Datum van inontvangstneming : 05/12/2013

Vergelijkbare documenten
Datum van inontvangstneming : 07/02/2017

Datum van inontvangstneming : 22/08/2017

Datum van inontvangstne ming : 25/05/2012

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Datum van inontvangstneming : 27/10/2015

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL MARITIEME ZAKEN EN VISSERIJ

Raad van de Europese Unie Brussel, 30 januari 2015 (OR. en)

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

14292/18 JVB/srl/sht LIFE.2.A

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Datum van inontvangstneming : 30/10/2017

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 oktober 2013 (OR. en) 13408/13 Interinstitutioneel dossier: 2013/0020 (NLE) TRANS 466 MAR 126

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Date de réception : 18/10/2011

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 20 maart 2009 (OR. en) 7850/09 Interinstitutioneel dossier: 2009/0041 (C S) PECHE 74

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 7 april 2011 (OR. en) 8202/11 Interinstitutioneel dossier: 2010/0392 (NLE) PECHE 84

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 maart 2006 (29.03) (OR. en) 7813/06 Interinstitutioneel dossier: 2006/0037 (CNS)

Vertaling C-279/13-1. Zaak C-279/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Datum van inontvangstneming : 11/12/2012

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 18/06/2012

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

OTA BESLUIT VAN DE RAAD houdende vaststelling van het standpunt van de Gemeenschap in de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015

Raad van de Europese Unie Brussel, 13 januari 2015 (OR. en)

Datum van inontvangstneming : 07/05/2015

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

BESCHIKKING VAN HET HOF (Grote kamer) 17 maart 2005 * betreffende een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 27 juli 2004,

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Date de réception : 01/03/2012

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013

*** AANBEVELING. NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0195/

Datum van inontvangstneming : 14/01/2014

Datum van inontvangstneming : 02/02/2015

14899/09 HD/mm DG H 2 A

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 *

Datum van inontvangstneming : 03/07/2017

Jurisprudentie. BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 *

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015

Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 april 2014 (OR. en) 7911/14 Interinstitutioneel dossier: 2014/0079 (NLE) PECHE 147

Datum van inontvangstneming : 25/04/2016

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 23 september 2009 (24.09) (OR. en) 13632/09 PECHE 231

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

Datum van inontvangstneming : 11/06/2013

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Datum van inontvangstneming : 07/02/2018

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 29 november 2007 *

Datum van inontvangstneming : 12/07/2013

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Datum van inontvangstneming : 01/08/2016

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013

Publicatieblad van de Europese Unie L 170/7

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Datum van inontvangstneming : 04/01/2018

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987*

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 02/04/2018

Datum van inontvangstneming : 10/10/2017

Datum van inontvangstneming : 08/05/2017

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017

*** ONTWERPAANBEVELING

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 april 2003 (12.05) (OR. el) 8696/03 LIMITE VISA 70 COMIX 260

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

Datum van inontvangstneming : 19/06/2012

Datum van inontvangstneming : 17/07/2018

Datum van inontvangstneming : 16/05/2014

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 2 juni 2003 (06.06) (OR. en) 9748/03 LIMITE VISA 91 FRONT 67 COMIX 326

Publicatieblad van de Europese Unie

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 24, 1, 2, 3 en 6 ;

Datum van inontvangstneming : 06/02/2014

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988*

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 05/12/2013

Vertaling Zaak C-565/13-1 Zaak C-565/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 4 november 2013 Verwijzende rechter: Hovrätten för västra Sverige / Zweden Datum van de verwijzingsbeslissing: 25 oktober 2013 Verzoekende partij: Kammaråklagaren Verwerende partij: Ove Ahlström Lennart Kjellberg Fiskeri AB Ganthi Fiskeri AB Nordic NL

