Vogelkundige waarden van Polder Zeevang in het kader van de EG-Vogelrichtlijn

Vergelijkbare documenten
Vogelkundige waarden van de Polder Zeevang,

Terreingebruik van Dwergganzen en andere ganzensoorten op de pleisterplaats Abtskolk/De Putten

Watervogels in een deel van de uiterwaard langs de Boven-Rijn (Gld) in winter 2008/09

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe

Internationaal belang Nederland voor watervogels

HET VOGELRICHTLIJNGEBIED UITERWAARDEN VAN DE NEDERRIJN

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en de Nederlandse kustwateren, januari 2006

Ontwerp-besluit Aanwijzing Abtskolk & De Putten Vogelrichtlijn

Ontwikkelingen in de betekenis van het gebied Aersoltweerde voor vogels tot en met 2015

Aanwijzing beschermingszone Polder Zeevang

Afschotregistratie ganzen en Smienten (P5) Rapportage seizoen

2. Verplichtingen Vogelrichtlijn en criteria voor aanwijzing

Botentelling rondom IJburg in 2016/17

Documentnummer AMMD ( )

TOETSING MILITAIRE VLIEGACTIVITEITEN OUDELAND VAN STRIJEN (110)

Botentelling rondom IJburg in 2015/16

Kwalificerende soorten watervogels in Vogelrichtlijngebied IJmeer en Markermeer/IJmeer

Procedurewijzer Voor het ontwerpaanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied #114. Krammer-Volkerak

Aantalsontwikkeling van vogels langs het Pannerdensch kanaal in

Contrastrijke ontwikkelingen bij overwinterende ganzen in Nederland in de afgelopen 10 jaar

vogeldoelen Foto: Eric van der Aa T O E T S

Ontwerpbesluit Polder Zeevang. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Bijlage 1. Selectiecriteria en methode van begrenzing

Alarmtellingen in de Barsbekerbinnenpolder in Jelle Postma

Vogels van Aersoltweerde in het broedseizoen van 2012 en de winter van 2012/13 Symen Deuzeman & Willem van Mamen

Vogels in Nederland: toelichting op de vogelgegevens per soort, per provincie en per gebied op

ffi SrnTEN '?",iffhorrand ETf,E Lid Gedeputeerde Staten 2,0 MEI 1016 Nulmeting Aan Provinciale Staten

Ontwikkelingen in de betekenis van het gebied Aersoltweerde voor vogels Monitoring in het kader van een tijdelijke compensatievoorziening

Begrenzingenplan Ganzenfoerageergebieden Noord-Holland

In Nederland komen vooral tijdens de trek en gedurende de winter. DE AUTEUrs

NATURA 2000 IN NIEUWKOOP

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder

Ganzen in de winter in Noord-Holland

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en de Nederlandse kustwateren, januari 2003

Monitoring van Steenuilen in : een succes!

De landelijke vogelmeetnetten in natuurbeheer en -beleid. Chris van Turnhout

PLEISTERENDE DWERGMEEUWEN TIJDENS DE VOOR- JAARSTREK IN HET OOSTELIJK VECHTPLASSENGEBIED

Vogels van soortbeschermingsplannen,

ECLI:NL:RVS:2005:AU6656

Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde

Vliegbewegingen van ganzen in plangebied Windpark IJsselwind

ECLI:NL:RVS:2006:AU9821

Vogels van soortbeschermingsplannen

Inventarisatie Stadsganzen 2016 in vier gemeenten in de Provincie Utrecht

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en de Nederlandse kustwateren, januari 2011

Voortoets Natuurbeschermingswet wintergasten gemeente Zwolle. Resultaten tellingen winterhalfjaar 2010/2011

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen

BROEDVOGELS VAN HET LEERSUMSE VELD EN GINKELDUIN IN André van Kleunen

Wintergasten in Zwolle. Tussenresultaten tellingen winterhalfjaar 2009/2010

Procedurewijzer. Voor de (ontwerp)wijzigingsbesluiten van de Natura 2000-gebieden Rijntakken en Veluwe. #038 Rijntakken (ontwerpwijziging)

Watervogels Zeedijk St Pieterspolder

De opvallendste waarnemingen uit de. Dollard zijn de hoge. kokmeeuwen (1602). Van deze 3 soorten. zijn dit de hoogste Januari-waarden

Hans Schekkerman, Menno Hornman & Erik van Winden

Begrenzing van het Natuurnetwerk en de Natura 2000-gebieden

Achter de Schotbalken. Een evaluatie

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland T.a.v. Natura 2000 o.v.v. Krammer-Volkerak Postbus DE Zwolle. Middelburg, 17 oktober 2017

Gouwebos. midmaandwintertellingen van vogels trends samengesteld door Cok Scheewe. Foto (Huig Bouter)

Meerjarenvisie Samenvatting. SOVON Vogelonderzoek Nederland. Meerjarenvisie

Vogels in Nederland: toelichting op de vogelgegevens per soort, per provincie en per gebied op

Effectenbeoordeling heiwerkzaamheden

Vogels van het boerenland

Overwinterende. wilde ganzen in Vlaanderen 2004/ /08

Advies betreffende de jacht op houtduiven in het Vlaamse gewest

M i d w i n t e r t e l l i n g v a n z e e - e i n d e W a d d e n z e e e n d e N e d e r l a n d s e k u s t w a t e r e n, j a n u a r i

