (in verband met quarantaine voordat het geëxporteerd wordt) heeft geplaatst op een erkend verzamelcentrum of in een door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit goedgekeurde inrichting (als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a van de Regeling), dan wordt dit ook beschouwd als export. Bedrijven die zich op enig moment niet houden aan de criteria die noodzakelijk zijn om het jongveegetal buiten werking te stellen, zullen vanaf dat moment tot aan het einde van 2017 moeten voldoen aan het jongveegetal. Dit betekent concreet dat indien een bedrijf in bijvoorbeeld juli of augustus een vrouwelijk rund ouder dan 35 dagen die nog niet heeft gekalfd heeft afgevoerd naar een ander Nederlands bedrijf (waarbij dus geen sprake was van slacht, export of sterfte) -> dat dit bedrijf vanaf periode 3 moet rekenen met het jongveegetal ( voor de rest van het jaar) (zie vraag 3.11). 2.12 Tellen op 28 april 2017 afgevoerde koeien en jongvee mee voor het bepalen van het jongveegetal? Op 28 april 2017 afgevoerde koeien en jongvee tellen niet mee voor het bepalen van het jongveegetal. 2.13 Mag mijn jongveegetal ook hoger/lager worden? De feitelijke situatie qua aandeel jongvee wordt vergeleken met het Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 8

jongveegetal. Wanneer het aandeel jongvee hoger is, telt de feitelijke situatie, wanneer het aandeel lager is dan het jongveegetal, moet de berekening op basis van het jongveegetal gemaakt worden, als het jongveegetal van kracht is. Het jongveegetal is alleen van kracht voor bedrijven die op 1 juni of daarna, niet afgekalfde vrouwelijke dieren ouder dan 35 dagen hebben afgezet naar een bedrijf met Nederlandse UBN (geen quarantaine stal). Op deze bedrijven is het aandeel jongvee getal lager en moet de berekening op basis van het jongveegetal gemaakt worden vanaf dat moment tot het einde 2017. Wanneer een bedrijf alleen vrouwelijk jongvee jonger t/m 35 dagen of vrouwelijk jongvee ouder dan 35 dagen afvoeren voor export, slacht of sterfte, wordt er niet berekend op basis van het jongveegetal. 2.14 Een vaars kalft af, wat heeft dat voor invloed op mijn jongveegetal? Het jongveegetal is een vast getal (zie 2.11), dat wijzigt dus niet door een afkalving. Voor bedrijven waar het jongveegetal van toepassing is, betekent dit dat het aantal afgekalfde koeien toeneemt en het aandeel jongvee afneemt. Als de verhouding hierdoor onder het jongveegetal komt en het jongveegetal is van toepassing voor het bedrijf, zal het aantal afgekalfde koeien moeten worden gereduceerd om tot reductie te komen. 2.15 Waar kan ik rekenvoorbeelden vinden? Op de website van ZuivelNL is een rekenmodel en voorbeelden beschikbaar. 2.16 Kan ik een uitzondering krijgen voor 28 april? Er zijn geen uitzonderingen voor dit jongveegetal. Bedrijven die in aanmerking komen voor in-uitscharen zijn benaderd door RVO (zie 3.3) 2.17 Als ik runderen naar een keuring/evenement breng, moet ik een af- en aanvoermelding doen in Als de af- en aanvoer plaatsvindt op één dag of binnen twee dagen, dan past RVO een technische correctie toe in I&R. Dit leidt niet tot Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 9

