ECLI:NL:PHR:2016:382 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 15/01533

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSHE:2017:2269

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:PHR:2008:BC3797 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 02784/06

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:HR:2015:3021. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05204

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:PHR:2017:295 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 15/05952

ECLI:NL:HR:2006:AW3559

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:HR:2012:BT8778

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ9218

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:PHR:2014:2288

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:HR:2013:1173. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 11/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1169, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:479. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/01158

ECLI:NL:RBZUT:2009:BJ9048

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:HR:2013: Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:PHR:2014:309 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04225

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2264

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

3. Het eerste middel klaagt over de verwerping van het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging.

3. Alvorens ik toekom aan de bespreking van het middel, besteed ik aandacht aan de vraag of de klager in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen.

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM5215 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

3. Het eerste middel klaagt dat het bewezenverklaarde medeplegen niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:PHR:2001:AD4377 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 03023/00

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:HR:2013: Geding in cassatie. 2. Beoordeling van het eerste middel. Uitspraak. 8 oktober Strafkamer. nr.

ECLI:NL:GHLEE:2010:BL7457 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Conclusie. Zaaknr: 17/01169 mr. F.F. Langemeijer Zitting: 30 mei Conclusie inzake: [betrokkene] tegen. Officier van Justitie Noord-Nederland

ECLI:NL:HR:2016:2910. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1278, Gevolgd

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:PHR:2009:BG5966 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 01971/07

Conclusie. RvdW 2011/616. Nr. 09/04750 A Mr. Aben Zitting 22 februari Conclusie inzake: [Betrokkene]

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:959. Wetboek van Strafvordering 51f

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:GHDHA:2015:1193

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:PHR:2016:1104 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 15/02973

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ECLI:NL:GHSGR:2012:BX3976

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2010:BN2157

Uitspraak Datum uitspraak: 29 maart 2016 Strafkamer

ECLI:NL:HR:2013:BZ5374

ECLI:NL:RBNNE:2015:6277

ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

Transcriptie:

ECLI:NL:PHR:2016:382 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 12-04-2016 Datum publicatie 24-05-2016 Zaaknummer 15/01533 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:949, Gevolgd Strafrecht Afwijzing verzoek om toepassing van art. 77c (oud) Sr (toepassing sanctierecht jeugdigen op verdachte die de leeftijd van achttien jaren doch niet die van eenentwintig jaren heeft bereikt). CAG: Het Hof heeft tot uitdrukking gebracht dat de rechter de mogelijkheid heeft sancties voor jeugdigen toe te passen indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Daarmee heeft het Hof de juiste maatstaf aangelegd. Gelet op hetgeen de raadsman ter onderbouwing van het verzoek heeft aangevoerd, was het Hof niet gehouden tot een nadere motivering. HR: art. 81.1 RO. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Conclusie Nr. 15/01533 Zitting: 12 april 2016 Mr. F.W. Bleichrodt Conclusie inzake: [verdachte] 1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, heeft bij arrest van 25 maart 2015 de verdachte wegens 1 primair en 2 primair telkens opleverende poging tot doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts heeft het hof gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld onder de voorwaarden zoals in het arrest weergegeven. Daarnaast heeft het hof de vorderingen van twee benadeelde partijen toegewezen en aan de verdachte schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, één en ander zoals in het arrest vermeld. 1 2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. 3. Het middel behelst de klacht dat het hof het verzoek om toepassing van art. 77c Sr heeft verworpen op gronden die de afwijzing van dit verzoek niet kunnen dragen. 4. De stukken van het geding houden, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in: (i) De verdachte, geboren op 30 september 1994, heeft op 26 januari 2014 twee voor hem onbekende jongens met een mes in de buik gestoken. Ten tijde van de bewezen verklaarde feiten was de verdachte negentien jaren oud.