Procedurewijzer. Voor het wijzigingsbesluit Rijntakken. #38 Rijntakken

Resultaten telling slaapplaats grutto en andere vogelsoorten 't Broek, Waardenburg

Provinciaal weidevogelonderzoek in de regio Amstel-, Gooi- en Vechtstreek Uit het Jaarboek Weidevogels 2007

Slaapplaatstellingen van Huiskraaien in de winter van 2009/10

Natura 2000 gebied Markiezaat

Natuurdoelstellingen voor Vogelrichtlijngebied IJzervallei. Danny Maddelein Agentschap voor Natuur en Bos

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied IJsselmeer

5.4.3 EFFECTBEOORDELING

Hierbij de nieuwsbrief over de telling van 13 en 14 oktober 2007.

We zagen in de 30 getelde gebieden vogels verdeeld over 87 soorten. De meest getelde was zoals gewoonlijk de smient met exemplaren.

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en de Nederlandse kustwateren, januari 2009

Evaluatie Opvangbeleid overwinterende ganzen en smienten

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010

ONTWERPBESLUIT ARKEMHEEN

7.1 Grote Canadese gans (Branta canadensis canadensis)

Tilburg University. Maasvlakte terecht niet aangewezen als SBZ Verschuuren, Jonathan. Document version: Early version, also known as pre-print

Geringde Grauwe Ganzen in Limburg

Motivatie waarnemers. Waarom tellen waarnemers? Waarneme. Aantallen waarnemers. Nederland is land met hoogste dichtheid aan waarnemers

Samenvatting. Natura 2000 Beheerplan. Polder Zeevang

BEOORDELING EFFECTEN OPSCHALING EN UITBREIDING WIND- PARK SLUFTER

Recente trends in de vogelstand nabij de Eerste Bathpolder en mogelijke effecten van verlengde assimilatiebelichting

5 december Beste wintervogel-tellers en -telsters

Betreft: Zienswijze ontwerp-aanwijzingsbesluit Natura2000-gebied #79 Lepelaarplassen

Libellen van de Habitatrichtlijn,

Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Friese Front

Instandhoudingsdoelstellingen Hollands Diep en Haringvliet, doelen beschermde natuurmonumenten

Monitoring van het gebruik van ganzenfoerageergebieden in Nederland in 2012/13

Natura 2000-gebied De Wilck

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater

Effectbepaling ganzengebied Oosteinde en Westeinde 76 te Nieuwleusen

Dodaars (Tachybaptus ruficollis) (A004) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Bijdrage van gebieden

Aantal gevonden legsels in 2008

S o v o n N o t. Olaf Klaassen & André de Baerdemaeker Telling van Huiskraaien in Hoek van Holland op 4 maart Sovon-Notitie

Sovon-rapporten 2016 Alle rapporten die in 2016 verschenen op een rij:

Typische diersoorten van de Habitatrichtlijn,

Transcriptie:

SOVON Vogelonderzoek Nederland Rijksstraatweg 178 6573 DG Beek-Ubbergen T (024) 684 81 11 F (024) 684 81 22 E info@sovon.nl I www.sovon.nl Het ministerie van LNV, Directie Natuur, heeft SOVON verzocht om een rapport op te stellen over de actuele (1998-2004) vogelkundige waarden van Polder Zeevang en deze te evalueren in het kader van de EG-vogelrichtlijn. Hiervoor is gebruik gemaakt van telgegevens uit de database van SOVON. Deze zijn grotendeels verzameld door vrijwillige waarnemers verenigd in de afdeling Hoorn/West-Friesland van de KNNV vereniging voor veldbiologie. Zij stelden ook verspreidingsgegevens beschikbaar. Deze gegevens zijn bewerkt en worden in dit rapport gepresenteerd als seizoensmaxima en verspreidingskaarten. Deze data worden vervolgens geëvalueerd in het kader van de EGvogelrichtlijn. Vogelkundige waarden van Polder Zeevang 1998-2004 in het kader van de EG-Vogelrichtlijn André van Kleunen en Willy-Bas Loos SOVON-informatierapport 2005/11 Dit rapport is samengesteld in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit omslag.indd 1 22-9-2005 12:56:30

Vogelkundige waarden van Polder Zeevang 1998-2004 in het kader van de EG-Vogelrichtlijn A. van Kleunen & W.B. Loos SOVON-informatierapport 2005/11 Dit rapport is samengesteld in opdracht het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

COLOFON SOVON Vogelonderzoek Nederland Dit rapport is samengesteld in opdracht van de Directie Natuur van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit SOVON Vogelonderzoek Nederland Rijksstraatweg 178 6523 DG Beek-Ubbergen e-mail: info@sovon.nl Wijze van citeren: van Kleunen A. & Loos W.B. 2005. Vogelkundige waarden van Polder Zeevang 1998-2004 in het kader van de EG-Vogelrichtlijn. SOVON-informatierapport 2005/11. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Foto s omslag: Smienten en Kleine Zwaan (Harvey van Diek en Kolganzen in Zeevang (Jan Marbus). Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van SOVON en/of de opdrachtgever. ISSN 1382-6247