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 25. 10. 2013 ZAAK C-565/13 VERZOEKER Kammaråklagaren VERWEERDERS 1. Ove Ahlström, Västra Frölunda [Zweden] 2. Lennart Kjellberg, Västra Frölunda 3. Fiskeri Aktiebolaget Ganthi, Västra Frölunda 4. Fiskeri Aktiebolaget Nordic, Västra Frölunda VOORWERP Niet-toegelaten trawlvisserij; verzoek om een prejudiciële verwijzing van het Hof van Justitie van de Europese Unie. BESLISSING WAARTEGEN BEROEP IS INGESTELD Vonnis van het Göteborgs tingsrätt (rechtbank van eerste aanleg te Göteborg) van 26 november 2012 in zaak B 4260-08 [Or. 2] Het Hovrätt (hof van beroep) geeft de volgende BESLISSING Het Hovrätt beslist het Hof van Justitie van de Europese Unie te verzoeken om een prejudiciële beslissing als bedoeld in artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Er wordt herinnerd aan de vertrouwelijkheid overeenkomstig hoofdstuk 36, 2, van de offentlighets- och sekretesslag (2009:400) (wet openbaarmaking en vertrouwelijkheid), die van toepassing is op verweerders zakelijke en bedrijfsinlichtingen. 2

AHLSTRÖM M.FL. Het Hovrätt schorst de behandeling van de zaak tot ontvangst door het Hovrätt van de prejudiciële beslissing van het Hof. [Or. 3] Verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 267 VWEU Feiten 1 O. Ahlström en L. Kjellberg (verweerders ) worden in de voor het Hovrätt för Västra Sverige (hof van beroep voor westelijk Zweden) aanhangige zaak B 5359-12 vervolgd wegens niet-toegelaten visserij van april 2007 tot en met mei 2008 binnen de Marokkaanse visserijzones. Een bijzondere eis van het Openbaar Ministerie in de zaak strekt tot verbeurdverklaring ter waarde van de niettoegelaten vangsten. 2 Ahlström is de vertegenwoordiger van de vennootschap Fiskeri Aktiebolaget Ganthi, die voor een deel van de periode waarop de vervolging betrekking heeft, de eigenaar was van het vissersvaartuig ALDO (SIDX). Kjellberg is vertegenwoordiger van de vennootschap Fiskeri Aktiebolaget Nordic, die voor een deel van de periode waarop de vervolging betrekking heeft, de eigenaar was van het vissersvaartuig NORDIC IV (SGHE). 3 De vissersvaartuigen ALDO (SIDX) en NORDIC IV (SGHE) zijn in de periode van april 2007 tot mei 2008 ook gebruikt voor visvangst in de Atlantische Oceaan voor de Westelijke Sahara/Marokko. Volgens partijen werden zij gebruikt voor industriële pelagische visserij ten zuiden van 29 N meer dan 15 nautische mijl van de kust. In die periode waren beide vaartuigen ingeschreven in het Zweedse vaartuigenregister. De vaartuigen werden bemand zowel door Zweedse als Marokkaanse bemanningsleden en vissers. De vaartuigen hadden geen enkel document of enig ander document van het toenmalige Fiskeriverk (dienst visserij; thans Havs- och vattenmyndighet: agentschap Zee en Waterstaat) of van een van de instellingen van de Europese Unie [Or. 4]. De activiteit gaf de Zweedse vaartuigeigenaars inkomsten. Volgens een verklaring in de zaak waren de bevoegde Marokkaanse overheidsinstanties zich daarvan bewust en gaven zij een visdocument. Vervolgingen 4 Ahlström en Kjellberg worden vervolgd voor niet-toegelaten visserij, een ernstig strafbaar feit, waarover het Openbaar Ministerie het volgende betoogt. Ahlström en Kjellberg hebben hoe dan ook in de periode van april 2007 tot en met mei 2008 opzettelijk of uit (grove) nalatigheid commercieel gevist in 3