I&R. Geldt dit als aan- en afvoer? En wordt mijn jongveegetal geactiveerd? een geldsom voor u als houder of voor het evenement. De technische correctie in I&R heeft tot gevolg dat de afvoer niet gezien wordt als afvoer. Dit heeft geen gevolgen voor of toepassing van het jongveegetal. Dit betekent concreet dat jongvee naar een keuring of evenement, waarbij af- en aanvoer m binnen één of twee dagen plaats vindt, niet als afvoer wordt beschouwd (naar een Nederlandse veehouder). Tevens treedt het jongveegetal daarmee niet in werking. 3. BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN 3.1 Is er in deze regeling ruimte voor knelgevallen? Ja. Veehouders die aantoonbaar kunnen maken dat op de referentiedatum 2 juli 2015 sprake was van buitengewone omstandigheden voor de veebezetting konden dit uiterlijk tot en met 3 april 2017 melden bij RVO.nl. Melding is dus niet meer mogelijk. De aanpassing van de referentieaantallen bedraagt nooit meer dan de geregistreerde GVE s voor de buitengewone omstandigheid intrad. RVO kan de referentie op basis van geregistreerde dieren in I&R aanpassen, op voorwaarde dat het feitelijke aantal GVE s minimaal 5% lager is als gevolg van buitengewone omstandigheden. Het gaat hierbij om bouwwerkzaamheden, diergezondheidsproblemen, ziekte of overlijden van een persoon van het samenwerkingsverband van de veehouder of een bloed- of aanverwant in de eerste graad, of als gevolg van vernieling van melkveestallen. Er kan geen beroep worden gedaan op voorziene, geplande of partieel gerealiseerde uitbreidingen. Daarmee is al rekening gehouden door de systematiek van gefaseerde reductie ten opzichte van 1 oktober 2016. Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 10

3.2 Hoe gaat de regeling om met bedrijven die vee inen uitscharen? 3.3 Hoe zit dat met het jongveegetal rondom in-en uitscharen? 3.4 Hoe gaat de regeling om in het geval van een bedrijfsovername? Bedrijven die in 2015 of 2016 vee hadden uitgeschaard, konden tot 18 april hun referentieaantal en of doelstellingsaantallen van 2 juli 2015/1 oktober 2016 in periode 1 en 5 door RVO laten aanpassen. Melding is dus niet meer mogelijk. Tot 20 mei 2017 kon er een verzoek worden ingediend bij RVO.nl voor berekening van het jongveegetal in perioden 2,3 en 4. Een verzoek indienen is dus niet meer mogelijk. De formulieren voor dit verzoek zijn door RVO verstuurd naar de bedrijven die eerder een in-uitschaarformulier hebben ingediend en daarbij hebben aangegeven in 2017 te gaan uitscharen. De melkveehouder zelf kon geen formulieren opvragen. Met dit verzoek wordt de doelstellingaantal en referentieaantal opgehoogd ( indien aan voorwaarden wordt voldaan) en eventueel het jongveegetal. Maar er is geen uitzondering voor het afvoeren/uitscharen van jongvee ouder dan 35 dagen naar een ander binnenlands bedrijf. Indien men dat doet dan moet men rekenen met het jongveegetal (zie 2.11). Melkveehouders die na 1 maart 2017 geheel of gedeeltelijk een bedrijf hebben overgenomen, kunnen uiterlijk één maand na de bedrijfsoverdracht een verzoek indienen om het referentieaantal en doelstellingsaantal te laten aanpassen. De overdracht moet gemeld worden via het formulier Melding Overdracht van RVO.nl. (zie https://mijn.rvo.nl/bedrijfsoverdracht) Verzoeken om aanpassing van referentieaantal en doelstellingsaantal in verband met bedrijfsoverdrachten van vóór 1 maart 2017, hadden uiterlijk 1 april 2017 binnen moeten zijn bij RVO.nl. 3.5 Wat gebeurt er met de referentie als een bedrijf In het geval van bedrijfsoverdrachten kan RVO.nl alleen een Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 11