Vogelkundige waarden Zeevang 1998-2004 Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Vraagstelling en aanpak... 4 2.1. Vraagstelling... 4 2.2. Aanpak... 5 3. Criteria voor aanwijzing van Speciale Beschermingszones... 6 4. Vogelkundige waarden Polder Zeevang... 7 4.1. Gebiedsbeschrijving... 7 4.2. Herkomst vogelgegevens en indeling telgebieden... 7 5. Resultaten... 9 5.1. Vogelaantallen van onderzochte soorten in Polder Zeevang... 9 5.2. Aantallen vogels per telgebied... 10 5.3. Verspreiding van watervogels en de Slechtvalk in Zeevang... 11 6. Conclusies... 19 Literatuur... 20 Bijlage... 21 Bijlage 1. Seizoensmaxima niet-broedvogels afzonderlijke telgebieden... 21 1

SOVON-informatierapport 2005/11 2

Vogelkundige waarden Zeevang 1998-2004 1. Inleiding Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), Directie Natuur, heeft SOVON verzocht om een rapport op te stellen over de actuele (1998-2004) vogelkundige waarden van Polder Zeevang en deze te toetsen aan de hand van de selectie- en begrenzingscritera die in 2000 zijn gehanteerd voor de aanwijzing van 49 gebieden onder de de EG-Vogelrichtlijn (Ministerie LNV 2000). Een vergelijkbaar rapport, maar dan over de vogelkundige waarden in de periode 1996-2001, is eerder opgesteld door Schekkerman & Beintema (2002). Voorliggend rapport kan worden beschouwd als een actualisatie van deze publicatie. Polder Zeevang was reeds opgenomen in de landelijke inventarisatie van belangrijke vogelgebieden (van den Tempel & Osieck 1994), die het uitgangspunt vormde voor de aanwijzing van 49 Vogelrichtlijngebieden in 2000. Polder Zeevang kon toen niet echter niet worden aangewezen door een gebrek aan vogeltelgegevens waardoor geen goede onderbouwing beschikbaar was voor de begrenzing van het gebied. Vanuit SOVON waren de volgende medewerkers betrokken bij het totstandkomen van deze publicatie: André van Kleunen (projectleiding, samenstelling rapportage), Willy-Bas Loos (GIS-analyse, kaartproductie), Marc van Roomen (advisering), Rob Vogel (projectbegeleiding) en Erik van Winden (database-analyse). Vanuit LNV werd dit project begeleid door Eduard Osieck. Onze dank gaat uit naar de volgende organisaties en personen, die hebben bijgedragen aan het tot stand komen van dit rapport. De afdeling Hoorn/West-Friesland van de KNNV vereniging voor veldbiologie, met name Ben Pronk, Ina en Jan Marbus leverde verspreidingsgegevens. Hans Schekkerman (Alterra) gaf toestemming om passages uit Schekkerman & Beintema (2002) over te nemen in voorliggende rapportage. 3

SOVON-informatierapport 2005/11 2. Vraagstelling en aanpak 2.1. Vraagstelling Gevraagd is om de actuele verspreiding te belichten van in Zeevang (SOVON-watervogeltelgebieden NH4520, NH4530 en NH4540) voorkomende vogels, voor zover relevant in het kader van de EGvogelrichtlijn. Het gaat in ieder geval om: Kleine Zwaan, Kolgans, Grauwe Gans, Brandgans, Smient, Goudplevier, Wulp en eventuele andere soorten die aan de gestelde criteria voldoen. De genoemde telgebieden overlappen met de begrenzing opgenomen in het ontwerp-besluit (figuur 1) zoals dat in 1999 ter inzage is gelegd (gelijk aan de begrenzing zoals opgenomen in van den Tempel & Osieck 1994). Voorts worden seizoensmaxima van bovengenoemde soorten gepresenteerd voor de drie telgebieden samen en afzonderlijk, aangevuld met die van de aangrenzende telgebieden NH4370 en NH4510. Het relatief belang van elk van de telgebieden voor de soorten wordt verder aangegeven aan de hand van doorgebrachte aantallen vogeldagen. Figuur 1. Kaart met de begrenzing van Polder Zeevang in het ontwerp-besluit voor aanwijzing als Vogelrichtlijngebied zoals dat in 1999 ter inzage is gelegd. 4

Vogelkundige waarden Zeevang 1998-2004 2.2. Aanpak De informatie uit Schekkerman & Beintema (2002) is aangepast aan de actuele situatie. Verspreidingsgegevens zijn opgenomen in een GIS-omgeving en op uniforme wijze weergegeven, als volgt: Van de Kleine Zwaan, Kolgans, Grauwe Gans, Brandgans, Smient en Goudplevier zijn verspreidingsgegevens op detailniveau beschikbaar. Ina en Jan Marbus en Ben Pronk van de afdeling Hoorn/West-Friesland van de KNNV vereniging voor veldbiologie hebben de belangrijke concentraties van alle soorten, met uitzondering van Smient, vastgesteld in zes winterseizoenen (maandelijkse tellingen): 1999/2000-2004/2005 ingetekend op gebiedskaarten, voorzien van aantal. Voor deze studie zijn deze kaarten gedigitaliseerd en samengevoegd tot één verspreidingskaart per soort voor de telgebieden NH4520, NH4530 en NH4540 (zie figuur 2) die overlappen met de begrenzing van het in 1999 voorgestelde Vogelrichtlijngebied (zie figuur 1). De kaarten moeten dus niet worden gezien als een maat voor de in het gebied aanwezige aantallen, maar de cumulatieve verspreiding geeft een beeld van waar het voorkomen van de soorten is geconcentreerd. Voor de Smient wordt de verspreiding in november 2003 en 2004 binnen deze telgebieden weergegeven (paragraaf 5.3). De seizoensmaxima worden op uniforme wijze gepresenteerd in tabelvorm en eventuele verschillen met Schekkerman & Beintema (2002) toegelicht. 5

