Beslissing van de Tuchtcommissie Nederlandstalige Kamer (art. 58 van de wet van 22 juli 1953 houdende de oprichting van het IBR) Openbare terechtzitting van 13 juni 2013 (definitieve beslissing) In de zaak 444/2012/( )/N De Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, met zetel te 1000 Brussel, Emile Jacqmainlaan 135, met als vertegenwoordiger van de Raad van het Instituut Tegen: De heer (x), ingeschreven in het openbaar register van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren onder het nummer ( ), wonende te ( ) ***** Gelet op het verslag van de Raad van het Instituut (hierna de Raad) aan de Kamer van Verwijzing en Instaatstelling (hierna KVI) van 14 november 2011. Gelet op de beslissing van de KVI tot doorverwijzing naar de Tuchtcommissie van 27 juni 2012. Gelet op de convocatiebrief van 27 maart 2013 voor de zitting van 16 mei 2013. Gelet op de zitting van 16 mei 2013. 1. Rechtspleging De heer (x) was rechtsgeldig opgeroepen om te verschijnen op de openbare zitting van de Tuchtcommissie van 16 mei 2013. Namens de Raad verscheen (a), die toelichting gaf. (x) verscheen persoonlijk en gaf toelichting, waarbij hij zich voornamelijk steunde op zijn brief gericht aan de Kamer van Verwijzing en Instaatstelling van 21 januari 2012. De debatten werden gesloten en de zaak werd in beraad genomen. 2. Tenlasteleggingen en inbreuken De tenlasteleggingen en de inbreuken, voorwerp van deze tuchtprocedure kunnen als volgt samengevat worden: 2.1 Inbreuk op de reglementering inzake onafhankelijkheid Tuchtcommissie-beslissing (x)-444/2012/( )/N-13 juni 2013-pagina 1
2.2 Inbreuken op de algemene controlenormen - Paragraaf 2.4 van de algemene controlenormen inzake de uitvoering van een controleopdracht - Paragrafen 3.7, 3.13, 3.17, 3.3 en 34 van de algemene controlenormen inzake het verslag 2.3 Inbreuken op de norm Bevestiging van de leiding van de entiteit 2.4 Inbreuken op de Wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme 3. Feiten en voorafgaanden die aan het tuchtdossier ten grondslag liggen 3.1 Dit dossier vindt zijn oorsprong in een vervroegde kwaliteitscontrole 2008 die in oktober 2009 bij de bedrijfsrevisor werd uitgevoerd door inspecteur (d). Er werd beslist over te gaan tot deze vervroegde kwaliteitscontrole naar aanleiding van de kwaliteitscontrole 2006. De Commissie Kwaliteitscontrole heeft (x) uitgenodigd voor een onderhoud op 26 november 2010. De notulen van het onderhoud werden aan (x) overgemaakt op 22 december 2010, die hierop zijn reactie formuleerde in een brief van 12 januari 2011. 3.2 Op 10 januari 2012 meldt de Kamer van Verwijzing en Instaatstelling (KVI) aan (x) dat zijn dossier is vastgesteld voor onderzoek op 7 februari 2012. Met een brief van 21 januari 2012 geeft de betrokken bedrijfsrevisor zijn bemerkingen op de door de Commissie Kwaliteitscontrole en Raad beweerde weerhouden inbreuken. 4. Beoordeling 4.1 Inbreuk op de reglementering mbt de onafhankelijkheid De Raad verwijt (x) dat hij bij het attesteren van de quasi-inbreng van de (f) de toepasselijke onafhankelijkheidsbepalingen zou hebben overtreden. In het bijzonder verwijst de Raad naar het verslag van de bedrijfsrevisor dat hij op 24 april 2008 heeft afgeleverd en dat vermeldt: Het verslag inzake de waardebepalingen van de aandelen van (B), door ondergetekende opgemaakt op 17/03/2007, heeft de waardering bepaald van de totaliteit van deze aandelen van deze vennootschap en het verslag inzake de waardebepaling van de aandelen van (C) door ondergetekende opgemaakt op 17/03/2008, heeft de waardering bepaald van de totaliteit van alle aandelen van deze vennootschap. Tuchtcommissie-beslissing (x)-444/2012/( )/N-13 juni 2013-pagina 2