gedurende deze regeling wordt over gedragen? Kan de referentie in dat geval met terugwerkende kracht worden aangepast? referentie aanpassen indien de aanvraag voor aanpassing binnen een maand na de overdacht is ingediend. 3.5b Wat zijn de gevolgen van een bedrijfsoverdracht na 28 april 2017 voor het jongveegetal? Gaat het jongveegetal ook mee over bij een bedrijfsoverdracht? Bij overdracht na 28 april 2017 van een geheel of gedeeltelijk bedrijf aan een bestaand bedrijf, wijzigt het jongveegetal van het bestaande bedrijf niet. In het geval de opvolger een nieuw bedrijf betreft (bijvoorbeeld overdracht van vader op zoon, de vorming van een nieuwe maatschap of een splitsing waarbij 2 of meer nieuwe bedrijven ontstaan), dan gaat het jongveegetal mee over naar het nieuwe bedrijf als de bedrijfsoverdracht na 28-04-2017 plaats heeft gevonden. De overnemer heeft een jongveegetal dat enkel en alleen gebaseerd is op de rundveeverhouding die hij op 28 april 2017 had (dus voordat de overdracht plaatsvond). Er is namelijk maar één partij voor wie het jongveegetal van toepassing is; dat is degene voor wie de heffing wordt berekend. Het jongveegetal van het bedrijf dat is overgenomen is dan niet meer van toepassing en speelt geen rol voor de overnemer. Verdeling jongveegetal in de loop van een maand: Bij overdracht in de loop van een maand hoeft het jongveegetal niet verdeeld te worden. Het is namelijk een getal dat de verhouding weergeeft en hetzelfde getal geldt voor zowel het oude als het nieuwe bedrijf (als het nieuwe bedrijf zelf nog geen jongveegetal had). 3.6 Als de referentie van een bedrijf is aangepast vanwege de fosfaatrechten, moet het bedrijf dan voor deze fosfaatreductieregeling opnieuw een verzoek om aanpassing indienen? De referentiegegevens voor fosfaatrechten, onderverdeeld in de diercategorieën 100, 101 en 102, zijn voor het fosfaatreductieplan niet van toepassing. Bij het fosfaatreductieplan volgen de referentiegegevens rechtstreeks uit de I&R registratie. Ingediende zienswijzen over de referentie voor de fosfaatrechten zijn hier dan ook niet van toepassing en aanpassing van de referentie is niet mogelijk, behalve in geval van knelgevallen (vraag 3.1), in- en Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 12

uitscharen (vraag 3.2) en bedrijfsovername (vraag 3.4). 3.7 Kan een bedrijf de referentie laten aanpassen als buitengewone omstandigheden de veebezetting op 1 oktober 2016 hebben beïnvloed? 3.8 Welke referentie geldt er voor melkleverende bedrijven die de melklevering gedurende de regeling beëindigen maar nog jongvee aanhouden? En welke referentie krijgen niet-melkleverende bedrijven die in 2017 weer melk gaan leveren? 3.9 Binnen welke termijn handelt RVO.nl verzoeken om aanpassing van de referentie in verband met bijzondere omstandigheden af? 3.10 Wordt de inning van een heffing opgeschort als er bij RVO.nl nog een verzoek om aanpassing van het referentieaantal in verband met bijzondere omstandigheden open staat? 3.11 Wat gebeurt er met melkleverende bedrijven die een aparte tak hebben met jongvee opfok? En heeft dat invloed op het jongveegetal? Nee, de knelgevallenregeling voor melkleverende bedrijven geldt alleen als buitengewone omstandigheden het referentieaantal in I&R van 2 juli 2015 hebben beïnvloed. Bedrijven die de melklevering beëindigen maar nog jongvee aanhouden worden met ingang van de eerstvolgende periode als niet-melkleverend beschouwd. Rundveebedrijven die weer melk gaan leveren met ingang van de eerstvolgende periode worden als melkleverend beschouwd met het bijbehorende referentieaantal van 2 juli 2015. Verzoeken om aanpassing van het referentieaantal in geval van knelgevallen, in- en uitscharen of bedrijfsovername zijn zoveel mogelijk afgehandeld door RVO.nl voor het eerste heffingsmoment. (Zie ook https://mijn.rvo.nl/fosfaatreductieplan- 2017 "proces uitvoering"). Ja, als tijdig ingediende aanvragen nog niet zijn afgehandeld, wordt nog geen heffingsbeschikking vastgesteld en dus de inning opgeschort. Betrokkene hebben hierover bericht gekregen van RVO, dit is ook zichtbaar in de portal. Melkleverende bedrijven met neventakken waar vrouwelijke runderen aanwezig zijn (al dan niet op meerdere UBN s geregistreerd), worden voor deze regeling geheel als één melkleverend bedrijf beschouwd, met één referentie. Alle vrouwelijke runderen die op alle onderliggende UBN s geregistreerd staan, vallen in dat geval onder de regeling zoals die geldt voor melkleverende bedrijven. Wanneer jongvee ouder dan 35 dagen wordt overgeplaatst naar het andere UBN van het zelfde Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 13

