Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2017:6481

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHARN:2004:AQ5960

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHARL:2014:2502

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:RBMAA:2007:BB2790

ECLI:NL:GHARL:2015:8983

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBOVE:2013:320

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

ECLI:NL:GHARL:2015:2577

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:GHARL:2015:2905

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5666 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBGEL:2016:1041

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ2970

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM5215 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBDHA:2014:1284

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBZLY:2009:BK6655

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1187

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:GHDHA:2014:1798

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:GHAMS:2017:2232 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BL7457 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBZUT:2004:AR5554

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:GHAMS:2017:2691 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 10 februari 2015.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBZUT:2006:AZ3367

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

ECLI:NL:GHAMS:2017:3023 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2007:BA1899

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

Uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS)

ECLI:NL:RBOVE:2016:1622

ECLI:NL:GHARL:2013:9938

ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ2981

ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6472

ECLI:NL:GHAMS:2005:AT7002

ECLI:NL:GHARL:2016:3906. Uitspraak. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

1. Het onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2013.

ECLI:NL:RBAMS:2015:10245

ECLI:NL:GHSGR:2009:BK5211

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN1717 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBGEL:2014:2835

Transcriptie:

ECLI:NL:GHARL:2015:10200 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 01-12-2015 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer 21-001318-15 Formele relaties Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:3394, Niet ontvankelijk Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Op tegenspraak Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak Afdeling strafrecht Parketnummer: 21-001318-15 Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK Promis Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 24 februari 2015 met parketnummer 05-000390-15 in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, wonende te [woonplaats]. Het hoger beroep De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 november 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. O.N.J. Maatje, naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen. De tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: primair: hij op of omstreeks 5 oktober 2014, althans in de maand oktober 2014, in de gemeente Tiel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een terrein aan of nabij de [a-straat 1] te Wadenoijen heeft weggenomen een aanhangwagen (merk Anssems, type D750), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; subsidiair: hij op of omstreeks 5 oktober 2014, althans in de maand oktober 2014, te Dreumel, in de gemeente West Maas en Waal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

een aanhangwagen (merk Anssems, type D750) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die aanhangwagen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen aanhangwagen betrof. Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Overweging met betrekking tot het bewijs Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder dat, blijkens de stukken van de zaak, de aanhangwagen in de nacht van 4 op 5 oktober 2014 werd gestolen en dat deze aanhangwagen binnen 24 uur na de diefstal door verdachte werd (door)verkocht aan [betrokkene 2]. Volgens verdachte heeft hij de aanhanger voor iemand anders doorverkocht, en aan die persoon het geld overhandigd. Uit de verklaring van verdachte noch de koper blijkt dat de koper verteld is dat hij met een tussenpersoon van doen had. Bij de behandeling van de zaak is herhaaldelijk aan verdachte, die het feit ontkent, gevraagd om de naam van degene voor wie hij de aanhanger heeft doorverkocht, te noemen. Verdachte heeft om hem moverende redenen de naam van die persoon niet willen noemen. Het hof concludeert dat, gelet op de snelheid van het omzetten van de aanhangwagen en het feit dat verdachte de naam van de leverancier van de aanhanger niet wil noemen, de herkomst van de betreffende aanhangwagen niet koosjer is. Het hof hecht om dezelfde reden geen geloof aan de hoogte van het bedrag dat verdachte zegt voor de aanhangwagen te hebben betaald. Verdachte had zich minst genomen moeten realiseren dat de aanhangwagen door misdrijf verkregen was zodat hij zich derhalve schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.

Bewezenverklaring Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op of omstreeks 5 oktober 2014, althans in de maand oktober 2014, te Dreumel, in de gemeente West Maas en Waal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een aanhangwagen (merk Anssems, type D750) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en /of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die aanhangwagen wist(en), althans redelijkerwijs had (den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen aanhangwagen betrof. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het subsidiair bewezen verklaarde levert op: Schuldheling. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. Oplegging van straf en/of maatregel De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het

bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een aanhangwagen. Door het verkopen van gestolen goederen maakt verdachte het lonend dat anderen diefstallen plegen. Uit het ten name van verdachte staand uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk tot straffen is veroordeeld. Tevens blijkt uit het uittreksel dat verdachte recent is veroordeeld in twee zaken tot deels voorwaardelijke veroordelingen tot een gevangenisstraf, waarbij hem bijzondere voorwaarden zijn opgelegd (kort gezegd: toezicht reclassering en meewerken aan een behandeling en het volgen van een gedragscursus). Uit het uittreksel blijkt eveneens dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Gelet op de recente veroordelingen en in het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel, anders dan door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, dat oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is. Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1] De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt 1.240,--. De politierechter heeft blijkens het vonnis geen beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. Het hof is van oordeel dat de uit de bewijsmiddelen blijkende gedragingen van verdachte zoals hierboven verkort weergegeven en de heling in zodanig nauw verband staan met elkaar staan dat door de heling rechtstreeks aan de eigenaar van de gestolen aanhangwagen de door deze geleden schade is toegebracht. Het verband tussen het bewezenverklaarde en de schade is door verdachte en zijn raadsman niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht: Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken. Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1] Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 1] ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van 1.000,-- (éénduizend euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij. Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil. Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 1], ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van 1.000,-- (éénduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Aldus gewezen door mr. J.A.W. Lensing, voorzitter, mr. C. Caminada en mr. M.A.F. Cools-Weebers, raadsheren, in tegenwoordigheid van G. Heeres, griffier, en op 1 december 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken. Mr. M.A.F. Cools-Weebers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen. Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 1 december 2015.

Tegenwoordig: mr. J.A.W. Lensing, voorzitter, mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit, advocaat-generaal, G. Heeres, griffier. De voorzitter doet de zaak uitroepen. De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig. De voorzitter spreekt het arrest uit. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.