(ii) Een reclasseringsadvies betreffende de verdachte van 15 april 2014, opgemaakt door de reclasseringsmedewerker [betrokkene 1] ten behoeve van de terechtzitting in eerste aanleg van 6 mei 2014, houdt in dat wordt geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting, in de vorm van een ambulante behandeling, te weten een dagbehandeling bij De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg. (iii) Een psychiatrisch rapport betreffende de verdachte van 16 april 2014, opgemaakt door de psychiater F.M.J. Bruggeman, houdt onder meer het volgende in. Bij de verdachte was ten tijde van de aan hem ten laste gelegde feiten sprake van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een gestagneerde sociaal-emotionele ontwikkeling. Er is sprake van verminderde toerekeningsvatbaarheid. De psychiater adviseert de verdachte volgens het jeugdstrafrecht te berechten, aangezien de verdachte in emotioneel en sociaal opzicht is gestagneerd in zijn ontwikkeling en er bij hem vanaf jonge leeftijd sprake is geweest van een psychiatrische stoornis die van negatieve invloed is geweest op zijn ontwikkeling. In zijn strafadvies adviseert de psychiater aan de verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, waarbij de verdachte een dag-klinische behandeling dient te volgen bij een (jeugd) forensisch psychiatrisch behandelcentrum, bijvoorbeeld bij behandelcentrum De Waag. (iv) De psychiater Bruggeman is op de terechtzitting in eerste aanleg van 6 mei 2014 als getuigedeskundige gehoord. De psychiater heeft aldaar het volgende verklaard. De verdachte is onvoldoende in staat om zich in sociaal opzicht tot anderen te verhouden. In dat kader is een voorwaardelijke PIJmaatregel geadviseerd. De psychiater heeft toepassing van het jeugdstrafrecht geadviseerd, omdat de persoonlijke ontwikkeling van de verdachte op verschillende terreinen is gestagneerd, hetgeen te maken heeft met de stoornis van de verdachte. De gestelde diagnose betreft een life time defect, wat de betrokkene altijd met zich mee zal dragen. Behandeling bij De Waag is een mogelijkheid, omdat daar veel expertise op het gebied van jeugd- en adolescentenproblematiek aanwezig is. Indien een uitweg wordt gezocht in het volwassenensanctierecht, dient er een aanpak op maat te zijn, waarbij duidelijke voorwaarden worden gesteld en de ouders actief bij de behandeling worden betrokken. (v) Een psychologisch rapport betreffende de verdachte van 16 april 2014, opgemaakt door de klinisch psycholoog/psychotherapeut J.P.M. van der Leeuw, vermeldt onder meer het volgende. Ten tijde van de aan hem ten laste gelegde feiten was de verdachte lijdende aan ziekelijke stoornissen van de geestvermogens. Er was sprake van ADHD, PDD-NOS en alcoholmisbruik. De psycholoog is van mening dat de ten laste gelegde feiten de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Voorts adviseert de psycholoog de verdachte te verplichten tot een dag-klinische behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek binnen het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. In de persoonlijkheid en/of de ontwikkeling van de verdachte zijn argumenten aanwezig die aanleiding geven het minderjarigenstrafrecht toe te passen, aangezien de verdachte nog onrijp is, hij zijn problematiek onvoldoende doorziet en hij ondersteuning behoeft bij het verdere proces van volwassen en onafhankelijk worden. (vi) De psycholoog Van der Leeuw is op de terechtzitting in eerste aanleg van 29 september 2014 als deskundige gehoord. De psycholoog heeft aldaar onder meer het volgende verklaard. De psycholoog acht een behandeling aangewezen waarbij het zowel om een pedagogische als om een therapeutische invalshoek gaat. Voor de pedagogische aanpak is het jeugdstrafrecht meer aangewezen, maar het kan ook via De Waag, waarbij op het juiste moment een doorstroming dient plaats te vinden. (vii) Een reclasseringsadvies TBS met voorwaarden betreffende de verdachte van 19 augustus 2014, opgemaakt door de reclasseringsmedewerker [betrokkene 2] ten behoeve van de terechtzitting in eerste aanleg van 29 september 2014, houdt in dat de reclassering adviseert om de verdachte in aanmerking te laten komen voor een TBS met voorwaarden, waaronder een ambulante behandeling bij de forensische polikliniek De Waag. De reclasseringsmedewerker [betrokkene 2] is op de terechtzitting in eerste aanleg van 29 september 2014 als deskundige gehoord. De deskundige heeft aldaar verklaard dat zij een (ambulante) behandeling bij De Waag voldoende acht om het recidiverisico van de verdachte te verminderen.