bedrijf (BRS), heeft dit geen invloed op het jongveegetal en blijft de feitelijke situatie. Er is immers dan geen sprake van afvoer naar een ander Nederlands bedrijf. 3.12 Kan ik jongvee afvoeren naar een jongveeopfokker? Dat kan, alleen blijft vanaf dat moment tot het einde 2017 het jongveegetal van toepassing. Dit geldt vanaf 1 juni voor melkleverende bedrijven die jongvee ouder dan 35 dagen afvoeren naar een ander bedrijf met een Nederlands UBN. 3.13 Zijn er melkproducerende rassen die buiten deze regeling vallen? In overleg met de Stichting Zeldzame Huisdierrassen is besloten om de aanwas van runderen van bepaalde zeldzame rassen vanaf 1 oktober 2016 uit te sluiten van de regeling. Hieronder vallen (87,5% raszuiverheid) Brandrood rund, Fries Hollands vee, Roodbont Fries vee, Groninger blaarkop en Lakenvelder. Deze dieren krijgen een markering in het I&R-systeem. Dit is gedaan door de Stichting Zeldzame Huisdierrassen in samenwerking met de stamboeken. Hiervoor moest de eigenaar toestemming geven aan de SZH om haar/zijn gegevens van de stamboeken te mogen gebruiken, i.v.m. de wet bescherming persoonsgegevens. De informatie over de SZH en het afgeven van een machtiging staat op http://szh.nl/paraplubestand-2/ Voor meer informatie kunt u terecht bij de Stichting Zeldzame Huisdierrassen. Bij I&R Dieren in mijnrvo.nl kunt u bij Raadplegen Vlaggen bekijken welke dieren van uw UBN gevlagd zijn als zeldzaam huisdierras. Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 14

4. REDUCTIE 4.1 Wat wordt precies onder reductie verstaan? De registratie in I&R is leidend. Een reductie telt pas als een rund is afgevoerd van het bedrijf en deze afvoer is verwerkt in het I&Rsysteem. Daarom wordt aangeraden afgevoerde runderen direct af te melden. Anders bestaat de kans dat reeds afgevoerde runderen toch nog als boventallige GVE s worden meegeteld. Alle afvoer van runderen die tenminste eenmaal gekalfd hebben blijft meetellen als reductie. Ook de afvoer van deze runderen naar niet-melkproducerende bedrijven blijft meetellen als reductie. De extra voorwaarde hierbij is dat deze dieren, afgevoerd vanaf 28 april, niet binnen 4 maanden terugkeren op het melkveebedrijf. Mocht dit wel gebeuren, vindt met terugwerkende kracht een herberekening van de heffing plaats. Wanneer een melkleverend bedrijf wil reduceren door extra jongvee ouder dan 35 dagen af te voeren, dan moet er rekening worden gehouden met het jongveegetal (zie 2.11). 4.2 Wat wordt verstaan onder het gemiddeld aantal GVE s in een maand? Het gemiddeld aantal GVE s per maand wordt berekend door het aantal runderen aanwezig op het bedrijf op elke dag van de maand op te tellen en de som hiervan te delen door het aantal dagen van de maand en om te rekenen in GVE s. Dit gemiddelde wordt afgerond tot twee decimalen achter de komma. Wanneer een ondernemer pas op één van de laatste dagen van de maand het aantal GVE s reduceert met het gestelde verminderingspercentage, zal het doelstellingsaantal niet worden behaald. Daarom wordt aangeraden vroegtijdig te starten met de afvoer van runderen. Dit om te voorkomen dat op het einde van de periode of maand een hoge afvoer noodzakelijk is en slachterijen het hoge aanbod niet kunnen verwerken. Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 15

