GENERATORUNIT BEDIENINGS- EN ONDERHOUDSHANDLEIDING



Vergelijkbare documenten
Professional Supplies EIERKOOKAPPARAAT. Modelnr.: *

Veiligheidsinstructies Belangrijk: Lees deze instructies zorgvuldig voor u de heater in elkaar zet en gebruik neemt, en volg ze na.

VERWARMING «RED HOT» Ref 93475

INLEIDING VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN SYMBOLEN. De symbolen in deze gebruiksaanwijzing. Symbolen op het apparaat

GEBRUIKSAANWIJZING (NL)

GEBRUIKSAANWIJZING (NL)

Gebruiksaanwijzing, waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften voor gesloten batterijen met vast elektrolyt (AGM-technologie) voor motorfietsen.

Heteluchtkanon HP18 / HP 30 / HP 45 RVS BEDRIJFSVOORSCHRIFTEN

GASTRO BUFFET - SALADEBAR GEBRUIKSAANWIJZING EN ONDERHOUDSHANDLEIDING

Gebruiksaanwijzing Vloeistof stand kachels BINAR-5S BINAR-5S diesel BINAR-5S.24 diesel

12/2014. Mod: DRINK-38/SE. Production code: CEV425

Handleiding: Stroomgroep Benzine 2000 Watt

Gebruiksaanwijzing, waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften voor batterijen met vloeibaar elektrolyt voor motorfietsen. (zuurpakket meegeleverd)

ALCT 6/24-2 GEBRUIKSAANWIJZING

Keystone OM13 - EPI-2 driedraads module Handleiding voor installatie en onderhoud

GEBRUIKSAANWIJZING (NL)

THERMO-ELEKTRISCHE WIJNKLIMAATKAST & KOELKAST. Model: DX-68 COMBO (Mini Bar) Gebruiksaanwijzing

Let op! Zware lading. Sta niet onder de hangende lading tijdens het transport of de montage.

Generator Gebruiksaanwijzing kw kw kw kw.

Gebruiks- en onderhoudsaanwijzing- NL

Handleiding. AirQlean H luchtfiltersysteem voor montage aan het plafond

Handleiding. Type: TopsealDirect.nl - Standard Plus

INHOUD. CE Verklaring van Overeenstemming 8. 2

Bestnr Toerentalregelaar voor ventilator

2. Geadviseerde omgevingstemperatuur van 0 C tot 50 C.

ROTERENDE TP-L4 SERIELASER RL-H3 C

Gebruikershandleiding

CCS COMBO 2 ADAPTER. Handleiding

TECHNISCHE HANDLEIDING

GEBRUIKSAANWIJZING TEGELZAAGMACHINE DYNAMIC 680

Inhoud. 1. Veiligheidsinstructies

Gebruiksaanwijzing BullDuster

Batterijdiagnosetoestel voor het testen van alle types 12 V-batterijen.

INSTRUCTIEBOEKJE HG800P / HG1200R. hydrofoorgroepen

AX-3010H. Multifunctionele schakelende voeding. Gebruiksaanwijzing

1. BESCHRIJVING spanningsindicator. voedingsschakelaar. AC uitgangs stopcontact krokodilleklemmen. ventilator 2. VERBINDINGEN

HANDLEIDING RO-STEAM 1000 / 2000

Gebruikershandleiding

GEBRUIKERSHANDLEIDING KS

DROOGPLATEAU. Handleiding

Gumax Terrasverwarmer

vetvrije gezinsmaaltijden Handleiding

Professional Supplies BORDENWARMKAST. Modelnr.: * * * CaterChef 60

JALOUZIËN. Bedienings- en montagehandleiding

Professional Supplies ELEKTRISCHE FRITEUSES. Modelnr.: * * Model 5 liter / 2x 5 liter

HANDLEIDING. Sesame. Thermoplastic Tank Technologies

Hoogfrequent batterijladers. KOP serie. Handleiding

Byzoo Sous Vide Turtle

AT Multifunctioneel luchtbehandelingsapparaat

Halogeen lampenset. Bestnr.: wit chroom titaan. Omwille van het milieu 100% recyclingpapier

Gebruikershandleiding.

VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN

GEBRUIKSAANWIJZING TEGELZAAGMACHINE TCM180

Gebruikershandleiding

Uw gebruiksaanwijzing. SAMSUNG RS20CCSV

Bedienungsanleitung Elektrischer Kamin KH 1117 Istruzioni per l'uso Camino elettrico KH 1117 Mode d'emploi Cheminée électrique KH 1117

E X T R A C T O R S QS-2115N

Installatie & Onderhouds Instructies WARNER-LT 03/11

Model EF-2000W Handleiding

Neem deze gebruikershandleiding uitgebreid door alvorens de werkzaamheden met de machine aan te vangen.

Gebruikershandleiding

Elektrische Takels, PA 200D, PA250D, PA 300D, PA 400D,PA 500D, PA 600D, PA 800D.

Gebruikershandleiding Puch Radius, State of the Art, Boogy BMS

Industriële instrumenten van Konica Minolta Sensing. Veiligheidsmaatregelen

TOSTI APPARAAT GEBRUIKSAANWIJZING

Quality Heating elektrische vloerverwarmingsfolie

TDS 75. NL Gebruikshandleiding Elektrische warmeluchtblazer

Innovation Protection Conseil

Bandenwisselaar handbediend

Afzuigkap Gebruiksaanwijzing

Handleiding Harmopool Whirlpool Spa Pomp : ZFPX5200 -ZFPX ZFPX5220

Gebruikershandleiding.

Explosieveilige elektrische/ventilatie-/verlichtings-/...apparatuur gebruiken. Uitsluitend vonkvrij gereedschap gebruiken

TECNOLUX CH90EL. Gebruiksaanwijzing

STIHL AK 10, 20, 30. Veiligheidsinstructies

RC030/RC035 Pneumatisch (handmatig) vloeistof afzuigapparaat. Instructies

Hoogfrequent batterijladers. PM-24 serie. Handleiding

Gebruikershandleiding

Spanning Capaciteit (mm) (mm) (g) (V) (mah) PR10-D6A PR70 1,4 75 5,8 3,6 0,3 PR13-D6A PR48 1, ,9 5,4 0,83 PR312-D6A PR41 1, ,9 3,6 0,58

ALGEMENE AANWIJZINGEN VOOR VERLICHTINGSARMATUREN

NL... Horizontaal tilsysteem. Vers. 3.00

R-zinnen en S-zinnen. R-zinnen... 2 Gecombineerde R-zinnen... 4 S-zinnen... 7 Gecombineerde S-zinnen... 9

Aanslag en beton verwijderaar voor industriele toepasingen.

MINI WASMACHINE WMR5350

* /1 * /1 * x40

Transcriptie:

GENERATORUNIT BEDIENINGS- EN ONDERHOUDSHANDLEIDING Deze handleiding is samengesteld als richtlijn voor operators ter ondersteuning bij het starten, stoppen en op andere wijze bedienen van de generatorunit. ORIGINELE INSTRUCTIES

2

INHOUD 1. INLEIDING 6 2. VEILIGHEID 7 2.1 Algemeen...7 2.1.1 Noodstopknop...7 2.2 Persoonlijke beschermingsmiddelen...7 2.3 Algemene informatie over gevaar...8 2.3.1 Perslucht en water onder druk...8 2.3.2 Voorkomen van het morsen van vloeistoffen...8 2.3.3 Leidingen, buizen en slangen...8 2.3.4 Afvoer van afval...9 2.4 Brand en Explosie...9 2.4.1 Brandblusser...9 2.5 Uitlaatgassen...10 2.6 Mechanisch...10 2.7 Chemisch...10 2.7.1 Koelvloeistof... 10 2.7.2 Oliën... 10 2.7.3 Accu's... 10 2.8 Lawaai...11 2.9 Elektrisch...11 2.9.1 Nulleideraardaansluiting... 11 2.10 Eerste hulp bij een elektrische schok...11 2.11 Verklaring waarschuwingsetiketten...13 3. ALGEMENE BESCHRIJVING 15 3.1 Standaardtypeplaatje...16 3.2 Beschrijving van de generatorunit...17 4. INSTALLATIE, TRANSPORT EN OPSLAG 18 4.1 Algemeen...18 4.2 Installatie buiten...19 4.2.1 Opstelling van inloopcontainers... 20 4.2.2 Betonnen sokkel... 20 4.3 Verplaatsen van de generatorunit...20 4.3.1 Goedgekeurde takelmethoden voor niet-iso-inloopcontainers... 23 4.3.2 Goedgekeurde takelmethoden voor niet-iso inloopcontainers... 23 4.4 Funderingen en trillingsdemping...24 4.4.1 Fundering... 24 4.4.2 Trillingsdemping... 24 3