(viii) Ten tijde van de inhoudelijke behandeling van zijn zaak in eerste aanleg op 29 september 2014 was de verdachte negentien jaren oud, terwijl de verdachte ten tijde van de inhoudelijke behandeling van zijn zaak in hoger beroep op 11 maart 2015 twintig jaren oud was. Zowel de rechtbank als het hof heeft de verdachte met toepassing van het meerderjarigenstrafrecht ter zake van een dubbele poging tot doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren en terbeschikkingstelling onder voorwaarden. Eén van de opgelegde voorwaarden houdt in dat de verdachte zijn medewerking dient te verlenen aan de geïndiceerde behandeling bij de forensische polikliniek De Waag dan wel een soortgelijke instelling en zich houdt aan de gemaakte afspraken. 5. Zoals blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 11 maart 2015, heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat behandeling voorop dient te staan en heeft hij verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en de verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Eventueel kan volgens de raadsman een voorwaardelijke PIJ-maatregel worden opgelegd met als bijzondere voorwaarde het ondergaan van een behandeling. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd. Deskundigen hebben over de verdachte gerapporteerd en zij komen tot de conclusie dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is, aangezien er bij de verdachte sprake is van ADHD, PDD-NOS en een pervasieve persoonlijkheidsstoornis, terwijl het gebruik van alcohol een rol speelt. Art. 77c Sr geeft de voorwaarden voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De ernst van de feiten speelt geen rol als beoordelingsfactor. Het belang van de jeugdige dient voorop te staan en niet de ernst van de feiten of de belangen van de slachtoffers. 6. Het hof heeft dit verzoek in de bestreden uitspraak onder verzoek tot toepassing van minderjarigen strafrecht als volgt samengevat en afgewezen: De raadsman heeft het hof verzocht gebruik te maken van de mogelijkheid om op grond van artikel 77c Wetboek van Strafrecht (Sr) het minderjarigen strafrecht toe te passen. Hij heeft daartoe gewezen op de conclusies van de psychiater (Bruggeman) en de psycholoog (Van der Leeuw) in hun Pro Justitiarapporten van 16 april 2014. Bij de afweging of van de mogelijkheid van artikel 77c Sr gebruik moet worden gemaakt, dient volgens de raadsman het belang van de jeugdige verdachte voorop te staan en niet de ernst van de feiten en de belangen van slachtoffers. De advocaat-generaal heeft betoogd dat het meerderjarigen strafrecht moet worden toegepast. Er is in deze zaak geen aanleiding om gebruik te maken van de mogelijkheid het minderjarigen strafrecht toe te passen. De behandelingen die voor verdachte noodzakelijk wordt geacht, kunnen ook binnen de maatregel van TBS met voorwaarden plaatsvinden. Het hof oordeelt als volgt. Uitgangspunt is dat het meerderjarigen strafrecht wordt toegepast. Artikel 77c Sr, zoals dat luidde ten tijde van het bewezenverklaarde, geeft de rechter de mogelijkheid daarop een uitzondering te maken en het minderjarigen strafrecht toe te passen, indien de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan daartoe aanleiding geven. Het hof stelt vast dat door voornoemde deskundigen bij verdachte verschillende stoornissen (PDD- NOS, ADHD, alcoholmisbruik en een pervasieve ontwikkelingsstoornis) zijn geconstateerd en dat sprake is van een onrijpe persoonlijkheid. De deskundigen adviseren verdachte vanwege zijn gestagneerde ontwikkeling in het kader van de maatregel van plaatsing in een justitiële jeugdinrichting (PIJ) te behandelen. Toepassing van het minderjarigen strafrecht wordt daarom geadviseerd. In de rapportages wordt echter niet onderbouwd waarom de noodzakelijk geachte behandeling niet in het kader van een TBS of een voorwaardelijke straf aan verdachte zou kunnen worden opgelegd.