SOVON-informatierapport 2005/11 3. Criteria voor aanwijzing van Speciale Beschermingszones De EG-Vogelrichtlijn geeft aan dat van twee categorieën vogels de belangrijkste leefgebieden moeten worden beschermd: (a) zeldzame, kwetsbare en/of bedreigde soorten, genoemd in Bijlage 1 van de Vogelrichtlijn, en (b) trekkende vogelsoorten, in het bijzonder soorten die gebruik maken van watergebieden (wetlands). Door het Ministerie van LNV is een systematiek ontwikkeld om te beoordelen welke gebieden in dit licht aangewezen dienen te worden als sbz (Directie Natuurbeheer 2000; van Roomen et al. 2000). In het kort komt deze hier op neer: a) Gebieden worden begrensd, die zich in aard (abiotisch of type gebruik door de mens) of ornithologische betekenis duidelijk onderscheiden van de omgeving (cf. Grimmet & Jones 1989). De gebieden zijn gedefinieerd aan de hand van de begrenzingen van 16 onderscheiden landschapstypen, of combinaties van typen die samen een landschapsecologische eenheid vormen (zie voor een uitvoeriger bespreking van het gebiedsbegrip Directie Natuurbeheer 2000 en Beintema & Schekkerman 2001). b) Voor regelmatig in Nederland voorkomende vogelsoorten vermeld in Bijlage I van de Vogelrichtlijn worden de vijf beste gebieden (op grond van aantallen) aangewezen als sbz, rekening houdend met een ondergrens van 1% van de landelijke broedpopulatie en tenminste twee broedparen (broedvogels) dan wel 0,1% van de biogeografische populatie (nietbroedende watervogels). Bovendien geldt een absolute ondergrens van 2 vogels die onder meer van toepassing is op de Slechtvalk (soort van bijlage I). c) Voor trekkende watervogelsoorten worden gebieden aangewezen waar regelmatig ten minste 1% van een biogeografische populatie van die soort verblijft. (Dit criterium komt overeen met de drempel voor aanwijzing van wetland-gebieden van internationaal belang onder de Wetlands-conventie.) d) Onder regelmatig verblijf wordt hierbij verstaan dat het gemiddelde seizoensmaximum van het aantal vogels, berekend over (in principe) vijf jaren, gelijk is aan of groter is dan de drempelwaarde. e) Gebieden die aan één of beide bovengenoemde criteria voldoen, worden allen aangewezen als sbz indien daarbinnen ten minste 100 ha aaneengesloten terrein een formele natuurstatus heeft, d.w.z. valt onder de Natuurbeschermingswet of in beheer is bij Staatsbosbeheer of een organisatie vallend onder de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende instanties. f) Bij de begrenzing van de sbz wordt tevens rekening gehouden met vogelsoorten uit Bijlage I en trekkende watervogels, alsmede enkele soorten vermeld in de nationale Rode Lijst, die in het gebied weliswaar niet de drempel voor kwalificatie overschrijden, maar wel in (op nationaal niveau) belangrijke aantallen voorkomen. Drempelwaarden voor deze groep aangeduid als begrenzings-soorten, zijn 1% van de landelijke broedpopulatie (broedvogels) en 0,1% van de biogeografische populatie (niet-broedvogels). Deze studie gaat in op de hiervoor genoemde criteria b,c,d en f. 6