4.5 Opslag... 25 4.5.1 Motoropslag... 25 4.5.2 Opslag van de generator... 25 4.5.3 Accu-opslag... 25 5. BESCHRIJVING VAN HET BESTURINGSSYSTEEM EN HET OPSPOREN EN OPLOSSEN VAN PROBLEMEN 26 5.1 Beschrijving van het besturingssysteem...26 5.2 1002T (snelstart)...26 5.2.1 Instrumenten op het bedieningspaneel... 26 5.2.2 Algemene informatie 1002T-besturingssystemen... 28 5.2.3 Controles voor het starten... 28 5.2.4 Normaal starten / stoppen sleutelstartpaneel (1002T)... 29 5.2.5 Gids voor het opsporen en oplossen van problemen in besturingssysteem 1002T... 31 5.3 PowerWizard 1.1, 1.1+ & 2.1 (Quickstart)...32 5.3.1 Inleiding... 32 5.3.2 Beschrijving van het PowerWizard-bedieningspaneel... 32 5.3.3 Controles voor het starten (van toepassing op alle controlesystemen)... 33 5.3.4 Basisbediening... 35 5.3.5 Storings-/alarmresetprocedure... 36 5.3.6 Overzicht van de gebruikersinterface... 36 5.3.7 Alarmlog en resetten... 38 5.3.8 Beveiliging... 39 5.3.9 Real-timeklok programmeren (PowerWizard 2.1)... 40 5.3.10 Brandstof overpompen (PowerWizard 2.1)... 40 5.3.11 Beschikbare opties... 41 5.3.12 Gids voor het opsporen en oplossen van problemen voor PowerWizard... 41 5.4 DCP-10 & DCP-20...42 5.4.1 Inleiding... 42 5.4.2 Beschrijving van DCP-besturingsmodule... 42 5.4.3 Controles voor het starten (van toepassing op alle controlesystemen)... 43 5.4.4 Basisbediening... 45 5.4.5 Storings- / alarmresetprocedure - DCP-10... 46 5.4.6 Storings- / alarmresetprocedure - DCP-20... 46 5.4.7 Overzicht van de gebruikersinterface... 46 5.5 Opties en upgrades van het besturingssysteem...49 5.5.1 Druppelladers / Auto-boost-laders... 49 5.5.2 Verwarmers... 49 5.5.3 Elektrische brandstofpompen... 49 5.5.4 Meters / Aanwijzers... 50 5.5.5 Toerental- / Spanningsbesturing... 50 5.5.6 Alarm Signalering... 50 5.5.7 Automatisch voorverwarming... 50 5.5.8 Aparte weergavepanelen... 50 4

6. BEDIENING 51 6.1 Voorinspuitingsprocedure voor 1100-serie...51 6.1.1 Modellen met de kleine Perkins-voorfilter/waterscheider... 51 6.1.2 Modellen met de Racor-voorfilter/waterscheider (optie)... 52 6.1.3 Problemen oplossen... 53 6.1.4 Starten met hulpstartkabels... 54 7. BELASTINGSOVERDRACHTPANELEN 55 7.1 Beschrijving motorinterfacemodule (indien aanwezig)... 56 7.2 Beschrijving uitgangscircuitonderbreker... 56 8. KNIPPERCODES VOOR ELEKTRONISCHE STORINGSDETECTIE 57 9. ONDERHOUD 58 9.1 Accu-onderhoud... 58 9.1.1 Verwijderen en plaatsen van accu's... 59 9.1.2 Accuvloeistofniveaus... 59 9.2 Preventief onderhoud... 60 9.3 Preventief onderhoud generator... 60 9.4 Preventief onderhoud motor... 60 9.5 Uit bedrijf nemen, demonteren en tot afval verwerken...61 5

1. INLEIDING Hartelijk dank dat u ons product hebt aangeschaft om in uw stroombehoefte te voorzien. Wij streven er steeds naar om onze producten te verbeteren en behouden ons daarom het recht voor om de informatie in deze handleiding zonder kennisgeving te wijzigen. Deze bedieningshandleiding is opgesteld om u wegwijs te maken in de bediening en om ervoor te zorgen dat de generatorunit op correcte wijze wordt onderhouden. Wij raden de operator aan om deze informatie zorgvuldig te lezen. Bepaalde taken moeten door specifiek daarvoor opgeleide technici worden uitgevoerd, een operator dient alleen werk dat voor een operator is bestemd uit te voeren. Deze generatorunit maakt deel uit van een groep van zware industriële generatorunits die zo ontworpen zijn dat ze bij aankomst bedrijfsklaar zijn. Wij hebben een jarenlange ervaring met diesel generatorunits en kunnen daardoor een efficiënte en betrouwbare kwaliteitsbron voor het opwekken van elektrische stroom produceren. Let er altijd op dat onderhoud, verstellen en reparaties uitgevoerd worden door voor dit werk bevoegd en goed opgeleid personeel. Onderhoud en reparatie moeten regelmatig worden uitgevoerd met gebruikmaking van originele onderdelen. Hierdoor verhoogt u de levensduur van de generatorunit. De fabrikant aanvaardt geen aansprakelijkheid voor gebreken of claims die het gevolg zijn van een onjuiste installatie, verkeerd onderhoud of gebruik. Dit geldt evenmin voor overige producten die door wijzigingen afwijken van de staat waarin zij bij verkoop verkeerden. Alle generatorunits mogen alleen worden bediend door personeel dat daartoe is aangenomen en moeten daarom goed zijn beveiligd tegen onbevoegd gebruik. Sommige foto's of illustraties in deze handleiding tonen details of accessoires die kunnen afwijken van uw generatorunit. Deze afbeeldingen zijn alleen ter illustratie bedoeld. Indien u nog vragen hebt met betrekking tot uw generatorunit, neem dan s.v.p. contact op met uw plaatselijke dealer voor de laatste beschikbare informatie. Elke generatorunit is uniek gedefinieerd door een modelnummer en een serienummer die staan aangegeven op een typeplaatje dat in het algemeen is aangebracht op het huis van de generator (zie paragraaf 3.1). Deze informatie is nodig bij het bestellen van reserveonderdelen of wanneer er een servicebeurt of garantiewerk uitgevoerd dient te worden. 6

2. VEILIGHEID 2.1 Algemeen Deze generatorunit is zo ontworpen dat hij veilig is mits op de juiste manier gebruikt. De verantwoordelijkheid voor de veiligheid berust echter bij het personeel dat de unit gebruikt. Alvorens enige procedure of handeling uit te voeren, dient de gebruiker te controleren of dit zonder gevaar gedaan kan worden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om hierop toe te zien. Waarschuwing: Zorg dat u alle veiligheidsinstructies en waarschuwingen gelezen en begrepen hebt alvorens de generatorunit te bedienen. Het niet opvolgen van de instructies, procedures en veiligheidsinstructies in deze handleiding kan de kans op ongelukken en verwondingen vergroten. Start de generatorunit alleen wanneer het veilig is dit te doen. Probeer de generatorunit niet in werking te stellen als u weet dat er iets niet in orde is. Plaats, wanneer de generatorunit niet veilig is, waarschuwingsborden en maak de negatieve accukabel ( ) los, zodat hij pas gestart kan worden nadat de storing is verholpen. Zorg ervoor dat de generatorunit is beschermd tegen onbevoegd gebruik, geef dit waar nodig duidelijk aan. Maak de negatieve accukabel ( ) los voordat u installatiewerkzaamheden of reparaties aan de generatorunit uitvoert of deze reinigt. Installeer en stel deze generatorunit alleen in werking in volledige overeenstemming met de relevante nationale, lokale of federale wetten, normen of andere vereisten. 2.1.1 Noodstopknop De noodstopknop staat tijdens normaal bedrijf van de motor in de UIT stand. Druk op de noodstopknop. De motor start niet starten wanneer de knop is geborgd. Draai de knop rechtsom teneinde een reset uit te voeren. Waarschuwing Zorg ervoor dat u weet waar de Noodstopknop zich bevindt. Nooduitschakelcomponenten mogen ALLEEN in geval van NOOD worden gebruikt. Gebruik nooduitschakelinstrumenten of regelingen NIET voor een normale stilzetprocedure. Start de motor pas wanneer het probleem dat de noodstop heeft veroorzaakt is gelokaliseerd en verholpen. 2.2 Persoonlijke beschermingsmiddelen Afbeelding 2.1 - Standaard PPE die door een operator moet worden gedragen 7