Het hof overweegt dat de gevolgen en effecten van de bij verdachte vastgestelde stoornissen kunnen worden verminderd, maar dat de stoornissen zijn leven lang zullen blijven bestaan. Niet gebleken is dat genoemde stoornissen hun oorzaak vinden in de onrijpe persoonlijkheid van verdachte. Het hof ziet daarin dan ook geen aanleiding om het minderjarigen strafrecht toe te passen. Wel acht het hof het van belang dat verdachte behandeld wordt als hieronder bepaald. 7. Bij de beoordeling van het middel kan het volgende worden voorop gesteld. Ingevolge art. 77c (oud) Sr heeft het hof de mogelijkheid om in afwijking van het uitgangspunt dat op de verdachte, die ten tijde van het begaan van het strafbare feit de leeftijd van achttien jaren doch nog niet die van eenentwintig jaren heeft bereikt, het volwassenenstrafrecht van toepassing is, het sanctierecht voor jeugdigen (art. 77g Sr tot en met art. 77gg Sr) toe te passen, indien het hof daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. 2 8. Zoals blijkt uit de toelichting, neemt het middel tot uitgangspunt dat het hof het verzoek van de raadsman van de verdachte om toepassing te geven aan het sanctierecht voor jeugdigen naar de kern genomen heeft afgewezen op de enkele grond dat de toepassing van dat sanctierecht slechts mogelijk is indien de stoornissen van de verdachte hun oorzaak vinden in de onrijpe persoonlijkheid van de verdachte. Dit uitgangspunt berust op een verkeerde lezing van de overwegingen van het hof en mist daardoor feitelijke grondslag. In zijn hiervoor onder 6 weergegeven overwegingen heeft het hof in reactie op het verzoek van de raadsman, na aanhaling van het wettelijke criterium, geoordeeld dat het geen aanleiding ziet om (bij wijze van uitzondering) het sanctierecht voor jeugdigen toe te passen. Het hof heeft daarbij onder meer betrokken dat niet is gebleken dat de door de deskundigen bij de verdachte geconstateerde stoornissen hun oorzaak vinden in de onrijpe persoonlijkheid van de verdachte. Daarnaast heeft het hof in aanmerking genomen dat in de rapportages van de deskundigen niet wordt onderbouwd waarom de noodzakelijk geachte behandeling niet in het kader van een TBS of een voorwaardelijke straf zou kunnen worden opgelegd. Hoewel de gevolgen en de effecten van de bij de verdachte vastgestelde stoornissen kunnen worden verminderd, zullen de stoornissen zijn leven lang blijven bestaan. Het hof acht het van belang dat de verdachte wordt behandeld. 9. In de hiervoor onder 6 geciteerde overwegingen heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat de rechter de mogelijkheid heeft sancties voor jeugdigen toe te passen indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Daarmee heeft het hof de juiste maatstaf aangelegd. In het licht van hetgeen hiervoor onder 7 is voorop gesteld, geeft het oordeel van het hof dat het geen aanleiding ziet om bij wijze van uitzondering het sanctierecht voor jeugdigen toe te passen, geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het niet onbegrijpelijk. Daarbij neem ik in aanmerking dat de mogelijkheid om het sanctierecht voor jeugdigen toe te passen een verruiming van de straftoemetingsvrijheid van de rechter betreft. Art. 77c (oud) Sr behelst niet een plicht om van de mogelijkheid het sanctierecht voor jeugdigen toe te passen gebruik te maken. 3 Bovendien blijkt uit de rapportages en de verklaringen van de geraadpleegde deskundigen niet dat deze deskundigen de toepassing van het meerderjarigenstrafrecht ongeschikt achten. Zo heeft de psychiater Bruggeman op de terechtzitting in eerste aanleg van 6 mei 2015 opgemerkt dat er een aanpak op maat dient te zijn indien het volwassenenstrafrecht wordt toegepast en heeft de reclassering in haar rapportage van 19 augustus 2014 geadviseerd om de verdachte in aanmerking te laten komen voor TBS met voorwaarden. Daarbij komt dat de deskundigen in hun strafadvies hebben geadviseerd dat de verdachte zal worden behandeld in de forensische polikliniek De Waag, terwijl het hof in het kader van de aan de verdachte opgelegde maatregel (TBS met voorwaarden) als één van de voorwaarden heeft bepaald dat de verdachte zijn medewerking dient te verlenen aan de geïndiceerde behandeling bij de forensische polikliniek De Waag (dan wel bij een soortgelijke instelling). In zijn strafmotivering heeft het hof overwogen dat de behandeling van de verdachte kan plaatsvinden op de jeugdafdeling van De Waag. 10. Het hof heeft in zijn strafmotivering de persoonlijkheid van de verdachte, zoals deze naar voren is gekomen uit de rapportages van de psycholoog en de psychiater van 16 april 2014, betrokken en daarin aanleiding gezien de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Het stond het hof vrij in de persoonlijkheid van de verdachte geen grond te vinden om aan de verdachte een jeugdsanctie op te leggen. Gelet op de straftoemetingsvrijheid van de feitenrechter, brengt de enkele