Vogelkundige waarden Zeevang 1998-2004 4. Vogelkundige waarden Polder Zeevang 4.1. Gebiedsbeschrijving Polder Zeevang is een poldergebied gelegen in Noord-Holland tussen de plaatsen Purmerend, Oosthuizen en Edam (figuur 1). Aan de oostzijde grenst het gebied aan het Markermeer, aan de zuidzijde aan de Purmer en de bebouwing van Edam en Kwadijk en aan de westzijde aan de Beemster. Ten noorden van polder Zeevang liggen nog enkele kleinere poldergebieden (Kleine en Grote Koogpolder, Schardammerkoog en Beetskoogpolder) en aangrenzend buitendijks grasland (Oosterkoog). Zeevang wordt doorsneden door de provinciale weg Amsterdam-Hoorn, enkele kleinere wegen en de lintbebouwing van de dorpen Warder en Middelie. Het gebied bestaat verder overwegend uit open grasland op veengrond met daartussen brede sloten en weteringen, met enkele oude doorbraakkolken langs de Markermeerdijk. In het gebied bevindt zich een 220 ha weidevogelreservaat in beheer bij Staatsbosbeheer. In de ten noorden van Zeevang gelegen kogen bevinden zich nog enkele kleinere stukken reservaatsgebied. 4.2. Herkomst vogelgegevens en indeling telgebieden De voor deze beschrijving gebruikte vogeltellingen zijn afkomstig uit de database van SOVON en grotendeels verzameld door vrijwillige waarnemers verenigd in de afdeling Hoorn/West-Friesland van de KNNV vereniging voor veldbiologie. Gevraagd is om de meeste actuele gegevens te geven, van de seizoenen 1997/1998 tot en met 2003/2004 (voor niet-broedvogels, waar het in Zeevang om gaat, lopen de telseizoenen van juli tot en met juni). De tellingen zijn uitgevoerd in het kader van de volgende projecten: Midwintertelling watervogels. Tijdens deze door SOVON gecoördineerde telling, jaarlijks uitgevoerd in een weekeinde rond het midden van de januari, worden alle soorten watervogels integraal geteld in een groot aantal gebieden in Nederland, waaronder Zeevang. De midwintertellingen worden internationaal uitgevoerd en vormen tevens de basis voor schattingen van de grootte van biogeografische populaties van watervogels, waaruit de 1%-criteria worden afgeleid. Ganzen- en zwanentellingen. In het winterhalfjaar worden in de belangrijkste gebieden voor ganzen en zwanen in Nederland in het winterhalfjaar (oktober-maart) maandelijks alleen deze soorten geteld, onder coördinatie van SOVON. Zeevangmonitoring Vogels. Met ingang van het seizoen 2000/2001 worden Zeevang en enkele polders ten noorden daarvan in oktober-maart maandelijks integraal geteld op alle vogelsoorten van open habitats (Pronk 2001). Per telling nemen 15-20 tellers deel, verdeeld in groepjes van twee tot drie personen die simultaan elk een verschillend deelgebied tellen. Tijdens deze tellingen is tevens de verspreiding van ganzen, Kleine Zwaan, Smient en Goudplevier op kaarten ingetekend. SOVON-telgebieden De aantallen niet-broedvogels worden geregistreerd op het niveau van telgebieden. Gevraagd is om in deze rapportage met name het voorkomen van niet-broedvogels in de telgebieden NH4520, NH4530 en NH 4540 te behandelen. Van NH4370 en NH4510 worden bovendien de seizoensmaxima van d gevraagde niet-broedvogels gegeven. In figuur 2 wordt de ligging van deze telgebieden weergegeven. 7

SOVON-informatierapport 2005/11 Figuur 2. Ligging Zeevang en begrenzing SOVON-watervogeltelgebieden. Topografische ondergrond Topografische Dienst Nederland. 8

Vogelkundige waarden Zeevang 1998-2004 5. Resultaten 5.1. Vogelaantallen van onderzochte soorten in Polder Zeevang Tabel 1 geeft voor de gevraagde soorten watervogels een overzicht van de vastgestelde seizoensmaxima in de winters van 1997/1998 tot en met 2003/2004 in Zeevang (telgebieden NH4520, NH4530 en NH4540). Het seizoensmaximum is het hoogste aantal vastgesteld tijdens één of meer tellingen in hetzelfde winterseizoen. Voor zwanen, ganzen en smient is dit maximum gebaseerd op meerdere (doorgaans vijf) tellingen per seizoen in alle jaren; voor de overige watervogels op één telling in januari in 1997/1998 tot en met 1999/2000 en vijf tellingen vanaf 2000/2001. De voor aanwijzing van speciale beschermingszones te hanteren aantalscriteria zijn eveneens vermeld, en het gemiddelde van de vijf meest recente seizoensmaxima wordt met deze criteria vergeleken. Indien het gemiddelde seizoensmaximum de 1%-drempel overschrijdt, kwalificeert het gebied voor aanwijzing als sbz voor de betreffende soort; indien het gemiddelde niet de 1%, maar wel de 0,1% overschrijdt, kwalificeert de soort om mede de begrenzing van de sbz te bepalen. De in tabel 1 vermelde 1%- drempels betreffen de meest recente, zoals gepubliceerd in Wetlands International (2002). Alleen de Smient overschrijdt de 1%-drempel voor aanwijzing van het gebied als sbz. Het gemiddelde seizoensmaximum bedroeg ruim 2,3 maal de drempel van 15.000 vogels. Sinds het seizoen 1997/1998 wordt deze drempel jaarlijks in toenemende mate overschreden. In figuur 3 wordt de aantalsontwikkeling van de Smient in de Zeevang weergegeven. De trend over de periode 1975-2003 is positief (tabel 2), maar over de laatste 10 jaar stabiel, ondanks de ogenschijnlijke toename in figuur 3. Er zijn geen andere vogelsoorten die in Zeevang en omgeving voldoen aan het 1%-criterium of waarvoor Zeevang tot de beste vijf gebieden in Nederland behoort, althans in de periode 1993-1997 (van Roomen et al. 2000). Wel overschrijden alle beschouwde watervogelsoorten de 0,1-drempel voor begrenzings-soorten. De Slechtvalk (soort opgenomen in Bijlage I, geen watervogel) overschrijdt de drempelwaarde van 2 vogels. Tabel 1. Seizoensmaxima van enkele watervogelsoorten in Zeevang (telgebieden NH4520, NH4530 en NH4540 in 1997/1998-2003/2004. Tevens is het gemiddelde seizoensmaximum over de laatste vijf seizoenen getoetst aan de 1%-drempels. Soort 97/98 98/99 99/00 00/01 01/02 02/03 03/04 Categorie 1 gem 2 N 3 drempel 4 pop 5 01 6 01 6 05 6 05 6 1%- % int Kw B Kw B Kleine Zwaan 57 123 116 264 158 66 109 Bijlage I en 1% 143 5 290 0,49 x x Kolgans 1756 2900 3980 2376 8050 6550 7778 1% 5747 5 10000 0,57 x x Grauwe Gans 152 207 513 395 891 1190 815 1% 761 5 4000 0,19 x x Brandgans 105 200 18 165 143 514 2194 1% 607 5 3600 0,17 x Smient 8569 15102 18814 37536 34110 31120 53790 1% 35074 5 15000 2,34 x x x x Goudplevier 0 0 400 6538 3550 8442 5780 Bijlage.I en 1% 4942 5 8000 0,62 x x Kievit >0 0 457 7930 14820 13625 7383 1% 8843 5 20000 0,44 x Wulp 2 0 620 692 1208 445 943 Bijlage 1 782 5 4200 0,19 x x Grutto 0 0 0 1020 313 899 813 1% 609 5 1700 0,36 x x Slechtvalk 1 5 2 5 Bijlage 1 3 4 5? x 1 Soorttype: soort komt voor op annex I Vogelrichtlijn (An. I), is trekkende watervogelsoort (1%) of beide. 2 Gemiddelde: gemiddelde seizoensmaximum over de vijf meest recente seizoenen: 1999/2000-2003/2004. 3 N: aantal getallen (jaren) waarover gemiddelde is berekend. 4 1%-drempel: geschatte grootte van de totale biogeografische populatie/100 (Wetlands Internationaal 2002). 5 % int pop: gemiddeld seizoensmaximum als % van biogeografische populatie. 6 Kwalificaties: x ingevuld als de soort bij de toetsing in 2001 en 2005 voldeed aan de criteria voor aanwijzing (kw) of begrenzing (B) van speciale beschermingszones (gegevens 2001 ontleend aan Schekkerman & Beintema 2001). 9