Er moet altijd een doelmatige PPE worden gedragen tijdens het werken aan, en in de nabijheid van de generatorunit. Draag een veiligheidshelm, veiligheidsbril, handschoenen en overige beschermingsmiddelen, waar vereist door de locatie van de generatorunit. Indien werk wordt uitgevoerd in de nabijheid van een lopende motor, draag dan gehoorbescherming om te voorkomen dat u een gehoorbeschadiging oploopt. Draag geen losse kleding of sieraden die kunnen blijven haken aan bedieningselementen of overige delen van de motor. Zorg ervoor dat alle beschermende voorzieningen en alle afdekkingen op de motor goed op hun plaats zitten. Stop onderhoudsvloeistoffen nooit in glazen verpakkingen. Glazen verpakkingen kunnen breken. Ga voorzichtig om met schoonmaakmiddelen. Meld alle noodzakelijke reparaties. Tenzij andere instructies zijn gegeven, moet onderhoud onder de volgende voorwaarden worden uitgevoerd: De motor moet uit zijn. Zorg ervoor dat de motor niet kan worden gestart. Ontkoppel de accu's als onderhoud wordt uitgevoerd of als er onderhoud wordt gepleegd aan het elektrische systeem. Ontkoppel de aardingsleiding van de accu. Wikkel tape om de leidingen om te voorkomen dat er vonken ontstaan. Voer geen reparaties uit waar u geen verstand van hebt. Gebruik het juiste gereedschap. Vervang alle uitrusting die beschadigd is of repareer deze uitrusting. 2.3 Algemene informatie over gevaar 2.3.1 Perslucht en water onder druk Perslucht en/of water onder druk (niet aanbevolen) kan leiden gebroken materiaal en/of het uitblazen van heet water, wat kan leiden tot persoonlijk letsel. Draag beschermende kleding, veiligheidsschoenen en oogbescherming wanneer er perslucht wordt gebruikt. Onder oogbescherming wordt verstaan een veiligheidsbril of een beschermend gezichtsmasker. De maximale luchtdruk voor reinigingsdoeleinden moet tot 205 kpa (30 psi) worden gereduceerd wanneer de straalpijp deadended (de uitblaasopening afgedekt) is en worden gebruikt met een doeltreffende chipvanger (indien van toepassing) en persoonlijke beschermingsuitrusting. De maximale waterdruk voor reinigingsdoeleinden moet lager zijn dan 275 kpa (40 psi). Draag altijd oogbescherming bij het reinigen van het koelsysteem. Raak nooit delen van een draaiende motor aan. Laat de motor eerst afkoelen alvorens er onderhoud aan uit te voeren. Laat de druk in de lucht-systeem, in het hydraulisch systeem, in het smeersysteem, in het brandstofsysteem, of in het koelsysteem afbouwen voordat leidingen, armaturen of aanverwante artikelen worden losgekoppeld. 2.3.2 Voorkomen van het morsen van vloeistoffen Er moet zorgvuldig op worden gelet dat vloeistoffen tijdens de inspectie, het onderhoud, testen, aanpassen en repareren van het product niet kunnen uitstromen. Sta klaar om de vloeistof in geschikte containers op te vangen alvorens een compartiment te openen of een component dat vloeistof bevat te demonteren. Opmerking: Het afvoeren van alle vloeistoffen moet gebeuren overeenkomstig plaatselijke voorschriften en vergunningen. 2.3.3 Leidingen, buizen en slangen Buig leidingen niet en sla er niet op. Installeer geen beschadigde leidingen, buizen of slangen. Inspecteer nauwkeurig alle leidingen, buizen en slangen. Doe het zoeken naar lekkages niet met blote handen. Overleg de reparatie van brandstofleidingen, olieleidingen, buizen of slangen die niet vast zitten of zijn beschadigd met uw plaatselijke dealer Controleer op de volgende omstandigheden: Eindaansluitingen die zijn beschadigd of lekken Buitenbekleding die schuurplekken of sneden vertoont Blootliggende draad in een versterkte slang Opgeblazen buitenbekleding Geknikt of samengedrukt flexibel slanggedeelte Bepantsering die in de buitenbekleding is ingebed 8

Zorg ervoor dat alle klemmen, de beschermingen en de hitteschilden correct zijn geïnstalleerd. Een juiste installatie van deze componenten helpt bij het voorkomen van deze situaties: trillingen, het wrijven tegen andere onderdelen en overmatige hitte tijdens het bedrijf. 2.3.4 Afvoer van afval Een onjuiste afvoer van afval kan een bedreiging vormen voor het milieu. Mogelijk schadelijke vloeistoffen dienen volgens de lokale voorschriften te worden vernietigd. Gebruik altijd lekvrije containers bij het aftappen vloeistoffen. Laat geen afval op de grond, door een afvoer, of in een bron van water stromen. 2.4 Brand en Explosie Alle brandstoffen, de meeste smeermiddelen en sommige koelvloeistof mengsels zijn licht ontvlambaar. Brandbare vloeistoffen die op hete oppervlakken of op elektrische componenten lekken of worden gemorst kunnen brand veroorzaken. Brand kan persoonlijk letsel en materiële schade veroorzaken. Stel vast of de motor gebruikt zal worden in een omgeving waarin het mogelijk is dat brandbare gassen in het luchtinlaatsysteem worden gezogen. Deze gassen kunnen er de oorzaak van zijn dat de motor op hol slaat. Dit kan leiden tot persoonlijk letsel, schade aan eigendommen of schade aan de motor. Indien de toepassing de aanwezigheid van brandbare gassen met zich meebrengt, raadpleeg dan uw plaatselijke dealer voor meer informatie over geschikte beveiligingsapparatuur. Zorg dat er zich geen brandbare materialen op de motor kunnen verzamelen. Bewaar brandstoffen en smeermiddelen in goed gemarkeerde containers uit de buurt van onbevoegde personen. Bewaar vette poetsdoeken en alle brandbare materialen in beschermende containers. Rook niet in ruimtes die worden gebruikt voor het opslaan van brandbare materialen. De bedrading moet in goede staat worden gehouden, alle elektrische kabels moeten correct worden gelegd en stevig zijn bevestigd. Controleer dagelijks alle elektrische kabels, vraag om passend onderhoud van uw lokale dealer voor eventuele draden die los hangen of zijn versleten, voordat u de motor in gebruik neemt. Vonkoverslag of vonkvormingen kunnen brand veroorzaken. Goede aansluitingen, aanbevolen bedrading en goed onderhouden accukabels kan helpen om vonkoverslag of vonkvorming te voorkomen. Controleer nooit de accustatus door de polen met een metalen voorwerp te overbruggen. Gebruik een voltmeter of een zuurweger. De accu's moeten schoon worden gehouden, de kapjes (indien aanwezig) moeten op de cellen blijven zitten. Gebruik de aanbevolen kabels, aansluitingen en accubak afdekkingen (indien aanwezig) tijdens het gebruik van de generatorunit. Waarschuwing Zet een bevroren accu niet aan de lading, kan dit leiden tot een explosie. Zorg ervoor dat de ruimte voor de generatorunit goed geventileerd wordt. Houd de ruimte, de vloer en de generatorunit schoon. Na morsen van brandstof, olie, accuzuur of koelvloeistof, moet dit direct worden schoongemaakt. Bewaar nooit brandbare vloeistoffen in de buurt van de motor. Bewaar met olie doordrenkte poetslappen in afgesloten metalen containers. Het is niet toegestaan te roken en laat geen vonken, vlammen of andere ontstekingshaarden toe rond brandstof of accu s. Brandstofdampen zijn explosief. Tijdens het opladen van accu s vrijgekomen waterstofgas is ook explosief. Vul de brandstoftank niet terwijl de motor draait. Probeer niet de generatorunit in werking te stellen als bekend is dat er lekken in het brandstofsysteem zijn. Gebruik geen starthulpmiddelen uit een spuitbus zoals ether. Gebruik van dit soort middelen kan leiden tot een explosie en persoonlijk letsel. 2.4.1 Brandblusser Vloeistoffen en dampen in de omgeving van de generatorunits kunnen brandbaar en mogelijk explosief zijn. Door zorgvuldigheid te betrachten bij het hanteren van deze materialen kan het gevaar van brand en explosie drastisch verminderd worden. De veiligheidsvoorschriften vereisen echter dat volledig gevulde BC en ABC brandblussers voor handen dienen te zijn. Personeel moet vertrouwd zijn met de werking van de brandblusser. Inspecteer en onderhoud de brandblusser regelmatig. Volg de aanbevelingen op het instructieplaatje. 9

