EME 112. Gebruiksaanwijzing 05.00- 77800389 07.08



Vergelijkbare documenten
EMC 110/B 10. Gebruiksaanwijzing

ALCT 6/24-2 GEBRUIKSAANWIJZING

BGR 233 GEKEURD (DE) Gebruikshandleiding Laadbrug. Bekijk de instructievideo op

ELE ac 16/18/20. Gebruiksaanwijzing Set

Roetdeeltjesfilter. Handleiding DFG DFG 316s-320s DFG DFG 425s-435s

Accu en oplader instructies: Eigen bedrijfsgegevens

GEBRUIKSAANWIJZING AQUA LASER 2 IN 1 RAAMREINIGER ARTIKEL NUMMER :

Gebruikersinstructies LED display, accu en lader voor handbikes uitgevoerd met elektrische ondersteuning

Gebruikershandleiding Puch Radius, State of the Art, Boogy BMS

ROAM Special Cycles B.V. Haarstraat 19b 5324 AM Ammerzoden Tel.nr

Printed: Doc-Nr: PUB / / 000 / 00

Bestnr Toerentalregelaar voor ventilator

Handleiding Gebruiker Aandrijving Quattrocycle

Oorspronkelijke gebruiksaanwijzing. Routetrein CX T. Aanvullingopdeseriebedieningsinstructies. vandetrekkercxt NL - 02/2012

STAKA. Handleiding elektrische bediening. Dakluiken Flachdachausstiege Roof access hatches Trappes de toit

N.B.: Lees deze handleiding aandachtig door voordat u het voertuig in gebruik neemt. Bewaar deze handleiding zorgvuldig.

Gebruiksaanwijzing, waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften voor gesloten batterijen met vast elektrolyt (AGM-technologie) voor motorfietsen.

INLEIDING VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN SYMBOLEN. De symbolen in deze gebruiksaanwijzing. Symbolen op het apparaat

Gebruiksaanwijzing, waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften voor batterijen met vloeibaar elektrolyt voor motorfietsen. (zuurpakket meegeleverd)

H-TRONIC pendeltreinautomaat

Professional Supplies EIERKOOKAPPARAAT. Modelnr.: *

ECE 220. Gebruiksaanwijzing

Onderhoud aan accu's. Algemene informatie over onderhoud aan accu's WAARSCHUWING!

Inhoud. 1. Veiligheidsinstructies

Hoogfrequent batterijladers. PM-24 serie. Handleiding

De elektrische laadlift

Weegschaaltruck EL20W-1150-TAZPN. Capaciteit: 2t

Bestnr Module SMD- Servotester

Tijdschakelklok. Bestnr.: (groen) (oranje) (transparant) (blauw) Omwille van het milieu 100% recyclingpapier

Elektrische kippengrills

Gebruiks- en onderhoudsaanwijzing- NL

STIHL AK 10, 20, 30. Veiligheidsinstructies

Bestnr Zonne-energie laadregelaar 12 V / 24 V 4A met diepontladingsbeveiliging

Tuincontactdoos met piket

EPT12-EZ Elektrische transpallet. Gebruikershandleiding

Hoogfrequent batterijladers. KOP serie. Handleiding

STIHL AP 100, 200, 300. Veiligheidsinstructies

* /1 * /1 * x40

F05, F15, F18 230V~AC HOT HOT OFF OFF COLD COLD

Handleiding EPT20-15ET Elektrische transpallet

INSTALLATIE INSTRUCTIES Alleen geschikt als permanente installatie, onderdelen genoemd in de handleiding kunnen niet buiten gemonteerd worden.

Batterijdiagnosetoestel voor het testen van alle types 12 V-batterijen.

GEBRUIKSAANWIJZING (NL)

Spanningsomvormermodule

Gebruikershandleiding Peugeot CE22, CE33, CE141, CE132, CE122, CE151, CE101, CE111

1. Batterijpakket Onderdelen. Kabeltas. Batterijtas Laderstekker. Sleutels (2 stuks) Lader. Batterijstekker F B

Innovation Protection Conseil

2. Geadviseerde omgevingstemperatuur van 0 C tot 50 C.

1. BESCHRIJVING spanningsindicator. voedingsschakelaar. AC uitgangs stopcontact krokodilleklemmen. ventilator 2. VERBINDINGEN

GASTRO BUFFET - SALADEBAR GEBRUIKSAANWIJZING EN ONDERHOUDSHANDLEIDING

START SET DRAADLOOS SCHAKELEN

Gebruikers handleiding versie

VOLTCRAFT Universele laptop Netvoeding SPS2406

Accu voor ZB19Z. Handleiding. (zwembadrobot Pieter)

COMPACTE DRAADLOZE SCHAKELAAR

Handleiding Electro - visapparaat

STIHL AK 10, 20, 30. Veiligheidsinstructies

Powerpack. gebruikshandleiding

De elektrische laad lift

1. BESCHRIJVING. "-" aansluiting. power LED. ventilator "+" aansluiting zekering. ON/OFF schakelaar. AC uitgangsstopcontact 2.

Professional Supplies BORDENWARMKAST. Modelnr.: * * * CaterChef 60

Voedingsbank mah

1. BESCHRIJVING. power LED. sigarettenplug. ON/OFF schakelaar. ventilator. AC uitgangsstopcontact. zekering 2. AANSLUITINGEN

Verkorte gebruiksaanwijzing

Elektrische fiets Pedelec

GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART REMOTE

Fold-E Gebruikshandleiding

Pure Charge&Go Nx. Handleiding voor audiciens. Hearing Systems

AX-3010H. Multifunctionele schakelende voeding. Gebruiksaanwijzing

HANDLEIDING RO-STEAM 1000 / 2000

Onderhoud aan accu's. Algemene informatie over onderhoud aan accu's WAARSCHUWING!

E-Bike. Gebruikers handleiding versie B2

A Stoel naar voren klappen. B Controleer of de batterijstekker in het apparaat is gestoken. C Klap de stoel naar achteren.

Aanbouw- en bedieningshandleiding

GEBRUIKSAANWIJZING WAND AFZUIGKAPPEN

Montage- en gebruiksaanwijzing. NFC-module voor BDC-i440-besturingen

Montage- en gebruiksaanwijzing

Handleiding Electric Street Carver (E.S.C)

Installatie instructies

Programmeerbare elektronische tijdschakelklok

Accu-Multifunction tool artikelnummer Handleiding

LCD scherm va LCD scherm

Gebruikershandleiding Inhoud

VOLTCRAFT Schakelnetvoeding 5-24V / 5A

Specificaties. WD 2300 Serie. Dubbelheffende stapelaar WD Serie

Handleiding. Type: TopsealDirect.nl - Standard Plus

Gumax Terrasverwarmer

CCS COMBO 2 ADAPTER. Handleiding

Auto adapter voor kleine apparaten 120 W

Lees aandachtig deze handleiding vooraleer u uw Strider scooter gebruikt!

Installatie & Onderhouds Instructies WARNER-LT 03/11

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-1000 STEKKERDOOSSCHAKELAAR

GEBRUIKSAANWIJZING EILAND AFZUIGKAPPEN

Voor de gebruiker. Gebruiksaanwijzing. allstor. Bufferboiler

E X T R A C T O R S QS-2115N

HQ-CHARGER UUR SUPER COMPACTE ACCULADER VOOR AAA/AA ACCU'S

Gebruiksaanwijzing. Cleanfix SW 50. Stof-/waterzuiger

3 WEG- OMSCHAKELKLEP. Installatie- en gebruikershandleiding. voor warmtapwaterlading. USV 1" bu USV 5/4" bu USV 6/4" bi

VERWARMING «RED HOT» Ref 93475

HANDLEIDING SCOREBORDEN OPTIE 7 Versie 2.0 / augustus 2011

Transcriptie:

EME 112 05.00- Gebruiksaanwijzing H 77800389 07.08

Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HANDLEIDING vindt. De informatie is weergegeven in korte, overzichtelijke vorm. De hoofdstukken zijn alfabetisch gerangschikt. Ieder hoofdstuk begint met pagina 1. De pagina-aanduiding wordt gevormd door een hoofdstukletter en paginanummer. Voorbeeld: pagina B 2 is de tweede pagina in hoofdstuk B. Deze handleiding beschrijft verscheidene voertuigvarianten. Let er bij de bediening en de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden op dat u de beschrijving voor het juiste voertuigtype gebruikt. f m A De volgende pictogrammen markeren veiligheidsaanwijzingen en belangrijke uitleg. Staat voor veiligheidsinstructies die u moet opvolgen, om gevaren voor mensen te vermijden. Staat voor instructies die u moet opvolgen, om materiële schade te vermijden. Staat voor aanwijzingen en toelichting. t o Duidt op de standaarduitvoering. Duidt op de optionele uitvoering. Onze apparaten worden continu verder ontwikkeld. Wij vragen om uw begrip voor het feit dat wij een voorbehoud moeten maken voor wijzigingen in vorm, uitrusting en techniek. Uit de inhoud van deze handleiding kunnen op grond hiervan geen claims met betrekking tot bepaalde eigenschappen van het apparaat worden afgeleid. Auteursrecht Het auteursrecht voor deze handleiding blijft in het bezit van JUNGHEINRICH AG. Jungheinrich Aktiengesellschaft Am Stadtrand 35 22047 Hamburg - DUITSLAND Telefoon: +49 (0) 40/6948-0 www.jungheinrich.com 0108.NL

0108.NL

Inhoudsopgave A B Doelmatig gebruik Beschrijving van het voertuig 1 Beschrijving van gebruik... B 1 2 Bouwelementen- en functiebeschrijving... B 2 2.1 Voertuig... B 3 3 Technische gegevens standaard uitrusting... B 4 3.1 Gegevens over prestatie van standaard voertuigen... B 4 3.2 Afmetingen... B 4 3.3 Accu s en motorprestatie... B 4 3.4 EN-normen... B 6 3.5 Voorwaarden gebruik... B 6 4 Plaatjes... B 7 4.1 Typeplaatje, voertuig... B 8 C Transport en eerste ingebruikname 1 Opladen via hijskraan... C 1 2 Eerste ingebruikname... C 1 3 Bewegen van het voertuig zonder eigen aandrijving (noodbedrijf)... C 2 D Accu - onderhoud, opladen, vervangen 1 Veiligheidsbepalingen in de omgang met natte accu s... D 1 2 Batterijtypen... D 1 3 Accu opladen met geïntegreerde acculader... D 2 3.1 Batterij laden met 230 VAC... D 2 3.2 Batterij laden met 24 VDC (LKW)... D 3 4 Accu vervangen... D 4 5 Ontladingscontrole-LED (ontladingsmeter)...d 5 E Bediening 1 Veiligheidsbepalingen voor de omgang met het bodemtransportvoertuig... E 1 2 Beschrijving van de opgave- en bedieningselementen... E 2 3 Voertuig in bedrijf nemen... E 4 4 Werken met het bodemtransportvoertuig... E 5 4.1 Veiligheidsregels tijdens het rijden... E 5 4.2 Rijden, besturen, remmen... E 6 4.3 Opnemen en neerzetten van lading... E 8 4.4 Voertuig beveiligd parkeren... E 9 0708.NL I 1

F Instandhouding van het bodemtransportvoertuig 1 Bedrijfsveiligheid en milieubescherming...f 1 2 Veiligheidsvoorschriften voor het instandhouden...f 1 3 Onderhouds-checklijst...F 3 4 Hydraulica-oliestand...F 4 5 Bedrijfsmiddelen...F 4 6 Aanwijzingen voor instandhouding...f 5 6.1 Voertuig voor instandhoudingswerkzaamheden voorbereiden...f 5 6.2 Frontkap en frontwand verwijderen...f 5 6.3 Elektrische stoppen controleren...f 6 6.4 Hernieuwde inbedrijfname...f 6 7 Stilleggen van het bodemtransportvoertuig...f 7 7.1 Maatregels tijdens de stillegging...f 7 7.2 Hernieuwde ingebruikname na stillegging...f 8 8 Veiligheidscontrole naar tijd en buitengewone gebeurtenissen...f 8 9 Definitief buiten bedrijf stellen; afvoeren...f 8 10 Hulp bij storingen en opsporing van fouten...f 9 10.1 Hulp bij storingen...f 9 10.2 Opsporing van fouten (lichtcodes LED besturingsprintkaartplatine)...f 10 10.3 Stroomloopplan...F 11 0708.NL I 2

Bijlage Gebruiksaanwijzing JH-tractiebatterij Z Deze gebruiksaanwijzing is alleen voor batterijtypen van het merk Jungheinrich toegestaan. Indien andere merken gebruikt worden moeten de gebruiksaanwijzingen van deze fabrikant nageleefd worden. 0506.NL 1

2 0605.NL

A A Doelmatig gebruik De richtlijn voor het juiste en doelmatige gebruik van bodemtransportvoertuigen (VDMA) wordt met dit toestel meegeleverd. Ze is onderdeel van deze gebruiksaanwijzing en moet in ieder geval worden nagekomen. Nationale bestemmingen blijven onbeperkt geldig. Het bodemtransportvoertuig dat in deze gebruiksaanwijzing is beschreven is bestemd voor het heffen en transporteren van ladingeenheden. Het dient volgens de gegevens in deze gebruiksaanwijzing ingezet, bediend en onderhouden te worden. Ieder ander gebruik is niet doelmatig en kan schade aan personen, materieel of goederen veroorzaken. Bovenal dient een te zware belasting door te zware of eenzijdig opgenomen lading vermeden te worden. Bindend voor de maximaal opneembare lading is het aan het voertuig aangebrachte typeplaatje of ladingdiagram. Het bodemtransportvoertuig mag niet in omgevingen met brand- of ontploffingsgevaar gereden worden en evenmin in omgevingen die corrosie veroorzaken of die sterk stofhoudend zijn. m Verplichtingen voor de exploitant: Exploitant in de hier bedoelde betekenis is iedere natuurlijke of juridische persoon die zelf gebruik maakt van het bodemtransportvoertuig of in diens opdracht deze gebruikt wordt. In speciale gevallen (b.v. leasing, verhuur) is de gebruiker diegene die volgens de bestaande contractuele bestemmingen tussen de eigenaar en de gebruiker van het bodemtransportvoertuig de verplichtingen voornoemd dient uit te voeren. De gebruiker dient ervoor te zorgen dat het bodemtransportvoertuig uitsluitend doelmatig gebruikt wordt en dat alle gevaren voor het leven en de gezondheid van de gebruiker of van derden vermeden worden. Bovendien moet erop gelet worden dat de voorschriften voor het vermijden van ongelukken, verdere arbeidstechnische aanwijzingen evenals de richtlijnen voor gebruik, onderhoud en instandhouding in acht genomen worden. De exploitant dient ervoor in te staan dat alle gebruikers deze gebruiksaanwijzing gelezen en begrepen hebben. Bij veronachtzaming van deze gebruiksaanwijzing vervalt onze garantie. Dit geldt dienovereenkomstig, wanneer zonder toestemming van de servicedienst van de fabrikant door de klant en/of derden ondeugdelijke werkzaamheden aan het product zijn verricht. Het aanbouwen van accessoires: Het aan- of inbouwen van extra installaties, waardoor ingegrepen wordt in de funkties van het bodemtransportvoertuig of die daardoor aangevuld worden, mag uitsluitend ná schriftelijke toestemming door de producent gebeuren. Indien nodig dient een schriftelijke vergunning van de lokale autoriteiten aangevraagd te worden. De vergunning van amtswege is echter geen alternatief voor de schriftelijke toestemming door de producent. 0600.NL A 1

A 2 0600.NL

B Beschrijving van het voertuig 1 Beschrijving van gebruik m Het voertuig is bestemd voor het gebruik op effen bodem en voor het transporteren van goederen. Er kunnen pallets met open bodemoplage of rollwagens worden opgenomen. De draagcapaciteit vindt u in het plaatje draagcapaciteit Q max. De EME is voor lichte werkzaamheden geconcipieerd, max. onafgebroken bedrijfstijd 2 uur. Voertuigtypes, draagcapaciteit en motorprestatie: Type Draagcapaciteit Motorprestatie EME 1200 kg 0,3 kw AC 1001.NL B 1