Het besluit inzake de door de vennootschap weerhouden waarde luidt dat de transactieprijs binnen de door de bedrijfsrevisor bepaalde waardevork ligt en dient dan ook beschouwd te worden als een economisch verantwoorde prijs. Verder vermeldt het verslag van de zaakvoerders van 25 april 2008 het volgende: in dit verslag, gedateerd op 24 april 2008, is alle nuttige informatie omtrent de verkrijging van de aandelen door de vennootschap opgenomen. De waarde van de aandelen is volgens dit verslag: - Voor de aandelen van (b) bvba: minimaal 500.000 euro en maximaal 725.000 euro, met een rekenkundig gemiddelde van 612.500 euro - Voor de aandelen van (c) bvba: minimaal 475.000 euro en maximaal 750.000, met een rekenkundig gemiddelde van 612.500 euro. Er wordt niet afgeweken van dit verslag. Het Wetboek van vennootschappen bepaalt dat een bedrijfsrevisor voor een inbreng in natura en quasi-inbreng, verslag dient uit te brengen, alsook de vergoeding die als tegenprestatie wordt verstrekt en de toegepaste waarderingsmethode dient te beschrijven (art. 220 juncto 222 1 W. Venn.). Dit impliceert dat het bestuursorgaan zelf de waardering moeten doen en de bedrijfsrevisor de toegepaste waarderingsmethoden moet beschrijven. Paragraaf 2.4 van de Normen inzake controle van de inbreng en quasi-inbreng verduidelijkt terzake: De bedrijfsrevisor controleert de door de partijen weerhouden methoden van waardering van elke inbreng in natura of van het over te dragen bestanddeel en hun motivatie. Hij beoordeelt de gepastheid van de door partijen gedane keuze. De bedrijfsrevisor zal bijzonder aandachtig zijn voor het feit dat de inbreng in natura of het overgedragen bestanddeel niet overgewaardeerd is. De bedrijfsrevisor kan geenszins zelf overgaan tot waardering van elke inbreng in natura of het over te dragen bestanddeel. (x) betwist deze inbreuk, zoals blijkt uit zijn brief van 12 januari 2011 aan de Commissie Kwaliteitscontrole en deze van 21 januari 2011 aan de KVI. Hij stelt dat er blijkbaar geen onderscheid wordt gemaakt tussen een waarderingsverslag en een waarderingsontwerp. Het waarderingsontwerp is, aldus de bedrijfsrevisor, opgesteld op dezelfde wijze en volgens de dezelfde werkmethoden voor hem gebruikelijk bij het opstellen van het controleverslag bij de quasi-inbreng. Er werd een gemiddelde berekend en een waarderingsvork. De tuchtcommissie is van oordeel dat in elk geval door het berekenen van het gemiddelde en het opstellen van een waarderingsvork, de toepasselijke onafhankelijkheidsbepalingen wel degelijk geschonden zijn. De bedrijfsrevisor suggereert hierdoor een bepaalde voor hem aanvaardbare waarde, terwijl de waardering door het bestuursorgaan zelf dient te gebeuren. Hij gaat dus Tuchtcommissie-beslissing (x)-444/2012/( )/N-13 juni 2013-pagina 3
verder dan het beschrijven van de door de inbrengers gehanteerde waarderingsmethode. Dit heeft tot gevolg dat wanneer de inbrengers binnen de voorgestelde vork blijven, hij zich uiteraard nog moeilijk kritisch kan uitspreken over de waardering noch een eventuele overwaardering kan aankaarten. De Raad wijst er terecht op, dat dit risico ook blijkt uit zijn uiteindelijk verslag, waarin hij stelt deze transactieprijs ligt binnen voornoemde vork en dient dan ook beschouwd te worden als een economisch verantwoorde prijs. Door zo te handelen heeft de bedrijfsrevisor zijn onafhankelijkheid, van wezenlijk belang bij de uitoefening van zijn taak, in gedrang gebracht. Dit is tevens een inbreuk op paragraaf 1.2 van de algemene controlenormen inzake de uitvoering van de controleopdracht, die stelt dat de bedrijfsrevisor zijn beroepsmatige beoordeling uitbrengt in een geest van volledige onafhankelijkheid en de bedrijfsrevisor zich dient te onthouden van alles wat aan deze onafhankelijkheid enige afbreuk kan doen. Deze tenlastelegging wordt dan ook als een tuchtrechtelijk inbreuk weerhouden. 4.2 Inbreuken op de algemene controlenormen inzake de uitvoering van een controleopdracht; 4.2.1 Inbreuk op paragraaf 2.4 van de algemene controlenormen inzake de uitvoering van een controleopdracht De Raad verwijst terzake naar de vaststellingen gedaan naar aanleiding van de vervroegde kwaliteitscontrole, dat de interne controle summier in kaart werd gebracht, maar de doeltreffendheid niet werd nagegaan. Paragraaf 2.4 stelt dat de bedrijfsrevisor zijn mening onder meer moet steunen op een onderzoek van het systeem van interne controle, waarvan hij de doeltreffendheid zal nagaan door middel van steekproeven. De Tuchtcommissie stelt vast dat de bedrijfsrevisor tijdens het onderhoud van 26 november 2010, zoals blijkt uit de notulen, zelf