2.5 Uitlaatgassen Zorg altijd voor een goed geventileerde omgeving voor het starten en laten draaien van de motor. Als de motor in een afgesloten ruimte staat, leid dan de uitlaatgassen van de motor naar buiten. Waarschuwing Uitlaatgassen van een motor bevatten verbrandingsproducten die schadelijk kunnen zijn voor uw gezondheid. 2.6 Mechanisch De generatorunit is voorzien van afschermingen om contact met bewegende delen te voorkomen. Toch moet ervoor worden gezorgd dat personeel en uitrusting tijdens het werken rond de generatorunit beschermd worden tegen andere mechanische gevaren. Waarschuwing: 2.7 Chemisch Probeer niet de generatorunit in bedrijf te stellen zonder afschermingen. Probeer, wanneer de generatorunit draait, onder geen beding onder of rond de afschermingen te reiken. Houd handen, armen, lang haar, loszittende kleding en sieraden weg van poelies, riemen en andere bewegende delen. Sommige bewegende delen zijn niet goed zichtbaar wanneer de unit draait. Houd toegangsdeuren van omkastingen, wanneer aanwezig, dicht en op slot wanneer ze niet open hoeven te zijn. Vermijd contact met hete olie, hete koelvloeistof, hete uitlaatgassen, hete oppervlakken en scherpe randen en hoeken. Draag beschermende kleding met inbegrip van handschoenen en een helm tijdens het werken in de buurt van de generatorunit. De in deze generatorunit gebruikte brandstoffen, koelvloeistoffen, smeermiddelen en accuzuur zijn normaal voor de branche. Wanneer er niet correct mee omgegaan wordt kunnen ze echter gevaar opleveren voor het personeel. De verwerking van brandstoffen, oliën, koelvloeistoffen, smeermiddelen, accuzuur en accu's moet worden uitgevoerd in overeenstemming met plaatselijke overheidswetten en -voorschriften. 2.7.1 Koelvloeistof Als de motor op bedrijfstemperatuur is, dan is de koelvloeistof van de motor warm. De koelvloeistof staat ook onder druk. De radiator en alle slangen naar de verwarming of naar de motor bevatten hete koelvloeistof. Elk contact met hete koelvloeistof of met stoom kan ernstige brandwonden veroorzaken. Laat de componenten van het koelsysteem afkoelen voordat het koelsysteem wordt afgetapt. Koelsysteem conditioner bevat alkali. Alkali kan persoonlijk letsel veroorzaken. Laat alkali niet met de huid, ogen of mond in aanraking komen. 2.7.2 Oliën Hete olie en hete smerende componenten kunnen persoonlijk letsel veroorzaken. Laat hete olie niet in aanraking komen met de huid. Deze waarschuwing geldt ook voor hete componenten. 2.7.3 Accu's Elektrolyt (accuzuur) is een zuur. Elektrolyt kan persoonlijk letsel veroorzaken. Laat elektrolyt niet met de huid of ogen in aanraking komen. Draag altijd een veiligheidsbril bij het onderhoud aan accu's. Was de handen na het aanraken van de accu's en stekkers. Het gebruik van handschoenen wordt aangeraden. Waarschuwing: Slik brandstoffen, oliën, koelvloeistoffen, smeermiddelen of accuzuur niet in en breng ze niet in contact met de huid. In geval van inslikken direct medische hulp inroepen. Voorkom braken wanneer er brandstof ingeslikt is. In geval van contact met de huid, wassen met zeep en water. Draag geen kleding die vervuild is door brandstof of smeerolie. Het wordt aanbevolen om het elektrolytniveau in de toegankelijke accu's om de 500 uur te controleren. 10

2.8 Lawaai Geluidsniveaus zijn afhankelijk van de configuratie van de generatorunit en de definitieve installatie van de generatorunit. Hieronder staan factoren die de mate van blootstelling beïnvloeden: De karakteristieken van de omgeving van de generator Andere geluidsbronnen Het aantal machines en andere aangrenzende processen De tijdsduur van blootstelling aan het lawaai Deze informatie stelt de gebruiker van de machine in staat om het gevaar en het risico te evalueren. Waarschuwing: 2.9 Elektrisch Langdurige blootstelling aan geluidsniveaus die de 80 dba te boven gaan leveren gevaar op voor het gehoor. Tijdens de bediening van, of het werken in de buurt van een generatorunit moet gehoorbescherming worden gedragen. Waarschuwing Voordat de generatorunit wordt bediend, moet bij uw plaatselijk dealer worden nagegaan of er een nulleideraardaansluiting is geïnstalleerd. Aangezien meer dan één nulleideraardaansluiting per locatie onveilig kan zijn, is het belangrijk om vast te stellen of een dergelijke aardaansluiting al ter plaatse is geïnstalleerd. 2.9.1 Nulleideraardaansluiting Afhankelijk van de specifieke productinstallatie kan een nulleideraardaansluiting op uw generatorunit vereist zijn. Uw plaatselijke dealer of erkende elektro-installateur moet worden geraadpleegd om vast te stellen of specifieke aardingsvereisten van toepassing zijn en om ervoor te zorgen dat aan de plaatselijke bedradingsvoorschriften wordt voldaan. Een veilige en efficiënte werking van de elektrische apparatuur kan alleen bereikt worden wanneer de apparatuur op de juiste manier bediend en onderhouden wordt. Waarschuwing: Zorg ervoor dat de generator, ook wanneer het een mobiele unit betreft, voorafgaand aan de inbedrijfstelling naar behoren geaard is. Raak nooit onder stroom staande delen van de generatorunit en/of verbindingskabels of -geleiders aan met enig lichaamsdeel of niet-geïsoleerd geleidend voorwerp. Gebruik bij elektrische branden alleen blussers van klasse BC of ABC. Alleen voor generatorunits met externe stopcontacten - aardlekschakelaar (RCD) bescherming in stopcontacten is, indien aanwezig, ontworpen om te functioneren binnen een TN-aardingssysteem. Zorg er voorafgaand aan het in bedrijf stellen van de generatorunit voor dat er m.b.t. de bedrading aan plaatselijke voorschriften is voldaan en dat alle apparatuur die is aangesloten via de aansluitingen op de generator, met inbegrip van stekkers en elektrische kabels, de juiste specificatie heeft en gegarandeerd in een veilige en onbeschadigde staat verkeert. 2.10 Eerste hulp bij een elektrische schok Waarschuwing: Raak de huid van het slachtoffer pas met blote handen aan nadat de elektriciteitsbron is afgesloten. Schakel indien mogelijk de stroom uit. Trek anders de stekker uit het stopcontact of trek de kabel weg van het slachtoffer. Ga, wanneer dit niet mogelijk is, op droog isolatiemateriaal staan en trek het slachtoffer weg van de geleider, bij voorkeur met behulp van geïsoleerd materiaal zoals droog hout. Draai het slachtoffer, wanneer het ademt, in de stabiele zijligging, zoals hieronder afgebeeld. Wanneer het slachtoffer bewusteloos is, dient u als volgt kunstmatige ademhaling toe te passen: 11