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 25. 10. 2013 ZAAK C-565/13 4 de Atlantische Oceaan voor de Westelijke Sahara/Marokko met gebruikmaking van de Zweedse vissersvaartuigen ALDO (SIDX), met een lengte van 62 meter en ingeschreven in het Zweedse vaartuigenregister vanaf 27 december 2006 tot en met 29 december 2008, respectievelijk NORDIC IV (SGHE), met een lengte van 40 meter en ingeschreven in het Zweedse vaartuigenregister vanaf 27 oktober 2006 tot en met 28 mei 2008, zonder dat de vaartuigen het vereiste document van het Fiskeriverk, zowel het algemene document voor commerciële visserij in het algemeen als het speciale visdocument voor de relevante zone overeenkomstig de overeenkomst van de Europese Unie betreffende deze zone, had of aan boord had. Het ging om spannetvisserij, waarbij Kjellberg en een aantal nauwe verwanten en relaties alternerend optraden als bevelvoerder voor beide schepen die voorts werden bemand met vissers zowel uit Zweden als uit de Westelijke Sahara/Marokko. Er werd continu gevist en de inkomsten liepen, na aftrek met name van de lokale visserijrechten en betaling van de Afrikaanse bemanningsleden door de kopers van de vangst, voor de twee vissersvaartuigen samen in de orde van ten minste 14 miljoen SEK in 2007 en 6 miljoen SEK in 2008, Op basis van hun invloed als eigenaars en vertegenwoordigers van de rederijen in mede-eigendom en de bedrijven die de vissersvaartuigen bezaten, en van de uit de vangsten ontvangen betalingen, zijn [Or. 5] Ahlström en Kjellberg aansprakelijk voor alles wat in die periode is gevist, Ahlström ook doordat hij door zijn onderhandelingen aan het strafbaar feit op landelijk niveau heeft bijgedragen en Kjellberg door zijn tijdelijke dienst als bevelvoerder op de NORDIC IV. Het feit is ernstig daar het systematisch over een lange periode is gepleegd, een activiteit van bijzonder wijde omvang en vangsten van significante waarde meebracht. 5 Het Openbaar Ministerie baseert zich op de 24, 40, eerste alinea, en 40 a van de fiskelag (1993:787) (visserijwet) alsook op hoofdstuk 3, 1, en hoofdstuk 4, 3, van de Fiskeriverkets föreskrifter om resurstillträde och kontroll på fiskets område (FIFS 2004:25) (voorschriften van het Fiskeriverk inzake toegang tot en controle van de visserij). 6 Als alternatieve rechtsgrondslag voor de vervolging baseerde het Openbaar Ministerie zich op de 40, tweede alinea, en 40 a fiskelag (1993:787), artikel 3 van verordening (EG) nr. 1281/2005 van de Commissie van 3 augustus 2005 betreffende het beheer van de visserijvergunningen en de minimuminformatie welke deze moeten bevatten, en artikel 22, lid 1, sub a, van verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk

AHLSTRÖM M.FL. visserijbeleid juncto artikel 6 van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko. [Vordering van het Openbaar Ministerie tot verbeurdverklaring van de niet-toegelaten visvangst] 7 Het Openbaar Ministerie eist ook verbeurdverklaring van de niet-toegelaten visserij ter waarde van 20 miljoen SEK in totaal hoofdelijk van Ahlström, Kjellberg, Fiskeri Aktiebolaget Ganthi en Fiskeri Aktiebolaget Nordic. Het Openbaar Ministerie betoogde dat de twee bedrijven volgens het vaartuigenregister eigenaar waren van de vaartuigen voor een deel van de periode van het strafbaar feit en dat de opbrengst van de vangst naar de twee bedrijven ging. Het Openbaar Ministerie baseert zijn vordering op 45 van de fiskelag (1993:787) [Or. 6] Standpunt van verweerders over de vervolging 8 Ahlström en Kjellberg ontkenden de feiten en betwistten hun aansprakelijkheid ervoor op basis met name van het volgende, voor zover relevant, A. Ahlström en Kjellberg hebben in de relevante periode niet opzettelijk of uit nalatigheid commercieel in de Atlantische Oceaan voor de kust van Marokko gevist. De vaartuigen ALDO en NORDIC IV zijn bij Bareboat Charter gecharterd aan het Marokkaanse bedrijf Atlas Pelagic. Dat bedrijf beschikte over eigen en andere visserijvergunningen van Marokkanen in de Marokkaanse territoriale wateren en heeft in het kader van zijn eigen activiteit de twee vissersvaartuigen gecharterd en zelf gebruikt. Dat vereist geen vergunning van de Zweedse of een Europese overheidsinstantie. B. De bepalingen van de Fiskeriverkets föreskrifter om krav på fartygstillstånd och särskilt fartygstillstånd (voorschriften van het Fiskeriverk inzake het vereiste van vaartuigvergunningen en bijzondere vaartuigvergunningen) zijn niet van toepassing op de door Fiskeri Aktiebolaget Ganthi en Fiskeri Aktiebolaget Nordic in het kader van de chartering verrichte activiteit. C. De door het Openbaar Ministerie aangevoerde Unierechtelijke bepalingen zijn niet geschonden. Artikel 6, lid 1, van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko is hier niet van toepassing. 5