2 Bouwelementen- en functiebeschrijving Pos. Benaming 1 t Dissel 2 t Oprij-veiligheidstaster 3 t Rijschakelaar 4 t Batterijlaadstekker 230 VAC (geïntegreerde acculader, 24 V / 6,5 A) 5 t Nood-Stop schakelaar / Schakelaarslot 6 o Aansluiting batterijlader 24 VDC (oplading vanaf truck) 7 t Ontladingscontrole-LED (ontladingsmeter) 8 t Ladingopname 9 t Lastwiel 10 t Frontkap 11 t Frontwand 12 t Aandrijvingswiel t = Standaard uitrusting o = Extra uitrusting 1001.NL B 2

2.1 Voertuig Opbouw: De EME is een 3-wielig voertuig met gestuurd aandrijfwiel (12) en twee lastwielen (9). De gemakkelijk te openen kap (10) zorgt voor goede toegankelijkheid van alle aggregaten. De bedieningsorganen zijn in de disselkop ondergebracht. Veiligheidsinrichtingen: Het voertuigframe beschermt de voeten van de gebruiker en bij botsingen met pallets de daarop liggende ladingen. De dissel (1) zorgt voor een veilige afstand met het voertuig. Door haar vorm glijdt deze bij gevaar langs het lichaam van de bestuurder omhoog, het voertuigt remt. Als de dissel (1) wordt losgelaten, wordt ze van een gasdruckveer in de rempositie boven gedrukt. De oprij-veiligheidstaster (2) in de disselkop reageert op aanraking, de rijrichting wordt omgeschakeld, het voertuig rijdt van de gebruiker weg. Via indrukken van de Nood-Stop schakelaar (5) worden alle elektrische functies uitgeschakeld. Bedienings- en opgaveelementen: De bedieningselementen heffen, neerlaten, langzame rit en claxon zijn op de dissel (1) geplaatst. Het voertuig is met een ontladingscontrole-led (ontladingsmeter) (7) uitgerust. Ter bescherming tegen diepe ontlading van de batterij wordt de functie heffen bij 20% restlading uitgeschakeld. Rijaandrijving: De aandrijving is symmetrisch geplaatst. De 0,3 kw-rijmotor drijft via een aandrijving het aandrijvingswiel (12) aan. Door het omschakelen van de rijrichting met de rijschakelaar (3) in de disselkop kan met tegenstroom worden geremd. Besturing: Bestuurd wordt het voertuig met de dissel (1) met een zwaaibereik van 90 naar beide kanten. Reminstallatie: Een veerkrachtrem (bedrijfsrem) werkt direct op de aandrijvingsmotor. Door de dissel (1) in de rembereik boven of beneden te neigen wordt geremd. Hydraulische installatie: De functies heffen, neerlaten worden met de bedieningstasters in de disselkop in werking gesteld. Door de functie heffen in te schakelen, loopt het pompaggregaat aan. De hydraulica-olie wordt uit de olietank naar de cilinder gepompt. De ladingopname (8) begint te heffen. Elektrische installatie: 24-volt-batterij. Een elektronische draaistroombesturing is standaard. 1001.NL B 3

3 Technische gegevens standaard uitrusting A Opsomming van de technische gegevens volgens VDI 2198. Onder voorbehoud van technische veranderingen en toevoegingen. 3.1 Gegevens over prestatie van standaard voertuigen Benaming EME Q Nominale draagcapaciteit 1200 kg C Zwaartepuntafstand lading 600 mm Rijsnelheid met/zonder geheven lading 4,2 / 5 km/h Hefsnelheid heffen met/zonder geheven lading 20 / 30 cm/s Hefsnelheid neerlaten met /zonder geheven lading 30 / 20 cm/s 3.2 Afmetingen Benaming * Ast incl. 200 mm veilige afstand Standaard EME Breedte voertuig EME h 3 Heffen 95 ±5 95 ±5 mm h 13 Hoogte (neergelaten stand) 82 82 mm s Vorkdikte 50 50 mm y Wielstand, lastgedeelte neergelaten 1218 1218 mm l Vorklengte 1177 1177 mm l 1 Lengte voertuig 1555 1555 mm l 2 Lengte voorbouw 378 378 mm e Vorkbreedte 150 150 mm b 1 Breedte voertuig 700 700 mm b 5 Afstand lastvorken buiten 520 650 mm b 11 Spoorbreedte lastgedeelte 370 500 mm m 2 Afstand tot vloer 32 32 mm Wa Draaistraal 1425 1425 mm Ast* Breedte arbeidsgang 1000 x 1200 in de breedte 1640 1640 mm Ast* Breedte arbeidsgang 800 x 1200 in de lengte 1840 1840 mm 3.3 Accu s en motorprestatie Accu Motorprestatie EME 2 x 12 V / 42 Ah in serie 0,3 kw 1001.NL B 4

1264 c l 687 39 l 2 s m 2 Q 1001.NL h 13 h 3 145 y l 1 Wa e b 1 b 11 b 5 100 100 Ast B 5

3.4 EN-normen A A Permanente geluidsdrukpeil: 66 db(a) volgens pren 12053 in overeenstemming met ISO4871. De permanente geluidsdrukpeil is een volgens de opgegeven normen berekende gemiddelde waarde en houdt rekening met de geluidsdrukpeil bij het rijden, heffen en tijdens de vrijloop. De geluidsdrukpeil wordt dicht bij het oor van de bestuurder gemeten. Vibratie: 0,30 m/s 2 volgens pren 13059. De trillingsacceleratie, welke in de bedieningspositie op zijn lichaam werkt, is volgens de voorgeschreven normen de lineair geïntegreerde gewogen acceleratie in de verticale lijn. De acceleratie wordt bij het rijden over drempels met constante snelheid gemeten. Elektromagnetische verdraagzaamheid (EMV) A De producent bevestigt het aanhouden van de grenswaarden voor elektromagnetische stoorzendingen en stoorbestendigheid evenals de controle van het ontladen van statische elektriciteit volgens pren 12895 en ook de daar aangegeven normatieve verwijzingen. Wijzigingen aan de elektrische en elektronische onderdelen en hun groepering mogen alleen met de schrijftelijke toestemming van de producent worden uitgevoerd. 3.5 Voorwaarden gebruik A Omgevingstemperatuur - bij gebruik 0 C tot 40 C Bij voortdurende inzet onder 5 C of in het koelhuis resp. bij extreme temperaturen of verandering van luchtvochtigheidsgehalte is voor heftrucks een speciale uitrusting en toelating vereist. 1001.NL B 6

Xxx Xxxx Xxxx Xxxx Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxx Xxxxx Xxxxx Xxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx xx Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx xx Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxxxx X Xx Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx xx xx Xxxxxxxxxxxxxxxxxx xx 4 Plaatjes Qmax 1200 kg Qmax 2645 lb 13 mv 1,5 V 14 18 15 16 17.1 17.1 17 Pos. Benaming 13 Draagcapaciteit Q max 14 Typeplaatje, voertuig 15 Aanslagpunt voor hijsverlading 16 Verbodsbord Niet meerijden 17 Bord Hefpunt krik 17.1 Voertuig-nr. (ingeslagen) 18 Waarschuwingsbord Let op elektronika met lage spanning 1001.NL B 7

4.1 Typeplaatje, voertuig 19 31 20 21 22 23 24 Xxx Xxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxx Xxxx Xxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxxxx kg Xxxxxxxxxxxxxxxxx mm Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx kg Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxx V Xxxxxxxxxxxxxxxxx kw xxxxxxxx kg Xxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxxxx 25 26 30 29 28 27 Pos. Benaming Pos. Benaming 19 Type 26 Aandrijfvermogen in kw 20 Serienr. 27 Klant-nr. 21 Nominale draagcapaciteit in kg 28 Accugewicht min/max in kg 22 Accu: spanning V 29 Leeggewicht zonder batterij in kg ampère-uur Ah 23 Producent 30 Bouwjaar 24 Order-nr. 31 Logo van de producent 25 Zwaartepuntafstand lading in mm A Bij vragen over het voertuig respectievelijk bestellingen aub. het serie-nummer (20) aangeven. 1001.NL B 8