OPEN DE LUCHTWEG: 1. Houd het hoofd van het slachtoffer achterover en breng de kin omhoog. 2. Verwijder voorwerpen uit de mond of keel (zoals een kunstgebit, tabak of kauwgum). ADEMHALING: 1. Controleer of het slachtoffer adem haalt door naar de ademhaling te kijken, luisteren en voelen. BLOEDSOMLOOP: 1. Tracht in de nek of aan de pols van het slachtoffer een hartslag vast te stellen. WANNEER ER GEEN ADEMHALING ZICHTBAAR IS, MAAR HET KLOPPEN VAN DE ADER VOELBAAR IS: 1. Knijp stevig in de neus van het slachtoffer. 2. Haal diep adem en druk uw lippen rond de mond van het slachtoffer. 3. Blaas langzaam in de mond en kijk of de borstkas omhoog komt. Laat de borstkas helemaal terugzakken. Herhaal deze handeling met een snelheid van 10 keer per minuut. 4. Wanneer u het slachtoffer alleen moet laten om hulp te gaan halen, beadem dan eerst 10 keer, haal hulp, kom dan snel terug en ga door met beademen. 5. Controleer de polsslag na elke 10 beademingen. 6. Wanneer het slachtoffer weer begint te ademen, leg het dan in de stabiele zijligging zoals beschreven is in dit deel. WANNEER ER GEEN ADEMHALING EN GEEN POLSSLAG IS: 1. Roep of vraag telefonisch om medische hulp. 2. Beadem twee keer en begin als volgt hartmassage toe te passen. 3. Plaats de muis van de hand op twee vingerbreedtes boven de verbinding van het borstbeen met de ribbenkast. 4. Plaats de andere hand erbovenop en laat de vingers ineen grijpen. 5. Druk met gestrekte armen 4-5 cm 30 keer omlaag met een snelheid van 100 keer per minuut. Het indrukken en omhoog laten komen van de borstkas moet even lang duren. 6. Herhaal de cyclus (2 beademingen, 30 keer drukken) tot het door medische hulp van u overgenomen wordt. 7. Blijf, wanneer de toestand verbetert, de polsslag in het oog houden en ga door met beademen. Controleer de polsslag na elke 10 beademingen. 8. Leg, wanneer de ademhaling op gang komt, het slachtoffer in de stabiele zijligging. WAARSCHUWING Voer geen druk uit op de ribben, op het laagste punt van het borstbeen of op de buik van het slachtoffer. STABIELE ZIJLIGGING: 1. Draai het slachtoffer op zijn zij. 2. Houd het hoofd achterover gebogen met de kin naar voren zodat de luchtweg vrij blijft. 3. Zorg ervoor dat het slachtoffer niet voor - of achterover kan rollen. 4. Controleer ademhaling en pols regelmatig. Wanneer een van beide stopt, gaat u zoals hierboven omschreven te werk. Waarschuwing: Zolang het slachtoffer niet bij bewustzijn is geen vloeistoffen toedienen. 12

2.11 Verklaring waarschuwingsetiketten Zorg ervoor dat alle van de veiligheidslabels leesbaar zijn. Maak de veiligheidslabels schoon of vervang ze als de tekst niet kan worden gelezen of als de illustraties niet zichtbaar zijn. Gebruik een doek, water en zeep om de veiligheidslabels schoon te maken. Gebruik geen oplosmiddelen, benzine of andere agressieve chemische stoffen, omdat deze de lijm waarmee de veiligheidslabels zijn opgeplakt, kan oplossen. Losgeraakte veiligheidslabels kunnen van de motor vallen. Vervang elk veiligheidslabel dat is beschadigd of ontbreekt. Wanneer een veiligheidslabel is bevestigd aan een deel van de motor dat is vervangen, dan moet er een nieuw veiligheidslabel op het onderdeel worden aangebracht. Uw plaatselijke dealer kan nieuwe veiligheidslabels leveren. Lange levensduur koelmiddel Olieafvloeiing Koelmiddelafvloeiing Vulopening dieselbrandstof Positief & neutraal ELEKTRISCHE AANSLUITKLEMMEN Aarde Hete vloeistof onder druk Waarschuwing automatisch starten Elektrische schok Waarschuwing schok Zwaartepunt Niet aanraken Heet oppervlak Waarschuwing Verplettering vallend voorwerp Tilsymbool Enkel takelpunt heeft een capaciteit van X kg 13

X Kg (X LBS) Waarschuwing - Handleiding lezen Viertakelpunt heeft een capaciteit van X kg Niet hogedrukreinigen GEEN OPEN VUUR Accuzuur Explosief gas Houd verwijderd van kinderen Bescherm ogen Neem bedieningsinstructies in acht 14

3. ALGEMENE BESCHRIJVING Deze generatorunit is ontworpen als een compleet pakket en biedt een uitstekende prestatie en betrouwbaarheid. Elke generatorunit is voorzien van een typeplaatje, dat gewoonlijk aangebracht is op de behuizing van de generator. Op deze label zijn de gegevens aangebracht die nodig zijn voor het identificeren van de generatorunit en de bedrijfseigenschappen. De informatie bevat onder meer het modelnummer, serienummer, uitgangskenmerken zoals spanning, fase en frequentie, uitgaand vermogen in kva en kw en vermogenstype (basis van het vermogen). De model- en serienummers zijn uniek voor deze generatorunit. De dieselmotor die de generatorunit aandrijft, is gekozen om zijn betrouwbaarheid en om het feit dat hij speciaal ontworpen is voor het aandrijven van generatorunits. De motor is van het type voor zwaar industrieel gebruik met een 4-takt compressie ontsteking en is uitgerust met alle toebehoren voor het leveren van een betrouwbare stroomvoorziening. Het elektrische systeem van de motor is 12 of 24 volt DC afhankelijk van de grootte van de unit. Het koelsysteem van de motor bestaat uit een radiator, een blazende koelluchtventilator met grote capaciteit en een thermostaat. De hoofdwisselstroomgenerator heeft zijn eigen ingebouwde ventilator om de onderdelen van de generator te koelen. De uitgaande elektrische stroom wordt geproduceerd door een generator die nauwkeurig afgesteld is op de uitgang van deze generatorunit. De motor en generator zijn aan elkaar gekoppeld en opgesteld op een zwaar stalen basisframe. Het basisframe bevat een geïntegreerde of polyethyleen brandstoftank, behalve voor de grootste sets (ongeveer 1.000 kva en meer). De generatorunit is uitgerust met trillingsdempers die ontworpen zijn om de motortrilling te verminderen die overgebracht wordt naar de fundatie waarop de generatorunit geïnstalleerd is. Deze isolatoren zijn aangebracht tussen de motor/generator poten en het basisframe. Bij de modellen 4008, 4012 en 4016 is de motor/generator echter vast gemonteerd op het basisframe en worden de trillingsdempers los meegeleverd voor montage tussen het basisframe en de fundering. Een uitlaatdemper wordt los meegeleverd voor installatie bij de generatorunits. De demper en het uitlaatsysteem reduceren de uitstoot van lawaai van de motor en kunnen uitlaatgassen veilig afvoeren. Voor het controleren van de bediening en uitgang van de generatorunit en om te unit te beschermen tegen mogelijke storingen is een van de verscheidene types controlesystemen en -panelen gemonteerd. In paragraaf 5 van deze handleiding vindt u gedetailleerde informatie over deze systemen en hulp bij het identificeren van het besturingssysteem dat op de generatorunit gemonteerd is. Ter bescherming van de generator is een voedingsschakelaar met het juiste vermogen aangebracht, die geselecteerd is voor het model generatorunit en het uitgaand vermogen, meegeleverd en gemonteerd in een stalen omkasting. 15