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 25. 10. 2013 ZAAK C-565/13 Betoog van verweerders en van de bedrijven inzake de [vordering van het Openbaar Ministerie tot verbeurdverklaring ter waarde van de niet-toegelaten visserij] 9 [Or. 7] Wettelijke regeling 10 De zaak is aanhangig bij het hovrätt en de vraag rijst welk document is vereist voor communautaire vaartuigen in bepaalde omstandigheden voor visserij in de visserijzones van derde landen. 11 De 19 tot en met 23 van de fiskelag (1993:787) machtigden de regering of de door de regering aangewezen overheidsinstantie namelijk het toenmalige Fiskeriverk tot vaststelling van de visserijvoorschriften. Volgens 24 van die wet zijn de op basis van de 19 tot en met 23 vastgestelde bepalingen ook van toepassing op de Zweedse zeevisserij buiten de Zweedse economische zone in internationale wateren en in andere wateren waar wordt gevist op basis van internationale overeenkomsten. Volgens 40, eerste alinea, van de fiskelag is wie opzettelijk of uit nalatigheid de op basis van de 19, 20, eerste alinea, of 21 tot en met 23 vastgestelde bepalingen schendt, strafbaar met geldboete of gevangenisstraf tot een jaar. Volgens 40, tweede alinea, geldt dezelfde straf voor wie opzettelijk of uit grove nalatigheid de regelingen van de Europese Unie inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, met inbegrip met name van niet-toegelaten visserij, schendt. 40a van de fiskelag bepaalt met name dat indien een schending krachtens 40 wordt beschouwd als grove nalatigheid, een gevangenisstraf tot twee jaar geldt. 12 In de relevante periode waren de Fiskeriverkets föreskrifter om resurstillträde och kontroll på fiskets område (FIFS 2004:25) van toepassing. Volgens hoofdstuk 1, 1 betreft de werkingssfeer van deze bepalingen met name verordening (EG) nr. 3317/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake machtiging tot het verrichten van visserijactiviteiten in de wateren van een derde land in het kader van een visserijovereenkomst. 1 13 [Or. 8] Hoofdstuk 3, 1, van de voorschriften luidt: Vaartuigen van 5 m lang en meer kunnen pas na machtiging door het Fiskeriverk worden gebruikt voor commerciële zeevisserij. 14 [Or. 8] In de relevante tijd luidden de relevante delen van de bepalingen als volgt: Hoofdstuk 4: Aanvullend document voor het vaartuig enz. Vissen in het kader van de EG-visserijovereenkomst met derde landen 1 PB L 350, blz. 13. 6

AHLSTRÖM M.FL. 1 Een verzoek om een visserijvergunning in derde landen en een visdocument krachtens de visserijovereenkomst in de zin van verordening (EG) nr. 3317/94 moet worden ingediend bij het Fiskeriverk. Het visdocument wordt verleend door toevoeging van het vaartuig aan de basislijst. 2 De voorwaarden voor het document krachtens 1 zijn de volgende. 1. Binnenkomst in de zone van een derde land wordt aan de bevoegde instantie in dat land gemeld via Stockholm Radio met opgave van de op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers, de naam en de roepletters. Bij verlaten van de zone wordt vertrek via hetzelfde radiostation gemeld. 2. Slechts het aantal vaartuigen met speciaal door het Fiskeriverk verleende document mag tegelijk de zone van derde landen aandoen. 3. De overige bepalingen moeten worden nageleefd zoals de instanties van het derde land bepalen 4. Het Fiskeriverk kan andere voorwaarden vaststellen. Vissen op basis van individuele visserijovereenkomsten in de wateren van derde landen of op de quota van andere landen en in de internationale wateren buiten de viszone of economische zone 3 Een Zweeds vissersvaartuig met een vaartuigdocument voor de wateren van een derde land in andere dan de in 1 bedoelde omstandigheden mag op de quota van andere landen en in de internationale wateren buiten de viszone of economische zone slechts vissen na verkrijging van een bijzonder document van het Fiskeriverk. 15 [Or. 9] Verordening (EG) nr. 3317/94 stelt algemene bepalingen vast voor de machtiging voor visserijactiviteiten door communautaire vissersvaartuigen in de wateren van een derde land krachtens een visserijovereenkomst tussen de Gemeenschap en dat land, waar dergelijke activiteiten worden onderworpen aan het vereiste van een visserijvergunning van het derde land. 2 Volgens artikel 1, lid 2, van de verordening mogen alleen communautaire vissersvaartuigen in het bezit van een geldig visdocument hun visserijactiviteiten in de wateren van een derde land uit hoofde van een tussen de Gemeenschap en dat derde land gesloten visserijovereenkomst daadwerkelijk uitoefenen. Volgens artikel 3 van de verordening zorgt de lidstaat van de vlag overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde bepalingen voor de afgifte en het beheer van de visdocumenten voor vissersvaartuigen die onder zijn vlag varen. 2 Zie artikel 1, lid 1. 7