4.3 Hoeveel dieren moet een bedrijf per periode afvoeren? De reductie van GVE s wordt gefaseerd over 5 perioden van twee maanden. Voor elke periode wordt een reductiedoelstelling bepaald. Melkleverende bedrijven moesten in periode 1 (maart en april) 5% van het aantal GVE s op 1 oktober 2016 gereduceerd hebben. Voor periode 2 (mei en juni) was dit 10% en in periode 3 (juli en augustus) 12%. In periode 4 (september en oktober) is dit wederom 12% (zie vraag 5.2). Reductie hoeft nooit verder te gaan dan het referentieaantal van het betrokken bedrijf. De reductiepercentages voor perioden 5 (november en december) wordt later vastgesteld. Dit zal maximaal 40% bedragen. 4.4 Wanneer worden de reductiepercentages voor periode 5 vastgesteld? 4.5 Het duurt soms enkele dagen voordat de GVE s die van een bedrijf zijn afgevoerd ook als zodanig in het I&R-systeem zijn verwerkt. Hoe wordt daar mee omgegaan? 4.6 Geldt de afvoer van GVE s in de periode na 1 oktober 2016 en voor 1 maart 2017 ook als reductie? 4.7 Telt de dag waarop een rund van eigenaar wisselt mee voor veehouder A die het rund afvoert of voor veehouder B die het rund aanvoert? Die stelt de minister uiterlijk op de laatste dag voor het begin van de periode vast. De percentages worden bekend gemaakt in de Staatscourant. De reductie is pas geldig zodra in het I&R systeem zichtbaar is dat een dier is afgevoerd. Veehouders dienen er dus rekening mee te houden dat de reductie met enige vertraging getoond kan worden in het I&R-systeem. Ja. Wanneer een bedrijf na 1 oktober 2016 en voor 1 maart 2017 GVE s afvoerde, hoeft het bedrijf minder GVE s te reduceren tijdens de regeling. De dag waarop een rund van eigenaar wisselt, telt mee voor de aanvoerder van het rund (veehouder B) en niet voor de afvoerder (veehouder A). Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 16

5. HEFFING/BONUS 5.1 Wanneer moet een melkleverend bedrijf een heffing betalen? Bedrijven die het doelstellingsaantal niet halen en dus niet voldoen aan de voorgeschreven reductie in een periode, krijgen over die periode een heffing opgelegd. 5.2 Hoe hoog is de heffing? Die bedraagt 480 euro per GVE per periode, op basis van het verschil tussen het gemiddelde aantal GVE (of het met het jongveegetal berekende aantal, indien dat van toepassing en hoger is) in de tweede maand van die periode en het referentieaantal. De heffing is niet met BTW belast. Periode 1 Periode 1 is de heffing berekend op basis van het gemiddeld aantal GVE s in april, afgerond tot twee decimalen achter de komma. Periode 2 t/m 5 Periode 2 t/m 5 wordt de heffing berekend op basis van gemiddeld aantal GVE in de tweede maand, afgerond tot twee decimalen achter de komma. Dit zijn de volgende maanden: - periode 2: gemiddelde aantal GVE s in juni - periode 3: gemiddelde aantal GVE s in augustus - periode 4: gemiddelde aantal GVE s in oktober - periode 5: gemiddelde aantal GVE s in december Wanneer een melkleverende bedrijf op 1 juni of daarna vrouwelijke niet-afgekalfd jongvee ouder dan 35 dagen heeft afgezet naar een nederlands UBN, wordt het gemiddelde aantal runderen ook berekend op basis van het jongveegetal tot einde 2017 (zie 2.11). Dit betekend dat: 1. Gemiddeld aantal runderen in tweede maand van de periode minus het referentieaantal X 480 of 2. Gemiddeld aantal runderen in tweede maand van de periode dat ten minste 1 keer gekalfd heeft vermeerderd Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 17

met de vermenigvuldiging van het jongveegetal met dat aantal runderen (dat tenminste 1 keer gekalfd heeft) minus het referentieaantal x 480 De hoogste uitkomst geldt 5.3 Wanneer moet een bedrijf de solidariteitsbijdrage betalen? Bedrijven die wel het doelstellingsaantal halen, maar nog boven de referentie zitten, moeten de solidariteitsbijdrage betalen. Deze bijdrage dient voor de financiering van de bonussen voor bedrijven die onder het referentieaantal zitten. Indien het jongveegetal van toepassing is, geldt de hoogste uitkomst van de werkelijke bezetting en de met het jongveegetal berekende bezetting. 5.4 Hoe hoog is de solidariteitsbijdrage? Die bedraagt 112 euro per GVE per periode, op basis van het verschil tussen het gemiddelde aantal GVE (of het met het jongveegetal berekende aantal, indien dat van toepassing en hoger is) in de tweede maand van die periode en het referentieaantal 5.5 Wanneer komt een bedrijf in aanmerking voor een bonus? Bedrijven die in de tweede maand van een periode minder GVE s hebben dan het referentieaantal ontvangen een bonus. Daarmee worden deze bedrijven gestimuleerd de eventueel aanwezige latente ruimte onbenut te laten of extra GVE s vrijwillig te reduceren. Indien het jongveegetal van toepassing is, geldt de hoogste uitkomst van de werkelijke bezetting en de met het jongveegetal berekende bezetting 5.6 Hoe hoog is de bonus? De bonus bedraagt in de periode 1 t/m 3 120 euro voor elke GVE onder de referentie op basis van het gemiddelde van april, resp. juni en augustus. In de perioden 4 en 5 bedraagt de bonus 300 euro per gemiddelde GVE van oktober, resp. december. De bonus is niet met BTW belast. Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 18