omstandigheid dat de persoonlijke ontwikkeling van de verdachte volgens de geraadpleegde deskundigen op verschillende terreinen is gestagneerd en dat de verdachte volgens deze deskundigen wordt gekenmerkt door zijn onrijpe karakter, niet mee dat het hof was gehouden het minderjarigenstrafrecht toe te passen. 4 11. Aldus heeft het hof op goede gronden en toereikend gemotiveerd het verzoek van de raadsman van de verdachte om toepassing te geven aan het sanctierecht voor jeugdigen afgewezen. Gelet op hetgeen de raadsman ter onderbouwing van het verzoek heeft aangevoerd, was het hof niet gehouden tot een nadere motivering. 5 12. In de toelichting op het middel wordt ten slotte geklaagd dat de overweging van het hof, inhoudende dat niet is gebleken dat de stoornissen van de verdachte hun oorzaak vinden in de onrijpe persoonlijkheid van de verdachte, onbegrijpelijk is, aangezien deze overweging in strijd is met de bevindingen van de psycholoog en de psychiater. 13. Zoals blijkt uit hetgeen hiervoor is uiteen gezet, steunt het oordeel van het hof dat het geen aanleiding ziet om bij wijze van uitzondering het sanctierecht voor jeugdigen toe te passen, slechts ten dele op de overweging die in de toelichting op het middel wordt aangevallen. Reeds daarom faalt de klacht. 6 14. De bestreden overweging van het hof, die van feitelijke aard is, acht ik overigens niet onbegrijpelijk in het licht van de inhoud van de hiervoor onder 4 weergegeven rapportages en verklaringen van de verschillende deskundigen. Daaruit volgt niet zonder meer dat de stoornissen van de verdachte slechts zijn veroorzaakt door zijn onrijpe persoonlijkheid. De aan de rapportages van de deskundigen ontleende vaststelling van het hof betreffende de oorzaak van de stoornissen van de verdachte kan in cassatie niet nader worden getoetst. De uitleg van de stukken van het geding is immers voorbehouden aan de feitenrechter. 7 15. Het middel faalt. 16. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen. 17. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden AG 1 2 3 4 Bij herstelarrest van 9 juni 2015 heeft het hof een kennelijke vergissing in de hoogte van één van de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen hersteld. Bij Wet van 27 november 2013 (Stb. 2013, 485), in werking getreden op 1 april 2014 (Stb. 2014, 33), is art. 77c Sr gewijzigd. Daarbij is onder meer eenentwintig vervangen door drieëntwintig en is de zinsnede de artikelen 77g tot en met 77gg vervangen door de artikelen 77g tot en met 77hh. Op grond van de overgangsbepaling (art. V) is art. 77c (nieuw) Sr van toepassing op feiten die zijn gepleegd na 1 april 2014, terwijl de onderhavige feiten zijn begaan op 26 januari 2014. Voor de onderhavige zaak zijn deze wijzigingen dan ook niet van belang. Vgl. de conclusie van mijn ambtgenoot Vellinga (ECLI:NL:PHR:2007:BA7924) onder 29 voorafgaand aan HR 2 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7924 (middel 3 van de verdachte, art. 81 RO). Vgl. HR 12 juni 1990, NJ 1990/835 m.nt. Van Veen, rov. 5.3.

5 6 7 Vgl. HR 2 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7924 (middel 3 van de verdachte, art. 81 RO) en meer in het bijzonder de conclusie van mijn ambtgenoot Vellinga (ECLI:NL:PHR:2007:BA7924) voorafgaand aan dit arrest (onder 29 tot en met 32). Vgl. A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, achtste druk, Deventer: Kluwer 2015, p. 212, HR 26 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:105, rov. 6.2, HR 4 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:487, rov. 3.5, HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN1014, NJ 2010/464, rov. 4.3, HR 19 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH7284, NJ 2009/443, rov. 4.2 en HR 8 mei 1984, DD 84.416, rov. 6. Vgl. ten aanzien van de uitleg van gedingstukken HR 19 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP3963, rov. 2.5 en HR 22 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC6731, rov. 5.4. Vgl. ten aanzien van de uitleg van verweren A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, achtste druk, Deventer: Kluwer 2015, p. 224-225.