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 25. 10. 2013 ZAAK C-565/13 16 Verordening (EG) nr. 2371/2002 3 stelt met name de voorwaarden voor toegang tot de wateren en de visbestanden vast. Volgens artikel 22, lid 1, zijn activiteiten binnen het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid verboden, tenzij aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Een van deze voorwaarden is dat een vissersvaartuig zijn vergunning en, in voorkomend geval, zijn machtigingen tot vissen aan boord heeft. 17 Volgens artikel 3 van verordening (EG) nr. 1281/2005 4 mag een communautair vissersvaartuig slechts voor de commerciële exploitatie van levende aquatische hulpbronnen worden gebruikt indien het een geldige visserijvergunning aan boord heeft. Volgens artikel 4 wordt de visserijvergunning door de vlaggenlidstaat in overeenstemming met deze verordening afgegeven, beheerd en ingetrokken. 18 [Or. 10] Tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko geldt een partnerschapsovereenkomst inzake visserij (hierna: overeenkomst ). 5 De overeenkomst is op 28 februari 2007 in werking getreden. 6 Artikel 6, leden 1 en 2, van de overeenkomst luidt: 8 1. De communautaire vaartuigen mogen slechts visserijactiviteiten in de Marokkaanse viszones uitoefenen indien zij daarvoor een visserijvergunning hebben gekregen in het kader van deze overeenkomst. Communautaire vaartuigen mogen uitsluitend de visserij uitoefenen indien daarvoor door de bevoegde autoriteiten van Marokko, op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap, een vergunning is afgegeven. 2. Voor categorieën van visserij die niet geregeld zijn in het vigerende protocol mogen door de Marokkaanse autoriteiten vergunningen aan communautaire vaartuigen worden verleend. Niettemin blijft, mede in het kader van de bij deze overeenkomst ingestelde partnerschapsgeest, de verlening van die vergunningen afhankelijk van een gunstig advies van de Europese Commissie. De procedure voor het verkrijgen van een visserijvergunning voor een vaartuig, de toepasselijke bedragen en de wijze van betaling door de reder worden in onderlinge overeenstemming bepaald. 19 Doel van de overeenkomst is volgens artikel 1 ervan de beginselen, regels en procedures vast te stellen betreffende met name: a) samenwerking om een verantwoorde visserij in de Marokkaanse visserijzones in te voeren en de Marokkaanse visserijsector te ontwikkelen, 3 PB L 358, blz. 59. 4 PB L 203, blz. 3. 5 Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko (PB 2006, L 141, blz. 4), goedgekeurd bij verordening (EG) nr. 764/2006 van de Raad van 22 mei 2006 betreffende de sluiting van een Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko (PB L 141, blz. 1). 6 Zie PB 2007, L 78, blz. 31.