3.1 Standaardtypeplaatje MANUFACTURED IN THE UNITED KINGDOM GENERATING SET ISO 8528 MANUFACTURER MODEL SERIAL NUMBER SALES ORDER REF. YEAR OF MANUFACTURE AMBIENT TEMP RATED POWER STANDBY PRIME RATED VOLTAGE PHASE RATED POWER FACTOR RATED FREQUENCY RATED CURRENT - STANDBY RATED CURRENT - PRIME RATED RPM ALTITUDE ALTERNATOR CONNECTION ISO8528-3 RATING ALTERNATOR ENCLOSURE INSULATING CLASS EXCITATION VLOTAGE EXCITATION CURRENT AVR MASS XXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXX/XX 2010 25 C 88.0 kva 70.4 kw 80.0 kva 64.0 kw 400/230 V 3 0.80 COS ф 50 Hz 127 A 115 A 1500 rpm 152.4 m S-STAR PR 500H TL0.875 23 IP H 29 V 2 A R438C 1463 kg 1. 2. 3. 4. 5. 1. Uniek nummer generatorunit 2. Nominale omgevingstemperatuur 3. Uitgangsspanning van generator 4. Hoogte boven zeeniveau nominaal 5. Geldt voor AC alternator 6. Omgevingstemperatuur informatie This generator set is designed to operate in ambient temperatures up to 50 deg C and at higher altitudes Please consult Dealer / Helpdesk for outputs available 6. Afbeelding 3.1 - Beschrijving van een standaardtypeplaatje 16

3.2 Beschrijving van de generatorunit 11 12 6 4 3 8 2 5 7 9 10 13 15 14 17 19 16 18 20 Afbeelding 3.2 Beschrijving van een gebruikelijke generatorunit (dit kan afwijken van de generatorunit die u hebt ontvangen) 21 1 1. Radiator 2. Vulopening radiator 3. Acculaadalternator 4. Uitlaat 5. Turbo 6. Oliefilter* 7. Luchtfilter 8. Alternator 9. Noodstopknop 10. Bedieningspaneel 11. Circuitonderbreker 12. Basisframe 13. Kabelingang 14. Startmotor 15. Accu 16. Vulopening brandstof* 17. Hijspunten 18. Mantelwater verwarmer 19. Anti-trillingsmontagepunten* 20. Sleeppunten 21. Ventilatorberscherming *=Tegenoverliggende kant IGeneratorunits I omvatten bewegende delen en hete oppervlakken. Draag de passende PPE indien vereist. 17

4. INSTALLATIE, TRANSPORT EN OPSLAG 4.1 Algemeen In deze paragraaf worden factoren behandeld die belangrijk zijn voor de effectieve en veilige installatie van de generatorunit. Het kiezen van een locatie voor de generatorunit is het belangrijkste deel van elke installatieprocedure. De volgende factoren zijn belangrijk in het bepalen van de locatie: Voldoende ventilatie. 1 1. Air Inlet Opening 2. Air Exit Opening 1. Luchtinvoeropening 2. Luchtuitstroomopening 2 Afbeelding 4.1 Standaardinstallatie waarbij de ventilatie van de generatorunit wordt getoond Bescherming tegen de elementen zoals regen, sneeuw, natte sneeuw, windgestuurde neerslag, wassend water, direct zonlicht, vriestemperaturen of grote hitte. Bescherming tegen blootstelling aan verontreinigingen in de lucht zoals slijpstof of geleidend stof, pluizen, rook, olienevels, dampen, motoruitlaatgassen of overige verontreinigingen. Bescherming tegen een stoot veroorzaakt door vallende objecten zoals bomen, palen, of tegen een botsing met motorvoertuigen of heftrucks. Ruimte om de generatorunit voor koeling en toegang voor onderhoudswerkzaamheden: minstens 1 meter rond de unit en minstens 2 meter hoofdruimte boven de unit. (Zie afbeelding 4b) Toegang om de gehele generatorunit in de ruimte te plaatsen. Luchtinlaat- en uitlaatleidingen kunnen vaak worden verwijderd om een toegangspunt te creëren. Beperkte toegang voor onbevoegd personeel. Als het nodig is om de generatorunit buiten een gebouw op te stellen, moet deze in een weerbestendig omhulsel of containerachtige behuizing worden ondergebracht die voor alle sets beschikbaar is. Afbeelding 4.2 Standaardinstallatie waarbij de toegang tot de generatorunit en de werkplek van de operator wordt getoond 18

4.2 Installatie buiten Installatie en bediening worden vergemakkelijkt als de generatorunit is uitgerust met een omkasting. Er kunnen twee basistypen worden aangebracht. Het eerste type is een nauwsluitende omkasting. Deze is zowel weerbestendig als geluiddempend. Het andere type is een inloopcontainer die lijkt op een vervoerscontainer. Deze kan weerbestendig of geluiddempend zijn. Deze omkastingen bieden een op zichzelf staande generatorunit die eenvoudig te transporteren is en een minimale installatie vereist. Zij bieden bovendien automatisch bescherming tegen de elementen en tegen onbevoegde toegang. Waarschuwing: Zorg ervoor dat alle personeel buiten de omkasting of container is (indien hiermee uitgerust) voordat deuren worden gesloten en vergrendeld. Voordat deuren van omkastingen worden gesloten, moet erop gelet worden dat alle obstakels verwijderd zijn (met name handen en vingers) om schade of letsel te voorkomen. Voor transportdoeleinden worden sommige demperuitlaten op generatorunits in inloopomkastingen voorzien van afdekplaten. Deze moeten worden vervangen door de meegeleverde uitlaatstompen met gemonteerde regenkap. Zorg ervoor dat er zich geen rommel op het basisframe bevindt voordat u start, want losse delen kunnen schade aan de radiator veroorzaken. Omdat omkaste generatorunits makkelijk transporteerbaar zijn en geïnstalleerd en bediend kunnen worden op een tijdelijke locatie, is het mogelijk dat vele van de hierna in dit hoofdstuk volgende bijzonderheden over vaste installaties niet van toepassing zijn. Wanneer de generatorunit tijdelijk wordt geïnstalleerd moet er met de volgende overwegingen rekening worden gehouden: Stel de generatorunit op een locatie op waar deze is beschermd tegen schade en verwijderd is van uitlaatgassen van andere motoren of overige luchtverontreinigingen zoals stof, pluizen, rook, olienevels of dampen. Zorg ervoor dat de generatorunit niet zodanig wordt opgesteld dat de in- of uitgang van de ruimte waarin deze staat wordt geblokkeerd. Plaats de generatorunit op een stevige, vlakke ondergrond die niet verzakt of op andere wijze wordt beïnvloed door de trillingen die worden veroorzaakt door de werking van de generatorunit Zorg ervoor dat rookgassen van de uitlaat geen gevaar vormen met name als men rekening houdt met de wind. Zorg ervoor dat er genoeg ruimte rondom de generatorunit is voor toegang en onderhoudswerkzaamheden. De generatorunit moet te allen tijde elektrisch geaard zijn in overeenstemming met de plaatselijke voorschriften. De brandstoftank moet toegankelijk zijn om bij te vullen als dat nodig is. Bescherm de elektrische kabels die tussen de generatorunit en de belasting zijn geïnstalleerd. Als deze over de grond lopen, zorg er dan voor dat deze omhuld of afgedekt zijn om te voorkomen dat personeel letsel oploopt. WAARSCHUWING Omkaste generatorunits moeten buiten worden opgesteld. In het geval dat de omkaste generatorunit binnen wordt opgesteld, moet er voor voldoende verse koellucht worden gezorgd en moeten zowel de uitlaatgassen van de motor als de afgewerkte hete koellucht naar buiten worden afgevoerd. De afvoerleidingen moeten zo ontworpen zijn dat tegendruk wordt geminimaliseerd, wat anders een nadelig effect zou hebben op de prestaties van de generatorunit. 19