C Transport en eerste ingebruikname 1 Opladen via hijskraan m A Alleen hijstuig met voldoende draagcapaciteit gebruiken (gewicht verlading = eigen gewicht + accugewicht; vgl. typeplaatje voertuig). Voor het op- en afladen van het voertuig met behulp van een kraan zijn aanslagpunten (1) aangebracht. Deze aanslagpunten zijn van kunststofkapjes voorzien, die na het transport weer moeten worden teruggeplaatst. m Voertuig beveiligd parkeren (vgl. hoofstuk E). Het hijstuig aan de aanslagpunt (1) aanslagen. Het hijstuig zo aan de aanslagpunt aanslagen dat het niet kan verschuiven! De aanslagmiddelen van het hijstuig moeten zo worden vastgemaakt dat ze bij het heffen niet in aanraking komen met accessoires. 2 Eerste ingebruikname m Voertuig alleen met aacustroom rijden! Kabelverbindingen met de accu (sleep-kabel) moeten korter dan 6 m zijn. Het voertuig kan nadat het geleverd werd of na een transport als in het volgende beschreven bedrijfsklaar worden gemaakt: A Uitrusting op volledigheid controleren. Indien nodig accu inbouwen, accukabel niet beschadigen. Accu opladen (vgl. hoofdstuk D). Voertuig als voorgeschreven in gebruik nemen (vgl. hoofdstuk E). Na het parkeren van het voertuig is het mogelijk dat de loopvlaktes van de wielen plat worden, maar als het voertuig een korte tijd rijdt zal dit verschijnsel weer verdwijnen. 0301.NL C 1

3 Bewegen van het voertuig zonder eigen aandrijving (noodbedrijf) Om het voertuig in de toestand noodbedrijf te kunnen bewegen, moet de elektromagnetisch in werking gestelde rem worden losgemaakt. m Schroeven (2) losdraaien. Frontwand (3) wegnemen. Bevestigingsschroeven (4) losdraaien tot het voertuig kan worden bewogen (remwerking is opgeheven). Het voertuig kan nu worden bewogen. Na het wegparkeren op de plaats van bestemming dienen de bevestigingsschroeven (4) weer stevig te worden aangehaald. De remwerking is weer ingesteld! 2 2 3 4 0301.NL C 2

D Accu - onderhoud, opladen, vervangen 1 Veiligheidsbepalingen in de omgang met natte accu s Vóór alle werkzaamheden aan de accu s moet het voertuig beveiligd geparkeerd worden (vgl. hoofdstuk E). Personeel voor onderhoud: Het opladen, onderhouden en vervangen van accu s mag uitsluitend door hiervoor opgeleid personeel uitgevoerd worden. Deze gebruiksaanwijzing en de aanwijzingen van de producent van de accu en het acculaadstation moeten bij deze werkzaamheden opgevolgd worden. Maatregels voor brandbeveiliging: Bij het omgaan met de accu s mag niet gerookt en geen open vuur gebruikt worden. In de omtrek van het voor opladen geparkeerd voertuig mogen op een afstand van tenminste 2 m geen brandbare stoffen of vonkenvormende bedrijfsmiddelen aanwezig zijn. De ruimte moet geventileerd zijn. Brandwerend materieel moet gereedstaan. Onderhoud van de accu: De celdeksels van de accu moeten droog en schoon gehouden worden. Klemmen en kabelschoentjes moeten schoon, met weinig accupoolvet ingesmeerd en stevig vastgeschroefd zijn. Accu s met niet geisoleerde polen moeten met een niet glijdende isolatiemat afdeckken. m f m f Het uit de weg ruimen van de accu: De accu moet op juiste wijze en volgens de geldende nationale bepalingen voor milieubescherming of de desbetreffende wetten uit te weg worden geruimd. De aanwijzingen van de producent moeten in ieder geval worden nagekomen. Voordat de accukap wordt gesloten, moet worden gecontroleerd dat de accukabel niet kan worden beschadigd. De accu s bevatten opgelost zuur dat vergiftig en bijtend is. Om deze reden moet bij alle werkzaamheden aan de accu s beschermende kleding en oogbescherming gedragen worden. Ieder contact met accuzuur moet vermeden worden. Mochten kleding, huid of ogen desondanks met accuzuur in aanraking gekomen zijn, dienen de getroffen delen onmiddellijk met veel stromend water afgespoeld te worden, bij huidof ogencontact moet bovendien een arts geraadpleegd worden. Uitgestroomd accuzuur moet onmiddellijk geneu-traliseerd worden. Er mag uitsluitend gebruik gemaakt worden van batterijen met gesloten batterijbak. Het gewicht en de afmetingen van batterijen hebben een aanzienlijke uitwerking op de bedrijfsveiligheid van de truck. De batterij-uitrusting mag uitsluitend met toestemming van de producent uitgewisseld worden. 2 Batterijtypen m Het voertuig is met onderhoudsvrije batterijen uitgerust (zie hoofdstuk B). Bij dit type batterijen mag geen gedestilleerd water worden bijgevuld. De kapjes van de cellen zijn hermetisch gesloten. Door de kapjes te openen raakt de batterij vernield! 1001.NL Het batterijgewichten staat aangegeven op het typeplaatje van de desbetreffende batterij. D 1

3 Accu opladen met geïntegreerde acculader 3.1 Batterij laden met 230 VAC De netkabel van de acculader is van buiten toegankelijk. A Netstekker (1) uit de opname (2) van de acculader trekken en in een geschikt netstopcontact (230 V ±10%) steken. De LED (3) geeft door groen knipperen aan, dat het laadtoestel op het net is aangesloten en het opladen actief is. De batterij opladen, tot de groene LED (3) permanent brandt. Stekker (1) uit de contactdoos trekken en in de aansluiting op het voertuig (2) steken. Tijdens het opladen zijn alle elektrische functies onderbroken (elektronische wegrijdblokkering). Het voertuig is buiten bedrijf. m Behoudlading Zodra de groene LED (3) permanent brandt, is de batterij volledig opgeladen. De acculader schakelt op behoudlading om. De behoudlading duurt tot de netstekker uit het netstopcontact wordt getrokken. Teneinde een lange batterijlevensduur te waarborgen, wordt geadviseerd, geregeld, d.w.z om de 1-2 weken een compensatie-oplading uit te voeren. Het laadtoestel moet minimaal 41 uur op het net blijven aangesloten. Netaansluiting Netspanning: 230 V ±10% Netfrequentie: 50 Hz ±4% 1001.NL D 2

3.2 Batterij laden met 24 VDC (LKW) A Aansluitstekker van de laadkabel (o) in het 24 VDC contact (4) pluggen. De LED (3) geeft door groen knipperen aan, dat het laadtoestel op het net is aangesloten en het opladen actief is. Batterij opladen, tot de LED (3) permanent groen brandt. Aansluitstekker uit het 24 VDC contact trekken. Tijdens het opladen zijn alle elektrische functies onderbroken (elektronische wegrijdblokkering). Het voertuig is buiten bedrijf. 4 3 Duur opladen De duur van het opladen bedraagt afhankelijk van de toestand van ontlading tot 6 uur. Gedeeltelijke oplading 1001.NL m f De acculader is zo geconstrueerd dat hij zich bij het opladen van gedeeltelijk opgeladen accu s automatisch aanpast. De slijtage van de accu wordt gering gehouden. Rood knipperen van de LED (3) geeft aan, dat de batterij defect of de laadstroomkring onderbroken is. Bij gebruik van het laadtoestel via het truck-boordnet is volledig opladen van de batterij niet altijd mogelijk. Eén keer per week dient een compensatieoplading (netoplading) te worden uitgevoerd. Geschiedt de compensatie-oplading op de truck via de netaansluiting (115 V / 230 V), dient de netaansluiting met een FI-veiligheidsschakelaar te zijn uitgerust! D 3

4 Accu vervangen m Schroeven (5) losdraaien, frontkap (6) en frontwand (7) verwijderen. Poolsschroeven losmaken en accukabels van de polen aftrekken. Accukabels zo plaatsen dat ze bij het eruittrekken van de accu niet aan het voertuig blijven hangen. Batterijen (8) aan de handgrepen naar buiten tillen. m De accu wordt in de omgekeerde volgorde weer ingebouwd, daarbij op de juiste inbouwpositie en de juiste aansluiting van de accu letten: rode kabel: + pool 1. accu blauwe kabel: - pool 2. accu Na het opnieuw inbouwen alle kabel- en steekverbindingen op zichtbare beschadigingen controleren. 1001.NL D 4