AHLSTRÖM M.FL. b) de voorwaarden voor de toegang van de communautaire vissersvaartuigen tot de Marokkaanse visserijzones, c) toezicht op de visserij in de Marokkaanse visserijzones die tot doel hebben illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visvangst te bestrijden, d) partnerschappen tussen bedrijven met het oog op de wederzijds bevorderlijke ontwikkeling van de economische activiteiten in de visserijsector en van daarmee verband houdende activiteiten. [Or. 11] Behoefte aan een prejudiciële beslissing 20 In de zaak is de vraag gerezen of artikel 6, lid 1, van de overeenkomst kan worden beschouwd als een exclusiviteitsbepaling. Dat is het standpunt van het Openbaar Ministerie in deze zaak. Volgens verweerders verbiedt deze bepaling het Koninkrijk Marokko niet uitdrukkelijk particuliere vergunningen toe te kennen aan Marokkaanse marktdeelnemers die het recht geven om te vissen op Marokkaanse quota met gebruikmaking van communautaire vaartuigen. 21 Volgens artikel 6, lid 2, van de overeenkomst kunnen de Marokkaanse autoriteiten communautaire vaartuigen vergunningen verlenen voor categorieën van visserij die niet geregeld zijn in het vigerende protocol. Dergelijke vergunningen moeten eerst worden goedgekeurd door de Europese Commissie. Deze schijnbaar eenvoudige uitdrukkelijke uitzondering in de overeenkomst juncto de bewoordingen van artikel 6, lid 1, kunnen worden aangehaald om aan te tonen dat deze laatste bepaling exclusief lijkt. De vraag is evenwel of, in het bijzonder gelet op het doel van de overeenkomst, een andere uitlegging kan in die zin dat de communautaire vaartuigen mogen vissen in de wateren van derde landen op basis van een door een bevoegde instantie van het derde land afgegeven particuliere vergunning. 22 Volgens de rechtsleer kan niet duidelijk de conclusie worden getrokken dat een bepaling als artikel 6, lid 1, van de overeenkomst exclusiviteit in het leven roept. Gesteld is dat de bepaling ruimte laat voor de uitlegging dat een communautair vaartuig op basis van een door een derde land verleende particuliere vergunning kan vissen. In dit opzicht is gesteld dat indien het doel van de relevante bepaling was dat communautaire vaartuigen niet zouden mogen vissen op basis van particuliere vergunningen van derde landen, uit de onderhandelingen een duidelijker opgestelde bepaling was gekomen. 7 7 Robin Churchill & David Owen, The EC Common Fisheries Policy, Oxford EC Law Library, Oxford University Press, 2010, blz. 353 e.v. 9

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 25. 10. 2013 ZAAK C-565/13 23 Ten slotte is gesteld dat de bevoegde Marokkaanse instanties de visserij door de twee vissersvaartuigen beschouwden als verenigbaar met de overeenkomst en derhalve het vereiste visdocument gaven. 24 [Or. 12] Derhalve is het volgens het hovrätt onduidelijk of het Unierecht en de relevante overeenkomst alle visvangst door communautaire vaartuigen zonder visdocument van de Europese Gemeenschap of van de lidstaten ervan in Marokkaanse wateren verbieden. Het hovrätt acht het derhalve noodzakelijk te verzoeken om een prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie over de volgende uitleggingsvragen. Verzoek om een prejudiciële beslissing 25 Eerste vraag: Is artikel 6, lid 1, van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko exclusief in die zin dat uitgesloten is dat communautaire vaartuigen visserijactiviteiten in de Marokkaanse visserijzones mogen verrichten op basis van uitsluitend door de bevoegde Marokkaanse instanties aan Marokkaanse houders van visquota verleende vergunningen? 26 Tweede vraag: Is artikel 6, lid 1, van de partnerschapsovereenkomst exclusief in die zin dat uitgesloten is dat communautaire vaartuigen worden verhuurd aan Marokkaanse bedrijven bij Bareboat Charter (volgens de standaardformule Barecon 2001 BIMCO Standard Bareboat Charter) voor bevissing van de Marokkaanse visserijzones op basis van uitsluitend door de bevoegde Marokkaanse instanties aan Marokkaanse houders van visquota verleende vergunningen? 27 Derde vraag: Luidt het antwoord op de tweede vraag anders ingeval de verhuurder ook vaardigheden in de vorm van beheer en bemanning van de vissersvaartuigen en technische ondersteuning aan het Marokkaanse bedrijf geeft? 28 Vierde vraag: Machtigt de partnerschapsovereenkomst het Koninkrijk Marokko om ten zuiden van 29 N buiten de overeenkomst zijn eigen nationale industriële [Or. 13] pelagische visserijactiviteiten te ontwikkelen en te verrichten? Zo ja, machtigt de overeenkomst het Koninkrijk Marokko om voor zijn nationale visserij communautaire vissersvaartuigen zonder document van de Europese Gemeenschap in te huren of er rechtstreeks vergunningen aan te verlenen? [ondertekening] Bijlagen Kopieën van de relevante documenten in de zaak met inbegrip van de beslissing in eerste aanleg. Kopieën van de nationale verordeningen en bepalingen waarnaar deze documenten verwijzen. 10