4.2.1 Opstelling van inloopcontainers Een correcte installatie van de container is een vereiste om met succes stroom op te kunnen wekken. De volgende informatie moet bij de keuze van de opstellingsplaats van de container in overweging worden genomen. Een generatorunit in een container moet op een vlakke ondergrond worden geplaatst zodat een goede uitrichting mogelijk is. Containers kunnen met succes op een betonnen sokkel of op een vlakke natuurlijke ondergrond worden geplaatst. De fundering moet het statische gewicht van de module plus eventuele dynamische krachten als gevolg van de werking van de motor kunnen dragen. Waarschuwing: Bij generatorunits ondergebracht in inloopcontainers worden carterontluchtingsuitlaten die aan de buitenkant van de omkasting eindigen van pluggen voorzien. Deze moeten vóór het in bedrijf stellen worden verwijderd. 4.2.2 Betonnen sokkel Het plaatsen op een betonnen sokkel verdient de voorkeur voor de permanente installatie voor zowel ISO- als Design to Order (DTO) containers. De betonnen sokkel moet zo geconstrueerd zijn dat deze het gewicht van de container kan dragen. Raadpleeg de installateur voor nadere bijzonderheden. 4.3 Verplaatsen van de generatorunit Het basisframe van de generatorunit is speciaal ontworpen om de unit gemakkelijk te kunnen verplaatsen. Onjuiste bediening kan componenten ernstig beschadigen. Afbeelding 4.3 Open en gesloten generatorunits op een houten slede Met behulp van een vorkheftruck kan de generatorunit worden opgetild of voorzichtig middels het basisframe worden geduwd of getrokken. Indien geduwd mag het basisframe niet direct met de vork worden geduwd. Waarschuwing: Gebruik altijd hout tussen de vorken en het basisframe om de belasting te spreiden en ook tussen het heftruckonderstel en de zijkant van de omkasting om schade te voorkomen. Afbeelding 4.4 Transporteren van een generatorunit met behulp van een vorkheftruck en een palletwagen 20

1 2 1. Openingen voor vorkheftruck 2. Olieveldskid Afbeelding 4.5 Standaardgeneratorunit met optionele olieveldslede Als de generatorunit regelmatig wordt verplaatst dan kan deze worden voorzien van de optionele olieveldslede die voorzien is van vorkheftruckopeningen in het basisframe en van ogen om aan te trekken. De kleinere units hebben standaardvorkheftruckopeningen in het basisframe. Waarschuwing: De brandstoftank moet leeg zijn zodat de generatorunit veilig en stabiel kan worden opgetakeld. Takel de generatorunit nooit op via bevestiging aan de hefogen van de motor of de generator. Zorg ervoor dat de takelinstallatie en ondersteunende constructie in goede staat zijn en voldoende capaciteit hebben. Houd personeel op afstand van de generatorunit als deze hangt. Voor het takelen en plaatsen van de generatorunit kunt u de enkele / dubbele takelpunten, of de takelpunten die op het basisframe zijn aangebracht gebruiken. Bevestigingspunten moeten worden gecontroleerd op gescheurde lassen of losse moeren en bouten voordat er gehesen kan worden. Er is een juk vereist om te voorkomen dat de generatorunit tijdens het optillen van het basisframe (zie afbeelding 4h) wordt beschadigd. Deze moet boven het zwaartepunt worden gepositioneerd om een verticale lift mogelijk te maken. Er moeten stuurtouwen moet worden gebruikt om te voorkomen dat de generatorunit gaat draaien of zwaaien wanneer hij het eenmaal van de grond is opgeheven te voorkomen. Plaats de generatorunit op een vlakke ondergrond die zijn gewicht kan dragen. 1 1. Enkel hijspunt Afbeelding 4.6 Enkel takelpunt 21

Afbeelding 4.7 - Dubbel takelpunt Waarschuwing De brandstoftank moet leeg zijn zodat de generatorunit veilig en stabiel kan worden opgetakeld. De zwaartepunt sticker bevindt zich op de basis / kap van de generatorunit. Het zwaartepunt ligt niet altijd precies in het middelpunt van de generatorunit. Probeer niet te takelen bij harde wind. 1. Spreidbalk Afbeelding 4.8 Correcte takelopstelling voor het installeren van de generatorunit (open & in omkasting) 22

4.3.1 Goedgekeurde takelmethoden voor niet-iso-inloopcontainers Containers worden gefabriceerd volgens ISO-afmetingen, 1496 4:1994(E) en ISO 668:1995(E). Om de veiligheid van het personeel te waarborgen dat met containers omgaat, is het belangrijk dat de juiste takelprocedures worden toegepast. De procedures die hieronder worden toegelicht zijn afgeleid van ISO 3874:1997(E) en moeten altijd worden opgevolgd. ISO serie 1 vrachtcontainers Takelbeschrijving Beladen/onbeladen Methode Diagram Toplift Alleen onbeladen Een enkel takelpunt met geschikte schakels Toplift Beladen Een verticale lift met behulp van een spreidbalk en geschikte containerhaken van het type CAMLOK-CLB Bodemlift Beladen Takelen met behulp van aan de vier bodemhoeken aangebrachte containerhaken van het type CAMLOK-CLB en juk Bodemlift Beladen en onbeladen Takelen met behulp van aan de vier bodemhoeken aangebrachte containerhaken van het type CAMLOK-CLB en nylon sjorbanden Afbeelding 4i - Takelmethode voor ISO serie 1 vrachtcontainers 4.3.2 Goedgekeurde takelmethoden voor niet-iso inloopcontainers Containers kunnen worden gefabriceerd in niet-iso-afmetingen. Om de veiligheid van het personeel te waarborgen dat met containers omgaat, is het belangrijk dat de juiste takelprocedures worden toegepast. De procedures voor de omgang met niet- ISO-containers worden hieronder nader toegelicht en moeten altijd worden opgevolgd. ISO serie 1 vrachtcontainers Takelbeschrijving Beladen/onbeladen Methode Diagram Bodemlift Beladen en onbeladen Takelen met behulp van vier takelhaken onderaan met geschikte schakels Afbeelding 4j - Takelmethode voor niet-iso-containers 23

4.4 Funderingen en trillingsdemping De generatorunit wordt geleverd op een stijf basisframe dat ervoor zorgt dat de generator en de motor in één lijn liggen. De fundatie hoeft alleen maar met bouten aan een passende ondergrond te worden bevestigd. 3 1. Trillingsisolatoren 2. Flexibele uitlaatkoppeling 3. Flexibele luchtuitlaatpijp 2 1 Afbeelding 4.9 Standaardinstallatie waarbij technieken voor trillingsdemping zijn aangegeven 4.4.1 Fundering Een platform van gewapend beton is de beste fundering voor de generatorunit. Het biedt een robuuste ondersteuning ter voorkoming van doorbuiging en trilling. Standaard moet de fundering 150 mm tot 200 mm diep zijn en ten minste 150 mm breder en langer zijn dan de generatorunit. De grond of vloer onder de fundering moet goed geprepareerd zijn en moet qua constructie geschikt zijn om het gecombineerde gewicht van het funderingsplatform en de generatorunit te dragen. (Als de generatorunit boven de begane grond wordt geïnstalleerd, moet de constructie van het gebouw in staat zijn om het gewicht van de generatorunit, de brandstofopslag en accessoires te dragen.) De relevante bouwvoorschriften moeten geraadpleegd en nageleefd worden. Als de vloer van tijd tot tijd nat is, zoals in een ketelruimte, moet het platform boven de vloer worden opgesteld. Hierdoor staat de generatorunit droog en houden ook degenen die de unit aansluiten, onderhouden of bedienen droge voeten. Het minimaliseert ook de roestinwerking op het basisframe. 4.4.2 Trillingsdemping Om het doorgeven van motortrillingen aan het gebouw te minimaliseren is de generatorunit voorzien van trillingsdempers. Op kleine en middelgrote generatorunits zijn deze dempers aangebracht tussen de voet van de motor/generator en het basisframe. Hierdoor kan het basisframe met bouten stevig aan de fundering worden bevestigd. Op grotere generatorunits is de gekoppelde motor/generator stijf aan het basisframe bevestigd en de trillingsdempers worden los meegeleverd om te worden aangebracht tussen het basisframe en de fundering. In alle gevallen moeten de sets stevig met bouten aan de vloer worden bevestigd (ofwel via het basisframe of via de trillingsdempers) om beweging te voorkomen. Trillingsdemping is ook vereist tussen de generatorunit en zijn externe aansluitingen. Dit wordt gerealiseerd door het gebruik van flexibele aansluitingen in brandstofleidingen, uitlaatsysteem, radiatorluchtafvoerleiding, elektrische kabelgoot voor besturings- en stroomkabels en overige extern aangesloten ondersteuningssystemen (zie afbeelding 4j). 24