5.7 Is er een limiet aan wat een bedrijf aan bonussen kan ontvangen? Ja, het aantal GVE s waarvoor een bedrijf een bonus kan ontvangen, is beperkt tot 10% onder het referentieaantal. Bovendien mogen bedrijven in 2015, 2016 én in 2017 in totaal (inclusief deze bonus) niet meer dan 15.000 euro aan deminimissteun voor de landbouw ontvangen. Dat moeten zij verklaren door middel van een zogenoemde de-minimis verklaring. Zonder deze verklaring wordt geen bonus toegekend. 5.8 Wat is een de-minimisverklaring? Wanneer overheden steun aan ondernemingen willen verlenen, kan deze steun ervoor zorgen dat de concurrentieverhoudingen worden verstoord. Dit kan ongunstig zijn voor het handelsverkeer. In de de-minimisverordening verklaart de Europese Commissie dat steunmaatregelen (zoals subsidieverlening) tot een bepaalde drempel het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden en de mededinging niet vervalsen. Daarom wordt dit niet beschouwd als staatssteun. De overheden controleren of bij de steunverlening aan uw onderneming aan de eisen van de de-minimisverordening is voldaan. Met deze Verklaring de-minimussteun geeft u aan dat met de huidige subsidieverlening aan uw onderneming de steundrempels niet worden overschreden. Voor deze regeling gaat het om de-minimissteun voor de landbouw. 5.9 Wat valt er onder een de-minimis verklaring? Hiervoor is niet een eenduidige lijst aan te leveren. Wanneer er eerder een deminimis verklaring is ingevuld voor de landbouw in het jaar 2017, 2016, 2015, valt deze eronder. De de-minimisverklaring is te vinden op het portal onder documenten. Tevens is hier een toelichting te vinden. 5.10 Moet ik deze verklaring voor elke periode indienen? U hoeft deze verklaring eenmalig in te dienen. 5.11 Waarop wordt de de-minimis-verklaring getoetst in Deze wordt getoetst of het bedrijf niet meer dan 15.000 euro aan Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 19

relatie tot de bonus? 5.11 Wat gebeurt er als er meer geld aan heffingen binnenkomt dan er aan bonussen uitgaat? 5.12 Wat gebeurt er als er te weinig aan heffingen binnenkomt om de bonussen te betalen? 5.13 Komen bedrijfsbeëindigers ook in aanmerking voor een bonus? de-minimissteun voor de landbouw heeft ontvangen die hieronder valt in de periode 2015 2017. Verder of de verklaring is ondertekend met een handtekening. In dat geval kan de minister een extra bonus vaststellen voor alle melkleverende bedrijven die in december 2017 minder dieren houden dan op 1 oktober 2016, naar rato van de gerealiseerde afname. Als er minder opbrengsten zijn dan er aan bonussen uitgekeerd moet worden, gaat de bonus omlaag naar rato van het ontstane tekort. Bedrijven kunnen in aanmerking komen voor een bonus zolang zij melk leveren. In de periode van laatste levering kunnen bedrijven die deelnemen aan de subsidieregeling bedrijfsbeëindiging melkveehouderij aanspraak maken op een bonus met een maximum bedrag (zie 5.7). In de volgende periode zijn zij een niet-melkleverend bedrijf waardoor zij niet meer onder de regeling vallen en dus geen aanspraak meer kunnen maken op een bonus. Bedrijven die zich opgegeven hebben voor de bedrijfsbeëindigersregeling kunnen starten met de afvoer van runderen na ontvangst van de beschikking voor de bedrijfsbeëindigersregeling. Via mijnrvo.nl kunnen ondernemers zien wanneer de beschikking wordt verleend. 5.14 Hoe wordt de regeling uitgevoerd? De volgende ontvangers van boerderijmelk doen mee aan de regeling waarbij de heffingen en bonussen worden verrekend met het melkgeld van de veehouder: - A-ware Milkprocessing - Royal Bel Leerdammer - CZ Cono Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 20