5 Ontladingscontrole-LED (ontladingsmeter) De ontladingstoestand van de batterij wordt door de LED aangegeven. m A Toestand Kleur Aflezing brandt groen Batterijlading > 30% knippert groen Batterijlading 30-20% knippert rood Batterijlading < 20% Bij gebruik met lichte belading (last < 300 kg), dient de batterij reeds bij groen knipperen van de LED te worden opgeladen. Bij rood knipperen van de LED moeten de batterijen worden opgeladen. Verder gebruikt van het voertuig raakt de batterij beschadigd. Er vindt in dat geval een volledige ontlading plaats, zodat de toegestane minimumspanning wordt onderschreden. Bij het bereiken van 20% restlading (LED knippert rood) wordt het heffen onderbroken. 1001.NL D 5

D 6 1001.NL

E Bediening 1 Veiligheidsbepalingen voor de omgang met het bodemtransportvoertuig Toestemming voor rijden: Het bodemtransportvoertuig mag uitsluitend gebruikt worden door personen die opgeleid zijn voor de besturing en de omgang met ladingen en die hun capaciteiten aan de exploitant of diens gemachtigde hebben bewezen en door hem uitdrukkelijk opdracht voor het besturen hebben gekregen. Rechten, plichten en gedragsregels voor de bestuurder: De bestuurder moet ingelicht zijn over zijn rechten en plichten en onderricht in de bediening van het bodemtransportvoertuig en de inhoud van de gebruiksaanwijzing kennen. Aan deze persoon moeten de noodzakelijke rechten overgedragen worden. Bij transportvoertuigen welke van buiten bediend worden, moeten bij de bediening beschermschoenen worden gedragen. Verbod gebruik door onbevoegden: De bestuurder is tijdens de tijd van gebruik voor het bodemtransportvoertuig verantwoordelijk. Hij moet onbevoegden verbieden, met het bodemtransportvoertuig te rijden of in werking te stellen. Er mogen geen personen worden getransporteerd of geheven. Beschadigingen en gebreken: Beschadigingen en andere gebreken aan het bodemtransportvoertuig of het accessoire moeten ogenblikkelijk aan het toeziend personeel meegedeeld worden. Bodemtransportvoertuigen welke niet bedrijfsveilig zijn (bvb. afgesleten banden of defecte remmen) mogen tot ze op juiste wijze gerepareerd werden, niet worden gebruikt. Reparaties: Zonder speciale opleiding en toestemming mag de bestuurder geen reparaties of veranderingen aan het bodemtransportvoertuig uitvoeren. In geen geval mag hij veiligheidsinrichtingen of schakelaars buiten werking stellen of verstellen. f Gevarenzone: Gevarenzone is die zone waarin personen door rij- of hefbewegingen van het bodemtransportvoertuig, het hefgerei (b.v. de ladingvork of accessoires) of het laadgoed in gevaar zijn. Hierbij hoort ook de zone die door neerstortend laadgoed of een neerzinkende/neerstortende arbeidsinstallatie bereikt kan worden. Onbevoegde personen moeten uit de gevarenzone gewezen worden. Bij gevaar voor personen moet op tijd een waarschuwingssignaal gegeven worden. Wanneer onbevoegden ondanks waarschuwing de gevarenzone niet verlaten, moet het bodemtransportvoertuig onmiddellijk tot stilstand gebracht worden. Veiligheidsinstallaties en waarschuwingsborden: De hier beschreven veiligheidsinastallaties, waarschuwingsborden en waarschuwingsaanwijzingen moeten in ieder geval worden nagekomen. 0301.NL E 1

2 Beschrijving van de opgave- en bedieningselementen Pos. Bedienings- resp. opgaveelementen Functie 1 Oprij-veiligheidstaster t Voertuig rijdt van de gebruiker weg. 2 Rijschakelaar t Regelt de rijrichting en de rijsnelheid. 3 Taster - ladingopname heffen t Ladingopname heffen. 4 Taster - ladingopname neerlaten t Ladingopname neerlaten. 5 Taster - claxon t Akoestisch signaal in werking zetten. 6 Toets - Rangeren t Staat de dissel in het bovenste remgebied, kan via indrukken van een toetsschakelaar de remfunctie overbrugd worden en het voertuig met gereduceerde snelheid (rangeren) verplaatst worden. 7 Geintegreerde acculader (incl. veiligheidsschakeling) 8 Schakelaarslot met geïntegreerde Nood-Stop toets 9 Batterijlader-aaansluiting voor 24 V truck-laadkabel (o) 10 Ontladingscontrole-LED (ontladingsmeter) t t o t Opladen van de accu door het insteken van de netstekker in een netstopcontact. Stuurstroom in- en uitschakelen. Door eruittrekken van de sleutel is het voertuig tegen inschakelen door onbevoegden beveiligd. Opladen van de batterij via inpluggen van de 24 V truck-laadkabel. Geeft de laadtoestand van de batterij aan (zie hoofdstuk D). t = Standaard uitrusting o = Extra uitrusting 0301.NL E 2

6 1 2 3 4 5 7 8 9 10 0301.NL E 3

3 Voertuig in bedrijf nemen f Voordat het voertuig in bedrijf genomen mag worden, bedient of een lading mag worden geheven, moet de bestuurder controleren, dat zich niemand in de gevarenzone bevindt. Controles en werkzaamheden vóór de dagelijkse inbedrijfname Het hele voertuig (vooral wielen en ladingopname) op beschadigingen controleren. Voertuig inschakelen A Controleren, of de laadstekker (7) is ingeplugd. Sleutel in schakelaarslot (8) steken, ingedrukt tot aan de aanslag naar rechts draaien en vervolgens omhoog trekken. De ontladingscontrole-led (ontladingsmeter) (10) geeft de beschikbare batterijcapaciteit aan. Taster-claxon (5) door drukken op functie controleren. Het voertuig is nu bedrijfsklaar. Dissel op remfunctie controleren (vgl. punt 4.2). 8 7 10 5 0301.NL E 4

4 Werken met het bodemtransportvoertuig 4.1 Veiligheidsregels tijdens het rijden Rijwegen en arbeidsgebied: Er mag slechts op wegen gereden worden die aan het openbaar verkeer vrijstaan. Onbevoegde derden moeten het arbeidsgebied mijden. De lading mag uitsluitend op de daarvoor voorziene plaatsen neergelegd worden. Gedrag bij het rijden: De bestuurder moet de rijsnelheid aanpassen aan de lokale gegevens. Hij moet b.v. langzaam rijden in bochten, aan of in nauwe doorgangen, bij het rijden door zwaaideuren, op onoverzichtelijke plekken. Hij moet steeds een veilige remafstand t.o.v. voertuigen vóór zich hebben en het bodemtransportvoertuig steeds onder controle houden. Plotseling stoppen (behalve in geval van gevaar), snel keren, inhalen op gevaarlijke of onoverzichtelijke punten is verboden. Niet uit het bodemtransportvoertuig leunen of grijpen. Zicht bij het rijden: De bestuurder moet in rijrichting kijken en steeds voldoende overzicht over de door hem te berijden weg hebben. Wanneer ladingen getransporteerd worden die het zicht belemmeren, moet het bodemtransportvoertuig met lading achter rijden. Wanneer dit niet mogelijk is, moet een tweede persoon als waarschuwing voor het bodemtransportvoertuig uitgaan. Omhoog- en omlaagrijden van hellingen: Het omhoog- of omlaagrijden van hellingen is slechts dan geoorloofd, als deze gekenmerkt zijn als verkeersweg en schoon en goed berijdbaar zijn en volgens de technische specificaties van het bodemtransportvoertuig veilig kunnen worden bereden. Daarbij moet de lading steeds aan de hoge kant getransporteerd worden. Keren, schuin op- en afrijden en parkeren van het bodemtransportvoertuig aan hellingen is verboden. Hellingen mogen alleen omlaaggereden worden met verminderde snelheid en voortdurende gereedheid tot remmen. Oprijden op lifts of ladingbruggen: Lifts of ladingbruggen mogen alleen bij voldoende draagcapaciteit opgereden worden en wanneer ze door hun bouw geschikt zijn voor oprijden en het oprijden aan de bestuurder toegestaan is. Dit moet voor het oprijden onderzocht worden. Het bodemtransportvoertuig moet met de lading vooraan op de lift gereden worden en een positie innemen die het onmogelijk maakt de schachten aan te raken. Personen die in de lift meerijden mogen deze pas betreden als het bodemtransportvoertuig veilig staat en ze moeten de lift voor het bodemtransportvoertuig verlaten. Eigenschappen van de getransporteerde lading: Alléén ladingen die volgens voorschrift beveiligd zijn mogen getransporteerd worden. Nooit ladingen transporteren die hoger zijn dan de top van de vorkdrager of het beschermhek van de lading. Slepen van aanhangwagens: De voor het bodemtransportvoertuig voorgegeven maximale aanhanglast voor geremde en/of ongeremde aanhangwagens mag niet overschreden worden. De lading van de aanhangwagen dient volgens de voorschriften beveiligd te worden en mag de voor de weg voorgeschreven afmetingen niet overschrijden. Nadat de aanhangwagen is aangekoppeld, moet de bestuurder voordat hij begint te rijden controleren dat de koppeling beveiligd is. Het slepende bodemtransportvoertuig dient zo aangedreven te worden, dat veilig rijden en remmen van het voertuig bij alle rijbewegingen gegarandeerd is. 0301.NL E 5