aangeeft dat de interne controle niet werd getest. De bedrijfsrevisor wijst er op dat het gaat om een kleine vennootschap (er zijn maximaal 4 personen tewerkgesteld) en dat enkel omwille van het feit dat de ( )prijs van ( ) zo hoog is, dat de vennootschap voldoet aan de criteria om een commissaris te benoemen. De Tuchtcommissie is van oordeel dat dit geen afbreuk doet aan het feit dat een effectief onderzoek van het systeem van interne controle, waarbij de doeltreffendheid dient te worden nagegaan, moet gebeuren. De inbreuk op paragraaf 2.4 wordt weerhouden. Tuchtcommissie-beslissing (x)-444/2012/( )/N-13 juni 2013-pagina 4
4.2.2 Inbreuk op paragraaf 3.7 van de algemene controlenormen met betrekking tot het verslag. Deze paragraaf stelt dat de bedrijfsrevisor in zijn verslag klaar en duidelijk het voorbehoud zal formuleren en verantwoorden dat hij denkt te moeten formuleren. Hij zal een dergelijk voorbehoud moeten formuleren indien hij geconfronteerd wordt met een beperking in de uitvoering van zijn werkzaamheden. Indien de informatie dermate ontoereikend is, zodat het onmogelijk is om een gefundeerd oordeel te geven over het getrouwe beeld van het vermogen, de financiële positie en de resultaten van de entiteit, zal hij onthoudende verklaring moeten afleveren (paragraaf 3.9.1 van de algemene controlenormen). In het bijzonder wijst de Raad er op dat (x) in zijn commissarisverslag in de vennootschap (g) over het boekjaar 2008 een voorbehoud geformuleerd heeft inzake de voorraad ten belope van 6.882.036. Deze voorraad bedraagt 75% van het balanstotaal. Hij zou ook gemeld hebben dat hij de volledigheid van de omzet niet heeft kunnen nagaan. De Raad is van oordeel dat een voorbehoud onvoldoende is om de ontoereikendheid van de verkregen informatie te verwoorden. Een onthoudende verklaring was, aldus de Raad, meer gepast geweest in deze omstandigheden. Tijdens de zitting gaf (x) verduidelijking waarom hij van oordeel was dat een voorbehoud kon geformuleerd worden. Hij wees op de eigenheid van de ( )sector, waarbinnen het gecontroleerde bedrijf actief is. Hij stelt dat hij voor het voorbehoud zich heeft laten inspireren door andere commissarisverslagen van bedrijven actief in de ( )sector. De bedrijfsrevisor is van oordeel dat het voorbehoud geformuleerd ivm de voorraden, voor de geïnteresseerde lezer voldoende informatie bevat. Maar, nu hij het standpunt van het IBR hieromtrent kent, heeft hij zijn verslagen aangepast en formuleert hij ter zake een onthouding. De Tuchtcommissie is van oordeel dat het loutere feit dat, zoals de Raad voorhoudt, in deze omstandigheden, een onthouding meer gepast zou zijn geweest, dan een voorbehoud, niet sowieso aanleiding geeft tot een tuchtrechtelijk gesanctioneerde inbreuk, in hoofde van de bedrijfsrevisor, die hieromtrent een bepaalde (beredeneerde) beoordeling heeft gemaakt. Deze inbreuk wordt niet weerhouden. 4.2.3 Inbreuk op paragraaf 3.13 van de algemene controlenormen met betrekking tot het verslag In het verslag van de inspecteur wordt vermeld dat het commissarisverslag van de NV ( ) over het boekjaar 2008 geen verwijzing naar de resultatenrekening maakt. Tuchtcommissie-beslissing (x)-444/2012/( )/N-13 juni 2013-pagina 5
(x) erkent dit en heeft dit rechtgezet in de volgende verslagen. De inbreuk op zich wordt weerhouden. 4.2.4 Inbreuk op paragraaf 3.14 van de algemene controlenormen met betrekking tot het verslag In het verslag van de inspecteur wordt aangevoerd dat de erelonen van de commissaris niet in de toelichting bij de jaarrekening zijn vermeld. Dit wordt erkend en de bedrijfsrevisor heeft dit in de volgende verslagen rechtgezet. De inbreuk, die tevens een inbreuk is op art. 144, 8 W. Venn, wordt weerhouden. 4.2.5 Inbreuk op paragraaf 3.3 van de normen inzake controle van inbreng in natura en quasi-inbreng Deze paragraaf stelt dat in het verslag over de quasi-inbreng de beschrijving van hetgeen verkregen wordt dient te worden vermeld. Tijdens de controle werd vastgesteld dat de bedrijfsrevisor in zijn verslag de volgende informatie niet heeft opgenomen: - Het vrij en onbelast karakter van de in te brengen aandelen - Eventuele overdrachtsbeperkingen in de statuten van de beide BVBA s waarvan de aandelen verkocht worden bij de quasi-inbreng - Het ontwerp van bijzonder verslag van de zaakvoerders over de geplande quasi-inbreng Dit wordt door (x) op zich niet betwist. Deze inbreuk wordt weerhouden. 