- Deltamilk - DOC Kaas - Farmel Dairy - FrieslandCampina Nederland - Hochwald Foods Nederland - Nemelco - Coöperatie NoorderlandMelk - CZ Rouveen - Kaasmakerij Henri Willig - De Zuivelmakers Voor zover zelfzuivelaars een relatie hebben met een zuivelonderneming verzorgt deze zuivelonderneming ook de uitvoering. Bij melkveehouders en zelfzuivelaars die niet aan één van bovenstaande zuivelondernemingen leveren, legt RVO.nl de heffingen op en betaalt de bonussen. 5.15 Mijn zuivelonderneming zegt niet met de regeling te maken te hebben, wat betekent dat voor mij? 5.16 Ik heb een melk producerend bedrijf, maar ben niet aangesloten bij een zuivelonderneming, wat betekent de regeling voor mij? Een aantal kleine zuivelondernemingen is niet betrokken bij de uitvoering; in dit geval informeert RVO.nl de betrokken melkveebedrijven over het referentieaantal, legt hij eventuele heffingen op en betaalt hij eventuele bonussen uit. In dit geval legt RVO.nl de heffingen op en betaalt de bonussen uit. Ook de informatie over uw referentie verloopt via RVO.nl. 6. BESCHIKKING 6.1 Wat is een beschikking precies? Een Beschikking is een besluit van de overheid dat niet van algemene strekking is. Kort samengevat betekent dit dat het een besluit betreft welke alleen geldt voor de ontvanger. Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 21

6.2 Wat staat in de beschikking? In de beschikking staat een nadere toelichting van de uitwerking van de Regeling fosfaatreductieplan 2017 voor uw melkveebedrijf, dus of er sprake is van een hoge geldsom, solidariteits-geldsom of een bonus-geldsom in de betreffende maand of periode. 6.3 Wanneer komen de beschikkingen en wordt deze verrekend? De data van de beschikking van de ministeriële regeling worden bekend gemaakt via uw zuivelonderneming. Uw beschikking wordt per post gestuurd en getoond op het portal. Op basis van de gegevens in deze beschikking vindt de verrekening van de heffingen en bonussen plaats via de eerst volgende melkgeldnota. 6.4 Ik heb meerdere bedrijfsnummers op één BRS. Op welk bedrijfsnummer wordt de beschikking geheven? 6.5 Vindt de verrekening ook plaats wanneer een melkveehouder aangeeft dat het bedrag niet klopt? Op één van beide nummers. De verrekening is gebaseerd op de gegevens die vanuit RVO.nl/online portal van ZuivelNL aangeleverd worden. Het is voor de zuivelondernemingen niet mogelijk om hier vanaf te wijken. Eventuele correcties volgen in de opvolgende maand(en). 6.6 Wanneer mutaties nog niet verwerkt zijn (bedrijfsovername, bezwaar toegekend), wat rekent de zuivelonderneming dan af? RVO.nl verwerkt continue bedrijfsoverdrachten en voert mutaties door naar aanleiding van toegekende bezwaren. Zodra het bedrijfsoverdracht dossier wordt geopend door RVO, wordt het bedrijf on-hold gezet en krijgt deze geen beschikking voor de komende periode tot dat de bedrijfsoverdracht is verwerkt. 6.7 Waarom staat het logo van mijn zuivelonderneming op de beschikking? Mag mijn zuivelonderneming wel de verrekening van de reductiemaatregelen doen? Het betreft een ministeriële regeling met een mandaat naar de zuivelondernemingen. Dat is de basis waarom zuivelondernemingen de geldsommen mogen inhouden. Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 22