4.2 Rijden, besturen, remmen f Het meerijden op het voertuig is in geen geval toegestaan. Nood-uit Nood-Stop toets (8) indrukken. Alle elektrische functies worden afgeschakeld. Dwangremming f m Bij het loslaten van de dissel wordt het voertuig automatisch geremd - de dissel beweegt zich automatisch naar het rembereik boven (B). Als zich de dissel langzamer beweegt in de rempositie, moet de oorzaak worden verholpen. Als nodig gasdrukveer vervangen! Rijden Alleen met gesloten en juist vergrendelde kappen rijden. Voertuig in gebruik nemen (vgl. punt 3). De rijsnelheid wordt via de rijschakelaar (2) geregeld. Dissel (11) in rijbereik (F) neigen en rijschakelaar (2) in de gewenste rijrichting (V of R) drukken. Besturen m De dissel (11) naar rechts of links zwaaien. In nauwe bochten bevindt zich de dissel buiten de contouren van het voertuig! 0301.NL E 6

f Rangeren Bij gebruik van de toets Rangeren (6) is extra oplettendheid van de bestuurder vereist. Het voertuig kan met verticaal geplaatste dissel worden gereden (b.v. in nauwe ruimten/liften): m Toets Rangeren (6) indrukken. Rijschakelaar (2) in de gewenste rijrichting (V of T) zetten. De bedrijfsrem wordt gelost. Het voertuig rijdt met langzame snelheid. Bij het loslaten van de rijschakelaar (2) koppelt de magneetrem in. Bij gevaar het voertuig via onmiddellijk loslaten van de rijschakelaar (2) of de schakelaar (6) Rangeren remmen. f Remmen 6 2 Het remgedrag van het voertuig is voornamelijk afhankelijk van de hoedanigheid van de bodem. De bestuurder moet daarmee rekening houden als hij rijdt. Het voertuig kan op drie manieren worden geremd: Met de generatorrem (rijschakelaar (2)) Met de tegenstroomrem (rijschakelaar (2)) Met de bedrijfsrem (dissel (11)) Remmen met de generatorrem: Rijschakelaar (2) loslaten. Remmen met de tegenstroomrem: f Tijdens de rit kan de rijschakelaar (2) in tegengestelde richting worden omgeschakeld. Het voertuig wordt door tegenstroom geremd tot de rit in de andere richting begint. In geval van gevaar moet het voertuig met de bedrijfsrem worden geremd. Remmen met de bedrijfsrem: Dissel (11) naar boven of beneden in een van de rembereiken (B) neigen. 0301.NL E 7

m m Omhoogrijden van hellingen De lading moet in richting van de helling worden getransporteerd! De omhoog te rijden helling mag max. 10 m lang zijn: zonder lading: 15% lading 600 kg: 6% lading 1200 kg: 3,5% Steilere hellingen dan aangegeven mogen met het voertuig niet bereden worden. Het vaker achter elkaar omhoogrijden van hellingen mag alleen na langere pauzen worden doorgevoerd. 4.3 Opnemen en neerzetten van lading m Voordat een lading opgenomen wordt, moet de bestuurder controleren dat de lading op juiste wijze in pallets gezet is en de toegestane draagcapaciteit van het voertuig niet overschrijdt. Het dwars opnemen van lading is niet toegestaan. A Voertuig met ladingopname helemaal onder de lading rijden. De snelheid van de functies heffen en neerlaten zijn voorgegeven. Heffen Taster Ladingopname heffen (3) drukken totdat de gewenste hefhoogte bereikt is. Neerlaten Taster Ladingopname neerlaten (4) drukken. 3 4 0301.NL E 8

4.4 Voertuig beveiligd parkeren f Het voertuig moet altijd beveiligd geparkeerd worden. Het voertuig niet aan hellingen parkeren. De ladingopname moet altijd volledig neergelaten zijn. Ladingopname volledig neerlaten. Sleutelelement (8) in verticale positie zetten en sleutel uittrekken. 0301.NL E 9

E 10 0301.NL

F Instandhouding van het bodemtransportvoertuig 1 Bedrijfsveiligheid en milieubescherming f m De in dit hoofdstuk vermeldde controles en onderhoudswerkzaamheden moeten volgens de periodes op de onderhouds-checklijsten uitgevoerd worden. Iedere verandering aan het bodemtransportvoertuig - in t bijzonder de veiligheidsinrichtingen - is verboden. In geen geval mogen de arbeidssnelheden van het bodemtransportvoertuig veranderd worden. Alleen originele onderdelen worden door ons op qualiteit gecontroleerd. Om een veilig en betrouwbaar gebruik te garanderen, mag uitsluitend van onderdelen van de producent gebruik gemaakt worden. Oude onderdelen en vervangen bedrijfs middelen moeten op juiste wijze volgens de geldende bepalingen voor milieubescherming uit de weg geruimd worden. Voor oliewissel staat de olie-service van de producent u ter beschikking. Na het uitvoeren van controles en onderhoudswerkzaamheden moeten de handelingen uit de afdeling Hernieuwde inbedrijfname uitgevoerd worden (vgl. punt 4.4). 2 Veiligheidsvoorschriften voor het instandhouden Personeel voor de instandhouding: Onderhoud en instandhouding van het bodemtransportvoertuig mag uitsluitend door vakkundig personeel van de producent uitgevoerd worden. De service-organisatie van de producent beschikt over speciaal voor deze taken geschoolde technische krachten in buitendienst. Wij bevelen u daarom het afsluiten van een onderhouds-contract met het desbetreffende steunpunt aan van de producent. Oplichten en opvijzelen: Om het bodemtransportvoertuig op te lichten mogen bevestigingsmiddelen alleen aan de daarvoor bestemde plaatsen vastgemaakt worden. Bij het opvijzelen moet door geschikte hulpmiddelen (keggen, houten blokken) een verglijden of wegzakken uitgesloten worden. Werkzaamheden onder een opgelichte ladingvork mogen uitsluitend uitgevoerd worden als deze door een voldoende sterke ketting vastgehouden is. m Reiniging: De bodemtransportvoertuig mag niet met brandbare vloeistoffen gereinigd worden. Vóór het begin van de reinigingswerkzaamheden moeten alle veiligheidsmaatregelen getroffen worden om vonkvorming (b.v. door kortsluiting) te voorkomen. Bij elektrisch aangedreven bodemtransportvoertuigen moet de accustekker moet het slot getrokken worden. Elektrische en elektronische elementen moeten met zwakke zuig- of druklucht en niet-geleidende, antistatische penselen schoongemaakt worden. Wanneer het bodemtransportvoertuig met water of hoogdruk schoongemaakt wordt, moeten van tevoren alle elektrische en elektronische bouwelementen zorgvuldig toegedekt worden, want vochtigheid kan tot defect gedrag leiden. Schoonmaken met stoomstraal is niet geoorloofd. 0708.NL Na de reiniging de in de afdeling Hernieuwde inbedrijfname beschreven handelingen uitvoeren. F 1