SOVON-informatierapport 2005/11 Figuur 3. Aantalsontwikkeling van de Smient in de Zeevang. Bron: SOVON&CBS (2005). Tabel 2. Aantallen en trends van de Smient in de Zeevang. Bron: van Roomen et al. 2004) Gem. max Max. 02/03 Mnd Trend Trend N Perc. input Periode totaal 10 jaar 27.000 31.710 1 + 0 16 50 75-02 5.2. Aantallen vogels per telgebied Om inzicht te krijgen in het belang van de verschillende telgebieden voor de verschillende soorten is in tabel 3 per soort het relatieve aandeel van elk telgebied in het gemiddeld aantal vogeldagen over de seizoenen 1999-2000 2003-2004 weergegeven. Het aantal vogeldagen is het product van aantal aanwezige vogels en het aantal dagen dat ze in het gebied verblijven. In dit geval is dit berekend voor de periode oktober-maart. Behalve NH4520, NH4530 en NH4540 zijn ook de noordelijke telgebieden NH4370 en NH4510 gegeven. Uit tabel 3 blijkt dat het voorkomen van de Smient geconcentreerd is in NH4520, NH4530 en NH4540 en dat NH4370 en NH4510 nauwelijks van belang zijn voor deze soort. Voor alle andere soorten geldt dat NH4520, dus de graslanden tegen de Markermeerdijk aan de hoogste aantallen vogeldagen kennen. In Bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de seizoensmaxima per telgebied per soort. 10