6.8 Wat gebeurt als het te verrekenen bedrag hoger is dan het melkgeld? Dan wordt het resterende bedrag dat niet geïnd kan worden verrekend met de volgende melkgeldnota. 6.9 Bij de inning van superheffing werd maximaal 50% van het melkgeld ingehouden. Waarom is dit maximum nu niet ingesteld? 6.10 Het verrekende bedrag op de melkgeldnota klopt niet. Wat dan? Deze regeling voorziet niet in een dergelijk maximum. Indien het bedrag afwijkt van de beschikking dan kunt u bezwaar maken op de melkgeldnota bij uw zuivelonderneming. Indien het bedrag wel overeenkomt met de beschikking, maar het bedrag op de beschikking klopt niet, dan kunt u bezwaar maken bij RVO.nl Het advies is om eerst contact op te nemen met uw zuivelonderneming. Bij indiening van bezwaar is de voorkeur voor het e-bezwaar voor een vlotte afwikkeling. 6.11 Ik heb minder GVE s dan mijn referentieaantal, heb ik nu recht op een bonus? Melkleverende bedrijven die in een maand minder GVE s hebben dan het referentieaantal kunnen in aanmerkingen komen voor een bonus. U dient daarvoor wel een de-minimisverklaring in te vullen [geen verklaring = geen bonus]. Deze kunt u inleveren via uw portal en staat on het tabblad documenten. 6.12 Kan ik bezwaar maken tegen de verrekening op de melkgeldnota? Indien u het niet eens bent met de hoogte van de heffing kunt u het beste eerst bij uw zuivelonderneming een toelichting te vragen. Die brengt de heffing op basis van deze regeling in rekening, namens de overheid. Als u ondanks die toelichting toch bezwaar wilt maken tegen de heffing dient u bij RVO.nl te zijn. Bij indiening van bezwaar is de voorkeur voor het e-bezwaar voor een vlotte afwikkeling. Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 23

6.13 Waar kan ik meer informatie vinden over waarom dat bedrag is verrekend op mijn nota? Op het online portal en de toelichting die u ontvangt met de beschikking, wordt de berekening van uw heffing of bonus weergegeven. In de portal onder het tabblad documenten, staat ook de veesaldo kaart. Deze heeft u niet per post ontvangen. 6.14 Ik heb een van de zeldzame rassen en toch een beschikking gekregen Voor periode 1 klopt dat en wordt dit gecorrigeerd met daarop volgende periodes. Zie vraag 3.13. 7. OVERIG 7.1 Waar kan ik bezwaar maken tegen deze regeling? U kunt geen bezwaar maken tegen de regeling, alleen tegen een besluit op basis van de regeling. De oplegging van een heffing of een bonus zal het eerste besluit zijn waar tegen bezwaar gemaakt kan worden. 7.2 Waar kan ik bezwaar maken tegen mijn referentie? U kunt geen bezwaar maken tegen de referentie, deze volgt namelijk direct uit de registratie in I&R. In geval van bijzondere omstandigheden kunt u wel aanpassing van de referentie vragen (zie 3.1). 7.3 Waar kan ik bezwaar maken tegen de opgelegde geldsom (heffing)? Indien u het niet eens bent met de hoogte van de heffing dient u eerst bij uw zuivelonderneming een toelichting te vragen. Die brengt de heffing op basis van deze regeling in rekening, namens de overheid. Als u ondanks die toelichting toch bezwaar wilt maken tegen de heffing kunt u deze indienen via een e-bezwaar via mijn.rvo.nl/bezwaar of per post: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Afdeling Juridische Zaken Postbus 40219 8004 DE ZWOLLE Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 24

7.4 Waarom heeft RVO aan ZuivelNL per 1-1-2017 een machtiging gegeven t.a.v. mijn I&R-gegevens van de UBN gerelateerd aan mijn Bedrijfsregistratienummer (BRS) voor het opvragen van informatie producten? ZuivelNL voert het deel van de ministeriële Regeling fosfaatreductieplan 2017 uit dat van toepassing is op alle bedrijven die koemelk produceren bestemd voor consumptie of verwerking en die aangesloten zijn bij ZuivelNL. De bepaling van de maandelijkse hoge heffing, solidariteitsheffing of bonus is gebaseerd op het GVE-maandgemiddelde. Voor de berekening van dit gemiddelde ontvangt ZuivelNL de I&R-gegevens van RVO. Vanwege het wettelijk kader van deze Regeling is voor het leveren van deze gegevens geen aparte machtiging van u nodig. Regeling fosfaatreductieplan 2017 - vragen en antwoorden versie 11 augustus 2017 25