Werkzaamheden aan de elektrische installatie: Werkzaamheden aan de elektrische installatie mogen uitsluitend door elektrotechnisch geschoold personeel uitgevoerd worden. Vóór het begin van de werkzaamheden dienen zij alle maatregels te nemen die nodig zijn om een elektrisch ongeluk te voorkomen. Bovendien moet bij elektrisch aangedreven bodemtransportvoertuigen door het uittrekken van de accustekker uit het stopcontact spanningsvrij gemaakt worden. Laswerkzaamheden: Om schade aan de elektrische of elektronische componenten te voorkomen, moeten deze vóór het uitvoeren van laswerkzaamheden uit het bodemtransportvoertuig genomen worden. Instelwaarden: Bij reparaties evenals bij het vervangen van hydraulische / elektrische / elektronische componenten moeten de bij het specifieke voertuig horende instelwaarden in acht genomen worden. Banden: De qualiteit van de banden heeft invloed op de standveiligheid en het rijgedrag van het bodemtransportvoertuig. Bij vervanging van de op de fabriek gemonteerde banden dienen uitsluitend originele onderdelen van de fabrikant te worden gebruikt, aangezien anders de gegevens van het typeplaatje niet kunnen worden aangehouden. Bij het vervangen van wielen of banden moet erop gelet worden dat het bodemtransportvoertuig niet in een schuine positie komt te staan (d.w.z. wielen vervangen steeds links en rechts gelijktijdig). Hydraulische slangen: Na een gebruiksduur van zes jaren moeten de slangen worden vervangen. Bij het vervangen van hydraulische komponenten moeten de slangen in dit hydraulisch systeem vervangen worden. 0708.NL F 2

3 Onderhouds-checklijst A Om de veiligheid en de levensduur van het voertuig te kunnen garanderen moeten de in de onderhouds-checklijst opgesomde handelingen om de zes maanden worden doorgevoerd. Frame / opbouw: Aandrijving: Wielen: Besturing / reminstallatie: Hefinstallatie: Alle dragende elementen op beschadigingen controleren Schroefverbindingen controleren Aandrijving op geluid en lekkages controleren Op slijtage en beschadiging controleren Legering en bevestiging controleren Wielmoeren op stevig vastzitten controleren, als nodig aantrekken Stuurlagerspeling controleren Functie en instelling controleren Gasdrukveer op terrugstelfunctie, dichtheid en beschadigingen controleren Werking en slijtage controleren Lastgedeelte en kinematische keten op slijtage en beschadiging inspecteren Hydraulische installatie: Functie controleren Hydraulisch aggregaat op lekkage en beschadiging controleren Oliestand controleren Elektrische installatie: Functie controleren Kabels op stevig vastzitten van de aansluitingen en op beschadigingen inspecteren Stoppen op juiste waarde controleren Waarschuwingsinrichtingen en veiligheidsschakelingen op functie controleren Accu-motors: Motorbevestiging controleren Accu s: Aansluitklemmen op stevig vastzitten controleren, met poolschroevenvet invetten Accukabel op beschadigingen controleren, als nodig vervangen A De exploitant moet de onderhoudsintervallen W1 doorvoeren. In de inrijfase - na ca. 100 bedrijfsuren - van het interne transportmiddel, of na een reparatie of revisie moet de exploitant de wielmoeren / wielbouten controleren op vastzitten en er evt. voor zorgen dat deze worden nagetrokken. 0708.NL F 3

4 Hydraulica-oliestand Invulstuk hydraulica-olie A 0,25 l 5 Bedrijfsmiddelen f Het omgaan met bedrijfsmiddelen: Met bedrijfsmiddelen moet altijd juist en volgens de aanwijzingen van de producent worden omgegaan. Het onjuiste omgaan met bedrijfsmiddelen is gevaarlijk voor gezondheid, leven en het milieu. Bedrijfsmiddelen mogen alleen in voorgeschreven bakken worden opgeslagen. Ze kunnen brandbaar zijn, om deze reden niet met hete bouwdelen en open vuur in contact brengen. Bij het opvullen van bedrijfsmiddelen mogen alleen schone bakken worden gebruikt. Het is verboden bedrijfsmiddelen van verschillende kwaliteiten te vermengen. Deze voorschrift is niet van toepassing als het vermengen van bedrijfsmiddelen in deze gebruiksaanwijzing uitdrukkelijk wordt voorgeschreven. Bedrijfsmiddelen niet morsen. Gemorste vloeistof moet onmiddellijk met een geschikt bindmiddel worden verwijderd en het bedrijfsmiddel-bindmiddel-mengsel zoals voorgeschreven uit de weg worden geruimd. Code Benaming Gebruiken voor A H-LP 46, DIN 51524 hydraulische installatie 0708.NL F 4

6 Aanwijzingen voor instandhouding 6.1 Voertuig voor instandhoudingswerkzaamheden voorbereiden Om ongelukken bij onderhouds- en instandhoudingswerkzaamheden te voorkomen dienen alle noodzakelijke veiligheidsmaatregels genomen te worden. Aan de volgende voorwaarden moet voldaan zijn: f Voertuig beveiligd parkeren (vgl. hoofdstuk E). Nood-Stop toets (1) indrukken. Bij werkzaamheden met geheven ladingvork of opgevijzeld voertuig dienen deze zo beveiligd te worden, dat afzakken, afglijden of wegglijden uitgesloten is. Bij het opvijzelen van het voertuig moeten bovendien de bepalingen van het hoofdstuk Transport en eerste inbedrijfname in acht genomen worden. Bij werkzaamheden aan de vastzetrem moet het voertuig tegen wegrollen worden beveiligd. 6.2 Frontkap en frontwand verwijderen Bevestigingsschroeven (2) losdraaien Frontkap (3) en frontwand (4) voorzichtig verwijderen. 0708.NL F 5

6.3 Elektrische stoppen controleren Voertuig voor instandhoudingswerkzaamheden voorbereiden (vgl. punt 4.1). Frontkap afnemen (vgl. punt 4.2). Alle stoppen volgens de tabel op juiste waarde controleren, als nodig vervangen. X1 X3 5 X4 X5 + U V W - 6 Pos. Benaming Beveiligen van: EME 5 F1 El. zekering 63 A 6 F2 stuurstop 5 A 6.4 Hernieuwde inbedrijfname De hernieuwde inbedrijfname na reiniging of instandhoudingswerkzaamheden mag slechts na uitvoering van de volgende handelingen gebeuren: rem controleren op goed funktioneren. claxon controleren op juist funktioneren. 0708.NL F 6

7 Stilleggen van het bodemtransportvoertuig m A Wordt het bodemtransportvoertuig b.v. om bedrijfsinterne redenen langer dan 6 maanden stilgelegd, mag het uitsluitend opgeslagen worden in een vorstvrije en droge ruimte en de maatregels voor, tijdens en na stillegging dienen zoals beschreven uitgevoerd te worden. Het bodemtransportvoertuig moet tijdens de stillegging zó opgevijzeld worden dat alle wielen van de grond zijn. Slechts zo is gewaarborgd dat de wielen en wiellagers niet beschadigd worden. Accu opladen (vgl. hoofdstuk D). Accu afklemmen, reinigen en de poolschroeven met accupoolvet invetten. Bovendien moeten de aanwijzingen van de producent van de accu opgevolgd te worden. Alle openliggende elektrische contacten afspuiten met een geschikt contactspray. 7.1 Maatregels tijdens de stillegging Om de 6 maanden: m A Accu opladen (vgl. hoofdstuk D). Elektrisch aangedreven bodemtransportvoertuigen: Het regelmatige opladen van de accu is absoluut noodzakelijk, omdat er anders door de automatische ontlading van de accu een onderlading plaatsvindt die door de daarmee verbonden sulfatering de accu vernielt. Bij permanente compensatielading is opladen om de 6 maanden ter voorkoming van volledige ontlading niet vereist. 0708.NL F 7