Vogelkundige waarden Zeevang 1998-2004 Tabel 3. Relatief (%) aantal doorgebrachte vogeldagen (oktober-maart) per deelgebied over de winterseizoenen 1999/2000-2003/2004. soortnaam NH4370 NH4510 NH4520 NH4530 NH4540 Kleine Zwaan 20,8 3,3 75,6 0,3 0,0 Kolgans 0,4 0,2 97,0 2,4 0,0 Grauwe Gans 6,7 1,8 70,9 11,8 8,8 Brandgans 1,0 2,0 94,6 2,4 0,0 Smient 1,1 1,8 35,3 18,6 43,2 Goudplevier 9,7 0,1 62,1 7,2 20,8 Kievit 5,6 0,7 51,3 19,9 22,5 Grutto 2,3 3,5 56,4 8,5 29,2 Wulp 1,9 1,0 77,0 13,1 6,9 5.3. Verspreiding van watervogels en de Slechtvalk in Zeevang In Figuur 4-10 worden de verspreidingskaarten van Kleine Zwaan, Kolgans, Grauwe Gans, Brandgans, Smient en Goudplevier weergegeven (zie voor werkwijze paragraaf 2.2). Het voorkomen van de Kleine Zwaan, Kolgans en Brandgans blijkt geconcentreerd in de graslanden grenzend aan de Markermeerdijk (telgebied NH4520). De Grauwe Gans kent een gelijkmatige verspreiding en ontbreekt alleen tussen Hobrede en Kwadijk in telgebied NH4540. Ten westen van de spoorlijn zijn de grootste aantallen van de Smient vastgesteld. Voorts is deze soort talrijk in het noorden van NH4520 (het telgebied dat grenst aan het Markermeer), maar komt slechts spaarzaam voor in het zuidoostelijke deel van Zeevang (NH4520 en NH4530). Deze verspreidingsbeelden van november 2003 en 2004 komen goed overeen met de verspreiding in november 2000-maart 2001, zoals weergegeven is in Schekkerman & Beintema (2002). Concentraties Goudplevieren zijn vastgesteld in het westelijke deel, centraal in NH4540, ten zuiden van Warder, voornamelijk in NH4520 en het noorden van NH4530 en langs de Markermeerdijk in NH4520. De soort ontbreekt in het centraal zuidelijke deel rondom Middelie in NH4530. Slechtvalken zijn vastgesteld verspreid over de hele Zeevang in alle drie de telgebieden. In NH4520 houdt zich in het winterseizoen meestal één exemplaar op nabij reservaat Warder. In het oostelijke deel van NH4540 langs de spoorlijn worden soms tot twee exemplaren bij elkaar gezien. De soort jaagt in de Zeevang onder andere op Smienten en Goudplevieren (med. Ben Pronk). 11

SOVON-informatierapport 2005/11 Figuur 4. Voorkomen van concentraties van de Kleine Zwaan in de telgebieden NH4520, NH4530 en NH4540, cumulatief voor zes seizoenen: 1999/2000-2004/2005. Topografische ondergrond Topografische Dienst Nederland. 12

Vogelkundige waarden Zeevang 1998-2004 Figuur 5. Voorkomen van concentraties van de Kolgans in de telgebieden NH4520, NH4530 en NH4540, cumulatief voor zes seizoenen: 1999/2000-2004/2005. Topografische ondergrond Topografische Dienst Nederland. 13

SOVON-informatierapport 2005/11 Figuur 6. Voorkomen van concentraties van de Grauwe Gans in de telgebieden NH4520, NH4530 en NH4540, cumulatief voor zes seizoenen: 1999/2000-2004/2005. Topografische ondergrond Topografische Dienst Nederland. 14

Vogelkundige waarden Zeevang 1998-2004 Figuur 7. Voorkomen van concentraties van de Brandgans in de telgebieden NH4520, NH4530 en NH4540, cumulatief voor zes seizoenen: 1999/2000-2004/2005. Topografische ondergrond Topografische Dienst Nederland. 15

SOVON-informatierapport 2005/11 Figuur 8. Voorkomen van concentraties van de Goudplevier in de telgebieden NH4520, NH4530 en NH4540, cumulatief voor zes seizoenen: 1999/2000-2004/2005. Topografische ondergrond Topografische Dienst Nederland. 16

Vogelkundige waarden Zeevang 1998-2004 Figuur 9. Voorkomen van de Smient tijdens de novembertelling van 2003 weergegeven. Topografische ondergrond Topografische Dienst Nederland. 17

SOVON-informatierapport 2005/11 Figuur 10. Voorkomen van de Smient tijdens de novembertelling van 2004 weergegeven. Topografische ondergrond Topografische Dienst Nederland. 18

Vogelkundige waarden Zeevang 1998-2004 6. Conclusies Uit het vorige hoofdstuk blijkt dat Zeevang, begrensd door de SOVON-watervogeltelgebieden N4520, NH4530 en NH4540 op grond van het vijfjarig gemiddelde seizoensmaximum (1999/2000-2003/2004) van de Smient ruimschoots de drempelwaarde van 1% van de biogeografische populatie overschrijdt. Geen van de andere soorten haalt deze drempelwaarde. Dit is in overeenstemming met de bevindingen uit een eerdere analyse over de periode 1996/1997-2000/2001 van Schekkerman & Beintema (2001). Deze analyse laat zien dat nu ook Brandgans, Slechtvalk en Kievit zich kwalificeren als begrenzingssoorten. Deze studie ondersteunt de conclusies van Schekkerman & Beintema (2001) dat Polder Zeevang voldoet voor de Smient aan de selectiecritera die in 2000 zijn gehanteerd voor de aanwijzing van Vogelrichtlijngebieden. Soorten van Bijlage I waarvoor het gebied verder van belang is, zijn Kleine Zwaan, Brandgans, Goudplevier en Slechtvalk. Andere trekkende vogelsoorten waarvoor het gebied van betekenis is als overwinteringsgebied en/of rustplaats, zijn: Kolgans, Grauwe Gans, Kievit, Wulp en Grutto. 19