4.2.6 Inbreuk op paragraaf 3.4 van de normen inzake controle van inbreng in natura en quasi-inbreng Deze paragraaf stelt dat de bedrijfsrevisor de door partijen weerhouden waardering van de over te dragen bestanddelen ontleedt. Uit die ontleding moet blijken dat door de partijen toegepaste waarderingsmethoden vanuit bedrijfseconomisch standpunt verantwoord zijn en dat de overgedragen bestanddelen niet werden overgewaardeerd. In verband met de waardering van de quasi-inbreng kan eveneens verwezen worden naar hetgeen uiteengezet werd ivm de onafhankelijkheid (zie 4.1). Er moet echter vastgesteld worden dat de loutere vermelding dat de waardering economisch verantwoord is, aangezien de prijs in de door hem bepaalde vork ligt, geen voldoende ontleding is. Het laat niet toe vast te stellen dat de waarderingsmethoden verantwoord zijn en dat er geen overwaardering is. Deze inbreuk wordt weerhouden. Tuchtcommissie-beslissing (x)-444/2012/( )/N-13 juni 2013-pagina 6
4.3 Inbreuk op de norm Bevestigingen van de leiding van de entiteit Op basis van deze norm dient de bedrijfsrevisor een schriftelijke bevestigingsbrief te vragen en te bekomen. Deze brief dient gedateerd te zijn op een datum die niet te ver af ligt van de datum van het commissarisverslag. Deze moet uit de aard zelf, gedateerd zijn voor de datum van het commissarisverslag. Het commissarisverslag kan immers maar gedateerd zijn op het ogenblik van beëindiging van de onderzoekswerkzaamheden. Er werd vastgesteld bij de vervroegde kwaliteitscontrole dat de bevestigingsbrief laattijdig werd bekomen. Deze vaststelling wordt op zich niet betwist. De bedrijfsrevisor geeft wel de omstandigheden aan waarin dit gebeurd is. Het was voor de betrokken entiteit de eerste maal dat een dergelijke bevestigingsbrief werd gevraagd, hetgeen blijkbaar enige terughoudendheid opriep. Hij zou het verslag hebben afgewerkt alsof hij reeds de brief had ontvangen, maar had aan de accountant gevraagd de jaarrekening niet neer te leggen vooraleer de bevestigingsbrief, ondertekend aan hem werd bezorgd. Deze omstandigheden nemen echter niet weg dat de bevestigingsbrief laattijdig werd bekomen. Deze inbreuk wordt weerhouden. 4.4 Inbreuken op de Wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme Overeenkomstig deze wet dienen de bedrijfsrevisoren hun cliënten en lasthebbers van hun clienten te identificeren en hun identiteit te controleren aan de hand van een bewijsstuk waarvan een afschrift wordt genomen op papier of op electronische drager in de gevallen bepaald in art. 4 van hoger vermelde wet. Tijdens de kwaliteitscontrole 2009 werd vastgesteld dat bedrijfsrevisor niet beschikte over de nodige identificatiestukken, zoals vereist door hoger vermelde wet. Deze vaststellingen werden door de bedrijfsrevisor onderschreven. Hij wijst er wel op dat de identificatie door de Notaris werd gedaan en dat de kopies van de notariële akte zijn opgenomen in het permanente dossier. Deze inbreuk wordt eveneens weerhouden. 5. Besluit/strafmaat De tuchtcommissie legt voor de hiervoor vermelde en weerhouden inbreuken de volgende tuchtsanctie op: Berisping. Tuchtcommissie-beslissing (x)-444/2012/( )/N-13 juni 2013-pagina 7
Bij het bepalen van de strafmaat wordt rekening gehouden met het feit dat de bedrijfsrevisor reeds eerder een tuchtsanctie (waarschuwing) opliep. Anderzijds wordt ook in overweging genomen dat de bedrijfsrevisor meewerkte aan de controle en ook rekening hield met de weerhouden opmerkingen door de latere verslagen in lijn van de gemaakte opmerkingen aan te passen. BESLISSING Rechtdoende op tegenspraak. Verklaart de door de Raad aangevoerde tenlasteleggingen gegrond, met uitzondering van de aangevoerde inbreuk op paragraaf 3.7 van de algemene controlenormen met betrekking tot het verslag. Spreekt de volgende tuchtsanctie uit: Berisping. Tuchtcommissie-beslissing (x)-444/2012/( )/N-13 juni 2013-pagina 8