7.2 Hernieuwde ingebruikname na stillegging f Het bodemtransportvoertuig grondig schoonmaken. Accu reinigen, de poolschroeven met accupoolvet invetten en de accu vastklemmen. Accu opladen (vgl. hoofdstuk D). Hydraulica-olie controleren op condenswater, zonodig vervangen. Het bodemtransportvoertuig in bedrijf nemen (vgl. hoofdstuk E). Ogenblikkelijk na de inbedrijfname verscheidene keren proefremmen. 8 Veiligheidscontrole naar tijd en buitengewone gebeurtenissen A Er moet een veiligheidscontrole volgens de nationale voorschriften worden uitgevoerd. Jungheinrich adviseert een controle volgens FEM-richtlijn 4.004. Jungheinrich biedt voor deze controles een speciale garantieservice met overeenkomstig opgeleide medewerkers. Een persoon die hier speciaal voor is opgeleid, moet het interne transportmiddel na bijzondere gebeurtenissen of minstens een maal per jaar (nationale voorschriften in acht nemen) controleren. Deze persoon moet zijn beoordeling uitsluitend geven vanuit veiligheidsoogpunt en moet niet zijn beïnvloed door bedrijfskundige of economische omstandigheden. Deze persoon moet bewijzen voldoende kennis en ervaring te hebben om de toestand van een intern transportmiddel en de effectiviteit van de beschermende inrichting volgens de regels van de techniek en de principes voor de controle van interne transportmiddelen te kunnen beoordelen. Daarbij moet hij de technische toestand van het interne transportmiddel ten aanzien van veiligheid volledig controleren. Daarnaast moet hij het interne transportmiddel ook grondig onderzoeken op beschadigingen, die kunnen zijn veroorzaakt door eventueel ondeskundig gebruik. Hij moet een controleprotocol opstellen. Bewaar de resultaten van de controle minstens twee volgende controles. A De exploitant moet ervoor zorgen dat gebreken onmiddellijk worden verholpen. Als optisch bewijs wordt het interne transportmiddel na een geslaagde controle voorzien van een controle-plakplaat. Deze plakplaat geeft weer in welke maand van welk jaar de volgende controle plaatsvindt. 9 Definitief buiten bedrijf stellen; afvoeren A U moet het transportmiddel definitief en vakkundig buiten bedrijf stellen respectievelijk verwijderen volgens de betreffende geldende voorschriften van uw land. Met name moet u de voorschriften voor het verwijderen van de batterij, de verbruiksmaterialen, de elektronica en de elektrische installatie naleven. 0708.NL F 8

10 Hulp bij storingen en opsporing van fouten 10.1 Hulp bij storingen Storing Mogelijke oorzaak Maatregels voor hulp bij storingen Batterij wordt nog geladen 230 V - of 24 V - aansluiting uitpluggen Schakelaarslot in verticale positie Voertuig rijdt niet Lading kan niet worden geheven Lading laat zich niet neerlaten Batterijlading te gering Zekering defect Voertuig is niet bedrijfsklaar Stop defect Taster ladingopname heffen defect Taster ladingopname neerlaten defect Magneetventiel defect Stop defect Sleutel ingedrukt tot aan de aanslag naar rechts draaien en vervolgens omhoog trekken Batterijlading controleren, evt. batterij laden Zekeringen F1 en F2 controleren Alle onder de storing voertuig rijdt niet opgesomde maatregels voor hulp doorvoeren Stop F1 controleren Tasterfunctie volgens werkschakelplan controleren Tasterfunctie volgens werkschakelplan controleren Functie van magneetventiel volgens werkschakelplan controlern Stop F1 controleren A Als de storing niet in orde gebracht kan worden, voertuig stilleggen en contact opnemen met de service-dienst. 0708.NL F 9

10.2 Opsporing van fouten (lichtcodes LED besturingsprintkaartplatine) m Op de besturingsprintkaartplatine bevindt zich een LED (7) voor het opsporen van storingen. Met behulp van dit lichtsignaal is het mogelijk een storing te herkennen. De hier beschreven storingen mogen alleen door vakkundig personeel of servicetechnici worden verholpen. X1 7 X3 X4 X5 + U V W - Oplicht- respectievelijk lichtcodes hebben volgende betekennis: Knippercode 1x 2x 3x Mogelijke oorzaak Fout in de besturing RAM-fout Aandrijving overbelast Vermogenseenheid defect Overtemperatuur in vermogenseenheid Verhelpen van storing Besturing vervangen Overbelasting opheffen Besturing vervangen 4x Batterijspanning te laag Batterij laden 5x Overspanning Fout in besturing 6x Batterij defect Aansluiting niet in orde Vermogenseenheid defect Stuursignalen voor draairichting of snelheden komen in verkeerde volgorde/combinatie Voertuig uitschakelen en laten afkoelen Voertuig uitschakelen en na ca. 5 sec. weer inschakelen. Aansluitingen en batterij inspecteren, evt. vervangen Besturing vervangen Rijschakelaar en bijbehorende aansluitkabel controleren, evt. vervangen 7x Motoraansluiting niet in orde Motoraansluitingen controleren, zo nodig aansluiten 8x Rem defect Rem repareren, evt. vervangen 12x Aanrijdingsbeveiliging (beveiligingsschakelaar Beveiligingsschakelaar loslaten bij inschakelen geactive- Beveiligingsschakelaar vervan- erd of defect) gen 0708.NL F 10

10.3 Stroomloopplan X1 1 2 10 X3 4 8 B 0V A +15V 11 12 1 5 13 9 X4 5 1 10 6 14 15 16 17 18 19 20 21 8 3 X5 6 1 4 22 23 24 Legende stroomloopplann 8 Vermogenseindtrap 17 Terugwaarts 9 Besturing 18 Buikschakelaar 10 Wegrijdblokkering 19 Rangeren 11 Sensor lagers 20 Heffen 12 Disselschakelaar 21 Dalen 13 Strijkrem 22 Daalventiel 14 Setpoint 1 23 Eindschakelaar heffen 15 Setpoint 2 24 Contactor hydr. motor 16 Voorwaarts 0708.NL F 11

Gebruiksaanwijzing Jungheinrich Tractiebatterij Inhoudsopgave 1 Jungheinrich Tractiebatterij met buisjesplaat EPzS en EPzB...2-6 Typeplaatje Jungheinrich Tractiebatterij...7 Gebruiksaanwijzing water-bijvulsysteem Aquamatic/BFS III...8-12 2 Jungheinrich Tractiebatterij Loodbatterijen met gesloten pantserplaatcellen EPzV en EPzV-BS...13-17 Typeplaatje Jungheinrich Tractiebatterij...17 0506.NL 1

1 Jungheinrich Tractiebatterij met buisjesplaat EPzS en EPzB Nominale waarden 1. Nominale capaciteit C5: zie type plaat 2. Ontlaad eindspanning: 2,0 V x aantal cellen 3. Nominale ontlaadstroom: C5/5h 4. Nominale elektrolyt dichtheid* Type EPzS: 1,29 kg/l Type EPzB: 1,29 kg/l Treinverlichting: zie type plaat 5. Nominale batterij temperatuur: 30 C 6. Nominale Elektrolytniveau: bis Elektrolytstandmarke max. * zal binnen 10 cycli worden bereikt. Gebruiksaanwijzing in acht nemen en in de laadplaats duidelijk zichtbaar ophangen! Werken aan de batterij alleen na instructie door geschoold personeel! Draag tijdens het werken aan een batterij altijd een veiligheidsbril en beschermende kleding! De veiligheidsvoorschriften volgens DIN EN 50272-3, DIN 50110-1 in acht nehmen! Roken verboden! Open vuur, gloeiende voorwerpen of vonken in de buurt van de batterij voorkomen i.v.m. explosiegevaar! Zuur in ogen of op de huid direct met kraanwater afspoelen. Daarna direct een arts raadplegen. Met zuur verontreinigde kleding met water uitwassen. Explosie- en brandgevaar, kortsluiting vermijden! Elektrolyt bevat zeer bijtend zuur! Batterij nooit omkiepen! Alleen daarvoor bestemde hef- en transport inrichtingen gebruiken. Hijsinrichting volgens VDI 3616. Hefhaken mogen geen beschadigingen aan cellen verbinders of kabels veroorzaken. Gevaarlijke elektrische spanning! Let op! Metalen delen van de batterijcellen staan altijd onder spanning, leg daarom nooit gereedschappen of voorwerpen op een batterij! 0506.NL 2