SOVON-informatierapport 2005/11 Literatuur MINISTERIE LNV 2000. Nota van Antwoord Vogelrichtlijn deel 1. Algemeen. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Directie Natuurbeheer, Den Haag. GRIMMETT R.F.A. & JONES T.A. 1989. Important Bird Areas in Europe. ICPB Technical Publication No. 9. International Council for Bird Preservation, Cambridge. PRONK B. 2001. Zeevang monitoring vogels winter 2000-2001. Rapport KNNV afdeling Hoorn/West- Friesland. VAN ROOMEN M.W.J., BOELE A., VAN DER WEIDE M.J.T., VAN WINDEN E.A.J. & ZOETEBIER D. 2000. Belangrijke vogelgebieden in Nederland, 1993-97. SOVON-informatierapport 2000/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. VAN ROOMEN M. VAN WINDEN E., KOFFIJBERG K., BOELE A., HUSTINGS F., KLEEFSTRA R., SCHOPPERS J., VAN TURNHOUT C., SOVON Ganzen- en zwanenwerkgroep & Soldaat L. 2004. Watervogels in Nederland 2002/2003. SOVON-monitoringrapport 2004/02, RIZA-rapport BM04/09, SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. SCHEKKERMAN H. & BEINTEMA A.J. 2001. Nadere toetsing van begrenzing en aanwijzing van negen vogelrichtlijngebieden. Alterra-rapport 328. Wageningen. SCHEKKERMAN H. & BEINTEMA A.J. 2002. Vogelkundige waarden van de Polder Zeevang, 1996-2001; een evaluatie in het kader van de EG-Vogelrichtlijn. Wageningen, Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte. Alterra-rapport 450. SOVON & CBS 2005. Trends van vogels in het Nederlandse Natura 2000 netwerk. SOVONinformatierapport 2005/09. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. VAN DEN TEMPEL R. & OSIECK E.R. 1994. Belangrijke vogelgebieden in Nederland. Technisch Rapport Vogelbescherming Nederland 13. Vogelbescherming Nederland, Zeist. WETLANDS INTERNATIONAL 2002. Waterbird Population Estimates 3rd edition. Global Series 12. Wetlands International, Wageningen. 20

Vogelkundige waarden Zeevang 1998-2004 Bijlage Bijlage 1. Seizoensmaxima niet-broedvogels afzonderlijke telgebieden Telgebied Soortnaam 1997/ 1998 1998/ 1999 1999/ 2000 2000/ 2001 2001/ 2002 2002/ 2003 2003/ 2004 NH4370 Kleine Zwaan 48 45 50 27 39 53 55 NH4370 Kolgans 0 0 0 0 15 320 0 NH4370 Grauwe Gans 4 18 87 67 205 48 30 NH4370 Brandgans 0 0 0 0 0 50 0 NH4370 Smient 110 180 150 600 440 543 410 NH4370 Goudplevier 0 0 0 0 0 4600 0 NH4370 Kievit 0 0 0 840 280 2000 693 NH4370 Grutto 0 0 0 20 0 12 44 NH4370 Wulp 0 0 28 16 30 20 105 NH4510 Kleine Zwaan 13 6 15 0 50 3 6 NH4510 Kolgans 0 100 0 0 0 80 52 NH4510 Grauwe Gans 11 36 22 20 60 23 80 NH4510 Brandgans 0 0 0 0 100 0 0 NH4510 Smient 17 100 80 350 4000 590 975 NH4510 Goudplevier 0 0 0 8 32 10 0 NH4510 Kievit 0 0 0 30 230 14 35 NH4510 Grutto 0 0 0 6 1 65 42 NH4510 Wulp 0 300 0 60 30 5 20 NH4520 Kleine Zwaan 57 123 116 264 158 63 109 NH4520 Kolgans 1756 2900 3980 2376 8050 6550 7773 NH4520 Grauwe Gans 152 207 513 395 843 1017 662 NH4520 Brandgans 105 200 18 165 50 514 2194 NH4520 Smient 7200 4500 11750 13652 12885 25590 NH4520 Goudplevier 0 0 0 6113 850 8000 5000 NH4520 Kievit 0 0 56 6480 8050 9000 5178 NH4520 Grutto 0 0 0 770 175 463 407 NH4520 Wulp 0 0 470 691 1184 305 941 NH4530 Kleine Zwaan 0 0 3 0 0 3 0 NH4530 Kolgans 0 0 0 0 0 340 2050 NH4530 Grauwe Gans 1 37 68 22 171 397 NH4530 Brandgans 0 0 0 0 100 1 20 NH4530 Smient 4402 4478 5635 9870 9510 8420 9795 NH4530 Goudplevier 0 0 0 4 1500 27 176 NH4530 Kievit 0 0 1 2500 4700 2655 675 NH4530 Grutto 0 0 0 7 54 88 129 NH4530 Wulp 0 0 150 2 269 187 374 NH4540 Kleine Zwaan 3 0 0 0 0 0 0 NH4540 Kolgans 0 0 2 0 0 0 0 NH4540 Grauwe Gans 3 8 56 70 68 120 170 NH4540 Brandgans 0 0 0 0 0 0 0 NH4540 Smient 4167 3424 8679 21310 14165 13205 22365 NH4540 Goudplevier 0 0 400 500 1950 415 780 21

SOVON-informatierapport 2005/11 Telgebied Soortnaam 1997/ 1998 1998/ 1999 1999/ 2000 2000/ 2001 2001/ 2002 2002/ 2003 2003/ 2004 NH4540 Kievit 0 0 400 2850 2070 1970 1530 NH4540 Grutto 0 0 0 243 84 348 277 NH4540 Wulp 2 0 0 30 158 50 180 22