4.5 Opslag Een langdurige opslag kan schadelijke effecten hebben op zowel de motor als de generator. Deze effecten kunnen worden geminimaliseerd als de generatorunit goed voorbereid en correct wordt opgeslagen. 4.5.1 Motoropslag De motor moet een motorconserveringsprocedure ondergaan die een reiniging van de motor omvat en de vervanging van alle vloeistoffen door nieuwe of conserverende vloeistoffen. Raadpleeg uw lokale dealer voor meer informatie over motoropslag. 4.5.2 Opslag van de generator Als een generator zich in opslag bevindt, heeft vocht de gewoonte om te condenseren in de wikkelingen. Om condensatie te minimaliseren, moet de generatorunit in een droge opslagruimte worden opgeslagen. Gebruik indien mogelijk kachels om de wikkelingen droog te houden. Raadpleeg uw lokale dealer voor meer informatie over dynamo-opslag. 4.5.3 Accu-opslag Tijdens de opslag van de accu, moet deze om de 12 weken volledig worden bijgeladen (om de 8 weken in een tropisch klimaat). 25

5. BESCHRIJVING VAN HET BESTURINGSSYSTEEM EN HET OPSPOREN EN OPLOSSEN VAN PROBLEMEN 5.1 Beschrijving van het besturingssysteem Voor het besturen en controleren van de generatorunit is een elektronisch besturingssysteem ontworpen en geïnstalleerd. Afhankelijk van de eisen waaraan de generatorunit moet voldoen, kunnen er verschillende standaardbesturingssystemen worden gemonteerd. Er kunnen andere, meer gespecialiseerde systemen zijn geïnstalleerd voor specifieke installaties. In dat geval wordt daarbij afzonderlijke documentatie geleverd. Deze besturingssystemen bestaan uit drie samenwerkende hoofdcomponenten: Bedieningspaneel hiermee wordt de generatorunit gestart en gestopt, de werking en productie ervan bewaakt en de generatorunit automatisch uitgeschakeld in geval van een kritieke situatie, zoals een lage oliedruk of hoge temperatuur van de koelvloeistof, om schade aan de motor/generator te voorkomen. Motorinterfacemodule (EIM) (indien gemonteerd) - bevat de schakelrelais voor de startmotorsolenoïde, gloeibougie en brandstofklep. Elk van deze circuits wordt beschermd door een eigen zekering in de module. Afzonderlijke LED s lichten op als een circuit wordt geactiveerd. Uitgangsonderbrekerschakelaar - beschermt de generator door de belasting automatisch af te schakelen in geval van overbelasting of kortsluiting. Hiermee kan ook de uitgang van de generatorunit worden geschakeld. 5.2 1002T (snelstart) Het besturingssysteem uit de 1002T-serie zorgt voor het handmatig starten stoppen van de generatorunit en beschermt de motor in geval van te hoge koelvloeistoftemperatuur en lage oliedruk. Voor het starten of laten draaien van de generatorunit dient de operator volledig bekend te zijn met de instrumenten en bediening. De instrumenten dienen van tijd tot tijd geobserveerd te worden terwijl de generatorunit draait zodat abnormale meetwaarden opgemerkt worden voor zich problemen kunnen voordoen. 5.2.1 Instrumenten op het bedieningspaneel Afbeelding 5a toont gebruikelijke schema s van elk van de bedieningspanelen. Toevoeging van optionele apparatuur zal extra onderdelen aan het paneel toevoegen, zodat het op de generatorunit gemonteerde paneel iets kan afwijken van de beschreven panelen. De volgende beschrijvingen verklaren de functie van elk onderdeel op de panelen: 3 5 1 7 8 2 6 4 9 Afbeelding 5.1 Lay-out van bedieningspaneel van 1002T-serie 26

1. AC VOLTMETER geeft de wisselspanning aan die opgewekt wordt bij de uitgaande aansluitklemmen van de generator. De aflezing die op de voltmeter aangegeven wordt zal variëren afhankelijk van de stand van de voltmeter keuzeschakelaar (punt 2). Hij mag echter niet variëren terwijl de generatorunit in bedrijf is. Wanneer de meter geen aflezing geeft terwijl de generatorunit draait, controleer dan of de AC voltmeter keuzeschakelaar niet in de stand UIT staat. 2. AC VOLTMETER KEUZESCHAKELAAR stelt de operator in staat de om spanningsuitlezing tussen fasen of tussen een fase en neutraal te selecteren. De stand UIT biedt de gelegenheid de nul stand van de voltmeter te controleren terwijl de generatorunit draait. 3. AC AMPÈREMETER geeft de geleverde elektrische wisselstroom aan die afhankelijk is van de aangesloten belasting. Een afzonderlijke aflezing van elk van de fasen is mogelijk door de ampèremeter keuzeschakelaar te gebruiken (punt 4). Wanneer de meter geen aflezing geeft terwijl de generatorunit draait, controleer dan of de AC ampèremeter keuzeschakelaar niet in de stand UIT staat. 4. AC AMPÈREMETER KEUZESCHAKELAAR stelt de operator in staat de stroommeting van elk van de afzonderlijke fasen te selecteren. De stand UIT biedt de gelegenheid de nul stand van de ampèremeter te controleren terwijl de generatorunit draait. 5. FREQUENTIEMETER - geeft de uitgaande frequentie van de generatorunit aan. Bij een gedeeltelijke belasting zal de frequentie iets hoger zijn dan normaal, afhankelijk van het zakken van de regulateur. In de praktijk, onbelaste frequenties van ongeveer 52 en 62 Hz voor respectievelijk 50 Hz and 60 Hz, worden als normaal beschouwd. Met het belasten van de generatorunit zullen de frequenties dalen, tot 50 Hz en 60 Hz bij volledige belasting. 6. BEDRIJFSURENTELLER geeft het totaal aantal uren aan dat de generatorunit heeft gedraaid. Deze meter helpt bij het onderhoud. 7. STORINGSINDICATIELAMPJES (indien aanwezig) gaan branden om aan te geven dat het beschermende circuit de aangegeven conditie opgemerkt heeft. De lamp dient rood te zijn op voorwaarden waarvan het systeem de uitschakeling van de generatorunit in gang zet. Voor alarmmeldingen kan de lamp rood of oranje zijn. 1 2 3 4 5 6 1. Voorverwarming/gloeibougies 2. Storing laadgenerator 3. Lage oliedruk 4. Hoge motortemp 5. Laag koelvloeistofpeil 6. Noodstop Afbeelding 5b 1002T storingslampjes 7. SLEUTELSCHAKELAAR Een vierstanden-schakelaar die een mogelijkheid biedt om de generatorunit te starten en bedienen. Stand 0 - Off/Reset In deze stand is de stroom uitgeschakeld en wordt het beschermende circuit gereset. Stand 1 - On DC stroom wordt geleverd aan het besturingssysteem en het tegen storing beschermende tijdrelais wordt ingeschakeld. Stand - Voorverwarmen DC stroom wordt geleverd aan het voorverwarmingscircuit, indien aanwezig is. Stand - Start De startmotor wordt voorzien van gelijkstroom om de motor te starten. Het voorverwarmingscircuit wordt ook van stroom voorzien, wanneer dit gemonteerd is. 8. NOODSTOP drukknop Een rode drukknop met vergrendeling schakelt direct de generatorunit uit en maakt starten onmogelijk tot de drukknop is vrijgegeven door hem linksom te draaien. Voordat de generatorunit opnieuw wordt gestart, moet dit lampje worden gereset door de sleutelschakelaar naar de stand O (uit) te draaien 27